Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31995R0785

    Verordening (EG) nr. 785/95 van de Commissie van 6 april 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 603/95 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen

    PB L 79 van 7.4.1995, p. 5–11 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/03/2005; opgeheven door 32005R0382

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1995/785/oj

    31995R0785

    Verordening (EG) nr. 785/95 van de Commissie van 6 april 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 603/95 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen

    Publicatieblad Nr. L 079 van 07/04/1995 blz. 0005 - 0011


    VERORDENING (EG) Nr. 785/95 VAN DE COMMISSIE van 6 april 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 603/95 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 603/95 van de Raad van van 21 februari 1995 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen (1), en met name op artikel 18,

    Overwegende dat ter wille van de doeltreffendheid van de steunregeling voor gedroogde voedergewassen, bepaalde begrippen moeten worden gedefinieerd;

    Overwegende dat, om alle gevaar voor dubbele betaling te voorkomen, de in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1765/92 van de Raad (2), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, opgenomen produkten waarvoor steun voor akkerbouwgewassen wordt toegekend, van de steun moeten worden uitgesloten, met uitzondering van niet-bittere lupinen tot het bloeistadium;

    Overwegende dat, rekening houdend met de in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 603/95 vastgestelde criteria, voor de betrokken produkten de minimumkwaliteit in aanmerking moet worden genomen, uitgedrukt in vochtgehalte en eiwitgehalte; dat, gezien de handelsgebruiken, het vochtgehalte volgens bepaalde fabricageprocédés dient te worden gedifferentieerd;

    Overwegende dat in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 603/95 is bepaald dat de Lid-Staten een controlesysteem moeten invoeren om bij elk verwerkingsbedrijf en elke koper van kunstmatig te drogen voedergewassen te kunnen nagaan of de in die verordening vastgestelde voorwaarden in acht worden genomen; dat, om deze controle te vergemakkelijken en de naleving te garanderen van de voorwaarden om op de steun aanspraak te maken, dient te worden bepaald dat verwerkingsbedrijven en kopers van kunstmatig te drogen voedergewassen moeten worden erkend; dat daartoe ook moet worden bepaald welke gegevens de steunaanvraag, de voorraadboekhouding en de leveringsaangiften van de verwerkende bedrijven moeten bevatten; dat ten slotte moet worden bepaald welke andere bewijsstukken moeten worden overgelegd;

    Overwegende dat met het oog op de eenvormige uitvoering van de steunregeling moet worden bepaald hoe de steun wordt uitgekeerd;

    Overwegende dat, om de afzet van de te verwerken voedergewassen te vergemakkelijken en de bevoegde instanties in staat te stellen te controleren of de betrokkenen op de steun aanspraak kunnen maken, de contracten tussen de bedrijven en de landbouwers vóór de levering van de grondstoffen moeten worden opgesteld en vóór een bepaalde datum bij de bevoegde instanties moeten worden ingediend, opdat deze kunnen berekenen welke hoeveelheid naar verwachting zal worden geproduceerd; dat de contracten daarom schriftelijk moeten worden opgesteld en met name de volgende gegevens moeten bevatten: de datum waarop het contract wordt gesloten, de geldigheidsduur, naam en adres van de contractanten, de aard van de te verwerken produkten en de identificatiegegevens betreffende het landbouwperceel waarop de te verwerken voedergewassen worden geteeld;

    Overwegende dat, wanneer deze contracten niet van toepassing zijn, de verwerkende bedrijven leveringsaangiften moeten opstellen waarvoor dezelfde voorwaarden gelden als voor de contracten;

    Overwegende dat, om te kunnen controleren of de aan de bedrijven geleverde hoeveelheden grondstoffen en de hoeveelheden gedroogde voedergewassen die de bedrijven verlaten, met elkaar overeenstemmen, deze bedrijven de te verwerken voedergewassen systematisch moeten wegen en het vochtgehalte ervan moeten vaststellen;

    Overwegende dat, aangezien voor kunstmatig gedroogde voedergewassen enerzijds en in de zon gedroogde voedergewassen anderzijds een verschillend steunbedrag wordt toegekend, een efficiënte controle op het recht op steun alleen mogelijk is indien de verwerkende bedrijven deze verschillende produkten in aparte ruimten vervaardigen en opslaan;

    Overwegende dat de naleving van de voorschriften inzake de kwaliteit van de voedergewassen streng moet worden gecontroleerd door regelmatig monsters te nemen van de eindprodukten die het bedrijf verlaten; dat bij menging van deze produkten met andere stoffen de monsters vóór het mengen moeten worden genomen;

