Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31997L0051

    Richtlijn 97/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997 tot wijziging van de Richtlijnen 90/387/EEG en 92/44/EEG van de Raad met het oog op de aanpassing aan een door concurrentie gekenmerkte context in de telecommunicatie

    PB L 295 van 29.10.1997, p. 23–33 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 24/07/2003

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1997/51/oj

    31997L0051

    Richtlijn 97/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997 tot wijziging van de Richtlijnen 90/387/EEG en 92/44/EEG van de Raad met het oog op de aanpassing aan een door concurrentie gekenmerkte context in de telecommunicatie

    Publicatieblad Nr. L 295 van 29/10/1997 blz. 0023 - 0034


    RICHTLIJN 97/51/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 6 oktober 1997 tot wijziging van de Richtlijnen 90/387/EEG en 92/44/EEG van de Raad met het oog op de aanpassing aan een door concurrentie gekenmerkte context in de telecommunicatie

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

    Gezien het voorstel van de Commissie (1),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

    Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (3), en gezien de op 28 mei 1997 door het bemiddelingscomité goedgekeurde ontwerptekst,

    (1) Overwegende dat Richtlijn 90/387/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de totstandbrenging van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision (ONP) (4) betrekking heeft op de harmonisatie van de voorwaarden inzake open en efficiënte toegang tot en gebruik van openbare telecommunicatienetwerken en, in voorkomend geval, openbare telecommunicatiediensten; dat overeenkomstig die richtlijn de Raad Richtlijn 92/44/EEG van 5 juni 1992 betreffende de toepassing van Open Network Provision (ONP) op huurlijnen (5) heeft vastgesteld;

    (2) Overwegende dat overeenkomstig de resolutie van de Raad van 22 juli 1993 inzake het overzicht van de situatie in de telecommunicatiesector en de noodzaak voor verdere ontwikkeling op die markt (6) en de resolutie van de Raad van 22 december 1994 betreffende het principe van en het tijdschema voor de liberalisering van de telecommunicatie-infrastructuur (7), de liberalisering van de telecommunicatiediensten en -infrastructuur per 1 januari 1998 (met een overgangsperiode voor bepaalde lidstaten) ingang dient te vinden; dat dit wordt ondersteund door de resolutie van het Europees Parlement van 20 april 1993 over de mededeling van de Commissie "Overzicht van de situatie in de sector telecommunicatiediensten" (8), en de resolutie van het Europees Parlement van 19 mei 1995 over het "Groenboek inzake de liberalisering van telecommunicatie-infrastructuur en kabeltelevisienetwerken (deel II)" (9);

    (3) Overwegende dat in de resolutie van de Raad van 22 juli 1993 de toepassing in de hele Gemeenschap en waar nodig de aanpassing, in het licht van verdere liberalisering, van de ONP-beginselen met betrekking tot de betrokken entiteiten en aspecten zoals universele dienstverlening, interconnectie, en toegangsvergoeding, alsook de daaruit voortvloeiende kwesties in verband met de voorwaarden waarop vergunningen worden verleend, als een van de belangrijkste doelstellingen van het telecommunicatiebeleid van de Gemeenschap wordt beschouwd; dat overeenkomstig de resolutie van de Raad van 18 september 1995 betreffende de tenuitvoerlegging van het toekomstige wettelijke kader betreffende telecommunicatie (10) is bepaald dat de Commissie, volgens het tijdschema overeenkomstig de resoluties van de Raad van 22 juli 1993 en 22 december 1994, het Europees Parlement en de Raad vóór 1 januari 1996 alle wettelijke maatregelen voorlegt die zijn bedoeld voor het vaststellen van het Europese wettelijke kader voor telecommunicatie ter ondersteuning van de volledige liberalisatie van deze sector, in het bijzonder met betrekking tot de aanpassing van ONP-maatregelen aan de toekomstige door concurrentie gekenmerkte context;

    (4) Overwegende dat in de resolutie van het Europees Parlement van 6 mei 1994 over de mededeling van de Commissie vergezeld van het voorstel voor een resolutie van de Raad betreffende beginselen voor de universele dienstverlening in de telecommunicatiesector (11) het vitale belang van beginselen voor de universele dienstverlening wordt onderstreept; dat in de resolutie van de Raad van 7 februari 1994 over beginselen voor de universele dienstverlening in de telecommunicatiesector (12) een basisdefinitie van universele dienstverlening wordt gegeven en de lidstaten worden opgeroepen om voor de totstandkoming en het behoud van een goede reglementering zorg te dragen teneinde een universele dienstverlening op hun gehele grondgebied te waarborgen; dat, zoals door de Raad in die resolutie wordt erkend, het concept van de universele dienstverlening zich dient te ontwikkelen en daarbij het tempo van de technische vooruitgang, de marktontwikkelingen en de veranderingen in de behoeften van de gebruikers moet volgen; dat bij de versterking van de economische en sociale samenhang, met name in afgelegen, perifere, niet aan zee grenzende en landelijke gebieden en eilanden van de Gemeenschap een rol voor de universele telecommunicatiedienst is weggelegd; dat, waar zulks gerechtvaardigd is, de nettokosten van de verplichting tot universele dienstverlening overeenkomstig het Gemeenschapsrecht over de marktdeelnemers mogen worden verdeeld;

    (5) Overwegende dat met het oog op de belangen van de gebruikers en de organisaties die openbare telecommunicatienetwerken en/of -diensten verschaffen, de grondbeginselen met betrekking tot toegang tot en gebruik van openbare telecommunicatienetwerken en -diensten, zoals vastgelegd binnen het ONP-kader, dienen te worden aangepast om een de Gemeenschap bestrijkende dienstverlening in een geliberaliseerde context te garanderen; dat een op gemeenschappelijke technische normen en specificaties gebaseerde vrijwillige aanpak, met het nodige overleg, passend is om in een geliberaliseerde context aan de behoeften van de gebruikers te voldoen; dat de van toepassing zijnde communautaire maatregelen evenwel garanties moeten bieden voor de verlening van een universele dienst en voor de beschikbaarheid van een minimumreeks diensten voor alle gebruikers in de Gemeenschap; dat een algemeen kader voor de interconnectie op openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten nodig is om de gebruikers in de Gemeenschap diensten met "eind-tot-eind"-interoperabiliteit te bieden;

