EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000D0536

2000/536/EG: Beschikking van de Commissie van 2 juni 1999 betreffende de door Italië aan Seleco SpA verleende overheidssteun (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 1524) (Voor de EER relevante tekst) (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

PB L 227 van 7.9.2000, p. 24–40 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2000/536/oj

32000D0536

2000/536/EG: Beschikking van de Commissie van 2 juni 1999 betreffende de door Italië aan Seleco SpA verleende overheidssteun (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 1524) (Voor de EER relevante tekst) (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

Publicatieblad Nr. L 227 van 07/09/2000 blz. 0024 - 0040


Beschikking van de Commissie

van 2 juni 1999

betreffende de door Italië aan Seleco SpA verleende overheidssteun

(kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 1524)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2000/536/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, inzonderheid op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig voornoemde artikelen in de gelegenheid te hebben gesteld hun opmerkingen kenbaar te maken,

Overwegende hetgeen volgt:

I. PROCEDURE

(1) Bij schrijven van 30 maart 1994 heeft de autonome regio Friuli-Venezia Giulia de Commissie, overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag, in kennis gesteld van de tekst van regionale wet nr. 47/94 betreffende buitengewone financiële steun ten behoeve van het in Pordenone gevestigde Seleco SpA (hierna "Seleco").

(2) Bij brieven van 12 april en 26 juli 1994 heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten om aanvullende informatie verzocht. Italië heeft op deze brieven niet geantwoord. Via krantenberichten vernam de Commissie dat de aangemelde transactie op 6 augustus 1994 had plaatsgevonden voordat zij terzake een beslissing had kunnen nemen. Bijgevolg werd de steunmaatregel geschrapt uit het register van de aangemelde steunmaatregelen en onder nummer NN 92/94 ingeschreven in het register van de niet-aangemelde steun op 18 augustus 1994. De Commissie vernam ook dat Ristrutturazione Elettronica SpA (hierna "REL") gedeeltelijk had afgezien van haar vorderingen op Seleco op grond van een in 1994 gesloten overeenkomst tot dekking van de verliezen over het boekjaar 1993.

(3) Bij ontstentenis van aanvullende inlichtingen van de Italiaanse autoriteiten en gelet op de twijfels over de verenigbaarheid van de betrokken steun met de gemeenschappelijke markt, heeft de Commissie op 27 september 1994 besloten de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden.

(4) Bij schrijven van 10 oktober 1994 werden de Italiaanse autoriteiten in kennis gesteld van de inleiding van de procedure; Italië heeft haar opmerkingen kenbaar gemaakt bij schrijven van 27 maart 1995. De Commissie verzocht, middels bekendmaking van haar schrijven in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(1), belanghebbenden hun opmerkingen kenbaar te maken. Op deze bekendmaking kwam geen enkele reactie vanwege derden.

(5) Bij brieven van respectievelijk 26 oktober 1994, 30 januari 1995, 19 april 1995, 7 juli 1995, 25 augustus 1995 en 19 november 1996 heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten om nadere inlichtingen verzocht. De Italiaanse autoriteiten antwoordden hierop bij brieven die door de Commissie werden ontvangen op 10 november 1994, 31 maart 1995, 27 juni 1995, 19 december 1995, 22 januari 1996, 5 december 1996 en 11 februari 1997. Voorts werd op 22 november 1995 aanvullende toelichtingen verstrekt tijdens een bijeenkomst tussen vertegenwoordigers van de Commissie en de Italiaanse regering.

(6) Toen de Commissie zich opmaakte om de procedure af te sluiten, kwam zij - nog steeds via berichten in de pers - in kennis van andere overheidsmaatregelen ten behoeve van Seleco. Bij schrijven van 19 november 1996 verzocht de Commissie de Italiaanse autoriteiten om nadere inlichtingen betreffende deze maatregelen. De antwoorden van de Italiaanse autoriteiten werden ontvangen op 5 december 1996 en 11 februari 1997. De inlichtingen uit deze brieven hebben de Commissie ertoe aangezet om bij besluit van 3 februari 1998 de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag uit te breiden tot de nieuwe maatregelen.

(7) Op 18 februari 1998 werd het schrijven verzonden waarbij de Italiaanse autoriteiten in kennis werden gesteld van de uitbreiding van de procedure. Italië heeft binnen de vastgestelde termijn geen opmerkingen kenbaar gemaakt over de uitbreiding van de procedure. De Commissie heeft, middels bekendmaking van haar schrijven in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(2), belanghebbenden verzocht hun opmerkingen ten aanzien van de betrokken steun kenbaar te maken. De Commissie heeft in dit verband geen opmerkingen van derden ontvangen.

(8) Bij ontstentenis van verklaringen door de Italiaanse autoriteiten, werd op 15 juli 1998 een herinnering verzonden, waarin erop gewezen werd dat bij uitblijven van een antwoord een bevel tot antwoorden zou uitgaan. Op 30 juli 1998 hebben de Italiaanse autoriteiten om een aanvullende termijn verzocht, welke verviel op 4 september 1998.

(9) Na meerdere formele en informele verzoeken hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie bij schrijven van 21 september 1998 meegedeeld dat het faillissement van Seleco was uitgesproken op 17 april 1997, tien maanden vóór de mededeling dat de procedure was uitgebreid. Toen de Commissie dit vernam, heeft zij de Italiaanse autoriteiten bij schrijven van 29 september 1998 om aanvullende inlichtingen verzocht over de liquidatie van Seleco. Omdat de Commissie op 17 november 1998 slechts gedeeltelijke informatie had ontvangen, heeft zij op 2 december 1998 een beschikking gegeven met het bevel de nog ontbrekende informatie te verstrekken(3). De Commissie ontving het antwoord van de Italiaanse autoriteiten op dat bevel bij schrijven van 18 januari 1999. Bij schrijven van 28 april 1999 werd om verdere verduidelijking verzocht. De Commissie ontving het antwoord van de Italiaanse regering op 21 mei 1999.

II. BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGELEN

II.1. De begunstigde onderneming

(10) Het in Pordenone (Friuli-Venezia Giulia) gevestigde Seleco was actief op de markt van de consumentenelektronica, meer bepaald in drie sectoren: kleurentelevisies, decoders voor versleutelde programma's (sector betaaltelevisie) en producten voor professioneel gebruik (videoprojectoren en monitoren). Zoals andere ondernemingen die in Italië in deze sector actief zijn, heeft Seleco in de voorbije tien jaar regelmatig overheidssteun ontvangen van REL(4).

(11) De activiteiten van het Seleco-concern waren vooral geconcentreerd in Italië met dochterondernemingen op Malta en in Spanje (tot eind 1993), Duitsland en Nederland. Het Seleco-concern zette zijn producten af in de hele Gemeenschap, alsmede in landen van de EER.

(12) Onderstaande tabel bevat de gegevens in verband met omzet van het concern, winst en maatschappelijk kapitaal (vanaf 1993):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(13) De resultaten over 1996 werden niet meegedeeld. De omzet over 1993 was als volgt samengesteld: kleurentelevisies 75 %, decoders 6 % en videoprojectoren 4 %.

(14) Op 17 april 1997 heeft de rechtbank het faillissement van Seleco uitgesproken. Het passief van de onderneming bedroeg circa 154 miljard ITL, met een aandeel van slechts 43 % voor bevoorrechte schuldeisers. Dit vonnis werd de Commissie pas op 21 december 1998 meegedeeld, na talrijke verzoeken om de inlichtingen te krijgen waarom in het kader van de uitbreiding van de procedure was gevraagd.

II.1.1. De herkapitalisering van 1994

(15) Op 31 december 1993 bedroeg het kapitaal van Seleco 54,48 miljard ITL; het was als volgt over Sofin, REL en Friulia SpA (hierna "Friulia") verdeeld:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(16) Sofin SpA was een particuliere onderneming, Friulia een financiële instelling die onder de volledige zeggenschap stond van de regio Friulia-Venezia Giulia en belast was met de economische ontwikkeling van de regio, terwijl REL in 1982 werd opgericht en onder de zeggenschap stond van het ministerie van Industrie, Handel en Ambacht. Deze onderneming werd opgericht met het oog op de reorganisatie van de sector consumentenelektronica door middel van de oprichting van ondernemingen, het verwerven van participaties en financieringen ten behoeve van ondernemingen waarin zij aandelen had.

(17) Voorheen heeft de Commissie zich al moeten uitspreken over de activiteiten van REL. Bij beschikking van 17 januari 1984 had de Commissie de Italiaanse regering immers gevraagd een eind te maken aan de rond REL opgezette regeling voor de herstructurering van de elektronicasector.

(18) Bij besluit van 20 mei 1992(5) eiste de Commissie, bij de afsluiting van de op 16 juli 1991 ingeleide procedure, van de Italiaanse autoriteiten dat REL werd geliquideerd en nam zij nota van de toezegging van de Italiaanse regering om de belangen van REL in de ondernemingen uit deze sector te verkopen aan particuliere aandeelhouders.

(19) Voor het Seleco-concern was het boekjaar 1993 nog moeilijker dan de voorgaande jaren. Het nettoresultaat gaf immers een verlies van 77,5 miljard ITL te zien, hetgeen beduidend hoger lag dan het nettovermogen (60,6 miljard ITL). Volgens de Italiaanse wetgeving moeten de aandeelhouders in een dergelijke situatie kiezen voor de liquidatie van de onderneming of de kapitaalvermindering ter dekking van de verliezen om de onderneming vervolgens te herkapitaliseren indien zij niet wordt geliquideerd. Uit het jaarverslag voor 1993 blijkt dat de aandeelhouders voor de eerste mogelijkheid gekozen hebben: de liquidatie van Seleco (besluit van de raad van bestuur van 1 februari 1994).

(20) De bekendmaking van deze maatregel had evenwel grote onrust veroorzaakt bij de werknemers die het verdere verloop van de liquidatieprocedure hebben belemmerd. Er werden manifestaties georganiseerd die de nationale en lokale overheden ertoe aanzetten om tussenbeide te komen zodat de aandeelhouders hun besluit zouden veranderen. Uit het jaarverslag voor 1993, dat ook betrekking heeft op de gebeurtenissen in de eerste maanden van 1994, blijkt dat na deze interventie van de overheid de aandeelhouders het eens werden over een herkapitalisering van de onderneming, na het dekken van de verliezen. Opgemerkt moet worden dat dit akkoord werd bekrachtigd door een directief van de Italiaanse ministerraad, die nadien aan de onderneming werd meegedeeld.

