EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31997R0832

Verordening (EG) nr. 832/97 van de Commissie van 7 mei 1997 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2275/96 van de Raad tot instelling van specifieke maatregelen voor de sector levende planten en producten van de bloementeelt

PB L 119 van 8.5.1997, p. 17–24 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 12/03/2014: This act has been changed. Current consolidated version: 24/07/1997

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1997/832/oj

31997R0832

Verordening (EG) nr. 832/97 van de Commissie van 7 mei 1997 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2275/96 van de Raad tot instelling van specifieke maatregelen voor de sector levende planten en producten van de bloementeelt

Publicatieblad Nr. L 119 van 08/05/1997 blz. 0017 - 0024


VERORDENING (EG) Nr. 832/97 VAN DE COMMISSIE van 7 mei 1997 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2275/96 van de Raad tot instelling van specifieke maatregelen voor de sector levende planten en producten van de bloementeelt

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2275/96 van de Raad van 22 november 1996 tot instelling van specifieke maatregelen voor de sector levende planten en producten van de bloementeelt (1), en met name op artikel 5,

Overwegende dat in genoemde verordening is voorzien in de toekenning door de Gemeenschap van een financiële bijdrage voor acties om te bevorderen dat het verbruik in en buiten de Gemeenschap van uit de Gemeenschap afkomstige levende planten en producten van de bloementeelt toeneemt;

Overwegende dat de voornaamste acties die voor toekenning van financiële bijstand van de Gemeenschap in aanmerking zullen komen, dienen te worden bepaald;

Overwegende dat deze acties in een coherente strategie moeten passen en garanties moeten bieden wat de verwezenlijking van de nagestreefde doelstellingen op middellange termijn en de bevordering van de belangen van de Gemeenschap betreft; dat de belangrijkste marktdeelnemers van de sector bij deze acties dienen te worden betrokken; dat de dossiers over deze acties in een geharmoniseerde vorm moeten worden ingediend en de voor de beoordeling ervan benodigde gegevens moeten bevatten;

Overwegende dat dient te worden bepaald welke procedure moet worden gevolgd en welke criteria moeten worden toegepast om elk jaar te bepalen in welke lidstaten de promotieacties zullen worden uitgevoerd, en om het voor deze acties beschikbare totaalbedrag over deze lidstaten te verdelen;

Overwegende dat de voorschriften dienen te worden vastgesteld voor de indiening van de bijstandsaanvragen door de beroepsorganisaties en voor de beoordeling en selectie van de acties door de door de lidstaten gemachtigde instanties; dat de Commissie in het kader van deze procedure de mogelijkheid dient te hebben haar opmerkingen aan de lidstaten mee te delen;

Overwegende dat het dienstig is dat de verschillende voorschriften voor de uitvoering van de verbintenissen worden vastgelegd in contracten die, aan de hand van door de Commissie beschikbaar gestelde standaardcontracten, tussen de betrokkenen en de bevoegde nationale instanties worden gesloten;

Overwegende dat de controle op de uitvoering van de acties door de lidstaten dient te worden uitgeoefend en dat de Commissie van de resultaten van de in deze verordening bedoelde maatregelen op de hoogte dient te worden gehouden;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor levende planten en producten van de bloementeelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. De in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2275/96 bedoelde acties om het verbruik in en buiten de Gemeenschap van levende planten en producten van de bloementeelt te stimuleren zijn in programma's begrepen.

2. Onder "programma" wordt verstaan, een samenstel van coherente acties die voldoende omvangrijk zijn om de afzet van de productie en het verbruik te helpen vergroten en, eventueel met het oog hierop, afstemming van de productie op en aanpassing ervan aan de marktbehoeften mogelijk te maken.

3. De programma's worden uitgevoerd over een periode van een of meer jaren die ingaat op de datum van ondertekening van de in artikel 7, lid 2, bedoelde jaarlijkse contracten.

De looptijd van de programma's mag evenwel niet meer bedragen dan drie jaar te rekenen vanaf de datum van ondertekening van het in de loop van het eerste jaar waarin deze verordening van toepassing is, gesloten contract.