    (6) Overwegende dat voorwaarden inzake Open Network Provision geen beperking mogen inhouden van het gebruik van of de toegang tot openbare telecommunicatienetwerken of algemeen beschikbare telecommunicatiediensten, behalve om redenen gegrond op essentiële eisen of voortvloeiend uit de uitoefening van bijzondere en exclusieve rechten van de lidstaten in het kader van de communautaire wetgeving;

    (7) Overwegende dat de bepalingen van deze richtlijn de lidstaten niet mogen beletten maatregelen te nemen op grond van het bepaalde in de artikelen 36 en 56 van het Verdrag, en meer bepaald op grond van openbare veiligheid, openbaar beleid en openbare zeden;

    (8) Overwegende dat op 20 december 1994 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een "modus vivendi" (13) is overeengekomen betreffende de maatregelen ter uitvoering van de besluiten die zijn vastgesteld volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag;

    (9) Overwegende dat overeenkomstig het beginsel van de scheiding van regelgevende en operationele functies, de lidstaten met het oog op de onpartijdigheid van de besluiten de onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instantie, respectievelijk instanties dienen te garanderen en ervoor dienen te zorgen dat de nationale regelgevende instantie, respectievelijk instanties van iedere lidstaat bij de uitvoering van het in de toepasselijke communautaire wetgeving neergelegde regelgevingskader een sleutelrol vervullen; dat deze eis van onafhankelijkheid niets afdoet aan de institutionele autonomie en de constitutionele verplichtingen van de lidstaten, of aan het beginsel van neutraliteit met betrekking tot de regels in de lidstaten die ten grondslag liggen aan de regeling van het eigendomsrecht, overeenkomstig artikel 222 van het Verdrag; dat de nationale regelgevende instanties over de nodige middelen (personeel, expertise en geldelijke middelen) moeten beschikken om de hun opgedragen taken te kunnen uitvoeren;

    (10) Overwegende dat nummering en de meer algemene aspecten van adressering en naamgeving een belangrijke rol spelen; dat het volgen van een geharmoniseerde aanpak voor nummering/adressering, en waar passend naamgeving, zal bijdragen tot eind-tot-eindverbindingen tussen gebruikers en interoperabiliteit van diensten in heel Europa; dat het in de toekomst dienstig kan zijn om bij naamgeving en adressering de beginselen van objectiviteit, transparantie, non-discriminatie en evenredigheid toe te passen; dat in Richtlijn 96/19/EG van de Commissie van 13 maart 1996 tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG betreffende de mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten (14) wordt bepaald dat er adequate nummers voor alle telecommunicatiediensten beschikbaar moeten worden gesteld en de nummers op objectieve, transparante, niet discriminerende en evenredige wijze moeten worden toegewezen;

    (11) Overwegende dat teneinde verschaffing van huurlijnen in de hele Gemeenschap te garanderen, de lidstaten ervoor zorg dienen te dragen dat de gebruikers op elke plaats van hun grondgebied toegang hebben tot een minimumreeks van huurlijnen van ten minste één organisatie; dat organisaties met verplichtingen om huurlijnen te verschaffen door de lidstaten moeten worden aangewezen; dat de lidstaten de Commissie is kennis dienen te stellen van de organisaties waarop de richtlijn van toepassing is, van de typen huurlijnen binnen de minimum reeks die deze dienen te verschaffen, en van het geografische gebied waarvoor dit vereiste geldt; dat alle typen huurlijnen binnen een bepaald geografisch gebied die door een aangemelde organisatie worden verschaft, onder de algemene bepalingen van de richtlijn vallen;

    (12) Overwegende dat de positie van een organisatie op de markt afhankelijk is van een aantal factoren, zoals het aandeel van het betrokken product of de betrokken dienst in de betrokken geografische markt, de omzet van de organisatie in verhouding tot de omvang van de markt, het vermogen van de organisatie om op de marktomstandigheden invloed uit te oefenen, de zeggenschap over de toegangsmiddelen tot de eindgebruikers, de beschikking over financiële middelen en de ervaring met de levering van producten en met de verrichting van diensten voor die markt; dat de nationale regelgevende instanties dienen te bepalen welke organisaties een krachtige marktpositie innemen, rekening houdende met de toestand op de betrokken markt;

    (13) Overwegende dat het concept van de huurlijndiensten overeenkomstig nieuwe technologische ontwikkelingen en de marktvraag zal evolueren, waarbij de gebruikers de huurlijnbandbreedte flexibeler zullen kunnen gebruiken;

    (14) Overwegende dat, teneinde efficiëntere communicatie in de Gemeenschap te bewerkstelligen, het van belang is dat de lidstaten de verschaffing van een bijkomend geharmoniseerd pakket huurlijnen van een hogere orde bevorderen, rekening houdend met de marktvraag en de vooruitgang met de normalisatie;

    (15) Overwegende dat, totdat een daadwerkelijk door concurrentie gekenmerkte context is bereikt, de noodzaak bestaat van een regulerend toezicht op de huurlijntarieven met het oog op kostprijsgerichtheid en doorzichtigheid overeenkomstig het proportionaliteitsbeginsel; dat het passend is ervoor te zorgen dat de vereisten inzake kostprijsgerichtheid en doorzichtigheid buiten werking kunnen worden gesteld op die specifieke markten waarop geen enkele organisatie een krachtige positie inneemt of waarop door daadwerkelijke concurrentie redelijke tarieven voor huurlijnen zijn gegarandeerd;

    (16) Overwegende dat de voorwaarden voor de koppeling van eindapparatuur aan huurlijnen zijn vastgelegd in gemeenschappelijke technische voorschriften (CTR's) die zijn aangenomen in het kader van Richtlijn 91/263/EEG van de Raad van 29 april 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge erkenning van de conformiteit van de apparatuur (15), en in Richtlijn 93/97/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 houdende aanvulling van Richtlijn 91/263/EEG wat de apparatuur voor satellietgrondstations betreft (16);