(21) Krachtens dit akkoord moest REL alle schulden dekken die het maatschappelijk kapitaal overschreden, met inbegrip van het gedeelte dat ten laste had moeten komen van de overige aandeelhouders; daarbij diende zij gedeeltelijk af te zien van de vorderingen die zij op Seleco bezat (16,8 miljard ITL op 82 miljard ITL). REL stemde in met deze gedeeltelijke afstand van vorderingen mits de overige aandeelhouders het maatschappelijk kapitaal van Seleco voor 45 miljard ITL opnieuw zouden volstorten. Daarom bracht, Friulia 13 miljard ITL in en Sofin 19 miljard ITL. Op de resterende 10,5 miljard ITL werd ingetekend door een pool van - grotendeels particuliere - banken, in verhouding tot hun respectieve vorderingen op Seleco (162 miljard ITL of 40 % van de totale schuldenlast).

(22) Het nieuwe kapitaal was dus als volgt verdeeld:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

II.1.2. De herkapitalisering van 1996

(23) Het boekjaar 1994 was voor de onderneming even moeilijk als het voorgaande. Door de vertraging bij de herkapitalisering (eind augustus) viel de productie voor acht weken stil, daalde het aantal werknemers met 336 (van 1424 tot 1088) en gingen vijf dochterondernemingen failliet. De onderneming leed een verlies van 39,2 miljard ITL.

(24) Op het einde van het boekjaar 1995 leed Seleco opnieuw verlies, ten bedrage van 64,2 miljard ITL, hetgeen resulteerde in een verdere vermindering van het maatschappelijk kapitaal (3,9 miljard ITL) tot onder het wettelijke plafond. Deze slechte resultaten dienden te worden toegeschreven aan een nieuwe onderbreking van de productie gedurende 50 dagen en aan de definitieve sluiting van drie failliete dochterondernemingen. Het aantal werknemers kromp tot 821.

(25) Bijgevolg werden de aandeelhouders geconfronteerd met dezelfde situatie als in 1994. Toen zij dus opnieuw moesten kiezen tussen liquidatie of herkapitalisering van de onderneming, besloten zij het maatschappelijk kapitaal opnieuw aan te vullen tot 32,7 miljard ITL, terwijl de nieuwe aandeelhouder, de particuliere onderneming Sorec, het vereiste bedrag van 28,8 miljard ITL inbracht.

(26) In februari 1996 gaf het kapitaal van Seleco dus de volgende structuur te zien:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(27) De maatregel van de nieuwe particuliere aandeelhouder ging gepaard met een aanvullende interventie van REL in juni van datzelfde jaar. Het betrof de afkoop voor 20 miljard ITL van de restschuld van 65,2 miljard ITL die de onderneming tegenover REL had. Deze maatregel leverde Seleco voor 48,5 miljard ITL voorwaardelijke activa op. Ondanks deze beide maatregelen bleef het maatschappelijk kapitaal als gevolg van de opgestapelde verliezen nog steeds onder het wettelijke plafond.

(28) Omdat deze maatregelen niet volstonden om - wettelijk gezien - de activiteiten van de onderneming voort te zetten, waren andere maatregelen nodig; deze vonden plaats in de volgende vorm: i) een obligatielening van 12 miljard ITL die Seleco uitschreef en waarop door een pool van - grotendeels particuliere - banken werd ingeschreven; ii) een door Friulia toegekende converteerbare lening van 12 miljard ITL en iii) de verkoop van de aandelen van Seleco in Multimedia Srl (hierna "Multimedia") voor 20 miljard ITL.

(29) Uit het jaarverslag van 1995, dat ook betrekking heeft op een groot deel van 1996, blijkt dat de situatie van Seleco bijzonder moeilijk bleef, ondanks de herkapitalisering uit februari 1996 en de bijzondere maatregelen waarvan hiervoor sprake was. Het - nog steeds negatieve - nettoresultaat over het boekjaar 1996 werd de Commissie nog niet meegedeeld. Vervolgens heeft de rechtbank op 17 april 1997 het faillissement van Seleco uitgesproken.

II.1.3. De oprichting van Multimedia

(30) Multimedia werd in 1995 met een maatschappelijk kapitaal van 20 miljoen ITL opgericht door de heer Rossignolo, de particuliere referentieaandeelhouder van Seleco. In maart 1996 heeft Seleco, die als hoofdaandeelhouder de particuliere onderneming Sorec had (87,9 % van de aandelen) - met als enige beheerder dezelfde heer Rossignolo -, haar meest rendabele activiteiten (monitoren en videoprojectoren) ondergebracht in Multimedia; daarbij werd 29 miljard ITL aan kapitaal ingebracht en werd Seleco de enige eigenaar van de onderneming. Zodoende werd Multimedia omgevormd tot Seleco Multimedia Srl. Seleco verkocht in juli 1996 - negen maanden vóór haar faillissement - 33,33 % van de aandelen in Seleco Multimedia Srl aan Italtel (een onderneming met voor 50 % overheidskapitaal en 50 % particulier kapitaal) - de enige andere Italiaanse producent van hetzelfde soort producten - en nog eens 33,33 % aan Friulia. De verkoopprijs van elk van deze aandelenpakketten bedroeg 10 miljard ITL. De overige 33,33 % van de aandelen droeg Seleco over aan Finanziaria Elettronica Srl, een schijnvennootschap waarover zij rechtstreeks voor 99 % zeggenschap uitoefent. Het pakket Seleco Multimedia Srl-aandelen (33,33 % van het kapitaal) waarover Seleco via Finanziaria Elettronica Srl zeggenschap uitoefende, werd verkocht aan de particuliere onderneming Formenti SpA tijdens de gerechtelijke verkoop die op 20 december 1997 in het kader van de liquidatie van Seleco plaatsvond.

II.2. De maatregelen waarop de huidige procedure betrekking heeft

(31) De maatregelen waarop de huidige procedure betrekking heeft, zijn de volgende:

- de gedeeltelijke afstand door REL van haar vorderingen op Seleco (16,8 miljard ITL op 82 miljard ITL) in 1994;

- de omzetting in Seleco-aandelen van het krediet van 6 miljard ITL en de inbreng van 7 miljard ITL nieuw kapitaal door Friulia (een overheidsinstelling) in het kader van herkapitalisering in 1994;

- het aandeel van 10,5 miljard ITL dat de pool van - grotendeels particuliere - banken had in de herkapitalisering van Seleco in 1994;

- de transactie waarbij Seleco in juli 1996 haar restschuld van 66 miljard ITL aan REL voldeed tegen de prijs van 20 miljard ITL;

- de converteerbare lening van 12 miljard ITL die Friulia in april 1996 had toegekend voor een periode van vijf jaar en een jaarlijkse rente van 7 %, met als garantie de vier bedrijfsmerken van Seleco (Seleco, Brionvega, Elbe en Tandberg);

- de converteerbare obligatielening van 12 miljard ITL die in 1996 door een pool van - grotendeels particuliere - banken werd toegekend voor de duur van vier jaar en tien maanden, tegen een rente van 5 % per jaar;

- de overname door Friulia en Italtel van een derde van de aandelen van Multimedia tegen 10 miljard ITL per aandelenpakket.

III.1. Twijfels die de Commissie kenbaar maakte bij de inleiding en de uitbreiding van de procedure van artikel 88, lid 2

(32) De Commissie heeft in haar besluit van 27 september 1994 tot inleiding van de procedure twijfel kenbaar gemaakt ten aanzien van zowel de toepassing van het beginsel van de particuliere investeerder op de overheidsmaatregelen als de verenigbaarheid van de betrokken maatregelen met de gemeenschappelijke markt. De redenen die de Commissie ertoe hadden aangezet om de procedure in te leiden, kunnen als volgt worden samengevat.

(33) Wat de maatregelen uit 1994 betreft, merkte de Commissie op dat de Italiaanse regering de toezegging gedaan had dat REL haar belang in Seleco tegen 20 december 1995 zou verkopen aan particuliere aandeelhouders, overeenkomstig het besluit van 20 mei 1992. De Commissie constateerde dat de herkapitalisering ertoe geleid had dat één overheidsaandeelhouder (REL) vervangen werd door een andere (Friulia). Uit de beschikbare informatie kon de Commissie niet opmaken of Friulia en de overheidsbanken zich vóór 20 december 1995 uit het maatschappelijk kapitaal van Seleco hadden teruggetrokken. Bovendien wees de Commissie erop dat zij in hetzelfde besluit van 20 mei 1992 had verklaard - in beginsel - een negatief standpunt in te nemen ten aanzien van elke andere toekomstige interventie in een sector die gedurende een zo lange tijd was gesteund. Het feit dat REL gedeeltelijk afstand gedaan heeft van haar vorderingen op Seleco, komt neer op de toekenning van nieuwe steun door deze laatste, aangezien het daardoor de facto mogelijk werd de herkapitalisering van Seleco door Friulia, Sofin en de banken door te voeren.

(34) Gezien het tijdelijke karakter van de participatie van Friulia en de banken, had de Commissie twijfels ten aanzien van zowel de rendabiliteit van de investering als de naleving van de communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden(6).

(35) Bij de uitbreiding van de procedure op 3 februari 1998 had de Commissie niet alleen vragen over de juistheid van de gekozen percentages voor de afkoop door Seleco van haar restschuld tegenover REL, maar ook over de door Friulia toegekende converteerbare lening. Bij de eerste transactie waren de Italiaanse autoriteiten immers van oordeel dat een rente van 19 % precies in overeenstemming was met de hoge economische risico's die verbonden waren aan de bedrijfseconomische toestand van de onderneming - Seleco -, terwijl zij voor de tweede transactie aanvoerden dat een rente van 7 % overeenstemde met de marktrente voor een onderneming in de situatie van Seleco.

