EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31998D0212

98/212/EG: Beschikking van de Commissie van 16 april 1997 betreffende steun van Italië aan Enirisorse SpA (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 80 van 18.3.1998, p. 32–40 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1998/212/oj

31998D0212

98/212/EG: Beschikking van de Commissie van 16 april 1997 betreffende steun van Italië aan Enirisorse SpA (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 080 van 18/03/1998 blz. 0032 - 0040


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 16 april 1997 betreffende steun van Italië aan Enirisorse SpA (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst) (98/212/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 3, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, inzonderheid op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig deze artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken,

Overwegende hetgeen volgt:

I

Bij brief van 15 januari 1996 heeft de Commissie de Italiaanse regering in kennis gesteld van haar beslissing om de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van steun die aan Enirisorse SpA en aan de door deze laatste geleide groep van ondernemingen, hierna "Enirisorse" genoemd, is toegekend.

Enirisorse, voor 100 % gecontroleerd door de Italiaanse staatsholding ENI, werd in de periode 1992-1996 ten belope van 1 819 miljard ITL geherkapitaliseerd. De Commissie heeft besloten ten aanzien van deze herkapitaliseringen de procedure in te leiden. Het besluit van de commissie is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (1), tezamen met de uitnodiging aan de overige lidstaten en andere belanghebbenden om hun opmerkingen over deze maatregel kenbaar te maken.

De Italiaanse regering heeft geantwoord bij brieven van, respectievelijk, 3 juli 1996, 5 augustus 1996 en 13 januari 1997.

De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen van andere lidstaten, noch van andere belanghebbenden.

II

In haar antwoord op de kennisgeving van inleiding van de procedure heeft de Italiaanse regering over het herstructureringsplan van Enirisorse nadere gegevens verstrekt en de volgende algemene opmerkingen gemaakt:

1. de herkapitaliseringen zijn niet door de staat geschied en daartoe zijn evenmin openbare middelen gebruikt;

2. de herkapitaliseringen van Enirisorse door ENI beantwoorden aan het beginsel van de particuliere investeerder en vormen bijgevolg geen staatssteun;

3. eventueel vormen de herkapitaliseringen een met de gemeenschappelijke markt verenigbare staatssteun.

Aangaande punt 1 stelt de Italiaanse regering dat de herkapitaliseringen niet rechtstreeks door de staat zijn verricht, maar door ENI, en dat de verrichtingen van ENI ten aanzien van de door haar gecontroleerde onderneming Enirisorse niet automatisch aan de Italiaanse staat kunnen worden toegeschreven.

De Italiaanse regering onderstreept dat de overheidsonderneming ENI in juli 1992 een vennootschap op aandelen is geworden. De aandelen van ENI zijn in handen van het "Ministero del Tesoro" (Ministerie van de Schatkist).

Bovendien ontvangt ENI ook geen richtsnoeren van de regering meer.

In november 1995 heeft het "Ministero del Tesoro" 15 % van de ENI-aandelen verkocht voor 6 300 miljard ITL. ENI is genoteerd op de beurzen van Milaan, Londen en New York.

ENI heeft de herkapitalisering stuk voor stuk met eigen middelen uitgevoerd die afkomstig zijn uit andere, in andere sectoren werkzame ondernemingen van de holding, en dus niet met overheidsmiddelen.

Aangaande punt 2 bevestigt de Italiaanse regering dat de herkapitaliseringen uitsluitend met eigen middelen van ENI zijn uitgevoerd met als doel een radicaal programma voor sluiting, liquidatie en herstructurering van ondernemingen en/of activiteiten die geen kernactiviteiten zijn, te financieren. Bovendien is herkapitalisering gunstiger voor de onderneming dan de procedures van het concordaat ("concordato") (akkoord van de schuldeisers).

Volgens de Italiaanse regering komt het herkapitaliseringsbeleid van de onderneming overeen met de redenering die het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft gevolgd in zijn arrest van 21 maart 1991 in zaak 303/88 (Italië tegen Commissie) (2). Het Hof heeft daarin namelijk bevestigd dat een moedermaatschappij gedurende een bepaalde tijd de verliezen van een van haar dochtermaatschappijen kan dragen om de beëindiging van haar bedrijf onder de beste voorwaarden mogelijk te maken. Het Hof heeft daaraan toegevoegd dat een dergelijke beslissing niet slechts kan zijn ingegeven door de waarschijnlijkheid dat hierdoor indirecte materiële winst wordt behaald, maar ook door andere overwegingen, zoals het behoud van het aanzien van de groep of de heroriëntatie van haar bedrijvigheid.