    (17) Overwegende dat bepaalde wijzigingen op bestaande ONP-maatregelen nodig zijn om te zorgen voor samenhang met nieuwe technische ontwikkelingen en met andere regelgevende maatregelen die van het algemene regelgevingskader voor telecommunicatie deel zullen uitmaken;

    (18) Overwegende dat voor alle in bijlage I van Richtlijn 90/387/EEG vermelde gebieden waarvoor ONP-voorwaarden kunnen worden uitgewerkt, overeenkomstig de procedure van artikel 4 van Richtlijn 90/387/EEG analyserapporten zijn opgesteld waarop openbaar commentaar is geleverd; dat alle in bijlage III van Richtlijn 90/387/EEG vermelde prioritaire maatregelen zijn getroffen;

    (19) Overwegende dat de Commissie, teneinde haar in staat te stellen de controlerende taak uit te voeren waarmee zij overeenkomstig het Verdrag is belast, onverwijld van veranderingen bij de nationale regelgevende instantie, respectievelijk instanties en bij de betrokken organisaties in kennis dient te worden gesteld;

    (20) Overwegende dat de doelstelling die eruit bestaat de Richtlijnen 90/387/EEG en 92/44/EEG aan een door concurrentie gekenmerkte context in de telecommunicatiesector aan te passen, niet op toereikende wijze door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en bijgevolg overeenkomstig het in artikel 3 B van het Verdrag vervatte subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt;

    (21) Overwegende dat de werking van de Richtlijnen 90/387/EEG en 92/44/EEG niet later dan 31 december 1999 dient te worden beoordeeld; dat bij deze beoordeling rekening dient te worden gehouden met de toename van de daadwerkelijke concurrentie op de telecommunicatiemarkten;

    (22) Overwegende dat bij het indienen van voorstellen voor verdere maatregelen om de doelstellingen van deze richtlijn te bereiken, moet worden gedacht aan één enkele geconsolideerde tekst die alle relevante richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad ter tenuitvoerlegging van de ONP-bepalingen omvat, teneinde de doorzichtigheid van de Gemeenschapswetgeving te vergroten;

    (23) Overwegende dat de regelgeving op telecommunicatiegebied ingevolge de artikelen 52 en 59 van het Verdrag verenigbaar en in overeenstemming met de beginselen van vrijheid van vestiging en vrijheid van het verrichten van diensten dienen te zijn en dat daarbij rekening dient te worden gehouden met de noodzaak de invoering van nieuwe diensten en de algemene toepassing van technologische verbeteringen te vergemakkelijken,

    HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Wijziging van Richtlijn 90/387/EEG

    Richtlijn 90/387/EEG wordt als volgt gewijzigd:

    1. artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

    a) lid 2 wordt vervangen door:

    "2. De in lid 1 bedoelde voorwaarden hebben tot doel de verschaffing van openbare telecommunicatienetwerken en/of openbare telecommunicatiediensten binnen en tussen lidstaten te vergemakkelijken, in het bijzonder de verrichting van diensten door ondernemingen, firma's of natuurlijke personen die in een andere lidstaat zijn gevestigd dan die van de onderneming, firma of natuurlijke persoon voor welke de diensten zijn bestemd.";

    b) het volgende lid wordt toegevoegd:

    "3. De voorwaarden voor Open Network Provision zijn gericht op het overal in de Gemeenschap:

    - garanderen van de beschikbaarheid van een minimumreeks van diensten,

    - verzekeren van toegang tot en interconnectie van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten,

    - bevorderen van de verlening van geharmoniseerde telecommunicatiediensten ten behoeve van de gebruikers, meer bepaald door op vrijwillige basis geharmoniseerde technische interfaces voor open en efficiënte toegang en interconnectie en de bijbehorende normen en/of specificaties vast te stellen en te bevorderen, en

    - garanderen van de verlening van universele diensten op telecommunicatiegebied, met inachtneming van toekomstige ontwikkelingen.";

    2. artikel 2 wordt vervangen door:

    "Artikel 2

    In deze richtlijn wordt verstaan onder:

    1. "gebruikers": personen, met inbegrip van consumenten, of organisaties die algemeen beschikbare telecommunicatiediensten gebruiken of aanvragen;

    2. "telecommunicatienetwerk": de transmissiesystemen en in voorkomend geval de schakelapparatuur en andere middelen die het mogelijk maken signalen tussen welbepaalde aansluitpunten over te brengen via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen;

    "openbaar telecommunicatienetwerk": een telecommunicatienetwerk dat geheel of ten dele voor het verstrekken van algemeen beschikbare telecommunicatiediensten wordt gebruikt;

    3. "telecommunicatiediensten": dienstverstrekkingen welke geheel of gedeeltelijk bestaan in de transmissie en routering van signalen over telecommunicatienetwerken, met uitzondering van radio- en televisieomroep;

    4. "universele dienst": een welbepaald minimumpakket van diensten van een bepaalde kwaliteit dat voor alle gebruikers, ongeacht hun geografische locatie beschikbaar is voor een in het licht van de specifieke nationale omstandigheden betaalbare prijs;

    5. "netwerkaansluitpunt": het fysieke punt waarop de gebruiker toegang tot een openbaar telecommunicatienetwerk krijgt. De plaatsen van de netwerkaansluitpunten worden door de nationale regelgevende instantie vastgesteld en vormen, voor regelgevingsdoeleinden, een begrenzing van het openbare telecommunicatienetwerk;

    6. "essentiële eisen": niet-economische redenen in het openbaar belang die lidstaten ertoe kunnen brengen voorwaarden te stellen aan de installatie en/of exploitatie van telecommunicatienetwerken of de levering van telecommunicatiediensten. Deze redenen zijn de veiligheid van het functioneren van het netwerk, het behoud van netwerkintegriteit en, in gerechtvaardigde gevallen, de interoperabiliteit van diensten, gegevensbescherming, milieubescherming, doelstellingen terzake van stadsplanning en ruimtelijke ordening evenals het daadwerkelijke gebruik van het frequentiespectrum en het vermijden van schadelijke interferentie tussen op radiogolven gebaseerde telecommunicatiesystemen en andere technische systemen in de ruimte of de grond. Gegevensbescherming kan de bescherming van persoonsgegevens, het waarborgen van het vertrouwelijke karakter van informatie die wordt doorgegeven of opgeslagen, alsmede de bescherming van de persoonlijke levenssfeer omvatten;