(36) Ook had de Commissie bij de uitbreiding van de procedure twijfels of het beginsel van de particuliere investeerder wel was nageleefd bij de verwerving door Friulia en Italtel van twee aandelenpakketten van Multimedia.

III.2. Het standpunt van de Italiaanse autoriteiten

(37) Wat betreft de 16 miljard ITL (op een totaal van 82 miljard ITL aan vorderingen) waarvoor REL afzag van de eis tot terugbetaling, voeren de Italiaanse autoriteiten aan dat deze transactie voldoet aan het criterium van de particuliere investeerder die onder normale marktvoorwaarden actief is.

(38) Krachtens het besluit van de Commissie van 20 mei 1992 moest REL zich immers terugtrekken uit het maatschappelijk kapitaal van Seleco. Bovendien diende REL, die sinds 9 december 1992 in liquidatie was, volgens de Italiaanse wetgeving slechts haar eigen schulden te voldoen en te proberen zoveel mogelijk te recupereren van de vorderingen die zij op andere ondernemingen uit de elektronicasector bezat. Door de bijzonder ongunstige resultaten over 1993 had REL - net zoals trouwens alle andere aandeelhouders - de keuze het faillissement van Seleco uit te lokken of juist de voortzetting van de onderneming te verzekeren. Gelet op het voormelde besluit van de Commissie kon zij niet deelnemen aan de herkapitalisering, maar alleen aan het dekken van de verliezen van Seleco over het boekjaar 1993, door afstand te doen van een deel van haar vorderingen. Deze oplossing bood haar de mogelijkheid zoveel mogelijk van haar vorderingen te recupereren.

(39) Voorts deed REL - volgens de Italiaanse autoriteiten - geen afstand van haar vorderingen zonder een compensatie voor de andere aandeelhouders, die immers hadden toegezegd in te schrijven op de herkapitalisering ten bedrage van 45 miljard ITL en vervolgens de resterende schulden (65,2 miljard ITL) aan REL terug te betalen.

(40) Het aandeel van Friulia in de herkapitalisering van Seleco in 1994 bedroeg 13 miljard ITL, waarvan 6 miljard ITL afkomstig was van de omzetting in aandelen van een krediet voor hetzelfde bedrag en 7 miljard ITL van ingebracht kapitaal. Ter rechtvaardiging van deze transactie wijzen de Italiaanse autoriteiten op het risico dat het niet mogelijk zou zijn de lening volledig te recupereren indien Seleco failliet zou gaan. Friulia had bij een externe consulent (Peat Marwick) een studie besteld om de rendabiliteit van de investering en de economische ontwikkeling van Seleco gedurende de periode 1994-1998 na te gaan. Op grond van de gegevens waarover Friulia beschikte, kwam zij tot de slotsom dat de situatie van de onderneming geleidelijk verbeterde dankzij het herstructureringsplan dat de particuliere aandeelhouder had uitgewerkt voor de periode 1993-1996. Bijgevolg beweren de Italiaanse autoriteiten dat Friulia zich gedragen heeft als een particuliere investeerder en benadrukken zij ook dat de particuliere aandeelhouder van Seleco (Sofin) bereid was opnieuw in de onderneming te investeren, omdat hij overtuigd was van de economisch-financiële rendabiliteit van de onderneming.

(41) Aan de herkapitalisering van Seleco nam voor 10,5 miljard ITL ook een pool van - grotendeels particuliere - banken deel, die - zoals de Italiaanse autoriteiten bevestigen - overtuigd waren van het financieel-economische rendement van de onderneming op korte termijn.

(42) Als garantie voor de door Friulia op 19 april 1996 toegestane converteerbare lening van 12 miljard ITL, met een jaarlijkse rente van 7 %, dienden de vier bedrijfsmerken van Seleco (Seleco, Brionvega, Elbe en Tandberg). De Italiaanse autoriteiten beweren dat de toekenning van deze lening volledig gerechtvaardigd was omdat een pool van - grotendeels particuliere - banken ten behoeve van Seleco voor hetzelfde bedrag had ingeschreven op een converteerbare obligatielening met een rente van 5 %.

(43) Het feit dat Seleco in juni 1996 haar restschuld van 66 miljard ITL voor 20 miljard ITL van REL afkocht, is volgens de Italiaanse autoriteiten gerechtvaardigd omdat een actualiseringspercentage van 19 % werd toegepast. Dit percentage is de som van een basispercentage van 13-14 %, dat overeenstemt met het percentage dat de banken toentertijd toepasten voor hypotheekleningen voor onroerend goed en voor financieringen op middellange termijn met een passende waarborg, en van een spread van 5-7 % waarmee de moeilijkheden van het Seleco-concern en de markten waarop het actief was, in aanmerking werden genomen.

(44) Wat betreft het besluit van Italtel om 33,33 % van de aandelen van Multimedia te verwerven, verklaren de Italiaanse autoriteiten dat dit besluit niet kon worden genomen zonder de expliciete toestemming van de particuliere aandeelhouder van deze onderneming (Siemens AG).

(45) De Italiaanse autoriteiten deelden mee dat Sorec, dat - na de herkapitalisering van 1996 - 87 % van de Seleco-aandelen in handen heeft, een particuliere onderneming is. Deze onderneming verkeert sinds 28 juli 1997 in vrijwillige liquidatie.

(46) De mislukking van het herstructureringsplan voor 1993-1996 zou - onder meer - te wijten zijn aan de slechte situatie van de markt voor consumentenelektronica waarop de onderneming actief was.

(47) Seleco zou Multimedia in de eerste plaats hebben opgericht om zich te verbinden met Italtel, de enige andere Italiaanse producent van hetzelfde soort producten (videoprojectoren, monitoren en decoders), om zodoende te kunnen profiteren van het samenbrengen van de technische knowhow en de afnemers die Seleco op die markt had. Voorts stelde de verkoop van Multimedia-aandelen Seleco in staat de nodige liquide middelen te verwerven voor het dekken van de verliezen uit 1995.

(48) Begin 1997 ging Seleco failliet. Haar schulden beliepen circa 154 miljard ITL, waarvan slechts 43 % voor bevoorrechte schuldeisers. Vóór eind 1998 vond ten bedrage van 40 miljard ITL een eerste, gedeeltelijke verdeling van de activa plaats. De verdeling was als volgt: 28,2 miljard ITL voor de werknemers, 8,5 miljard ITL en 1 miljard ITL aan rente voor de overheidsbank Medio Credito en 1,1 miljard ITL voor de particuliere Banca Antoniana, alle bevoorrechte schuldeisers.

(49) Ten slotte heeft de curator van het faillissement beroep tot nietigverklaring ingesteld tegen de transactie waarbij Seleco haar restschuld van 65,2 miljard ITL voor 20 miljard ITL van REL afkocht. De rechter annuleerde het bevoorrechte karakter van de 13 miljard ITL aan schulden van Seleco bij Friulia. Friulia heeft een schadevergoeding van 1 miljard ITL ontvangen ter compensatie voor het verlies van het onderpand, bestaande uit de vier bedrijfsmerken van Seleco die als garantie waren gegeven.

IV. BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGELEN

(50) Overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het Verdrag en artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst zijn, behoudens de afwijkingen waarin voorzien is, steunmaatregelen van de staten die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(51) Om de hierna uiteen te zetten redenen is de Commissie van oordeel dat een deel van de maatregelen waarop de onderhavige procedure betrekking heeft, overheidssteun vormt die onverenigbaar is met artikel 87, lid 1, van het Verdrag en artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst. Het betreft immers met overheidsmiddelen bekostigde maatregelen die de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen omdat zij een economisch voordeel inhouden waarvan de overige producenten niet hebben kunnen profiteren. Door dit voordeel kon de begunstigde onderneming kunstmatig op de markt overleven zonder een relevant deel van de vereiste financiële kosten te dragen. De betrokken maatregelen beïnvloeden het intracommunautaire handelsverkeer aangezien de begunstigde onderneming in meerdere lidstaten dochterondernemingen had en haar productie ook bestemd was voor andere landen binnen de EER.

(52) Na jaren van groei begon de Europese sector consumentenelektronica in 1992 te krimpen. De consumptie daalde met 4 miljard ECU en de productie met 2,5 miljard ECU. Het aantal werknemers was veel sterker afgenomen dan in de be- en verwerkende nijverheid, maar de stijging van de arbeidskosten was verhoudingsgewijs groter dan de productiviteitsstijging (plus 44 % per eenheid tegen een productiviteitsstijging van 33 %)(7).

(53) De economische recessie leidde tot een groeivertraging, sterkere concurrentie en een gevoelige prijsdaling. Daardoor onstonden er overschotten op de markt omdat de prijsdaling de verkoop van elektronische producten sterk gestimuleerd had. Volgens "Panorama of EU Industry" kon de vraag in 1994 worden opgesplitst in twee segmenten: het bovenste of het onderste. Succes werd voor het eerste segment vooral bepaald door prijs, klantenservice en kwaliteit van de distributie; voor het tweede segment waren dat vooral de verbetering van het commerciële imago en de uitbreiding van het distributienet tot supermarkten.

(54) In 1993 kromp de Italiaanse markt voor consumentenelektronica voor het tweede jaar op een rij (-11,6 % van de verkoop uitgedrukt in waarde)(8). Deze daling was te wijten aan dezelfde oorzaken die geleid hadden tot de Europese daling, maar de afkalving van de prijzen was nog sneller gegaan dan in de overige lidstaten. Op de Italiaanse markt investeerden de concurrenten van Seleco veel meer in reclame en onderzoek en ontwikkeling, terwijl enkele van hen (Thomson, Grundig en Blaupunkt) zelfs nieuwe producten op de markt brachten. De distributie vond in hoofdzaak plaats via kleine winkels, maar - zoals elders in Europa - begonnen de supermarkten het belangrijkste verkoopnet te worden.

(55) Volgens "Panorama of EU Industry" - editie 1994, waren de verwachtingen voor de volgende jaren (1994-1997) nog veel slechter. Op korte termijn spitsten de ondernemingen zich toe op lagere prijzen, een rationalisering van de productie, verbetering van de kwaliteit van bestaande producten en uitbrengen van nieuwe producten. Op lange termijn bestond de succesvolle strategie erin de krachten toe te spitsen op de sector onderzoek en ontwikkeling.