Subsidiair heeft de Italiaanse regering onder punt 3 opgemerkt dat de herkapitaliseringen staatssteun zijn die verenigbaar zijn met artikel 92, lid 3, onder a) en c), omdat zij de duurzame ontwikkeling van achtergebleven streken die een industriële crisis doormaken, bevorderen en de herstructurering van een belangrijke economische activiteit stimuleren, zonder het handelsverkeer in strijd met de gemeenschappelijke belangen ongunstig te beïnvloeden.

De Italiaanse regering stelt dat de herkapitaliseringen in overeenstemming zijn met de algemene voorwaarden van de communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (3), hierna "de van toepassing zijnde kaderregeling" genoemd.

III

Enirisorse is in 1991 opgericht als een "zuivere" holding om de economisch-financiële middelen van de holding ENI te optimaliseren en vooral om de verantwoordelijkheid voor het beheer van de participaties die de holding in de volgende sectoren heeft, in één enkel centrum onder te brengen:

a) mijnbouwactiviteiten in non-ferrometalen, pirietextractie en zwavelzuurproductie en de steenkoolmijnbouw van Carbosulcis, activiteiten die onder Agip Miniere vallen (twaalf vennootschappen en 21 productievestigingen);

b) steenkoolmijnbouw in het buitenland, cokesproductie in Italië en steenkool- en cokesverkoop zowel in Italië als in het buitenland, activiteiten die onder Agipcoal vallen (25 vennootschappen en elf productievestigingen);

c) metaalnijverheid in non-ferrometalen, activiteiten die onder Nuova Samim vallen (zeven vennootschappen en twaalf productievestigingen);

d) anorganische-chemieactiviteiten in de segmenten barium, borium en chloor/soda/kalium en gesinterde en schuurproducten alsmede onderzoek naar geavanceerde materialen, activiteiten die onder Samatec vallen (vijf vennootschappen en negen productievestigingen).

In 1991 hebben ENI en haar aandeelhouder besloten die niet-strategische activiteiten af te stoten om de rentabiliteit van de strategische activiteiten te herstellen door deze van de verlieslatende activiteiten te scheiden. Het uiteindelijke doel van de gehele operatie was de privatisering van de holding.

Met dit vooruitzicht heeft Enirisorse een buitengewoon actieplan uitgewerkt dat de volgende maatregelen inhield:

a) aangaande de activiteiten van Agipcoal (steenkool en cokes) waarvan de resultaten algemeen gezien economisch bevredigend waren: volledige privatisering, in het geval van cokes na de sluiting van een productievestiging, waardoor de activiteiten optimaal zouden moeten kunnen renderen;

b) voor de activiteiten van Agip Miniere:

1. overdracht van ondernemingen en participaties in het buitenland die economisch levensvatbaar of althans voor particuliere marktdeelnemers interessant zijn;

2. liquidatie, met sluiting van de productievestigingen, van alle mijnactiviteiten in Italië, ondanks de hoge kosten voor de sanering van de locaties en voor de personeelsafvloeiing, omdat deze activiteiten structureel verlieslatend zijn (mijnbouwactiviteiten in non-ferrometalen, piriet en steenkool);

3. herstructurering, door middel van bescheiden investeringen, van de zwavelzuurproductie teneinde deze rendabel te maken en te kunnen verkopen;

c) voor de activiteiten van Samatec (anorganische chemicaliën en schuurproducten):

1. liquidatie van de activiteiten, met sluiting van de structureel verlieslatende productievestigingen (schuurproducten);

2. overdracht van de activiteiten die door andere marktdeelnemers kunnen worden beheerd en waarvan de sluiting bovendien aanzienlijke kosten voor de sanering van de locaties zou hebben meegebracht (barium, borium, chloor/soda/kalium, kunstdiamant);

d) voor de activiteiten van Nuova Samim (metallurgie):

1. overdracht van ondernemingen en takken van ondernemingen die duidelijk de belangstelling van andere marktdeelnemers hebben gewekt en waarvan de liquidatie of de sluiting in elk geval hoge uitgaven zou hebben meegebracht;

2. herstructurering van de primaire metallurgie om deze naderhand te privatiseren;

3. liquidatie van de niet-verkoopbare marginale activiteiten.

Parallel hiermee heeft Enirisorse een reeks maatregelen voor rationalisering van de onderneming geprogrammeerd, waarbij andere ondernemingen die aan het hoofd van bepaalde sectoren of van bepaalde gebieden van de ENI-holding staan, in één verantwoordelijkheidscentrum zouden worden samengebracht.

