Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000R1042

Verordening (EG) nr. 1042/2000 van de Commissie van 18 mei 2000 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2342/1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van de premieregelingen in de sector rundvlees

PB L 118 van 19.5.2000, p. 4–5 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2004

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2000/1042/oj

32000R1042

Verordening (EG) nr. 1042/2000 van de Commissie van 18 mei 2000 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2342/1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van de premieregelingen in de sector rundvlees

Publicatieblad Nr. L 118 van 19/05/2000 blz. 0004 - 0005


Verordening (EG) nr. 1042/2000 van de Commissie

van 18 mei 2000

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2342/1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van de premieregelingen in de sector rundvlees

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees(1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 907/2000 van de Commissie(2), en met name op artikel 4, lid 8, artikel 6, lid 7, artikel 11, lid 5, artikel 12, lid 3, en artikel 50, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In het geval van de bij het slachten verleende speciale premie en van de slachtpremie is de termijn voor de slacht, de verzending of de uitvoer die respectievelijk in artikel 9, lid 1, en artikel 37, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2342/1999 van de Commissie van 28 oktober 1999 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees met betrekking tot de premieregelingen(3), is vastgesteld op minder dan één maand na het verstrijken van de aanhoudperiode, te kort gebleken, met name om te kunnen voldoen aan bepaalde bij uitvoer geldende veterinaire voorwaarden. Het is bijgevolg dienstig in dit geval een langere termijn toe te staan. Bovendien moet deze bepaling billijkheidshalve op verzoek van de producent vanaf de invoering van de nieuwe premieregeling worden toegepast.

(2) Wat de woordkeuze betreft, blijkt dat in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad van 28 december 1992 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten(4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 749/2000 van de Commissie(5), en in artikel 16, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten(6), het woord "beschikbaar" wordt gebruikt wanneer het gaat over de individuele referentiehoeveelheid melk. In de artikelen 17 en 31 van Verordening (EG) nr. 2342/1999 worden echter met betrekking tot hetzelfde begrip respectievelijk het woord "toegekend" en het woord "toegewezen" gebruikt. Om redenen van juridische eenduidigheid moeten om een zelfde begrip aan te duiden steeds dezelfde termen worden gebruikt. Het is dus opportuun ook de redactie van de betrokken passages aan te passen met ingang van de invoering van de nieuwe premieregeling.

(3) Als gevolg van de in artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 opgenomen regel dat in een aanvraag voor de zoogkoeienpremie ten hoogste 20 % vaarzen mogen voorkomen, kan het gebeuren dat voor aanvragen van kleine producenten een maximum geldt dat kleiner is dan één, zodat deze producenten geen vervangingsvaars in hun aanvraag kunnen opnemen. Volgens overweging 7 van de genoemde verordening heeft die bepaling tot doel het aantal vaarzen te beperken tot de normale vervangingsgraad. In artikel 50 van de genoemde verordening is in dit verband bepaald dat maatregelen kunnen worden vastgesteld om specifieke praktische problemen op te lossen. Bijgevolg moet, om te voorkomen dat de producenten ongelijk worden behandeld, worden bepaald dat voor die kleine producenten wordt toegestaan dat bij premieaanvragen voor minstens twee dieren een vervangingsvaars in aanmerking wordt genomen voor de premie, vanaf de invoering van de nieuwe premieregeling.

(4) Voor de speciale premie en de zoogkoeienpremie kunnen de lidstaten overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2342/1999 perioden en uiterste data voor de indiening van de premieaanvragen vaststellen, en kunnen zij het aantal aanvragen dat een producent per premieregeling en per kalenderjaar mag indienen, beperken. Deze bepaling is vastgesteld om redenen van goed administratief beheer en met het oog op de controle op de premies. Aangezien dezelfde redenen ook voor de slachtpremie gelden, moet deze bepaling ook tot deze premie worden uitgebreid.