(56) De prognoses voor de Italiaanse markt lagen in dezelfde lijn. Uit "Euromonitor" van februari 1994 blijkt dat de Italiaanse economie bleef krimpen en dat de economische recessie zich gedurende 1994 liet gevoelen. In de Italiaanse sector televisies lagen, nog steeds volgens "Euromonitor" van februari 1994, de groeiprognoses in de volgende grootteorde:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(57) De betrokken steun werd niet verleend op grond van een door de Commissie goedgekeurde regeling en werd - in strijd met artikel 88, lid 3, van het Verdrag - toegekend zonder voorafgaande aanmelding. Bijgevolg gaat het om onrechtmatige steun. Hetzelfde geldt voor de 13 miljard ITL die Friulia inbracht bij de herkapitalisering van Seleco in 1994; weliswaar werd deze maatregel aangemeld, maar toch werd hij ten uitvoer gelegd vooraleer de Commissie zich er over had kunnen uitspreken.

(58) Omdat het gaat om de overdracht van overheidsmiddelen moet de Commissie nagaan of de overheidsinstanties zich al dan niet gedragen hebben als een particuliere investeerder die onder normale omstandigheden actief is in een markteconomie.

(59) Volgens de communautaire richtsnoeren inzake kapitaalinbreng door de overheid(9) is er geen sprake van overheidssteun bij het inbrengen van nieuw kapitaal in ondernemingen, indien die inbreng plaatsvindt in omstandigheden welke aanvaardbaar zouden zijn voor een particuliere investeerder die volgens de in een markteconomie normale gebruiken handelt (punt 3.2). Overeenkomstig dit beginsel kan dankzij een onderzoek naar de financiële situatie van de onderneming en haar rendementsvooruitzichten op termijn worden vastgesteld of de overheidsmaatregel al dan niet overheidssteun vormt.

IV.1. De gedeeltelijke afstand van vorderingen door REL in 1994

(60) In 1994 deed REL gedeeltelijk afstand van haar vorderingen op Seleco (16,8 miljard ITL op 82 miljard ITL) om het voortbestaan van de onderneming mogelijk te maken. Volgens de Italiaanse autoriteiten handhaafde REL zodoende het grootste deel van haar vorderingen, die zij nadien had kunnen recupereren zodra de financiële situatie van Seleco verbeterd was.

(61) De Commissie constateert evenwel dat, zoals blijkt uit de balans van de onderneming voor het boekjaar 1993, de aandeelhouders van Seleco - waarvan REL de belangrijkste was - begin 1994 besloten hadden de onderneming te liquideren gezien de zeer slechte financiële resultaten voor genoemd boekjaar. De verliezen bedroegen immers anderhalfmaal het maatschappelijk kapitaal. Het besluit om Seleco te liquideren was - nog steeds volgens deze balansgegevens - niet ten uitvoer gelegd na acties van de werknemers en de aanhoudende en intensieve druk van de overheid, inzonderheid vanwege de diensten van de minister-president, met als doel de aandeelhouders ertoe overhalen terug te komen op hun besluit. Als gevolg van deze interventie hebben de aandeelhouders - in strijd met hun eerdere besluit - een nieuwe herkapitalisering van Seleco doorgevoerd en heeft REL de verliezen van de onderneming gedekt door voor een deel van haar vorderingen op Seleco af te zien (16,8 miljard ITL op 82 miljard ITL).

(62) Bijgevolg kan de Commissie het niet eens zijn met de stelling van de Italiaanse autoriteiten als zou REL - net als iedere andere particuliere schuldeiser - hebben gehandeld om de liquidatie van Seleco te vermijden teneinde het grootste deel van haar vorderingen veilig te stellen. Zelfs indien volgens de Italiaanse regelgeving terzake de aandeelhouders de liquidatie konden vermijden en de onderneming konden herkapitaliseren door de verliezen te dekken, dan nog is het overduidelijk dat zonder interventie van de Italiaanse politiek en zonder aanhoudende en sterke druk van REL de overige aandeelhouders niet opnieuw hadden geïnvesteerd in een onderneming die, zelfs al ontving zij gedurende tien jaar overheidssteun, in heel die periode negatieve resultaten behaalde (de uiterste lage winstcijfers over de boekjaren 1991 en 1992 niet te na gesproken). Het besluit dat alle aandeelhouders - waaronder REL, de toenmalige referentieaandeelhouder (59 %) - in 1994 namen om de onderneming te liquideren, kan alleen worden verklaard door de overtuiging van deze - die het best geplaatst waren om zich uit te spreken over de reële situatie van hun onderneming - dat het voortbestaan van Seleco voor hen veel duurder zou uitvallen dan de definitieve liquidatie en dat de onderneming in ieder geval niet rendabel was op lange termijn. Meer bepaald moest de liquidatie van de onderneming ervoor zorgen dat REL - die zich als aandeelhouder vanaf het boekjaar 1994 uit het kapitaal van de onderneming zou hebben teruggetrokken en toentertijd de grootste schuldeiser van Seleco was - het grootste deel van haar vorderingen kon recupereren.

(63) Uit het voorgaande moet dus worden geconcludeerd dat de transacties van REL - zowel de transactie uit 1994, die in strijd met haar aanvankelijke bedoelingen werd doorgevoerd en bestond in een gedeeltelijke afstand van haar vorderingen (16,8 miljard ITL op 82 miljard ITL), als die uit 1996, waarbij de restschuld van 65,2 miljard ITL schuld werd afgekocht voor 20 miljard ITL - slechts het rechtstreekse gevolg zijn van de interventie van politieke autoriteiten, die tot elke prijs de liquidatie van Seleco wilden voorkomen. In deze omstandigheden staat het feit dat REL in 1994 ermee instemde afstand te doen van 16,8 miljard ITL aan vorderingen en tot 2015 te wachten om het resterende bedrag te recupereren, gelijk met het afstand doen van de volledige vordering (82 miljard ITL) en bijgevolg met steun ter hoogte van dit laatste bedrag. Het optreden van REL strookt dus niet alleen niet met het beginsel van de particuliere investeerder, maar bovendien moet het, overeenkomstig de communautaire richtsnoeren inzake kapitaalinbreng door de overheid (punt 3.3), a priori als overheidssteun worden aangemerkt, aangezien de financiële positie van de onderneming en de omvang van de schuldenlast zodanig zijn dat de overige investeerders van Seleco (particulieren en overheid) niet bereid waren om opnieuw in Seleco te investeren. Het besluit van de overige investeerders (37 % particulieren) om de onderneming te herkapitaliseren zodra REL de verliezen had gedekt, terwijl ook zij deze verplichting hadden, doet geen afbreuk aan de voormelde conclusies(10). De Commissie is van oordeel dat de herkapitalisering van Seleco in 1994 niet had plaatsgevonden zonder de voorafgaande toezegging van REL om alle verliezen te dekken door een gedeeltelijke afstand van haar vorderingen op de onderneming. Een en ander staat gelijk met een volledige afstand van deze vorderingen, omdat een nakende liquidatie van de onderneming bijzonder waarschijnlijk was; deze liquidatie vond drie jaar nadien ook daadwerkelijk plaats. De gegrondheid van het standpunt van de Commissie op dit punt wordt alleen maar bevestigd door het feit dat REL nadien - in 1996 - geprobeerd heeft een deel van de resterende vorderingen te recupereren (20 miljard ITL op 65,2 miljard ITL), een transactie waartegen de curator van het faillissement het beroep tot nietigverklaring heeft ingesteld zoals bedoeld in artikel 67 van decreet (R.D.) nr. 267 van 16 maart 1942(11) (hierna "de faillissementswet"), ook al had REL bij het bereiken van de overeenkomst de insolvente situatie van Seleco moeten kennen.

IV.2. De omzetting van een krediet in Seleco-aandelen en de kapitaalinbreng door Friulia uit 1994

(64) In het kader van de in 1994 doorgevoerde herkapitalisering van Seleco zette Friulia een krediet van 6 miljard ITL met een looptijd van vijf jaar en een rente van 9,55 % om in aandelen en bracht zij nog eens 7 miljard ITL in. Door deze maatregelen werd zij aandeelhouder van Seleco met een aandeel van 28,8 % in het maatschappelijk kapitaal, tegenover 3,7 % voordien. De Italiaanse autoriteiten hebben dit optreden verdedigd door een beroep te doen op het beginsel van de particuliere investeerder. Met haar optreden wilde Friulia de terugbetaling veilig stellen van haar krediet dat - in tegenstelling tot dat van REL - voor 3 miljard ITL gegarandeerd werd door de (particuliere) bank Friuladria, die op haar beurt voor 2 miljard ITL aan garanties van Seleco ontvangen had. Daarnaast was Friulia, op basis van haar ervaringen met het door een onafhankelijk deskundige in 1993-1996 doorgevoerde herstructureringsplan, overtuigd van het rendement op haar investering. De Italiaanse autoriteiten voeren dus aan dat het optreden van Friulia coherent was, aangezien de particuliere aandeelhouder bereid was om 19 miljard ITL in Seleco te investeren.

(65) De Commissie is van oordeel dat haar bevindingen dat, de gedeeltelijke afstand door REL van haar vorderingen op Seleco overheidssteun inhoudt, ook gelden voor de maatregelen vanwege Friulia. Friulia was een van de aandeelhouders van Seleco die - volgens het jaarverslag over 1993 - besloten hadden de onderneming te liquideren. Daarnaast was Friulia ook schuldeiser van Seleco, maar - in tegenstelling tot REL - was het grootste deel van haar vorderingen (ongeveer één tiende van die van REL) gedekt door garanties. Bij een liquidatie zou het door Friulia gerecupereerde deel van haar vorderingen proportioneel hoger zijn dan dat van REL. Bijgevolg kan de Commissie het niet eens zijn met de stelling van het veiligstellen van een bestaande vordering.