In het kader van dit plan werden de volgende maatregelen getroffen:

a) structurele reorganisatie met fusie, door middel van integratie in Enirisorse, van de ondernemingen aan het hoofd van de verschillende activiteiten (Agip Miniere, Agipcoal, Nuova Samim, Terfin, Samatec) en van andere, kleinere ondernemingen (Temav, Ardisia, Unicoke enzovoort); het aantal hoofdkantoren is aldus van 14 teruggebracht tot twee en het aantal werknemers van 650 tot 216 (per 31 maart 1996);

b) sluiting van 16 industriële locaties met metallurgie-, mijnbouw- of gediversifieerde activiteiten die niet rendabel waren en niet konden worden gesaneerd, en sluiting van vijf kleinere metallurgische productielijnen;

c) liquidatie van ondernemingen met mijnbouw- en gediversifieerde activiteiten die niet rendabel waren en niet konden worden gesaneerd volgens het beginsel van de particuliere investeerder (SIM, Carbosulcis, Mineraria Campiano, Attività Meridionali, Simur en andere minder belangrijke ondernemingen) en van andere niet meer essentiële commerciële en financiële vennootschappen (Nonfermet, Eurobatex, Nuova Samim Metals, Agipcoal International en andere kleinere ondernemingen);

d) overdracht van alle ondernemingen en participaties in ondernemingen in de sector steenkool en cokes (Agipcoal USA, Agipcoal South Africa, Agipcoal Australia, Carbones del Guasare, Nuova Italiana Coke en andere kleinere ondernemingen);

e) overdracht/liquidatie van alle ondernemingen in de sector anorganische chemicaliën en schuurmiddelen (Società Chimica di Larderello, Società Sali di bario, Eurosic, Supradiamant, Karl Hertel);

f) overdracht van alle activiteiten (ondernemingen en takken van ondernemingen) in de aluminiumsector (Sacal), van de secundaire koperbewerkingen (vestigingen Moncalieri, Pieve vergonte en Sulmona), behandeling van rookgassen van staalfabrieken (Ponte Nossa) en van secundair lood (vestiging in Paderno Dugnano en Marcianise);

g) overdracht van Comerint (engineering- en opleidingsdiensten) en van Manifatture Cotoniere del Mezzogiorno.

Ten gevolge van de overdrachten, de fusies met integratie in Enirisorse, van ondernemingen die niet meer essentieel zijn en van de liquidaties, in het aantal ondernemingen tussen 1992 en maart 1996 van 60 naar drie teruggebracht: Pertusola Sud, Nuova Solmine, beide onder controle van Enirisorse, en Enirisorse zelf.

Het aantal in bedrijf zijnde productievestigingen is van 56 naar vijf teruggebracht (per 31 maart 1996), waarvan drie onder controle van Enirisorse staan (Portovesme/San Gavino voor zink en primair lood; vestiging Porto Marghera voor koper; brons/messingdivisie te Paderno Dugnano); één onder controle van Pertusola Sud (Crotone, voor zink) en één onder controle van Nuova Solmine (Scarlino, voor zwavelzuur).

Het aantal werknemers is van 10 200 op 31 december 1991 tot 2 800 rond 30 april 1996 gedaald (inclusief de werknemers van de in liquidatie verkerende of niet meer actieve ondernemingen).

De bovengenoemde vennootschappen maken tezamen met de vijf productievestigingen de kernactiviteiten van Enirisorse uit (koper, lood, zink en zwavelzuur). Volgens het plan moeten de kernactiviteiten, dankzij de verkoop en de sluiting van een deel van de vestigingen en ondernemingen, opnieuw economisch en financieel levensvatbaar worden; slechts twee productievestigingen blijven behouden.

De huidige situatie ziet eruit als volgt:

a) de brons/messingdivisie van Paderno Dugnano is van de hand gedaan;

b) voor de vestiging Porto Marghera is door een potentiële koper een intentieverklaring ondertekend;

c) de vestiging Pertusola Sud zal tegen eind 1997 worden gesloten of ontmanteld; het is ook mogelijk dat zij aan een belangstellende wordt verkocht die het complex tot één productie-eenheid voor, hoogstwaarschijnlijk, nikkel zal omvormen.

De kernactiviteiten van Enirisorse zullen dus nog enkel uit de productievestigingen Portovesme/San Gavino (zink en lood) en Scarlino (zwavelzuur) bestaan.

In de periode 1992-1996 zal Enirisorse van haar aandeelhouder 1 819 miljard ITL aan herkapitaliseringen hebben ontvangen om het plan ten uitvoer te leggen.

In diezelfde periode zal Enirisorse door de overdrachten van ondernemingen en van takken van ondernemingen volgens de vooruitzichten ongeveer 840 miljard ITL ontvangen.

De ontvangsten van de overdrachten bieden het volgende beeld (de geraamde opbrengsten van de aan de gang zijnde overdrachten inbegrepen):

i) 454 miljard ITL uit de overdracht van de ondernemingen in de sector steenkool en cokes;

ii) 220 miljard ITL uit de overdracht van de participaties in ENI International Holding, Sofid, Padana Assicurazione;

iii) 107 miljard ITL uit de overdracht van bedrijfstakken in de metallurgie (ex Nuova Samim);

iv) 58 miljard ITL uit de overdracht van kleinere ondernemingen in de overige sectoren.