    7. "interconnectie": het fysiek en logisch verbinden van de faciliteiten van telecommunicatienetwerken die door dezelfde of door een andere organisatie worden gebruikt om het de gebruikers van een organisatie mogelijk te maken te communiceren met gebruikers van dezelfde of van een andere organisatie dan wel toegang te hebben tot diensten die door een andere organisatie worden verleend. Diensten mogen worden verleend door de betrokken partijen of door andere partijen die toegang hebben tot het netwerk;

    8. "ONP-voorwaarden": het geheel van de overeenkomstig deze richtlijn geharmoniseerde voorwaarden die betrekking hebben op open en efficiënte toegang tot openbare telecommunicatienetwerken en, indien van toepassing, openbare telecommunicatiediensten en het efficiënte gebruik van deze netwerken en diensten.

    Onverminderd de toepassing ervan per geval mogen de ONP-voorwaarden geharmoniseerde voorwaarden omvatten met betrekking tot:

    - technische interfaces, met inbegrip van de definitie en implementatie van netwerkaansluitpunten, indien nodig,

    - gebruiksvoorwaarden,

    - tariefbeginselen,

    - de toegang tot frequenties en nummers/adressen/namen, indien nodig overeenkomstig het referentiekader van de bijlage;

    9. "technische specificaties", "normen" en "eindapparatuur": de in artikel 1 van Richtlijn 91/263/EEG (*) omschreven begrippen.

    (*) PB L 128 van 23. 5. 1991, blz. 1.";

    3. artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    a) de leden 2 en 3 worden vervangen door:

    "2. ONP-voorwaarden mogen de toegang tot openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten niet beperken, behalve om redenen gegrond op essentiële eisen in het kader van de communautaire wetgeving. De voorwaarden die in het algemeen van toepassing zijn op de aansluiting van eindapparatuur op het netwerk, zijn eveneens van toepassing.

    3. ONP-voorwaarden mogen geen bijkomende beperkingen op het gebruik van het openbaar telecommunicatienetwerk en/of de openbare telecommunicatiediensten toestaan, met uitzondering van met de communautaire wetgeving verenigbare beperkingen.";

    b) lid 4 wordt geschrapt;

    c) lid 5 wordt vervangen door:

    "5. Onverminderd de specifieke richtlijnen die met betrekking tot Open Network Provision zijn vastgesteld, en voorzover de toepassing van de essentiële eisen op grond van lid 2 een lidstaat ertoe kan bewegen de toegang tot openbare telecommunicatienetwerken of -diensten te beperken, worden de regels voor een eenvormige toepassing van de essentiële eisen, in het bijzonder met betrekking tot de interoperabiliteit van diensten en de bescherming van gegevens, in voorkomend geval door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 10.";

    4. artikel 4 wordt geschrapt;

    5. artikel 5 wordt vervangen door:

    "Artikel 5

    1. In het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen wordt verwezen naar normen en/of specificaties die zijn opgesteld om als grondslag te dienen voor geharmoniseerde technische interfaces en/of geharmoniseerde kenmerken van diensten voor ONP en die aan de vereisten van open en efficiënte toegang, interconnectie en interoperabiliteit voldoen, teneinde voor gebruikers overal in de Gemeenschap het verlenen van geharmoniseerde telecommunicatiediensten aan te moedigen.

    Indien nodig kan de Commissie na overleg met het in artikel 9 bedoelde comité Europese normalisatie-instituten verzoeken om normen op te stellen.

    2. De lidstaten bevorderen het gebruik van overeenkomstig lid 1 in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen genoemde normen en/of specificaties voor het verschaffen van technische interfaces en/of netwerkfuncties.

    Zo lang dergelijke normen en/of specificaties niet zijn aangenomen bevorderen de lidstaten:

    - normen en/of specificaties die door Europese normalisatie-instituten, zoals het Europees Normalisatie-Instituut voor Telecommunicatie (ETSI) of het gemeenschappelijk Europees normalisatie-instituut, i.e. het Europees Comité voor Normalisatie (CEN)/Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (Cenelec) zijn aangenomen,

    of, bij ontstentenis van dergelijke normen en/of specificaties,

    - internationale normen of aanbevelingen die door de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU), de Internationale Organisatie voor Normalisatie (ISO) of de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) zijn aangenomen,

    of, bij ontstentenis van dergelijke normen en/of aanbevelingen,

    - nationale normen en/of specificaties.

    3. Indien de toepassing van de normen en/of specificaties in de zin van lid 1 ontoereikend blijkt om de interoperabiliteit van grensoverschrijdende diensten in een of meer lidstaten te garanderen, kan de toepassing van dergelijke normen en/of specificaties, voorzover zulks strikt noodzakelijk is om deze interoperabiliteit te garanderen en de vrije keuze van de gebruiker te verbeteren, volgens de procedure van artikel 10 verplicht worden gesteld, onverminderd de artikelen 85 en 86 van het Verdrag.

    Alvorens de toepassing van de normen en/of specificaties overeenkomstig de eerste alinea verplicht wordt gesteld, nodigt de Commissie door middel van een kennisgeving in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen alle betrokken partijen uit tot het leveren van openbaar commentaar.

    4. Wanneer een lidstaat of de Commissie van oordeel is dat de in lid 1 genoemde geharmoniseerde normen en/of specificaties niet aan de doelstelling van open en efficiënte toegang, interconnectie en interoperabiliteit, met name niet aan de basisbeginselen en de essentiële eisen als bedoeld in artikel 3, beantwoorden, wordt besloten of het nodig is om verwijzingen naar die normen en/of specificaties in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen te schrappen, overeenkomstig de procedure van artikel 10.

    5. De Commissie stelt de lidstaten in kennis van het besluit en maakt informatie over het schrappen van die normen en/of specificaties in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend.";

    6. het volgende artikel wordt ingevoegd:

    "Artikel 5 bis

    1. Wanneer de aan de nationale regelgevende instantie uit hoofde van de communautaire wetgeving toebedeelde taken door meer dan één lichaam worden uitgevoerd, waarborgen de lidstaten dat de taken waarmee elk van die lichamen wordt belast, openbaar worden gemaakt.