Artikel 2

1. De programma's kunnen de volgende acties bestrijken:

a) de organisatie van generieke reclamecampagnes over de radio, op de televisie en in de pers of door middel van affiches;

b) de organisatie van voorlichtingsacties op de verkooppunten;

c) de organisatie van en de deelneming aan handelsbeurzen en andere manifestaties;

d) de vervaardiging van publicaties en audiovisueel materiaal;

e) de organisatie van op de opinieleiders of op het brede publiek gerichte public-relationscampagnes;

f) de samenstelling van pedagogisch materiaal.

2. De programma's kunnen van de volgende aanvullende acties vergezeld gaan:

a) de uitvoering van marktonderzoek en verbruikstests;

b) de verspreiding onder de marktdeelnemers van de resultaten van het onderzoek op marketinggebied;

c) de ontwikkeling van nieuwe wijzen van verpakking en presentatie.

3. Acties waarvoor andere communautaire steun of een andere nationale of regionale subsidie is toegekend, komen niet in aanmerking.

Voor de jaren 1997, 1998 en 1999 kunnen evenwel acties in aanmerking worden genomen waarvoor andere nationale of regionale subsidies zijn toegekend die niet meer dan 20 % van de totale begroting bedragen.

Artikel 3

1. Elk jaar worden volgens de procedure van artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 234/68 van de Raad (2) vastgesteld:

a) de lidstaten waar de promotiecampagnes zullen worden uitgevoerd door organisaties die aan de in artikel 4 genoemde voorwaarden voldoen;

b) het bedrag dat bestemd is voor de financiering van deze campagnes in elk van die lidstaten, waarbij het totaalbedrag wordt verdeeld met inachtneming van de waarde van de productie van de betrokken lidstaat.

2. Indien het bedrag dat voor een bepaald jaar aan een lidstaat is toegewezen, in zijn geheel of voor een deel niet wordt gebruikt, kan deze lidstaat besluiten dit bedrag te bestemmen voor een ander geselecteerd project dat bij gebrek aan voldoende financiële middelen op uitvoering wachtte, of van deze bijdrage af te zien. In dit geval wordt het beschikbare bedrag door de Commissie verhoudingsgewijs verdeeld over de lidstaten die belangstelling hebben.

3. Voor het jaar 1997 wordt de beschikbare financiële bijdrage van de Gemeenschap als volgt verdeeld:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Artikel 4

1. De in artikel 1 bedoelde programma's worden ingediend door representatieve organisaties met uit een of meer bedrijfstakken van de sector levende planten en producten van de bloementeelt afkomstige leden zoals producentenorganisaties of unies daarvan en handelaarsorganisaties of groeperingen daarvan.

2. De organisatie die de bijstandsaanvraag heeft ingediend, is als enige verantwoordelijk voor de uitvoering van de voor de toekenning van financiële bijstand in aanmerking genomen acties. De organisatie bezit de voor de uitvoering van de acties noodzakelijke handelingsbekwaamheid en heeft haar maatschappelijke zetel in de Gemeenschap.

Artikel 5

1. De bijstandsaanvraag wordt jaarlijks uiterlijk op 31 maart ingediend bij de bevoegde instantie van de lidstaat waar de organisatie haar maatschappelijke zetel heeft.

Voor het jaar 1997 worden de aanvragen evenwel uiterlijk op 30 mei 1997 ingediend.

De aanvraag bevat alle in de bijlage bedoelde gegevens en gaat vergezeld van:

a) een beschrijving van de situatie inzake de afzet en het verbruik van levende planten en producten van de bloementeelt in de bestreken regio's;

b) een overzicht van de resultaten die van de voorgestelde acties worden verwacht, en een toelichting hoe deze acties bij de in het programma vastgestelde algemene en specifieke doelstellingen aansluiten.

2. De bevoegde instantie controleert of de in de aanvragen vermelde gegevens juist en in overeenstemming zijn met het bepaalde in Verordening (EG) nr. 2275/96 en in de onderhavige verordening. Jaarlijks vóór 30 april, en voor 1997 vóór 21 juni, stelt de betrokken lidstaat op basis van de in artikel 6 genoemde criteria de voorlopige lijst vast van de acties die voor toekenning van de financiële bijstand van de Gemeenschap binnen de grenzen van de overeenkomstig artikel 3 bepaalde bedragen in aanmerking worden genomen. Deze financiële bijstand beloopt 60 % van de werkelijke kosten van de in aanmerking genomen acties.