De totale opbrengst van de stortingen door de aandeelhouders en de overdrachten beloopt 2 658 miljard ITL en zal gedurende de voormelde periode als volgt worden besteed:

a) 448 miljard ITL voor de vermindering van de oorspronkelijke schulden van Enirisorse en Nuova Samim, die in Enirisorse werd geïntegreerd, in hoofdzaak ten aanzien van de financiële vennootschappen van de ENI-holding;

b) 822 miljard ITL om het deficit te dekken, met inbegrip van de vroegere verliezen, van de ondernemingen met mijnbouw- en gediversifieerde activiteiten die geliquideerd zijn of waarvan de exploitatie is stopgezet. De liquidatiekosten hangen voornamelijk samen met de werknemers die bij de stopzetting van de activiteiten in dienst waren, met de heraanwerving en de vertrekpremies, of met het milieu (sanering van de locaties en afvalverwerking).

Ten behoeve van de liquidatie moesten de volgende middelen worden aangewend:

i) 425 miljard ITL voor de ondernemingen van Agip Miniere (SIM, Simur, Mineraria Campiano, Agip Australia);

ii) 160 miljard ITL voor Carbosulcis;

iii) 115 miljard ITL voor Samatec;

iv) 113 miljard ITL voor de ondernemingen van de gediversifieerde sector (ex Terfin);

v) 9 miljard ITL voor de kleinere ondernemingen;

c) 53 miljard ITL voor de in 1992-1993 tot stand gebrachte herstructurering van Nuova Solmine door de overdracht van de pirietactiviteiten, de sluiting van de mijnen, de milieusanering, de reconversie van de zwavelzuurinstallaties (met een vermindering van de productiecapaciteit) en de heraanwerving of het vertrek van werknemers; de aldus geherstructureerde Nuova Solmine is sedert 1995 winstgevend: 10 046 miljoen ITL in 1995 en 5 312 miljoen ITL in 1996; voor 1997 wordt gerekend met een winst van 7 057 miljoen ITL en voor 1998 met een winst van 10 590 miljoen ITL;

d) 973 miljard ITL voor de herstructurering (de verliezen over die periode inbegrepen) van de metallurgie-activiteiten van Nuova Samim, naderhand geïncorporeerd in Enirisorse. Deze herstructureringskosten geven het volgende beeld te zien:

1. 93 miljard ITL voor de geliquideerde of verkochte ondernemingen;

2. 280 miljard ITL voor Pertusola Sud (Crotone), waarvan 123 miljard voor de onderhoudsinvesteringen en de exploitatieverliezen (77 miljard ITL voor 1992-1993, 33 miljard ITL voor 1994-1995 en 13 miljard ITL voor 1996). De overige 157 miljard ITL slaan op buitengewone lasten in de periode 1992-1996 en in het lopende jaar (26 miljard ITL vertrekpremies, 95 miljard ITL afvalverwerking en milieusanering en 36 miljard ITL waardevermindering van de activa);

3. 600 miljard ITL voor de metallurgie-activiteiten van ex Nuova Samim, waarvan 200 miljard ITL voor de buitengewone lasten over die periode (100 miljard ITL vertrekpremies en 100 miljard ITL milieumaatregelen) en 400 miljard ITL voor de exploitatieverliezen (243 miljard ITL) en de investeringen (157 miljard ITL) in de periode 1992-1996;

e) 362 miljard ITL voor de algemene, financiële en buitengewone kosten van de holding Enirisorse. Hiervan slaan 117 miljard op buitengewone lasten (hoofdzakelijk vertrekpremies voor de werknemers) en 245 miljard op algemene kosten en financiële lasten.

Samenvattend bestaat de herstructurering van Enirisorse hoofdzakelijk in het prijsgeven van een aanzienlijk deel van de activiteiten van de onderneming: zo heeft Enirisorse ondernemingen die zij controleerde, en productielocaties gesloten, geliquideerd of aan derden overgedragen. Na de herstructurering bestaat Enirisorse (in maart 1996) uit Pertusola Sud, Nuova Solmine (beide onder haar controle) en uit Enirisorse zelf. Het aantal productielocaties is teruggebracht van 56 tot vijf. Enirisorse controleerde rechtstreeks de geïntegreerde pool Portovesme/San Gavino, de vestiging Porto Marghera en de brons/messingdivisie Paderno Dugnano; Petusola Sud controleert de locatie Crotone en Nuova Solmine die van Scarlino.

Deze productie-eenheden vormen tezamen met de centrale administratie de kern van de geherstructureerde onderneming Enirisorse.