    Overwegende dat bij Verordening (EG) nr. 603/95 controles zijn vastgesteld voor elke fase van het produktieproces, inclusief controles via gegevens van het geïntegreerde beheers- en controlesysteem; dat het bijgevolg wenselijk is de controles inzake de identificatie van de betrokken landbouwpercelen te koppelen aan de controles in het kader van dat systeem;

    Overwegende dat, ter verzekering van een goed beheer van de markt in de sector voedergewassen, regelmatig bepaalde gegevens aan de Commissie moeten worden meegedeeld;

    Overwegende dat, om de naleving te garanderen van de in de relevante reglementering gestelde voorwaarden, met name die inzake het recht op de steun, op misbruik bepaalde sancties moeten worden gesteld;

    Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 1528/78 van de Commissie (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1069/93 (2), en Verordening (EEG) nr. 2743/78 van de Commissie (3) bij de onderhavige verordening worden vervangen; dat zij derhalve moeten worden ingetrokken;

    Overwegende dat Verordening (EG) nr. 603/95 met ingang van 1 april 1995, de begindatum van het verkoopseizoen, van toepassing is; dat de onderhavige verordening derhalve met ingang van diezelfde datum van toepassing is;

    Overwegende dat het Gezamenlijk Comité van beheer voor granen, oliën en vetten en gedroogde voedergewassen geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    In deze verordening worden de uitvoeringsbepalingen vastgesteld van de bij Verordening (EG) nr. 603/95 ingestelde gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen.

    Artikel 2

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    1. "gedroogde voedergewassen": de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 603/95 bedoelde produkten, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen:

    a) "kunstmatig gedroogde voedergewassen": de in artikel 1, onder a), eerste en derde streepje, van die verordening bedoelde produkten die kunstmatig zijn gedroogd door middel van een warmtebehandeling, met uitzondering van de in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1765/92 opgenomen produkten en hun voederprodukten, behalve niet-bittere lupinen tot het bloeistadium;

    b) "in de zon gedroogde voedergewassen": de in artikel 1, onder a), tweede en vierde streepje, van Verordening (EG) nr. 603/95 bedoelde produkten die op een andere manier zijn gedroogd dan kunstmatig door middel van een warmtebehandeling, en zijn vermalen;

    c) "eiwitconcentraten": de in artikel 1, onder b), eerste streepje, van Verordening (EG) nr. 603/95 bedoelde produkten;

    d) "kunstmatig gedroogde produkten": de in artikel 1, onder b), tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 603/95 bedoelde produkten;

    2. "verwerkingsbedrijf": het in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 603/95 bedoelde bedrijf dat door de Lid-Staat waaronder het ressorteert, is erkend en waar:

    a) hetzij verse voedergewassen kunstmatig worden gedroogd in een drooginstallatie die aan de volgende voorwaarden voldoet:

    - temperatuur van de lucht bij de ingang ten minste 93 °C,

    - duur van de behandeling van de kunstmatig te drogen voedergewassen ten hoogste drie uur,

    - in geval van droging van de voedergewassen in lagen, dikte van iedere laag ten hoogste één meter,

    b) hetzij in de zon gedroogde voedergewassen worden gemalen,

    c) hetzij eiwitconcentraat wordt bereid;

    3. "koper van te drogen en te vermalen voedergewassen": de in artikel 9, onder c), derde streepje, van Verordening (EG) nr. 603/95 bedoelde natuurlijke of rechtspersoon die door de Lid-Staat waaronder hij ressorteert, is erkend en bij de producenten verse voedergewassen koopt om ze aan verwerkingsbedrijven te leveren;

    4. "partij": een hoeveelheid voedergewassen van eenvormige kwaliteit wat samenstelling en vocht- en eiwitgehalte betreft, die het verwerkingsbedrijf in één keer verlaat.

    Artikel 3

    1. In deze verordening worden geacht het verwerkingsbedrijf te hebben verlaten om recht te krijgen op de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 603/95 bedoelde steun, de in artikel 2, punt 1, bedoelde produkten die:

    a) in ongewijzigde staat zijn afgevoerd - uit het verwerkingsbedrijf,

    - ingeval de gedroogde voedergewassen niet op dat bedrijf kunnen worden opgeslagen, uit elke daarbuiten gelegen opslagplaats die voldoende garanties biedt voor de controle van de opgeslagen voedergewassen en vooraf door de bevoegde instantie is erkend,