(66) Zoals bij de inleiding van de procedure verklaard is, had de participatie van Friulia een tijdelijk karakter. Bovendien was de prijs voor de door Friulia gekochte aandelen afgesproken met Sofin en stond deze - volgens de Italiaanse autoriteiten - los van de waardefluctuaties of het aantal door Friulia af te nemen aandelen. De overeengekomen vergoeding stemde overeen met de door Friulia betaalde aankoopprijs, geactualiseerd tegen 75 % van het gemiddelde referentiepercentage van het ministerie van de Schatkist, vermeerderd met 1 %. Overeenkomstig punt 3.3 van de voormelde communautaire richtsnoeren inzake kapitaalinbreng door de overheid is a priori sprake van overheidssteun in het geval van een tijdelijke participatie door de overheid, waarvan de duur en de prijs van overdracht vooraf vastgesteld zijn, zodat het voor de kapitaalverstrekker resulterende rendement aanzienlijk kleiner is dan de vergoeding die hij terecht had mogen verwachten van een belegging voor een vergelijkbare termijn op de kapitaalmarkt. In het kader van de onderhavige procedure hebben de Italiaanse autoriteiten nooit beweerd noch aangetoond dat de vergoeding voor de participatie door Friulia hoger dan of gelijk was aan die welke zij had kunnen verwachten door voor eenzelfde termijn op de kapitaalmarkt te investeren. Bijgevolg vormde deze participatie overheidssteun.

IV.2.1. Beoordeling door de Commissie van de door Friulia bestelde studie en het herstructureringsplan voor Seleco voor de periode 1993-1996

(67) De Commissie is van mening dat zij reeds heeft aangetoond dat de deelneming van Friulia in de herkapitalisering van Seleco in 1994 niet strookt met de logica van een particuliere investeerder. Toch moet ook de stelling van de Italiaanse autoriteiten worden onderzocht als was Friulia - net zoals iedere particuliere investeerder - overtuigd van het rendement van haar investering. Deze onderneming had immers een studie besteld over het herstructureringsplan van Seleco en had besloten aan de herkapitalisering deel te nemen op basis van de beoordeling die zij van de levensvatbaarheid van de onderneming had gemaakt.

(68) Het herstructureringsplan voor 1993-1996 is het tweede sinds het begin van de jaren negentig. In het eerste plan, dat de periode 1990-1993 besloeg, werd ervan uitgegaan dat in 1993 opnieuw een aanzienlijke winst zou worden geboekt. Uitgaande van een herkapitalisering van 45 miljard ITL, voorziet dit tweede plan in het herstel van de winstgevendheid vanaf 1995, dus nadat de resterende herstructureringskosten in het boekjaar 1994 zijn afbetaald. Dit plan omvatte de volgende krachtlijnen: concentratie van het productieproces, kostenvermindering, reorganisatie en inkrimping van het personeelsbestand, en investeringen in onderzoek en ontwikkeling. In het algemeen voorzag het plan in een productiedaling met 20 % voor kleurentelevisies en een productiestijging met 75 % voor decoders (af te zetten op andere Europese markten) en met 33 % voor monitoren en videoprojectoren (af te zetten op markten buiten Europa, onder meer de Verenigde Staten en China). Voorts zou het aantal werknemers in de vestiging te Pordenone volgens het plan met 267 afnemen.

(69) Op verzoek van Friulia werd dit herstructureringsplan onderzocht door een onafhankelijk deskundige (KPMG Peat Marwick Corporate Finance); deze kwam tot de bevinding dat het herstructureringsplan van Seleco veel te ambitieus was, zowel door de situatie van de onderneming als door de hypothesen waarop het gebaseerd was.

(70) In de betrokken studie wordt er voorts op gewezen dat de commerciële, economische en financiële structuren van Seleco belangrijke structurele zwakheden vertonen. In de eerste plaats was de personeelsstructuur niet aangepast voor een zo arbeidsintensieve sector, omdat het kader te uitgebreid was ten opzichte van de arbeiders en dit vooral als gevolg van de complexe structuur van het concern (tien actieve dochterondernemingen en zes in liquidatie).

(71) De onderneming slaagde er niet in haar O & O-initiatieven concreet uit te werken, terwijl dit in deze sector juist van fundamenteel belang is om het voortbestaan van de activiteiten te verzekeren. Zo slaagde de onderneming er sinds twee jaar bijvoorbeeld niet in nieuwe frames voor televisietoestellen te bouwen, terwijl dit productonderdeel juist geregeld moet worden vernieuwd. In de studie wordt onderstreept dat Seleco geen enkele strategie had ontwikkeld voor het ontwerpen en op de markt brengen van nieuwe producten. Bovendien was de onderneming voor de basiscomponenten van haar producten volledig afhankelijk van andere grote producenten uit de sector, hetgeen haar bloot stelde aan fluctuaties in de productie en op financieel gebied.

(72) In de studie werd gewezen op de grote rol van REL bij de financiering van het concern, vooral in de periode 1991-1993 (52 resp. 42 % van de financiële positie afhankelijk van kredieten van REL). De financiering door REL werd gekenmerkt door een uiterst lage kostprijs, die ver onder het gangbare markttarief lag. Bijgevolg kan de vraag gesteld worden wat de consequenties geweest waren indien REL zich, zoals verwacht, niet langer zou engageren tegenover Seleco en in hoeverre de onderneming in staat zou zijn voor haar financiële behoeften een beroep te doen op de kapitaalmarkt.

(73) In de uitgangshypothesen van het plan werd geen rekening gehouden met de zwakke punten van het concern. In de eerste plaats voorzag het plan in een verlaging van de productiekosten, hetgeen een verlaging van de arbeidskosten vooronderstelde. In de studie wordt onderstreept dat Seleco eind 1993 de arbeidskosten had verlaagd door een beroep te doen op het stelsel van de technische werkloosheid ("de Cassa integrazione guadagni"). Volgens het plan zou ook in de toekomst deze de strategie worden gevolgd (arbeidsherverdeling via zogenaamde "contratti di solidarietà)". Dergelijke prognoses waren niet realistisch omdat Seleco ervan uitging dat deze contracten op nationaal niveau werden gesloten, hetgeen volgens de studie een hoogst onwaarschijnlijke hypothese was.

(74) De strategie van het concern was gericht op een verbetering van het imago van de onderneming, dat was verslechterd als gevolg van de slechte resultaten in de voorgaande jaren. Deze investeringen waren van strategisch belang, omdat de overschakeling naar distributie via supermarkten niet had kunnen zorgen voor een beter productimago bij de consument. De consumenten hadden steeds hun waardering laten blijken voor de goede klantenservice die zij via distributie in speciaalzaken hadden gekregen. In de studie wordt beklemtoond dat enorme reclame-investeringen vereist waren, zonder dat er overigens directe resultaten van te verwachten waren.

(75) Het welslagen van het plan was dus vooral gebaseerd op de omvang van de aangewende financiële middelen en op externe factoren waarop de onderneming geen vat had, zoals de sterke onderhandelingsmacht van supermarkten en het gebruik van "contratti di solidarietà".

(76) Concluderend, werd in de studie het volgende verklaard:

- prognoses voor een aanzienlijke inkrimping van de omzet, gecompenseerd door een prijsstijging met 8 % vanaf de tweede helft van 1994, waren ongegrond;

- Seleco beschikte niet over de middelen om haar product op de markt te brengen als een technologisch kwaliteitsproduct;

- in de hypothese van de prijsstijging werd geen rekening gehouden met de onderhandelingsmacht van supermarkten, en bijgevolg met een verkleining van de winstmarge van Seleco, hetgeen altijd al een zwak punt van de onderneming was geweest. Doordat Seleco qua prijzen gepositioneerd was in de middenmoot van de markt, kon zij zich nooit profileren via haar marges (te hoge prijzen) of haar afzetvolume (ontoereikend marktaandeel);

- de ontwikkeling van de enige daadwerkelijk rendabele sector binnen Seleco (producten voor professioneel gebruik), waarvoor in 1995 gerekend werd met een groei van 21 %, dreigde te worden afgeremd door de financiële crisis van het concern.

(77) De Commissie constateert dat de strategie van Seleco niet was aangepast aan de situatie van de onderneming. De onderneming had zich in 1994 moeten positioneren aan een van de twee uitersten van het productenassortiment (bovenaan of onderaan) en had het distributienet moeten kiezen dat voor dit product het meest geschikt was. Als producent van producten uit de onderste of middencategorie wilde Seleco echter in de supermarkten concurreren met producten uit het topsegment. Dit beantwoordde aan geen enkele commerciële logica, aangezien haar producten zich niet differentieerden van die van concurrenten en slechts met moeite de aandacht van de consument hadden kunnen trekken omdat zij niet goed tot hun recht konden komen, zoals in speciaalzaken.

(78) De strategie van Seleco was gebaseerd op onjuiste uitgangspunten inzake prijsevolutie. Alle studies - ook die welke Friulia besteld had - zijn het erover eens dat een dergelijke groei onmogelijk is en wijzen er integendeel op dat de prijzen zouden zijn blijven dalen tot het jaareinde om nadien opnieuw te stijgen tot een peil dat iets onder dat van het plan zou liggen (2 %). Om, zoals in het plan voorzien was, de resterende kosten van de herstructurering tijdens het boekjaar 1994 af te kunnen schrijven, zou een spectaculaire omzetstijging nodig zijn geweest, hetgeen onwaarschijnlijk was gelet op de ervaring uit het verleden, de vooruitzichten voor Seleco en de markt waarop zij actief was.

(79) Uit het bovenstaande blijkt ook dat, zelfs indien Seleco over de middelen beschikte om de doelstellingen uit het plan te bereiken, dit veel meer tijd in beslag zou nemen dan voorzien was. Gelet op de resultaatprognoses zouden de aandeelhouders bovendien aanvullende middelen moeten inbrengen. Geen enkel element wijst erop (en de Italiaanse autoriteiten hebben dit evenmin aangevoerd) dat Seleco over de middelen beschikte die nodig waren om te voorzien in haar voortbestaan tijdens de tenuitvoerlegging van het plan. Ook de door Friulia bestelde studie spreekt zich over dit punt niet uit.

(80) Hetzelfde kan ook gezegd worden voor de meegedeelde balansprognoses, aangezien het bedrijfsplan gebaseerd was op niet-realistische uitgangspunten en onaangepaste strategieën.