Om de economisch-financiële levensvatbaarheid te bereiken moeten de kernactiviteiten evenwel nog verder worden verminderd. In dit verband is voorzien de vestigingen Marghera, Paderno Dugnano en Pertusola Sud van de hand te doen. Deze vestigingen en vennootschappen zullen in de loop van 1997 moeten worden overgedragen of gesloten. Enkel de productielocatie Portovesme/San Gavino (lood en zink) van Enirisorse en de zwavelzuurproductie van Nuova Solmine zullen momenteel nog operationeel blijven, ook al is het duidelijk de bedoeling om ook deze bedrijfstakken te privatiseren.

De gehele operatie heeft de activiteiten van Enirisorse aanzienlijk verminderd, zoals blijkt uit de daling van de jaaromzet van de holding: deze bedroeg in 1992 1 867 miljard ITL en wordt voor 1997 op 810 miljard ITL geraamd.

Ook wat de kernactiviteiten betreft, gaat de vermindering van de productiecapaciteit door, zoals blijkt uit onderstaande tabellen aangaande de evolutie van de productiecapaciteit van lood, zink, koper en zwavelzuur en het aantal werknemers in deze sectoren:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Door de toepassing van bovengenoemde herstructureringsmaatregelen konden de verliezen van Enirisorse aanzienlijk worden verminderd. De volgende tabel geeft een overzicht van de evolutie:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Het verlies van 48 miljard ITL in 1997 is te wijten aan Pertusola Sud, waar zink wordt geproduceerd. Deze onderneming zal worden gesloten of van de hand gedaan aan een koper die in de loop van het jaar belangstelling heeft getoond. Indien deze koop gesloten wordt, zal de toekomstige eigenaar de productie van de onderneming van zink op nikkel overschakelen. Ook voor Portovesme is een onherroepelijk koopvoorstel gedaan. Voor Nuova Solmine zijn onderhandelingen met een kandidaat-koper gaande.

De vooruitzichten voor Portovesme/San Gavino (lood en zink) en Nuova Solmine (zwavelzuur) zijn gunstig. Nuova Solmine heeft de jongste jaren winst gemaakt en zal naar verwachting ook in de toekomst winstgevend blijven. Ook wat de lood- en zinkproductie van Enirisorse betreft, zijn de vooruitzichten goed. De verwachtingen op de wereldmarkten voor deze producten in termen van prijzen, verbruik en vermindering van de voorraden zijn voor de komende drie jaren positief. Verwacht wordt dat zich daarna een afnemende tendens zal inzetten. Voor de komende vier jaren worden volgende winsten verwacht: in 1997 11 288 miljard ITL, in 1998 49 675 miljard ITL, in 1999 80 710 miljard ITL en in 2000 47 046 miljard ITL.

IV

Om uit te maken of de herkapitaliseringen op overheidssteun neerkomen, toetst de Commissie de kapitaalstroom tussen de Italiaanse staat, de laatste aandeelhouder, en Enirisorse aan het criterium van de investeerder die tegen normale marktvoorwaarden handelt, zoals uiteengezet in haar mededeling aan de lidstaten aangaande openbare bedrijven in de industriesector (4). Volgens dit beginsel is een financiële verrichting staatssteun indien zij niet zou zijn aangegaan door een particuliere investeerder die tegen de normale marktvoorwaarden handelt.

Uit de gegevens waarover de Commissie beschikt, blijkt dat de investeringen door de Italiaanse staat in Enirisorse via haar holding ENI voor de periode 1992-1996 1 819 miljard ITL bedragen.

Tot voor kort waren alle aandelen van ENI in handen van het Italiaanse "Ministero del Tesoro". De aandeelhoudersvergadering, dit ministerie dus, benoemde overeenkomstig het Italiaans burgerlijk recht de raad van bestuur van ENI. Een van de leden van deze raad is nog altijd een ambtenaar van dit ministerie. Dit was de situatie in 1991/1992, toen het besluit tot herstructurering van Enirisorse werd genomen.

De herkapitaliseringen werden gefinancierd met winsten die anders naar de aandeelhouder van ENI, de Italiaanse staat, waren gegaan.

Dientengevolge zijn de middelen die ENI ter beschikking van Enirisorse heeft gesteld, te beschouwen als staatsmiddelen in de zin van artikel 92, lid 1, van het Verdrag.

De herkapitaliseringen door ENI ter financiering van de herstructurering van Enirisorse zijn gekenmerkt door een onvoldoende financieel rendement, aangezien de herstructurering hoofdzakelijk in loutere privatiseringen, liquidaties en privatiseringen na investeringen bestaat. Het was bijgevolg onmogelijk te rekenen met een rendement dat evenredig was aan het bedrag van de herkapitalisering; bijgevolg kon bezwaarlijk worden beweerd dat ENI als een particuliere investeerder heeft gehandeld. Bovendien heeft Enirisorse vijf jaar lang aanzienlijke verliezen geleden, waardoor er geen sprake kan zijn van een "beperkte periode" in de zin van bovengenoemd arrest van het Hof van Justitie (5). Een particuliere investeerder zou Enirisorse veel vroeger hebben geherstructureerd of geliquideerd om een aanhoudende opeenstapeling van verliezen te vermijden.