3. De lidstaat zendt onverwijld de voorlopige lijst van de in aanmerking genomen acties en een kopie van de desbetreffende aanvragen aan de Commissie. De Commissie deelt haar eventuele opmerkingen over de betrokken acties aan de lidstaten mee met het doel voor de wettigheid van deze acties en voor de coördinatie ervan op communautair niveau te zorgen. Op of na de 31e dag na de in lid 2 bedoelde datum stelt elke lidstaat de definitieve lijst van de in aanmerking genomen acties vast en doet deze lijst onverwijld aan de Commissie toekomen.

Artikel 6

De lijst van de in aanmerking genomen acties wordt vastgesteld op grond van met name de coherentie van de uiteengezette strategieën, de kwaliteit van de voorgestelde acties en het te verwachten effect van de uitvoering ervan alsmede de uitvoeringscapaciteit van de organisaties en de garanties op het stuk van doeltreffendheid en representativiteit van de organisaties.

De lidstaten geven de voorrang aan acties waarvan de uitvoering op het grondgebied van verscheidene lidstaten gebeurt.

Artikel 7

1. Elke aanvrager wordt zo spoedig mogelijk door de bevoegde instantie van het aan zijn bijstandsaanvraag gegeven gevolg in kennis gesteld.

2. Binnen één maand na de vaststelling van de lijst van de in aanmerking genomen acties overeenkomstig artikel 5, lid 3, sluiten de bevoegde instanties jaarlijkse contracten met de betrokkenen.

De bevoegde instanties maken hiertoe gebruik van standaardcontracten die de Commissie hun ter beschikking stelt. Deze contracten bevatten de van toepassing zijnde algemene voorwaarden die de contractant wordt geacht te kennen en te aanvaarden.

3. De werking van het contract vangt eerst aan nadat ten gunste van de bevoegde instantie een zekerheid is gesteld als garantie voor de goede uitvoering van het contract, die gelijk is aan 15 % van het door de Gemeenschap te financieren bedrag. Indien de bevoegde instantie niet binnen twee weken na de datum waarop het contract is gesloten, het bewijs ontvangt dat de zekerheid is gesteld, heeft het contract geen rechtsgevolgen meer.

Deze zekerheid wordt gesteld overeenkomstig het bepaalde in titel III van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie (3).

De primaire eis in de zin van artikel 20 van genoemde verordening is de uitvoering binnen de gestelde termijnen van de in het contract vermelde maatregelen.

Deze zekerheid wordt vrijgegeven binnen de termijnen en op de in artikel 8 van de onderhavige verordening met betrekking tot de betaling van het saldo bepaalde voorwaarden.

4. De bevoegde instantie die een contract heeft gesloten, zendt de Commissie onverwijld een kopie van dit contract.

Artikel 8

1. Vanaf de datum waarop het contract is ondertekend, kan de contractant bij de bevoegde instantie een aanvraag om een voorschot indienen.

Het voorschot mag ten hoogste 30 % van het door de Gemeenschap te financieren bedrag belopen.

De bevoegde instantie moet het voorschot uiterlijk op 15 oktober van het betrokken jaar betalen.

Het voorschot kan slechts worden betaald als ten gunste van de bevoegde instantie die het contract heeft gesloten, een zekerheid die gelijk is aan 110 % van dit voorschot, is gesteld overeenkomstig het bepaalde in titel III van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

2. De betalingsaanvragen worden om de drie maanden ingediend en gaan vergezeld van de bewijsstukken en van een tussenverslag over de uitvoering van het contract.

De betrokken betalingen en het in lid 1 bedoelde voorschot mogen evenwel tezamen niet meer bedragen dan 75 % van de totale financiële bijdrage van de Gemeenschap.

3. De aanvraag om betaling van het saldo wordt ingediend uiterlijk vóór het einde van de vierde maand na de datum waarop de in het contract bepaalde acties zijn voltooid. Deze aanvraag gaat vergezeld van:

a) de nodige bewijsstukken;

b) een samenvatting van de uitgevoerde werkzaamheden;

c) een verslag met een interne evaluatie van de behaalde resultaten die op de verslagdatum te constateren zijn, alsmede van het gebruik dat van deze resultaten kan worden gemaakt.

Behoudens overmacht wordt, wanneer de van de nodige bescheiden vergezelde aanvraag om betaling van het saldo te laat wordt ingediend, het saldo verlaagd met 3 % per maand vertraging.