(81) Volgens de Commissie was de door Friulia bestelde studie adequaat en redelijk en heeft de deskundige, op basis van het herstructureringsplan en de marktsituatie en marktvooruitzichten, de passende conclusies getrokken ten aanzien van de rendabiliteit van de onderneming. De Commissie constateert dat de juistheid van deze studie wordt bevestigd door de beoordeling die zij zelf heeft gemaakt.

(82) De ontwikkeling van de onderneming in de twee daaropvolgende jaren bevestigt deze beoordeling. Meer dan de helft van de door Seleco geproduceerde kleurentelevisies en decoders bleef onverkocht, terwijl de enige groeisector die van de monitoren en de videoprojectoren was.

(83) Op basis van dit alles komt de Commissie tot de conclusie dat Friulia van haar investering geen rendement kon verwachten dat aanvaardbaar zou zijn voor een particuliere investeerder die volgens de in een markteconomie normale gebruiken handelt. Bijgevolg is de 13 miljard ITL die Friulia in het maatschappelijk kapitaal van Seleco inbracht, voor het volledige bedrag overheidssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag.

IV.3. De maatregelen van de overheidsbanken in 1994

(84) Een pool van - grotendeels particuliere - banken had voor 10,5 miljard ITL bijgedragen aan de herkapitalisering van Seleco. In het protocol van overeenkomst tussen deze banken en de vroegere aandeelhouders van Seleco wordt duidelijk bevestigd dat deze maatregel van de banken een zuiver complementair karakter heeft. De banken hadden er namelijk mee ingestemd te participeren in het maatschappelijk kapitaal van Seleco nadat zij van de vroegere aandeelhouders van Seleco (REL, Sofin en Friulia) de vaste toezegging hadden gekregen dat de verliezen uit het voorgaande boekjaar werden gedekt door REL en dat de andere aandeelhouders 35 miljard ITL zouden inbrengen. Zij hebben er ook mee ingestemd - in verhouding tot hun uitstaande vorderingen - opnieuw te onderhandelen over de schulden van Seleco.

(85) Aangezien de diverse - overheids- en particuliere - banken op een kapitaalverhoging hebben ingeschreven in verhouding tot hun vorderingen op Seleco (162 miljard ITL aan kredieten, of circa 40 % van de totale schuldenlast van de onderneming per 31 december 1993), komt de Commissie tot de conclusie dat hun optreden onvermijdelijk was en het veiligstellen van hun vorderingen ten doel had. Bijgevolg dient te worden geconcludeerd dat de maatregelen van de banken niet vallen onder de toepassing van artikel 87, lid 1, van het Verdrag.

IV.4. De afkoop in 1996 van de restschuld tegenover REL

(86) In 1996 had Seleco haar restschuld van 65,2 miljard ITL van REL afgekocht voor 20 miljard ITL.

(87) Wordt deze transactie onderzocht op haar intrinsieke kenmerken, dan zou kunnen worden geconcludeerd dat het voordeel dat Seleco behaalde, overeenstemt met het verschil tussen het voor de actualisering van de vorderingen gekozen percentage van 19 % (dat, zoals bij de uitbreiding van de procedure werd verklaard, het risico tweemaal in aanmerking neemt) en het percentage dat een particuliere investeerder zou kiezen (dus het reële marktpercentage verhoogd met een redelijke risicopremie). In ieder geval is de Commissie, om de in punt IV.1 uiteengezette redenen, van oordeel dat deze tweede transactie gewoon de voortzetting in de tijd is van de eerste en evenzeer onverenigbaar is met het beginsel van de particuliere investeerder.

(88) In ieder geval constateert de Commissie dat de vervaldatum (2015) van de resterende schuld (65,2 miljard ITL) en de periode waarin deze schuld werd afgekocht - tien maanden vóór het faillissement van Seleco - de curatoren ertoe aanzette (op basis van artikel 67 van de faillissementswet) beroep tot nietigverklaring in te stellen tegen deze transactie, omdat zij ervan overtuigd zijn dat REL - tot 1994 aandeelhouder van Seleco - in 1996 wel degelijk op de hoogte moest zijn van de insolventie van de onderneming.

(89) Op grond van de overwegingen uit punt IV.1 moeten bijgevolg alle vorderingen van REL op Seleco (die niet gerecupereerd werden of waarover nog een rechtszaak aanhangig is) worden aangemerkt als overheidssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag.

IV.5. De door Friulia in 1996 toegekende converteerbare lening

(90) Het betreft hier een lening voor 12 miljard ITL met een looptijd van vijf jaar en een rente van 7 %. Vier bedrijfsmerken van Seleco werden als garantie aan Friulia gegeven. De Italiaanse autoriteiten voeren aan dat Friulia zich gedroeg als een particuliere investeerder aangezien een pool van - grotendeels particuliere - banken aan Seleco een obligatielening van 12 miljard ITL toestond tegen een rente van 5 % - vermoedelijk in datzelfde jaar, ook al hebben de Italiaanse autoriteiten nooit meegedeeld wanneer deze maatregel van de banken plaatsvond.

(91) De Commissie is van oordeel dat een vergelijking tussen het optreden van Friulia en dat van de banken niet pertinent is. Om te beginnen hadden de banken die de Seleco-obligaties afnamen - in tegenstelling tot de regionale ontwikkelingsmaatschappij - voor 20,5 miljard ITL aan vorderingen op deze onderneming; daarvan was slechts een klein deel gedekt door garanties. Friulia daarentegen had geen enkele vordering op Seleco. Voorts gaat het om verschillende soorten leningen (de Italiaanse autoriteiten hebben nooit het tegendeel aangetoond): wat de banken betreft, gaat het om een obligatielening, terwijl bij Friulia sprake is van een converteerbare lening. In dit verband merkt de Commissie op dat, volgens de Italiaanse wetgeving, bij de liquidatie van een failliete onderneming de vorderingen in verband met een obligatielening worden voldaan vóór de andere ongedekte vorderingen. Daarnaast zouden, zelfs indien Friulia garanties voor haar lening had gekregen, deze garanties door de rechtbank zijn geannuleerd omdat - overeenkomstig artikel 67 van de faillissementswetgeving - kon worden aangetoond dat Friulia één jaar vóór het faillissement van Seleco op de hoogte was van de insolventie van de onderneming. In tegenstelling tot Friulia was het optreden van de banken gericht op het veiligstellen van hun vorderingen, en omdat de maatregelen van de overheid (REL en Friulia) een veel hoger bedrag (60,5 miljard ITL tegenover 12 miljard ITL) betroffen.

(92) Bovendien heeft de Commissie twijfels of het wel om passende garanties ging. Zoals uit de door Friulia in 1994 bestelde studie blijkt (zie punt IV.2.1), was het imago van Seleco in de laatste jaren zozeer aangetast dat alleen aanzienlijke reclame-investeringen dit imago op lange termijn hadden kunnen verbeteren. Dat de bedrijfsmerken van Seleco vanaf dat tijdstip weinig marktwaarde hadden, wordt bevestigd door de verkoopprijs van drie van deze merken (Elbe uitgezonderd) op het tijdstip dat de activiteiten van de geliquideerde onderneming werden overgenomen: iets meer dan 1 miljard ITL. Bijgevolg constateert de Commissie dat, ook al kan zij haar conclusies niet baseren op analyses a posteriori, de reële waarde van deze merken beduidend lager lijkt te liggen dan het geleende bedrag van 12 miljard ITL, zelfs al was de boekwaarde aanzienlijk hoger. Bijgevolg diende bij het bepalen van de rentevoet niet alleen met de precaire situatie van Seleco rekening te worden gehouden (risicopremie), maar ook met het feit dat de reële door de onderneming verstrekte garanties ontoereikend waren.

(93) Bovendien merkt de Commissie op dat, volgens de door de Italiaanse autoriteiten zelf verstrekte inlichtingen, het toen gangbare markttarief voor een lening zoals die van Friulia schommelde tussen 13 en 14 %. Ter rechtvaardiging van het actualiseringspercentage dat in 1996 gehanteerd werd bij de afkoop door Seleco van haar restschuld bij REL, hebben de Italiaanse autoriteiten immers verklaard dat het percentage van 19 % bestond uit een basispercentage van 13-14 %, dat in 1996 werd toegepast voor financieringen op middellange termijn met een passende waarborg, en een risicopremie van 5-7 % waarbij de situatie van de onderneming in aanmerking werd genomen. De Commissie concludeert derhalve dat het door Friulia toegepaste percentage niet beantwoordt aan het markttarief.

(94) Voorts wijst de Commissie erop dat Friulia zich niet gedragen heeft als een particuliere investeerder. Zoals duidelijk blijkt uit het annuleren van de garantie door de rechtbank, was Friulia, toen de lening werd toegekend en gelet op de financiële toestand van Seleco, perfect op de hoogte van het feit dat haar investering nooit zou renderen. Bovendien constateert de Commissie dat Friulia - als aandeelhouder van Seleco - bij de toekenning van deze lening wel degelijk moest weten dat de enige rendabele activiteiten van Seleco reeds één maand voordien waren overgeheveld naar Multimedia. Daarnaast kocht Friulia - drie maanden na de toekenning van deze lening - eenderde van de aandelen van deze laatste.

(95) Een en ander betekent dat een particuliere investeerder nooit de betrokken lening had toegekend en dat bijgevolg het volledige bedrag van 12 miljard ITL overheidssteun vormt in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag.

IV.6. De door een bankenpool in 1996 toegekende obligatielening

(96) In 1996 heeft een pool van - grotendeels (71 %) particuliere - banken een converteerbare obligatielening toegekend, tegen een rente van 5 %. Aangezien het in hoofdzaak om particuliere banken gaat waarvan het optreden buiten de toepassing van artikel 87, lid 1, van het Verdrag valt en de overheidsbanken, die in de minderheid waren, dezelfde voorwaarden hebben gehanteerd als de particuliere banken in deze pool, dient te worden geconcludeerd dat de maatregel van de banken niet onder de toepassing van artikel 87, lid 1, van het Verdrag valt. Voorts constateert de Commissie dat de banken uit deze pool ten tijde van het faillissement voor 20,5 miljard ITL aan vorderingen op Seleco hadden; bijgevolg moet worden toegegeven dat hun optreden onder dwang gebeurde en het veiligstellen van deze vorderingen tot hoofddoel had.