    2. Teneinde de onafhankelijkheid van nationale regelgevende instanties te waarborgen, dienen:

    - de nationale regelgevende instanties juridisch gescheiden en functioneel onafhankelijk te zijn van alle organisaties die telecommunicatienetwerken, -uitrusting of -diensten verschaffen;

    - lidstaten die het eigendom behouden van of die een belangrijke mate van zeggenschap hebben over de organisaties die telecommunicatienetwerken en/of -diensten verschaffen, ervoor zorg te dragen dat er een daadwerkelijke structurele scheiding bestaat tussen de regelgevende functie en de met het eigendom of met de zeggenschap verband houdende activiteiten.

    3. De lidstaten dragen ervoor zorg dat er op nationaal niveau geschikte mechanismen bestaan zodat een partij die door een besluit van de nationale regelgevende instantie wordt geschaad, het recht heeft bij een onafhankelijk lichaam in beroep te gaan.

    4. De lidstaten kunnen stappen doen om ervoor te zorgen dat de nationale regelgevende instanties in staat zijn van organisaties die telecommunicatienetwerken en/of -diensten verschaffen, alle informatie te verkrijgen die nodig is om de communautaire wetgeving toe te passen.";

    7. de artikelen 6 en 7 worden geschrapt;

    8. artikel 8 wordt vervangen door:

    "Artikel 8

    De Commissie gaat de werking van deze richtlijn na en brengt daarover bij de eerste gelegenheid, doch uiterlijk 31 december 1999 verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad. Het verslag zal onder meer berusten op de informatie die de lidstaten aan de Commissie en aan het in de artikelen 9 en 10 bedoelde comité hebben verstrekt. Indien noodzakelijk, wordt in dit verslag nagegaan welke bepalingen van deze richtlijn moeten worden aangepast in het licht van de ontwikkelingen op de markt. In dit verslag kunnen verdere maatregelen worden voorgesteld om de doelstellingen van deze richtlijnen na te streven. De Commissie zal in het verslag tevens een onderzoek wijden aan de toegevoegde waarde van de oprichting van een Europese regelgevende instantie, welke die taken zou verrichten die kennelijk beter op Gemeenschapsniveau kunnen worden verricht.";

    9. in artikel 9, lid 1, tweede alinea, wordt het woord "telecommunicatieorganisaties" vervangen door de woorden "organisaties die openbare telecommunicatienetwerken leveren en/of algemeen beschikbare telecommunicatiediensten verrichten";

    10. de bijlagen I en III worden geschrapt;

    11. bijlage II wordt vervangen door bijlage I bij de onderhavige richtlijn.

    Artikel 2

    Wijziging van Richtlijn 92/44/EEG

    Richtlijn 92/44/EEG wordt als volgt gewijzigd:

    1. in de gehele richtlijntekst wordt het woord "telecommunicatieorganisaties" vervangen door de woorden "organisaties die overeenkomstig artikel 11, lid 1 bis, zijn aangemeld,";

    2. aan artikel 1 worden de volgende alinea's toegevoegd:

    "De lidstaten dragen er zorg voor dat op elke plaats van hun grondgebied ten minste een organisatie onder de bepalingen van deze richtlijn valt.

    De lidstaten dragen er zorg voor dat de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen niet worden opgelegd aan organisaties die niet over een aanmerkelijke macht op de markt voor huurlijnen beschikken, tenzij er in een bepaalde lidstaat geen organisaties zijn die over een aanmerkelijke macht op de markt voor huurlijnen beschikken.";

    3. artikel 2 wordt vervangen door:

    "Artikel 2

    Definities

    1. De definities van Richtlijn 90/387/EEG, als gewijzigd bij Richtlijn 97/51/EG (*), gelden, voorzover dienstig, eveneens voor de onderhavige richtlijn.

    2. In deze richtlijn wordt voorts verstaan onder:

    - "huurlijnen": de telecommunicatiefaciliteiten met behulp waarvan transparante transmissiecapaciteit tussen aansluitpunten van het netwerk wordt geboden, zonder "on demand switching" (schakelfuncties waarover gebruikers kunnen beschikken als onderdeel van de geleverde huurlijn);

    - "ONP-comité": het comité als bedoeld in de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 90/387/EEG;

    - "nationale regelgevende instantie": het lichaam als bedoeld in artikel 5 bis van Richtlijn 90/387/EEG.

    3. In de zin van deze richtlijn wordt een organisatie geacht over een aanmerkelijke macht op de markt te beschikken wanneer zij 25 % of meer van een bepaalde markt voor huurlijnen in een lidstaat bezit. Een bepaalde markt voor huurlijnen wordt beoordeeld op basis van het type/de typen in een bepaald geografisch gebied aangeboden huurlijnen. Het geografisch gebied kan het gehele of een deel van het grondgebied van een lidstaat bestrijken.

    De nationale regelgevende instanties kunnen vaststellen dat een organisatie met een aandeel van minder dan 25 % in een bepaalde markt voor huurlijnen over een aanmerkelijke macht op de markt beschikt. Zij kunnen ook vaststellen dat een organisatie met een aandeel van 25 % of meer in een bepaalde markt voor huurlijnen niet over een aanmerkelijke macht op de markt beschikt.

    In beide gevallen wordt bij de vaststelling rekening gehouden met het vermogen van de organisatie invloed uit te oefenen op de omstandigheden van de huurlijnenmarkt, haar omzet in verhouding tot de omvang van de markt, haar toegang tot financiële middelen en haar ervaring met de levering van producten en de verrichting van diensten op die markt.