Enirisorse was actief in verscheidene sectoren, zoals de extractie van non-ferrometalen, steenkool, cokes, lood en zink, non-ferrometallurgie en anorganische chemicaliën. Zowel op het niveau van de Gemeenschap als op wereldniveau bestaat er in deze producten handelsverkeer. De inbreng van 1 819 miljard ITL die Enirisorse genoten heeft, kan de concurrentie vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten nadelig beïnvloeden.

Bijgevolg dient het totale bedrag van de tussen 1992 en 1996 geschiede herkapitaliseringen te worden gelijkgesteld met staatssteun in de zin van artikel 92, lid 1, van het Verdrag en van artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst.

Artikel 92, leden 2 en 3, van het Verdrag omschrijven een aantal staatssteunmaatregelen die met de gemeenschappelijke markt verenigbaar zijn.

Gelet op de aard van de verrichting, de diversiteit van de activiteiten van de groep en van de productielocaties en de omstandigheid dat de betrokken financiële maatregelen geen regionale strekking hadden, is artikel 92, leden 2 en 3, onder b), van het Verdrag op deze staatssteun niet van toepassing. Slechts kan beroep worden gedaan op de uitzondering van artikel 92, lid 3, onder c), met betrekking tot steun om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid te vergemakkelijken.

De herkapitaliseringen ten gunste van Enirisorse waren bedoeld voor de financiering van een op de uiteindelijke totale liquidatie van de onderneming gericht herstructureringsplan.

Het beleid van de Commissie op het gebied van staatssteun bij herstructurering is uiteengezet in de desbetreffende communautaire kaderregeling (6).

In deze kaderregeling geeft de Commissie aan dat zij bij de beoordeling van de verenigbaarheid van dit soort steunmaatregelen een strenge benadering volgt, omdat zij anders een ongegronde verschuiving van sociale of industriële problemen van de ene naar de andere lidstaat kunnen veroorzaken.

Daarom keurt de Commissie herstructureringssteun aan een onderneming slechts goed wanneer het plan aan de volgende algemene voorwaarden voldoet:

1. herstel van levensvatbaarheid op lange termijn van de onderneming binnen een redelijk tijdsbestek;

2. vermijding van overmatige vervalsing van de mededinging;

3. de steun staat in verhouding tot de kosten en baten van de herstructurering;

4. volledige uitvoering van het herstructureringsplan en inachtneming van de voorwaarden;

5. onderworpen zijn aan controle en voorwerp zijn van verslagen.

Slechts wanneer aan deze vereisten is voldaan, kunnen de gevolgen van de steun verenigbaar worden geacht met het algemeen belang in de zin van artikel 92, lid 3, onder c), van het Verdrag.

1. Herstel van de levensvatbaarheid en privatisering

Als algemene regel is de conditio sine qua non voor de goedkeuring van eender welk herstructureringsplan dat het de gezondheid van de betrokken onderneming en de economisch-financiële levensvatbaarheid op lange termijn garandeert.

In het geval van Enirisorse was het herstructureringsplan gericht op de liquidatie van de onderneming door sluitingen, overdrachten en herstructureringen gevolgd door privatisering.

Zoals hierboven is uiteengezet, hebben de maatregelen in de jaren van de uitvoering van het plan tot een aanzienlijke vermindering van de verliezen van Enirisorse geleid: de exploitatieverliezen zijn afgenomen van 551,2 miljard ITL in 1992 tot 98,6 miljard ITL in 1996. De voor 1997 verwachte verliezen (48 miljard ITL) zijn toe te schrijven aan de zinkproducent Pertusola Sud die in de loop van het jaar zal worden ontmanteld of aan een belangstellende investeerder zal worden verkocht. Deze onderneming zal in geen geval nog zink produceren. Een van de redenen waarom de Commissie de procedure heeft ingeleid, was haar voorlopige conclusie dat de verschillende liquidaties en afstotingen van ondernemingen de financiële situatie van Enirisorse niet hadden gesaneerd. Dit was inderdaad het geval toen de Commissie de procedure inleidde en de herstructurering nog aan de gang was en nog geen vruchten had afgeworpen. Maar zoals reeds opgemerkt, is er in de financiële situatie van Enirisorse aanzienlijke verbetering gekomen, in die zin dat de schuldenlast is afgenomen en de enige resterende verlieslatende activiteit (de zinkproductie van Pertusola Sud) in de loop van 1997 geprivatiseerd zal zijn. Daarna zal Enirisorse nog enkel Portovesme en Nuova Solmine omvatten, beide winstgevende ondernemingen.