IV.7. De investering van Friulia en Italtel in Multimedia

(97) Gezien de omstandigheden waarin Multimedia werd opgericht, houden de investeringen van Italtel (dat van haar particuliere aandeelhouder - Siemens - de toestemming moest krijgen om dit belang in Multimedia te verwerven) en van Friulia op zich geen overheidssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag in. Het betreft immers de participatie in een onderneming die actief was in een bijzonder dynamische en, zoals uit punt II.1.3 blijkt, veelbelovende sector.

V. VERENIGBAARHEID VAN DE STEUN MET DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT

(98) De steun die in 1994 en 1996 door REL en Friulia werd toegekend, kan niet als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden aangemerkt op grond van de afwijkingen waarvan sprake in artikel 87, lid 2, van het Verdrag, omdat het niet gaat om steunmaatregelen van sociale aard aan individuele verbruikers, noch om steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen. Evenmin komt deze steun in aanmerking voor de afwijking uit artikel 87, lid 2, onder c), of de afwijkingen uit artikel 87, lid 3, onder a), b) en d), van het Verdrag. De begunstigde onderneming is immers niet gevestigd in een steungebied in de zin van artikel 87, lid 3, onder a) of c); evenmin is de steun bestemd voor het bevorderen van de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang, het opheffen van een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat of het bevorderen van de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed.

(99) Bijgevolg moet de Commissie zich in haar onderzoek beperken tot de vraag of deze steun in aanmerking komt voor de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder c), en inzonderheid of hij kan worden aangemerkt als reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden. Gezien de economische situatie van de onderneming, moet Seleco immers worden beschouwd als een onderneming in moeilijkheden.

(100) Wil de Commissie herstructureringssteun kunnen goedkeuren, dan moet worden aangetoond dat de begunstigde onderneming een onderneming in moeilijkheden is die voldoet aan de criteria uit de communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (zie overweging 34). Bovendien moet het herstructureringsplan voldoen aan de algemene voorwaarden uit punt 3.2.2 van de kaderregeling. In de eerste plaats dient de Commissie zich ervan te vergewissen dat Seleco in 1994 concrete vooruitzichten had op het herstel van het financieel-economische rendement en dat het herstructureringsplan gebaseerd was op realistische uitgangspunten. Voorts moet de Commissie nagaan of de steun niet leidt tot concurrentiedistorsie en of hij in verhouding staat tot de kosten en baten van de herstructurering.

(101) Volgens de kaderregeling wordt onder onderneming in moeilijkheden verstaan een onderneming die niet in staat is uit de moeilijkheden te komen, noch met eigen middelen, noch door het nodige kapitaal te verkrijgen van de aandeelhouders. Een dergelijke onderneming staat financieel zwak, over het algemeen door slechte bedrijfsresultaten in het verleden en sombere toekomstperspectieven. Zij wordt gekenmerkt door een verminderende rendabiliteit of toenemend verlies, een dalende omzet en een stijgende schuldenlast. Zoals blijkt uit punt II, moet Seleco worden aangemerkt als een onderneming in moeilijkheden in de zin van de terzake geldende kaderregeling.

(102) Om de in punt IV.2.2 uiteengezette redenen is de Commissie van oordeel dat het herstructureringsplan voor Seleco gebaseerd was op niet-realistische uitgangspunten en een onaangepaste strategie en onsamenhangend was wat betreft de positionering van de onderneming. De prognoses over de toekomstige exploitatievoorwaarden waren grotendeels gebaseerd op externe factoren, waarop de onderneming geen vat had. Ook al was Seleco actief in bepaalde groeisectoren (producten voor professioneel gebruik en videorecorders), toch concentreerde zij haar inspanningen op het enige marktsegment dat verzadigd was, dat van de kleurentelevisies.

(103) Aangezien in het geval van Seleco niet voldaan is aan het criterium van het herstel van financieel-economische rendabiliteit - een van de vereisten uit de kaderregeling - hoeft niet onderzocht te worden of voldaan is aan de overige criteria. Toch wil de Commissie in dit verband het volgende opmerken.

(104) Wil herstructureringssteun verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt, dan moeten maatregelen worden genomen om de nadelige gevolgen van de steun voor concurrenten zoveel mogelijk te compenseren. Seleco heeft echter gedurende ruim tien jaar overheidssteun ontvangen, zonder dat de situatie van de onderneming beduidend is verbeterd. Deze afhankelijkheid van overheidssteun had de Commissie er trouwens toe aangezet de Italiaanse autoriteiten te waarschuwen voor de toekenning van verdere overheidssteun aan de onderneming. In haar besluit van 20 mei 1992 had de Commissie de Italiaanse autoriteiten immers gewaarschuwd dat ten aanzien van iedere nieuwe steun een negatieve beschikking zou worden gegeven. Bijgevolg werd aan dit criterium niet voldaan.

(105) Het bedrag en de intensiteit van de steun moeten, volgens de kaderregeling, beperkt blijven tot hetgeen strikt noodzakelijk is om de herstructurering ten uitvoer te leggen en in verhouding staan tot de baten die daarvan op communautair niveau kunnen worden verwacht. Derhalve wordt van de begunstigden doorgaans verwacht dat zij met eigen middelen of via externe financiering een belangrijke bijdrage leveren aan het herstructureringsplan. In deze zaak bedroeg het aandeel van de overheid in de herkapitalisering van 1994 49 % tegenover 51 % voor de particuliere sector. Zonder de inbreng van de overheid had de particuliere aandeelhouder niet ingestemd met een nieuwe herkapitalisering van de onderneming, aangezien de aandeelhouders al besloten hadden dat de liquidatie van Seleco de beste oplossing was.

(106) Na de mislukking van het herstructureringsplan - die te verwachten viel om de redenen waarvan sprake is in punt IV.2 - konden alleen nieuwe kapitaalinjecties de onderneming in bedrijf houden. Deze kapitaalinjecties vonden in 1996 plaats naar aanleiding van de tweede herkapitalisering en de financiële sanering van de onderneming. In dit geval bedroeg de aanvullende inbreng van de particuliere sector 30,8 miljard ITL en die van de overheid 60,5 miljard ITL. Na de twee herkapitaliseringen (in 1994 en in 1996) was de inbreng van overheidsmiddelen in Seleco gestegen tot 55,4 %, terwijl de particuliere middelen 44,6 % bedroegen.

(107) De Commissie moet dan ook concluderen dat, ook al werden bij de eerste transactie vooral middelen door particuliere investeerders ingebracht, hier alleen sprake is van een theoretisch hoofdaandeel. Immers, om de redenen uit de punten IV.1 en IV.2, komt de wijze waarop REL haar 82 miljard ITL aan vorderingen op Seleco heeft gerecupereerd, erop neer dat al in 1994 nagenoeg volledig afstand gedaan werd van de vorderingen voor dit bedrag. Dat de overheid in 1994 de facto het grootste deel op zich nam, wordt bevestigd door het feit dat, zoals uiteengezet werd in punt II.1.1, alle Seleco-aandeelhouders - overheid en particulieren - toentertijd de onderneming wilden liquideren en dat deze oplossing alleen vermeden werd door een tussenkomst vanwege de Italiaanse autoriteiten. Bovendien bevestigt de ontwikkeling van de onderneming in 1994 (verlies van 41,6 miljard ITL) en 1995 (verlies van 64,2 miljard ITL) van dat de liquidatie van de onderneming in 1994 de enig valabele oplossing was. Bij de tweede herkapitalisering/herfinanciering bedroeg de inbreng van de overheid 60 % van alle geïnvesteerde middelen. Bijgevolg constateert de Commissie dat noch bij de eerste noch bij de tweede herkapitalisering voldaan werd aan het evenredigheidsbeginsel.

(108) Met het herstructureringsplan voor de periode 1993-1996 kon, om de redenen vermeld in punt IV.2.1, het concurrentievermogen niet binnen een redelijk tijdsbestek worden hersteld, op grond van realistische veronderstellingen inzake de voorwaarden waaronder de onderneming in de toekomst zal functioneren. Wat de herkapitalisering/herfinanciering van 1996 betreft, merkt de Commissie op dat de Italiaanse autoriteiten geen enkel herstructureringsplan hebben meegedeeld waardoor deze tweede transactie had kunnen worden goedgekeurd.

(109) Gelet op het voorgaande concludeert de Commissie dat de criteria uit de communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden niet in acht werden genomen. Aangezien de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder c), dus niet kan worden toegepast, moet de steun als onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden aangemerkt.

VI. CONCLUSIES

(110) Italië heeft de omzetting van een krediet van 6 miljard ITL in aandelen en de inbreng door Friulia van 7 miljard ITL aan nieuw kapitaal in Seleco, welke op 30 maart 1994 waren aangemeld, ten uitvoer gelegd vooraleer de Commissie zich daarover had uitgesproken. Bovendien constateert de Commissie dat de overige steunmaatregelen ten uitvoer werden gelegd in strijd met artikel 88, lid 3, van het Verdrag.

Het betreft meer bepaald de volgende steunmaatregelen:

- de gedeeltelijke afstand door REL van 16,8 miljard ITL op 82 miljard ITL vorderingen in 1994 en de instemming met de afkoop in 1996 van de restschuld van 65,2 miljard ITL voor 20 miljard ITL;

- de in 1996 door Friulia toegekende converteerbare lening van 12 miljard ITL tegen een jaarrente van 7 %, met vier bedrijfsmerken van Seleco als onderpand.

(111) Deze steunmaatregelen zijn bijgevolg onrechtmatig. Om de reeds vermelde redenen zijn deze maatregelen ook onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt omdat zij niet in aanmerking komen voor een van de afwijkingen uit artikel 87, leden 2 en 3, van het Verdrag.

(112) Wanneer de Commissie constateert dat onwettig verleende steun op grond van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, verlangt zij van de lidstaat dat deze de steun van de begunstigde onderneming terugvordert, zoals het Hof van Justitie heeft bevestigd in de arresten van 12 juli 1973 in zaak 70/72 (Commissie/Duitsland)(12) van 24 februari 1987 in zaak 310/85 (Deufil/Commissie)(13) en van 20 september 1990 in zaak C-5/89 (Commissie/Duitsland)(14).