(5) De in artikel 16, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 omschreven individuele referentiehoeveelheid voor melk waarvan wordt uitgegaan om, zoals bepaald is in artikel 6, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1254/1999, het aantal koeien dat in een gemengd bestand voor de zoogkoeienpremie in aanmerking komt, te bepalen en om het in artikel 12 van die verordening bedoelde veebezettingsgetal te berekenen, is de referentiehoeveelheid die geacht wordt het beste overeen te stemmen met het werkelijke aantal melkkoeien op het bedrijf, namelijk de op 31 maart, respectievelijk op 1 april beschikbare hoeveelheid, al naargelang de producent deze referentiehoeveelheid vrijgeeft of overneemt. Wanneer de overdracht van een individuele referentiehoeveelheid echter eerst gevolgen zou hebben aan het begin van het volgende melkprijsjaar, namelijk op 1 april, moet derhalve bij de berekening worden uitgegaan van de referentiehoeveelheid op 1 april. In dat geval leidt een strikte toepassing van de bovengenoemde voorschriften tot onoverkomelijke moeilijkheden. Overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 moeten voor dergelijke gevallen bijzondere maatregelen worden vastgesteld om ongelijke behandeling van de producenten te voorkomen. Deze - voor de betrokken lidstaten facultatieve - maatregel zou gelden vanaf 2001 totdat de rechtstreekse betalingen in de zuivelsector daadwerkelijk van toepassing worden, behalve voor producenten die, omdat zij gevestigd zijn in lidstaten die besluiten de maatregel toe te passen vanaf het jaar 2000, reeds om toepassing van de maatregel verzoeken, voor wie de maatregel zou ingaan bij de invoering van de nieuwe premieregelingen.

(6) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2342/1999 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 9, lid 1, eerste zin, wordt vervangen door:"In afwijking van artikel 5 wordt de premie betaald aan de producent die het dier heeft aangehouden gedurende een periode van ten minste twee maanden die minder dan één maand vóór de slacht of verzending of minder dan twee maanden vóór de uitvoer van het dier eindigt.".

2. In artikel 17, lid 1, onder a), en in artikel 31, lid 2, onder a), worden de woorden "aan de producent is toegekend", respectievelijk "aan de producent is toegewezen" vervangen door de woorden "op het bedrijf beschikbaar is"; in artikel 31, lid 3, onder b), worden de woorden "aan de producent toegewezen" vervangen door "op het bedrijf beschikbare".

3. Aan artikel 17 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

"3. Wanneer een premieaanvraag, na aanpassing aan het individuele maximum als bedoeld in artikel 10, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3887/92 van de Commissie van 23 december 1992 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen(7), betrekking heeft op twee tot vijf dieren, kan voor die premieaanvraag één vaars voor de premie in aanmerking komen.".

4. Aan artikel 35, lid 1, wordt aan het einde van de tweede alinea het volgende toegevoegd:"Niettegenstaande de hierboven vastgestelde termijn kunnen de lidstaten perioden en uiterste data voor de indiening van de premieaanvragen vaststellen, alsmede het aantal aanvragen dat een producent per kalenderjaar mag indienen.".

5. Artikel 37, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De premie wordt betaald aan de producent die het dier heeft aangehouden gedurende een periode van ten minste twee maanden die minder dan één maand vóór de slacht of de verzending of minder dan twee maanden vóór de uitvoer van het dier eindigt.".

6. Na artikel 44 wordt het onderstaande artikel 44 bis ingevoegd:

"Artikel 44 bis

Bepaling van de individuele referentiehoeveelheid voor melk

Tot en met 31 december 2004 is (kan een lidstaat besluiten dat), in afwijking van artikel 17, lid 1, onder a), en artikel 31, lid 2, onder a), voor melkveehouders die overeenkomstig artikel 8, onder b), van Verordening (EEG) nr. 3950/92 of overeenkomstig nationale bepalingen ter uitvoering van artikel 7, artikel 8, onder a), d) en e) of artikel 8 bis van die verordening, individuele referentiehoeveelheden met ingang van 31 maart, respectievelijk 1 april geheel of gedeeltelijk vrijgeven, respectievelijk overnemen, de datum die in aanmerking moet worden genomen voor de bepaling van:

- de maximale beschikbare individuele referentiehoeveelheid melk die in aanmerking komt voor de zoogkoeienpremie en van het maximumaantal zoogkoeien, en van

- de toekenning om de extra betalingen per dier voor melkkoeien, en

- het veebezettingsgetal,

1 april (is).".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding. Het bepaalde in

- artikel 1, punt 6, is evenwel van toepassing met ingang van 1 januari 2001, en het bepaalde in

- de punten 1, 2, 3 en 5 en, op verzoek van de producent, en ingeval de betrokken lidstaat tot toepassing ervan heeft besloten, punt 6 van artikel 1, met ingang van 1 januari 2000.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 mei 2000.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21.

(2) PB L 105 van 3.5.2000, blz. 6.

(3) PB L 281 van 4.11.1999, blz. 30.

(4) PB L 405 van 31.12.1992, blz. 1.

(5) PB L 90 van 12.4.2000, blz. 4.

(6) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48.

(7) PB L 391 van 31.12.1992, blz. 36.

Top