Aldus heeft Enirisorse zich weten te ontdoen van al haar niet-kernactiviteiten; ook blijft zij haar kernactiviteiten nog verminderen. Dankzij dit proces heeft zij haar schulden kunnen verminderen en met de verkoop of de sluiting van Pertusola Sud zal zij ook van haar laatste verlieslatende onderneming verlost zijn.

De Italiaanse autoriteiten hebben bovendien aangetoond dat de herstructurering verder is gegaan dan de niet-kernactiviteiten van Enirisorse, in tegenstelling tot hetgeen bij de inleiding van de procedure het geval leek te zijn. Van zodra zij een groot deel van haar activiteiten had afgestoten, heeft Enirisorse zich gestructureerd rond slechts drie ondernemingen, die haar strategische kern vormen. De privatisering van deze ondernemingen is aan de gang en zal eerlang voltooid zijn. Na de overdracht van de vestigingen Porto Marghera en Paderno Dugnano, tezamen met Pertusola Sud, zullen de resterende activiteiten immers winstgevend zijn. Het is dan ook niet langer zo dat de kernactiviteiten middelen van ENI opslorpen. De herstructurering van deze activiteiten is gepaard gegaan met een vermindering van de productiecapaciteit en van het personeelsbestand.

Voorts hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie toegezegd de twee resterende ondernemingen te zullen privatiseren. In feite is dit privatiseringsproces reeds aan de gang en belangstellende particuliere ondernemingen hebben reeds onherroepelijke voorstellen gedaan. Zodra de privatisering voltooid zal zijn, zal Enirisorse worden geliquideerd, in tegenstelling tot hetgeen bij de inleiding van de procedure werd aangenomen, toen niet duidelijk was of de herstructurering al dan niet met de voortzetting van de activiteiten van Enirisorse gepaard zou zijn gegaan. Zodra Enirisorse ten volle geprivatiseerd en geliquideerd zal zijn, zullen de nieuwe eigenaars ervoor moeten zorgen dat de ondernemingen zonder staatssteun opnieuw rendabel worden.

De privatisering zal een einde maken aan de directe financiële band tussen Enirisorse en de Italiaanse staat en de ondernemingen zullen niet meer voortdurend van overheidsfinancieringen genieten.

2. Vermijding van overmatige vervalsing van de mededinging

Een verdere voorwaarde voor herstructureringssteun is dat maatregelen worden genomen om nadelige gevolgen voor concurrenten zoveel mogelijk te compenseren. De steun zou anders het gemeenschappelijk belang schaden en niet in aanmerking komen voor een afwijking op grond van artikel 92, lid 3, onder c), van het Verdrag.

De herstructurering van Enirisorse is een aanzienlijke inspanning om de productiecapaciteit van de onderneming voor het gehele productengamma te verminderen. De daling van de jaaromzet van 1 867 miljard ITL in 1992 tot 810 miljard ITL in 1997 is van die vermindering een duidelijk teken. Toen de Commissie de procedure inleidde, was haar niet bekend dat een massale vermindering van de kernactiviteiten van Enirisorse op het programma stond en op grond van de toen beschikbare gegevens was zij van mening dat de herstructurering voor deze activiteiten geen gevolgen zou hebben. Uit de door de Italiaanse regering na de inleiding van de procedure verstrekte gegevens is gebleken dat de herstructurering ook op de kernactiviteiten doelt, die duidelijk afnemen: de loodproductie is gedaald met 45 %, de zinkproductie met 40 %, de koperproductie met 100 % en de zwavelzuurproductie met 38 %.

Voorts is in deze sectoren ook een aanzienlijke personeelsafvloeiing doorgevoerd: het aantal werknemers is tussen 1992 en 1996 gedaald van 618 tot 297 in de sector lood, van 1 636 tot 1 284 in de sector zink, van 518 tot 202 in de sector koper en, in 1997, van 346 tot 187 in de sector zwavelzuur.

Gelet op deze overwegingen moet worden geconcludeerd dat de herstructurering van Enirisorse en haar daaruit voortvloeiende marktpositie geen met het gemeenschappelijk belang in strijd zijnde gevolgen voor de mededinging hebben.

3. Proportionaliteit van de steun ten aanzien van de herstructurering

Zoals hierboven aangegeven zijn de herkapitaliseringen van de laatste jaren gebruikt om de kosten te dekken van de vermindering van de schuldenlast van Enirisorse, van de liquidatie en de sluiting van de ondernemingen en vestigingen en van de herstructurering van een reeks andere ondernemingen en vestigingen.