    (*) PB L 295 van 29. 10. 1997, blz. 23.";

    4. artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    a) de tweede zin van lid 1 wordt vervangen door:

    "Wijzigingen in bestaande aanbiedingen en informatie over nieuwe aanbiedingen worden zo spoedig mogelijk bekendgemaakt. De nationale regelgevende instantie kan een passende termijn voor kennisgeving vastleggen.";

    b) lid 3 wordt geschrapt;

    5. artikel 4, tweede streepje, eerste alinea, wordt vervangen door:

    "- de standaardleveringstermijn, waaronder wordt verstaan de termijn, gerekend vanaf de dag waarop de gebruiker een definitieve aanvraag voor een huurlijn heeft ingediend, waarbinnen 95 % van alle huurlijnen van hetzelfde type ter beschikking van de klanten is gesteld.";

    6. artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

    a) lid 1 wordt vervangen door:

    "1. De lidstaten dragen er zorg voor dat wanneer de toegang tot en het gebruik van huurlijnen beperkt is overeenkomstig de communautaire wetgeving, deze beperkingen door de nationale regelgevende instanties door middel van regelgeving worden opgelegd.

    Er mogen geen technische beperkingen worden opgelegd of gehandhaafd ten aanzien van de onderlinge koppeling van huurlijnen of de koppeling van huurlijnen aan openbare telecommunicatienetwerken.";

    b) lid 3, onder a), tweede alinea, wordt vervangen door:

    "Onder noodsituaties worden in deze context verstaan uitzonderlijke gevallen van overmacht, zoals extreme weersomstandigheden, aardbevingen, overstromingen, blikseminslag of brand.";

    c) lid 4, eerste alinea, en voetnoot 1 worden vervangen door:

    "Met eindapparatuur verband houdende toegangsvoorwaarden worden geacht te zijn vervuld indien de eindapparatuur voldoet aan de goedkeuringsvoorwaarden voor de aansluiting ervan op het netwerkaansluitpunt van het betrokken type huurlijn, overeenkomstig Richtlijn 91/263/EEG (*) of Richtlijn 93/97/EEG (**).

    (*) PB L 128 van 23. 5. 1991, blz. 1.

    (**) PB L 290 van 24. 11. 1993, blz. 1.";

    7. artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

    a) het volgende lid wordt ingevoegd:

    "2 bis. De lidstaten bevorderen de verschaffing van de in bijlage III vermelde aanvullende typen huurlijnen, waarbij met de marktvraag en met de ontwikkelingen op het gebied van de normalisatie rekening wordt gehouden.";

    b) lid 3 wordt vervangen door:

    "3. De wijzigingen die nodig zijn om de bijlagen II en III aan nieuwe technische ontwikkelingen en veranderingen van de marktvraag aan te passen, waaronder de eventuele schrapping van bepaalde typen huurlijnen uit de bijlagen, worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 10 van Richtlijn 90/387/EEG, waarbij met de stand van de ontwikkeling van de nationale netwerken rekening wordt gehouden.";

    8. artikel 8, lid 2, wordt vervangen door:

    "2. De nationale regelgevende instantie draagt er zorg voor dat de organisaties die overeenkomstig artikel 11, lid 1 bis, zijn aangemeld, zich houden aan het beginsel van non-discriminatie bij de verschaffing van huurlijnen. Deze organisaties passen op organisaties die dezelfde diensten verrichten onder dezelfde omstandigheden dezelfde voorwaarden toe en verschaffen huurlijnen aan andere organisaties onder dezelfde voorwaarden en van dezelfde kwaliteit als die welke zij voor hun eigen diensten of, in voorkomend geval, diensten van hun dochterondernemingen of partners bieden.";

    9. artikel 9 wordt geschrapt;

    10. artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

    a) lid 1, onder a), wordt vervangen door:

    "a) tarieven voor huurlijnen zijn onafhankelijk van het type toepassing waarvan huurlijnabonnees gebruik maken, onverminderd het beginsel van niet-discriminatie als bedoeld in artikel 8, lid 2;";

    b) lid 2, onder b) iii), wordt vervangen door:

    "iii) indien voor het toerekenen van de kostencategorie directe noch indirecte maatstaven kunnen worden gevonden, wordt een algemene toerekeningsfactor gehanteerd, welke wordt berekend op basis van de verhouding van alle uitgaven die direct worden toegeschreven of toegerekend aan, enerzijds, huurlijnen en, anderzijds, andere diensten.";

    c) het volgende lid wordt toegevoegd:

    "4. De nationale regelgevende instantie past de in lid 1 genoemde vereisten niet toe indien een organisatie in een bepaald geografisch gebied voor een specifiek huurlijnenaanbod niet over een aanmerkelijke macht op de markt beschikt.

    De nationale regelgevende instantie kan besluiten de in lid 1 genoemde vereisten in een bepaald geografisch gebied niet toe te passen, wanneer zij ervan overtuigd is dat er een daadwerkelijke concurrentie op de desbetreffende huurlijnenmarkt bestaat, hetgeen wordt aangetoond door tarieven die reeds aan deze vereisten voldoen.";

    11. artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

    a) lid 1 wordt vervangen door:

    "1. De lidstaten delen de Commissie mede welke nationale regelgevende instantie, respectievelijk instanties met de uitvoering van de in deze richtlijn omschreven taken is, respectievelijk zijn belast.

    Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van elke verandering in hun nationale regelgevende instanties.";

    b) het volgende lid wordt ingevoegd:

    "1. bis. De nationale regelgevende instanties delen de Commissie de namen mede van de huurlijnen verschaffende organisaties die aan de vereisten van deze richtlijn zijn onderworpen. Deze mededeling omvat, in voorkomend geval, de typen huurlijnen die elke organisatie in elk geografisch gebied dient te verschaffen teneinde aan het vereiste van artikel 1 te voldoen, alsmede alle gevallen waarin artikel 10, lid 1, overeenkomstig artikel 10, lid 4, niet wordt toegepast.";

    c) lid 2, tweede alinea, wordt vervangen door:

    "De nationale regelgevende instantie houdt de gegevens ter beschikking, die zij de Commissie desgevraagd verstrekt, betreffende gevallen waarin de toegang tot of het gebruik van huurlijnen is beperkt, alsook de bijzonderheden van de getroffen maatregelen en de redenen daarvoor.";

    12. artikel 14 wordt vervangen door:

    "Artikel 14

    Verslag

    De Commissie gaat de werking van deze richtlijn na en brengt daarover bij de eerste gelegenheid, doch uiterlijk 31 december 1999 verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad. Het verslag zal onder meer berusten op de informatie die de lidstaten aan de Commissie en aan het ONP-comité hebben verstrekt. Het verslag bevat een beoordeling van de noodzaak om de richtlijn te verlengen, rekening houdend met de ontwikkelingen in de richting van een volledig door concurrentie gekenmerkte context. Indien noodzakelijk wordt in het verslag nagegaan welke bepalingen van deze richtlijn moeten worden aangepast in het licht van de ontwikkelingen op de markt, en er kunnen in dit verslag verdere maatregelen worden voorgesteld om de doelstellingen van deze richtlijnen na te streven.".