(113) Bijgevolg moeten de Italiaanse autoriteiten de nodige maatregelen nemen om de economische toestand te herstellen waarin de onderneming zich zou bevinden indien zij de onverenigbare steun niet had ontvangen. De Italiaanse autoriteiten moeten dus overgaan tot terugvordering van de onrechtmatige en onverenigbare steun waarbij de rente verschuldigd is vanaf de datum waarop de steun werd verleend aan de begunstigde onderneming - Seleco die thans geliquideerd wordt - tot het tijdstip dat de steun daadwerkelijk is terugbetaald. Met het oog op een correcte tenuitvoerlegging van de beschikking van de Commissie dient de lidstaat zich te gedragen als een particuliere schuldeiser (en minstens dezelfde ijver aan de dag te leggen als bij het terugvorderen van zijn eigen vorderingen, zoals schulden bij de fiscus of de sociale zekerheid) en onverwijld de steun doen terugbetalen, door gebruikmaking van alle beschikbare juridische middelen, met inbegrip van de confiscatie van de activa van de onderneming en, zo nodig, wanneer de onderneming niet in staat is tot terugbetaling, de liquidatie ervan. Met de opbrengst van de verkoop van activa kunnen de diverse schuldeisers - waaronder de lidstaat - worden vergoed, zelfs indien zou blijken dat deze opbrengst niet volstaat om alle schulden van de onderneming te dekken, en de steun dus ook niet integraal kan worden terugbetaald. In dat geval blijft de liquidatie van de onderneming belangrijk vanuit mededingingsoogpunt omdat het marktaandeel van de geliquideerde onderneming vrijkomt en ter beschikking gesteld wordt van de schuldeisers, die zo ook de mogelijkheid krijgen de activa te verwerven en deze doeltreffender te benutten.

(114) Er zijn evenwel omstandigheden waarin deze operatie kan worden tegengewerkt, de uitvoerbaarheid van de beschikking met het bevel tot terugbetaling in het gedrang komt en de regels inzake overheidssteun teniet worden gedaan. Dit is het geval wanneer na het onderzoek of de beschikking van de Commissie de activa en passiva van de onderneming als "going concern" beneden de marktprijs of via niet-transparante procedures worden overgedragen aan een onderneming die onder de zeggenschap staat van dezelfde personen. Een dergelijke transactie kan erop gericht zijn die activa veilig te stellen voor de gevolgen van de beschikking van de Commissie en de betrokken economische activiteit voor onbepaalde duur voort te zetten.

(115) Zoals in iedere andere procedure waarin de terugbetaling wordt geëist, moet de lidstaat zich gedragen als voorzichtig schuldeiser en daartoe alle beschikbare juridische middelen binnen de eigen rechtsorde uitputten, zoals die ter bescherming van schuldeisers tegen frauduleuze gedragingen in de verdachte periode vóór het faillissement van de te liquideren onderneming, waardoor het mogelijk wordt dat deze maatregelen niet-uitvoerbaar worden verklaard.

(116) Om bovendien te vermijden dat ieder gunstig effect van de beschikking teniet wordt gedaan en de verstoring van de markt blijft aanhouden, kan de Commissie zich verplicht zien te eisen dat de terugbetaling niet beperkt blijft tot de oorspronkelijke onderneming, maar uitgebreid wordt tot de onderneming die met de overgedragen productiemiddelen de activiteit van de oorspronkelijke onderneming voortzet. Dit geldt wanneer op grond van bepaalde elementen bij de overdracht een economische continuïteit tussen de beide ondernemingen kan worden geconstateerd.

(117) Van deze elementen onderzoekt de Commissie het voorwerp van overdracht (activa en passiva, continuïteit inzake werknemers, "bundled" activa), de verkoopprijs, de identiteit van de aandeelhouders of de eigenaren van de overnemende onderneming en van de oorspronkelijke onderneming, het tijdstip waarop de overname plaatsvond (na het begin van het onderzoek, de inleiding van de procedure of de eindbeschikking) of ten slotte de economische logica van de transactie.

(118) In de hier onderzochte zaak heeft Seleco in maart 1996 haar meest rendabele activiteiten (videoprojectoren en monitoren) ondergebracht in Multimedia (een onderneming die het jaar voordien door haar particuliere referentieaandeelhouder, de heer Rossignolo, was opgericht). Zij bracht 29 miljard ITL in deze onderneming in en werd er de enige eigenaar van. Deze transactie, die er aldus toe bijgedragen heeft Seleco dubbel van haar substantie te ontdoen (activiteiten en kapitaal), vond plaats na het besluit van de Commissie van 10 oktober 1994 om de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag in te leiden. Multimedia staat volledig onder de zeggenschap van Seleco, die er de enige eigenaar van is. Bovendien is het waarschijnlijk dat deze transactie niet beperkt bleef tot een overdracht van activa, maar dat de overdracht van de voornaamste activiteiten van Seleco ook gepaard ging met een overdracht aan Multimedia van het desbetreffende personeel (of een deel daarvan), zodat bijgevolg minstens de socialezekerheidschulden werden overgedragen.

(119) Vier maanden na deze transactie (en negen maanden vóór haar faillissement) heeft Seleco twee derden van haar aandelen in Multimedia, een onderneming die tot dat tijdstip haar volledige eigendom was, voor telkens één derde verkocht aan drie aandeelhouders: Italtel, Friulia en Seleco. Multimedia bleef namelijk onder de zeggenschap staan van Seleco (die haar belang overdroeg aan een schijnvennootschap, Finanziaria Elettronica Srl, die voor 99 % onder haar zeggenschap staat) en/of haar aandeelhouder Friulia (in februari 1996 met 3,49 % de derde aandeelhouder van Seleco, met een maatschappelijk kapitaal van 32,759 miljard ITL, maar die een converteerbare lening van 12 miljard ITL aan Seleco zou hebben toegekend).

(120) Bijgevolg is voor de correcte tenuitvoerlegging van de beschikking waarin de terugbetaling van de onrechtmatige en onverenigbare steun wordt gelast, vereist dat de Italiaanse autoriteiten niet alleen optreden tegen Seleco, maar ook tegen Multimedia, alsmede tegen iedere andere onderneming waaraan de betrokken activa kunnen zijn overgedragen teneinde het effect van de onderhavige beschikking teniet te doen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Volgende steunmaatregelen die Italië ten behoeve van Seleco SpA ten uitvoer heeft gelegd, zijn onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt:

a) de gedeeltelijke afstand van vorderingen in 1994 door Ristrutturazione Elettronica SpA voor een bedrag van 16,8 miljard ITL op 82 miljard ITL;

b) de transactie waarbij Seleco SpA in 1996 haar 65,2 miljard ITL bedragende restschuld tegenover Ristrutturazione Elettronica SpA afkocht voor 20 miljard ITL;

c) de omzetting in aandelen door Friulia SpA van het krediet van 6 miljard ITL dat zij in 1992 had toegekend;

d) de inbreng van 7 miljard ITL aan kapitaal door Friulia SpA in 1994;

e) de in 1996 door Friulia SpA toegekende converteerbare lening van 12 miljard ITL tegen een rente van 7 %, en met vier bedrijfsmerken van Seleco SpA als onderpand.

Artikel 2

1. Italië treft alle nodige maatregelen om de in artikel 1 genoemde steun terug te vorderen die onrechtmatig reeds ter beschikking werd gesteld van de begunstigden, Seleco SpA en, subsidiair voor het gedeelte dat niet van Seleco SpA kan worden teruggevorderd, Seleco Multimedia Srl en iedere andere onderneming waaraan activa zijn overgedragen om de gevolgen van de onderhavige beschikking teniet te doen.

2. De terugvordering vindt plaats overeenkomstig de procedures van het nationale recht. Over het terug te vorderen bedrag is rente verschuldigd vanaf het tijdstip waarop de steun aan de begunstigde onderneming is verleend, tot de daadwerkelijke terugbetaling ervan. De rente wordt berekend op basis van het referentiepercentage dat op het tijdstip van de toekenning van de steun werd gebruikt bij de berekening van het subsidie-equivalent van regionale steunmaatregelen.

Artikel 3

Binnen twee maanden na de kennisgeving van de onderhavige beschikking deelt Italië de Commissie de maatregelen mee die genomen zijn om aan de onderhavige beschikking te voldoen.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 2 juni 1999.

Voor de Commissie

Karel Van Miert

Lid van de Commissie

(1) PB C 373 van 29.12.1994, blz. 5.

(2) PB C 155 van 20.5.1998, blz. 10.

(3) Nog niet verschenen in het Publicatieblad.

(4) Staatsmaatschappij (holding) voor de herstructurering van de Italiaanse sector consumentenelektronica, ten aanzien waarvan op 17 januari 1984 en 17 september 1985 beschikkingen zijn gegeven. Bij besluit van 20 mei 1992 (PB C 166 van 3.7.1992, blz. 6) hechtte de Commissie haar goedkeuring aan de steun die REL verleend had aan een twaalftal bedrijven uit de sector consumentenelektronica, waarvan Seleco het grootste was.

(5) Zie voetnoot 4.

(6) PB C 368 van 23.12.1994, blz. 12.

(7) Bron:

Panorama of EU Industry, 1994, Eurostat.

(8) Bron:

"Euromonitor", februari 1994: Televisie en video in Italië.

(9) Bulletin EG nr. 9-1984.

(10) Hieruit zou kunnen worden geconcludeerd dat de transactie van REL resulteerde in steun aan de andere aandeelhouders van Seleco, in verhouding tot het percentage van de dekking van de voor hun rekening komende verliezen. Volgens de Commissie gaat het hier evenwel om een indirect, marginaal en alleszins perifeer effect in vergelijking tot het rechtstreekse en selectieve effect ten behoeve van Seleco.

(11) GURI van 6 april 1942, nr. 81.

(12) Jurisprudentie 1973, blz. 813.

(13) Jurisprudentie 1987, blz. I-901.

(14) Jurisprudentie 1990, blz. I-3437.

Top