4. Het saldo mag eerst na verificatie van de in lid 3 bedoelde bescheiden worden betaald.

Het saldo wordt verlaagd in verhouding tot de mate waarin niet aan de primaire eis als bedoeld in artikel 7, lid 3, is voldaan.

5. De in lid 1 bedoelde zekerheid wordt bij de betaling van het saldo vrijgegeven voorzover vaststaat dat de betrokkene definitief recht heeft op het voorgeschoten bedrag.

6. De bevoegde instantie verricht de in de leden 1 tot en met 5 bedoelde betalingen binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag. Zij kan de in de leden 2 en 4 bedoelde betalingen evenwel uitstellen indien aanvullende verificaties nodig blijken.

7. De bevoegde instantie doet de in lid 3 bedoelde evaluatieverslagen zo spoedig mogelijk aan de Commissie toekomen.

8. Het totaalbedrag dat jaarlijks overeenkomstig artikel 3 voor elke betrokken lidstaat wordt vastgesteld, wordt in nationale valuta omgerekend tegen de op 1 april van het betrokken jaar geldende landbouwkoers. Voor 1997 is deze datum evenwel 1 mei.

Artikel 9

1. De bevoegde instanties nemen de nodige maatregelen om, met name door middel van technische, administratieve en boekhoudkundige controles bij de contractant, bij zijn eventuele partners en bij zijn subcontractanten, te verifiëren of:

a) de verstrekte gegevens en de vermeldingen in de overgelegde bewijsstukken juist zijn;

b) alle in het contract opgenomen verplichtingen zijn nagekomen.

Zij stellen de Commissie onverwijld van de resultaten van hun controles in kennis.

2. Voor de toepassing van lid 1 geldt dat, wanneer door de betrokkene opgezette acties worden uitgevoerd in een andere lidstaat dan in die waar de bevoegde instantie die het contract met de betrokkene heeft gesloten, is gevestigd, aan deze laatste instantie door de bevoegde instantie van de lidstaat waar de betrokken acties worden uitgevoerd, alle nodige medewerking wordt verleend.

3. De middelen die het meest geschikt zijn voor de controle op de in derde landen uitgevoerde acties, worden bepaald door de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat, welke instantie de Commissie daarvan in kennis stelt.

4. De Commissie kan te allen tijde aan de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde verificaties en controles deelnemen.

Zij kan ook door haar noodzakelijk geachte extra controles uitvoeren.

Artikel 10

In de loop van het laatste jaar van uitvoering van een programma wordt door een onafhankelijk lichaam dat de lidstaat met instemming van de Commissie heeft gekozen, van de geprogrammeerde en goedgekeurde acties een externe evaluatie uitgevoerd.

De externe evaluatie omvat de evaluatie van de behaalde resultaten in vergelijking met de vastgestelde doelstellingen van de geprogrammeerde en goedgekeurde acties, alsmede kosteneffectiviteitsanalyses per actie en voor het gehele programma aan de hand van indicatoren van de prestaties ("output" en "input").

Deze evaluatie wordt onverwijld aan de Commissie meegedeeld.

De bevoegde instantie betaalt deze evaluatie, die wordt gefinancierd onder dezelfde voorwaarden als die voor de promotieacties.

Artikel 11

1. In geval van een onverschuldigde betaling is de begunstigde verplicht tot terugbetaling van de betrokken bedragen, vermeerderd met rente die wordt berekend over de periode die tussen de betaling en de terugbetaling door de begunstigde verstrijkt.

De toe te passen rentevoet is de door het Europees Monetair Instituut voor zijn verrichtingen in ecu toegepaste rentevoet die geldt op de datum van de onverschuldigde betaling en die wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, reeks C, verhoogd met 3 procentpunten.

2. De terugbetaalde bedragen en de rente worden overgemaakt aan de betaalorganen of -diensten en door deze in verhouding tot de financiële bijdrage van de Gemeenschap op de door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw gefinancierde uitgaven in mindering gebracht.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 mei 1997.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 308 van 29. 11. 1996, blz. 7.

(2) PB nr. L 55 van 2. 3. 1968, blz. 1.

(3) PB nr. L 205 van 3. 8. 1985, blz. 5.

BIJLAGE

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

STEUNAANVRAAG

>EIND VAN DE GRAFIEK>

Top