    13. bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

    a) voetnoot 1 wordt vervangen door:

    "PB L 109 van 26. 4. 1983, blz. 8. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/10/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 100 van 19. 4. 1994, blz. 30).";

    b) onder D worden de punten 1, 2, 3, 5 en 6 geschrapt;

    c) deel E wordt vervangen door:

    "E. Aansluitingsvoorwaarden voor eindapparatuur

    De informatie over de aansluitingsvoorwaarden omvat een volledig overzicht van de eisen waaraan de aan de betrokken huurlijn aan te sluiten eindapparatuur overeenkomstig Richtlijn 91/263/EEG of Richtlijn 93/97/EEG moet voldoen.";

    14. bijlage II van de onderhavige richtlijn wordt toegevoegd als bijlage III.

    Artikel 3

    Omzetting

    1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk vóór 31 december 1997 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 4

    Inwerkingtreding

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 5

    Adressaten

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 6 oktober 1997.

    Voor het Europees Parlement

    De Voorzitter

    J. M. GIL-ROBLES

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    J. POOS

    (1) PB C 62 van 1. 3. 1996, blz. 3, en

    PB C 291 van 4. 10. 1996, blz. 18.

    (2) PB C 204 van 15. 7. 1996, blz. 14.

    (3) Advies van het Europees Parlement van 22 mei 1996 (PB C 166 van 10. 6. 1996, blz. 87), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 12 september 1996 (PB C 315 van 24. 10. 1996, blz. 41) en besluit van het Europees Parlement van 11 december 1996 (PB C 20 van 20. 1. 1997, blz. 55). Besluit van het Europees Parlement van 16 juli 1997. Besluit van de Raad van 22 juli 1997.

    (4) PB L 192 van 24. 7. 1990, blz. 1.

    (5) PB L 165 van 19. 6. 1992, blz. 27. Richtlijn gewijzigd bij Beschikking 94/439/EG van de Commissie (PB L 181 van 15. 7. 1994, blz. 40).

    (6) PB C 213 van 6. 8. 1993, blz. 1.

    (7) PB C 379 van 31. 12. 1994, blz. 4.

    (8) PB C 150 van 31. 5. 1993, blz. 39.

    (9) PB C 151 van 19. 6. 1995, blz. 479.

    (10) PB C 258 van 3. 10. 1995, blz. 1.

    (11) PB C 205 van 25. 7. 1994, blz. 551.

    (12) PB C 48 van 16. 2. 1994, blz. 1.

    (13) PB C 102 van 4. 4. 1996, blz. 1.

    (14) PB L 74 van 22. 3. 1996, blz. 13.

    (15) PB L 128 van 23. 5. 1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/68/EEG (PB L 220 van 30. 8. 1993, blz. 1).

    (16) PB L 290 van 24. 11. 1993, blz. 1.

    BIJLAGE I

    "BIJLAGE

    REFERENTIEKADER VOOR DE TOEPASSING VAN DE ONP-VOORWAARDEN

    Bij de toepassing van de ONP-voorwaarden als omschreven in artikel 2, punt 8, dient te worden uitgegaan van het volgende referentiekader, met inachtneming van de relevante bepalingen van het Verdrag:

    1. Geharmoniseerde technische interfaces en/of netwerkfuncties

    Voor het opstellen van ONP-voorwaarden moet bij het definiëren van specificaties voor technische interfaces en/of netwerkfuncties het volgende schema in aanmerking worden genomen:

    - voor de huidige diensten en netwerken moeten bestaande specificaties voor interfaces worden gebruikt;

    - voor geheel nieuwe diensten of verbetering van bestaande diensten moeten, voorzover doenlijk, eveneens bestaande specificaties voor interfaces worden gebruikt. Indien de bestaande interfaces niet volstaan, zullen uitbreidingen van deze specificaties en/of nieuwe specificaties voor interfaces moeten worden opgesteld;

    - voor netwerken die nog niet zijn geïntroduceerd, maar waarvoor een normalisatieprogramma reeds is begonnen, dient bij de specificering van nieuwe interfaces en netwerkfuncties met de ONP-voorwaarden in de zin van artikel 3 rekening te worden gehouden.

    De ONP-voorstellen moeten, waar mogelijk, overeenstemmen met de werkzaamheden bij Europese normalisatie-instituten, met name het ETSI; tevens moet rekening worden gehouden met de werkzaamheden van andere internationale normalisatie-instituten, zoals ITU-T.

    2. Geharmoniseerde verschaffings- en gebruiksvoorwaarden

    In de verschaffings- en gebruiksvoorwaarden moeten, voorzover nodig, de voorwaarden inzake toegang tot en terbeschikkingstelling van diensten worden vastgesteld.

    a) verschaffingsvoorwaarden hebben betrekking op de voorwaarden waaronder diensten aan gebruikers worden aangeboden. Zij mogen inhouden:

    - standaardleveringstermijn,

    - normale reparatietermijn,

    - de kwaliteit van de dienstverlening, met name de beschikbaarheid en de kwaliteit van de transmissie,

    - onderhoud en netwerkbeheer;

    b) gebruiksvoorwaarden hebben betrekking op de voorwaarden die van toepassing zijn op de gebruikers, zoals:

    - voorwaarden voor de toegang tot het netwerk,

    - voorwaarden voor gemeenschappelijk gebruik,

    - waar nodig, voorwaarden betreffende de bescherming van persoonsgegevens en de vertrouwelijkheid van mededelingen.

    3. Geharmoniseerde tariefbeginselen

    De tariefbeginselen moeten in overeenstemming zijn met de in artikel 3, lid 1, neergelegde beginselen.