Opgemerkt zij dat de begunstigde in belangrijke mate aan de financiering van het herstructurerings- en liquidatieplan heeft bijgedragen met de ontvangsten uit de verkoop van activa en gecontroleerde ondernemingen. Bij de inleiding van de procedure bestond er geen duidelijkheid rond de vraag of deze bijdrage daadwerkelijk geschiedde. De Commissie heeft van de Italiaanse regering de bevestiging gekregen dat de opbrengsten van de overdrachten gebruikt zijn om de overige elementen van het herstructureringsplan mede te financieren. Zoals reeds vermeld, belopen de totale herstructureringskosten thans 2 658 miljard ITL. Enirisorse heeft 1 819 miljard ITL met herkapitaliseringen gefinancierd en 840 miljard ITL met opbrengsten uit overdrachten. De dekking van deze kosten zou onmogelijk zijn geweest indien Enirisorse voor de herstructurering niet de opbrengsten uit de verkoop van de diverse activa had benut. De laatste fase van de privatisering van de geherstructureerde activiteiten van Enirisorse zal verder tot de financiering van deze kosten bijdragen. Dit is de maximale bijdrage die de begunstigde kan leveren.

Bijgevolg kan worden aangenomen dat de aan Enirisorse verleende steun deze onderneming, of de door haar gecontroleerde ondernemingen, of nog operationele vestigingen, geen extra middelen ter beschikking stelt die zouden kunnen worden gebruikt voor agressieve, marktvervalsende activiteiten die geen verband houden met het herstructureringsproces, of voor de financiering van nieuwe investeringen die niet voor de herstructurering zijn gepland.

4. Volledige uitvoering van het herstructureringsplan

Nog een andere voorwaarde van de toepasselijke communautaire regeling is dat de onderneming het aan de Commissie overgelegde en door haar goedgekeurde herstructureringsplan volledig moet uitvoeren. Zoals opgemerkt, omvat dit plan de verkoop en de liquidatie van ondernemingen die eigendom van Enirisorse zijn, de herstructurering van de strategische activiteiten met het oog op de privatisering van de betrokken ondernemingen, de effectieve privatisering van deze ondernemingen en, ten slotte, de liquidatie van Enirisorse zelf. Aangezien Italië heeft toegezegd dit plan in volle omvang te zullen uitvoeren, kan worden geconcludeerd dat aan deze voorwaarde zal worden voldaan.

5. Controle en verslaglegging

De voltooiing van de aan de gang zijnde privatisering (Pertusola Sud) en van de privatiseringen van Portovesme/San Gavino en Nuova Solmine moet onder het toezicht van de Commissie gebeuren. Daartoe dienen de Italiaanse autoriteiten over de voortgang van de privatiseringen, over de financiële situatie van Enirisorse en over de opbrengsten van deze privatiseringen periodiek verslag uit te brengen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De door Italië in de periode 1992-1996 aan Enirisorse SpA verleende staatssteun, in de vorm van herkapitaliseringen ten bedrage van 1 819 miljard ITL en bestemd voor de herstructurering overeenkomstig het desbetreffende plan, is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en met de EER-Overeenkomst ingevolge artikel 92, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag respectievelijk artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-Overeenkomst, mits de artikelen 2 en 3 van deze beschikking in acht worden genomen.

Artikel 2

Italië verbindt zich ertoe de ondernemingen en de productielocaties die nog aan Enirisorse SpA toebehoren, te privatiseren en laatstgenoemde onderneming definitief te liquideren. De privatiseringen dienen uiterlijk op 31 december 1998 te zijn afgerond. De ontvangsten uit deze privatiseringen mogen niet door ENI in andere, haar toebehorende ondernemingen worden geïnvesteerd, maar moeten gebruikt om de eventuele latere liquidatiekosten van Enirisorse te dekken.

Artikel 3

1. Italië verleent zijn volle medewerking aan het toezicht door de Commissie op de uitvoering van deze beschikking en legt haar halfjaarlijkse verslagen over met:

a) gegevens over de voortgang van de nog te voltooien privatiseringen en over de opbrengsten daarvan;

b) gegevens over de voortgang van de definitieve liquidatie van Enirisorse SpA en over de eventuele extra liquidatiekosten;

c) een bijgewerkt overzicht van de financiële stand van zaken van Enirisorse SpA.

2. Het eerste verslag moet bij de Commissie tegen 1 oktober 1997 zijn ingediend. De volgende verslagen worden met tussenpozen van telkens zes maanden ingediend.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 16 april 1997.

Voor de Commissie

Karel VAN MIERT

Lid van de Commissie

(1) PB C 102 van 4. 4. 1996, blz. 11.

(2) Jurisprudentie 1991, blz. I-1443, rechtsoverweging

(3) PB C 368 van 23. 12. 1994, blz. 12.

(4) PB C 307 van 13. 11. 1993, blz. 3.

(5) Jurisprudentie 1991, blz. I-1443, rechtsoverweging 21.

(6) PB C 368 van 23. 12. 1994, blz. 12.

Top