This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31997R0194
Commission Regulation (EC) No 194/97 of 31 January 1997 setting maximum levels for certain contaminants in foodstuffs (Text with EEA relevance)
Verordening (EG) nr. 194/97 van de Commissie van 31 januari 1997 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EG) nr. 194/97 van de Commissie van 31 januari 1997 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (Voor de EER relevante tekst)
PB L 31 van 1.2.1997, p. 48–50
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 04/04/2002; opgeheven door 32001R0466
Verordening (EG) nr. 194/97 van de Commissie van 31 januari 1997 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (Voor de EER relevante tekst)
Publicatieblad Nr. L 031 van 01/02/1997 blz. 0048 - 0050
VERORDENING (EG) Nr. 194/97 VAN DE COMMISSIE van 31 januari 1997 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (Voor de EER relevante tekst) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen (1), en met name op artikel 2, Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 315/93 is bepaald dat, ter bescherming van de volksgezondheid, maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen moeten worden vastgesteld; dat deze maximumgehalten moeten worden vastgesteld in de vorm van een niet-exhaustieve communautaire lijst met onder meer grenswaarden voor een zelfde verontreiniging in verschillende levensmiddelen en grenswaarden voor analytische opsporing; dat kan worden verwezen naar de toe te passen bemonsterings- en analysemethoden; Overwegende dat het met het oog op de bescherming van de volksgezondheid van essentieel belang is dat deze verontreinigingen worden beperkt tot gehalten die toxicologisch aanvaardbaar zijn; dat verdere beperkingen moeten worden gerealiseerd zodra zij door middel van goede beroepspraktijken tot stand kunnen worden gebracht; Overwegende dat groenten van essentiële betekenis zijn voor de voeding; dat zij een belangrijke rol spelen bij de bescherming van de gezondheid en dat derhalve de consumptie van groenten moet worden bevorderd door de kwaliteit van de aangeboden producten te verbeteren; Overwegende dat een aantal Lid-Staten maximumgehalten aan nitraten in bepaalde groenten hebben vastgesteld of overwegen dergelijke gehalten vast te stellen; Overwegende dat, met het oog op de verschillen tussen de Lid-Staten en de concurrentievervalsing die zij tot gevolg kunnen hebben, op communautair niveau maatregelen moeten worden genomen om de eenheid van de markt te vrijwaren, dit echter met inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel; Overwegende dat het gehalte aan verontreinigingen - en in het bijzonder het nitraatgehalte - van bepaalde groenten kan worden verlaagd door middel van specifieke maatregelen die gericht zijn op een betere controle op de bronnen van agrarische verontreiniging, en door middel van gedragscodes; Overwegende dat het klimaat, de productiemethoden en de voedingsgewoonten in de Gemeenschap sterk verschillen van streek tot streek; dat het voor plantaardige producten derhalve wenselijk is de maximumgehalten naar seizoen te differentiëren; dat bovendien de Lid-Staten de mogelijkheid moet worden geboden om voorlopig het in het verkeer brengen toe te staan van op hun grondgebied geproduceerde en voor verbruik op hun grondgebied bestemde sla en spinazie waarvan het nitraatgehalte hoger is dan de in de bijlage, deel I, onder punt 1.1 aangegeven waarde, op voorwaarde dat de aanwezige hoeveelheden nitraten uit een oogpunt van volksgezondheid acceptabel blijven; Overwegende dat producenten van sla en spinazie die zijn gevestigd in de Lid-Staten die van de bovengenoemde mogelijkheid gebruik hebben gemaakt, hun teeltmethoden geleidelijk zullen moeten aanpassen door de goede aanpak toe te passen die op nationaal niveau wordt aanbevolen om te bereiken dat na afloop van een overgangsperiode de communautaire maximumgehalten worden nageleefd; Overwegende dat het wenselijk is dat zo snel mogelijk een situatie wordt bereikt met gemeenschappelijke waarden; Overwegende dat op basis van de beschikbare wetenschappelijke gegevens zal moeten worden nagegaan of er aanleiding is maximumgehalten vast te stellen voor babyvoeding voor zuigelingen en peuters; Overwegende dat het vrije verkeer in de gehele Gemeenschap moet worden gegarandeerd van levensmiddelen waarvan het gehalte aan verontreinigingen niet hoger is dan de in de bijlage vastgestelde maximumwaarden; Overwegende dat de Lid-Staten de nodige bewakingsmaatregelen moeten nemen ten aanzien van de aanwezigheid van verontreinigingen in levensmiddelen; Overwegende dat de op communautair niveau vastgestelde maximumgehalten telkens moeten worden aangepast aan de stand van wetenschap en techniek en aan de verbetering van de productiemethoden; Overwegende dat het dienstig is de voor sla en spinazie vastgestelde maximumgehalten vóór 1 oktober 1998 opnieuw te bezien en eventueel te verlagen; dat het betrokken onderzoek zal plaatsvinden op basis van de door de Lid-Staten verrichte controles; Overwegende dat het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 315/93 is geraadpleegd over de voorschriften die gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid; Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Comité voor levensmiddelen, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Bij deze verordening worden maximumgehalten vastgesteld voor bepaalde verontreinigingen in verschillende levensmiddelen. Artikel 2 1. Wanneer de in de bijlage genoemde producten in het verkeer worden gebracht, mag hun gehalte aan verontreinigingen het in die bijlage vastgestelde gehalte niet overschrijden. 2. De Lid-Staten kunnen, als dit verantwoord is, voorlopig het in het verkeer brengen toestaan van op hun grondgebied geproduceerde en voor verbruik op hun grondgebied bestemde sla en spinazie waarvan het nitraatgehalte hoger is dan de in de bijlage, deel I, onder punt 1.1, vastgestelde waarden, mits gedragscodes ten uitvoer worden gelegd om geleidelijk een situatie te bereiken waarin de door de Gemeenschap voorgeschreven gehalten worden nageleefd. 3. De Lid-Staten informeren de overige Lid-Staten en de Commissie ieder jaar over de uitvoering die aan lid 2 is gegeven. Artikel 3 Vóór 1 oktober 1998 worden de in de bijlage voor sla en spinazie vastgestelde maximumgehalten door de Commissie opnieuw bezien op basis van de resultaten van de door de Lid-Staten verrichte controles; eventueel worden deze gehalten verlaagd. Artikel 4 Voor analyse en bemonstering moeten de in de bijlage vastgestelde methoden worden gebruikt. Artikel 5 Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Zij is van toepassing met ingang van 15 februari 1997. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 mogen de in de bijlage, deel I, punt 1.2, genoemde producten die op de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, reeds op de markt zijn, maar niet aan deze verordening voldoen, nog worden verkocht totdat de voorraad opgebruikt is. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 31 januari 1997. Voor de Commissie Franz FISCHLER Lid van de Commissie (1) PB nr. L 37 van 13. 2. 1993, blz. 1. BIJLAGE MAXIMUMGEHALTEN AAN BEPAALDE VERONTREINIGINGEN IN LEVENSMIDDELEN I. Landbouwverontreinigingen 1. Nitraten >RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> II. Andere verontreinigingen (1) De maximumgehalten gelden niet voor speciaal bereide babyvoeding voor zuigelingen en peuters. (2) Zal overeenkomstig artikel 3 vóór oktober 1998 opnieuw worden bezien. (3) PB nr. L 207 van 15. 8. 1979, blz. 26.