    Deze beginselen houden met name het volgende in:

    - de tarieven moeten op objectieve criteria gebaseerd zijn en, totdat de concurrentie effectief wordt in de zin dat de prijzen laag blijven voor de gebruikers, in beginsel op de kostprijs gericht zijn, met dien verstande dat de vaststelling van het eigenlijke tariefniveau een zaak van nationale wetgeving blijft en geen deel uitmaakt van de ONP-voorwaarden. Indien een organisatie niet langer over een aanmerkelijke macht op de betreffende markt beschikt, kan het vereiste van kostprijsgerichtheid door de bevoegde nationale regelgevende instantie buiten werking worden gesteld. Een van de doelstellingen is het vaststellen van efficiënte tariefbeginselen in de gehele Gemeenschap, met een gewaarborgde universele dienstverlening voor eenieder;

    - de tarieven moeten doorzichtig zijn en op passende wijze worden bekendgemaakt;

    - om de gebruikers de keuze te laten tussen de verschillende onderdelen van de dienstverlening, en voorzover de techniek zulks mogelijk maakt, moeten de tarieven voldoende worden opgesplitst in overeenstemming met de mededingingsregels van het Verdrag. In het bijzonder moeten bijkomende voorzieningen die aangewend worden om sommige aanvullende specifieke diensten te verlenen, in beginsel onafhankelijk van de inclusieve dienstverlening en van het eigenlijke transport in rekening worden gebracht;

    - de tarieven mogen geen discriminerend karakter hebben en moeten gelijkheid van behandeling waarborgen, met uitzondering van beperkingen die stroken met de communautaire wetgeving.

    Bij de berekening van de kosten voor toegang tot netwerkhulpmiddelen of -diensten moet worden voldaan aan bovengenoemde beginselen en aan de mededingingsregels van het Verdrag en moet ook rekening worden gehouden met het beginsel van een eerlijke verdeling van de totale kosten van de gebruikte hulpmiddelen, met de noodzaak van een redelijk rendement van de gedane investeringen, en, in voorkomend geval, met de financiering van universele dienstverlening overeenkomstig de richtlijn inzake interconnectie (*).

    Er mogen verschillende tarieven worden ingesteld, met name om rekening te houden met overmatig verkeer tijdens piekuren en gering verkeer tijdens daluren, op voorwaarde dat de tariefverschillen commercieel gerechtvaardigd en niet met de bovenstaande beginselen in strijd zijn.

    4. Geharmoniseerde aanpak van nummering/adressering/naamgeving

    De nummering/adressering en in sommige gevallen naamgeving zorgt voor de selectie van de bestemming of bestemmingen of voor de selectie van een dienst, een dienstverlener of een netwerkexploitant.

    Derhalve dient een groot belang te worden gehecht aan een geharmoniseerde aanpak van nummering/adressering en, waar van toepassing, naamgeving, om in heel Europa eind-tot-eindverbindingen tussen gebruikers, alsmede interoperabiliteit van diensten te garanderen. Bovendien dient de toewijzing van nummers/adressen/namen eerlijk te geschieden, evenredig te zijn met en te voldoen aan de vereisten voor gelijke toegang.

    Om dit te bereiken is het noodzakelijk dat:

    - de terbeschikkingstelling overeenkomstig geharmoniseerde beginselen voor geschikte nummerings- en adresseringsreeksen, kengetallen en korte codes en, waar van toepassing, geschikte naamgeving, voor alle openbare telecommunicatiediensten geschiedt;

    - nationale standpunten in internationale organisaties en platforms waar beslissingen over nummering/adressering/naamgeving worden gecoördineerd, waarbij rekening dient te worden gehouden met mogelijke toekomstige ontwikkelingen op Europees niveau op het gebied van nummering/adressering/naamgeving;

    - de betreffende nationale telecommunicatieplannen voor nummering/adressering/naamgeving onder toezicht staan van de nationale regelgevende instantie, teneinde de onafhankelijkheid ten opzichte van de organisaties die openbare telecommunicatienetwerken of algemeen beschikbare telecommunicatiediensten verschaffen, te garanderen;

    - de doeltreffende tenuitvoerlegging van nummerportabiliteit te garanderen teneinde voor de gebruikers alle belemmeringen bij de keuze van de leverancier weg te nemen;

    - de procedures voor de toewijzing van individuele nummers/adressen/namen, kengetallen en korte codes en/of adresserings-/nummeringsreeksen transparant en billijk zijn en binnen een redelijke termijn worden afgehandeld en dat de toewijzing op een objectieve, transparante en niet-discriminerende wijze geschiedt, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel;

    - de nationale regelgevende instanties de mogelijkheid krijgen voorwaarden voor het gebruik van bepaalde kengetallen of korte codes in nummerings-/adresseringsplannen vast te stellen, met name wanneer deze worden gebruikt voor diensten van algemeen openbaar belang (bijv. nummerinformatiediensten, hulpdiensten), of voor het waarborgen van gelijke toegang.

    5. Toegang tot frequenties

    De lidstaten zorgen ervoor dat frequenties voor telecommunicatiediensten overeenkomstig de communautaire wetgeving beschikbaar worden gesteld. Toegang tot frequenties die zijn toegewezen door middel van vergunningen of andere machtigingen moeten in overeenstemming zijn met de resolutie van de Raad van 19 november 1992 inzake de tenuitvoerlegging in de Gemeenschap van de besluiten van het Europees Comité voor de Radiocommunicatie (**).

    (*) Richtlijn 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP) (PB L 199 van 26. 7. 1997, blz. 32).

    (**) PB C 318 van 4. 12. 1992, blz. 1."

    BIJLAGE II

    "BIJLAGE III

    DEFINITIE HUURLIJNEN WAARVAN DE VERSCHAFFING MOET WORDEN BEVORDERD OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 7, LID 2 BIS

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Verklaring van de Commissie

    De Commissie verklaart dat zij er bij het toezicht op de volledige en tijdige omzetting van de communautaire telecommunicatierichtlijnen in nationale wetgeving met name over zal waken dat de door de lidstaten in verband met de kostenberekening en de financiering van de universele dienst ingestelde regelingen de toegang tot de betreffende markten niet beperken.

    Top