    - ingeval een rijdende drooginstallatie wordt gebruikt, uit de toestellen waarmee de kunstmatige droging is uitgevoerd, en, wanneer de kunstmatig gedroogde voedergewassen door de persoon die ze kunstmatig heeft gedroogd worden opgeslagen, uit elke opslagplaats die aan de in het vorige streepje genoemde voorwaarden voldoet,

    of b) uit het bedrijf of de onder a) bedoelde opslagplaatsen zijn afgevoerd nadat zij, met het oog op de produktie van mengvoeder voor dieren, in het verwerkingsbedrijf zijn gemengd met andere grondstoffen dan die welke in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 603/95 zijn genoemd, met uitzondering van die welke als bindmiddel worden gebruikt,

    en bij het verlaten van het verwerkingsbedrijf, van gezonde handelskwaliteit zijn, aan de voorwaarden voor het in de handel brengen als diervoerder voldoen en aan de volgende normen beantwoorden:

    i) maximumgehalte aan vocht:

    - 12 % voor in de zon gedroogde voedergewassen, kunstmatig gedroogde voedergewassen die zijn vermalen, eiwitconcentraten en kunstmatig gedroogde produkten,

    - 14 % voor de andere kunstmatig gedroogde voedergewassen,

    ii) minimumgehalte aan totale ruwe eiwitten ten opzichte van de hoeveelheid droge stof:

    - 15 % voor kunstmatig gedroogde voedergewassen, in de zon gedroogde voedergewassen en kunstmatig gedroogde produkten,

    - 45 % voor eiwitconcentraten.

    2. Gedroogde voedergewassen die een verwerkingsbedrijf hebben verlaten, mogen niet opnieuw worden toegelaten tot dat of een ander bedrijf of tot de in lid 1, onder a), bedoelde opslagplaatsen.

    In het verkoopseizoen 1995/1996 mogen gedroogde voedergewassen die een bedrijf hebben verlaten, evenwel tot een ander bedrijf worden toegelaten mits die aanvoer onder het toezicht van de bevoegde instantie van de betrokken Lid-Staat en volgens de door haar vastgestelde voorwaarden geschiedt.

    Artikel 4

    1. De in artikel 2, punt 2, bedoelde erkenning wordt verleend indien het verwerkingsbedrijf:

    a) over de technische installaties beschikt voor de in artikel 2, punt 2, onder a), b) of c), bedoelde bewerkingen,

    b) aan de volgende voorwaarden voldoet:

    - de in Verordening (EG) nr. 603/95 gestelde voorwaarden,

    - de in deze verordening gestelde voorwaarden.

    Het verwerkingsbedrijf verliest zijn erkenning voor een periode die de bevoegde instantie vaststelt naar gelang van de ernst van de geconstateerde gebreken, indien aan een of meer van de in de eerste alinea, onder a) of b), genoemde voorwaarden niet meer is voldaan.

    2. De in artikel 2, punt 3, bedoelde erkenning wordt verleend indien de koper van te drogen en te vermalen voedergewassen:

    - uiterlijk op de in artikel 8, lid 5, vastgestelde datum de met de producenten gesloten contracten en een overzichtslijst van alle betrokken landbouwpercelen bij de bevoegde instantie indient,

    - een register voor de betrokken produkten bijhoudt waarin ten minste de dagelijkse aankopen en verkopen per produkt worden genoteerd en voor elke partij de hoeveelheid, de verwijzing naar het contract met de producent die het produkt heeft geleverd, en eventueel het verwerkingsbedrijf van bestemming worden vermeld,

    - zijn financiële boekhouding ter beschikking van de bevoegde instantie stelt,

    - voor een vlot verloop van de controlewerkzaamheden zorgt;

    De koper van te drogen en te vermalen voedergewassen verliest zijn erkenning voor een periode die de bevoegde instantie vaststelt naar gelang van de ernst van de geconstateerde gebreken, indien aan een of meer van de in de eerste alinea genoemde voorwaarden niet meer is voldaan.

    Artikel 5

    1. Om de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 603/95 bedoelde steun te ontvangen moet het verwerkingsbedrijf uiterlijk 45 dagen na het einde van de maand waarin de gedroogde voedergewassen het bedrijf hebben verlaten, een steunaanvraag indienen.

    Geen enkele steunaanvraag voor een bepaald verkoopseizoen mag evenwel na 15 april volgende op het einde van dat verkoopseizoen worden ingediend. Behoudens overmacht worden bij te late indiening van de aanvraag de steunbedragen waarop de aanvraag betrekking heeft en waarop het bedrijf bij indiening binnen de termijn recht zou hebben, met 1 % per werkdag verlaagd. Wanneer de aanvraag meer dan 20 dagen te laat wordt ingediend, is zij niet meer ontvankelijk.

    2. De steunaanvraag bevat ten minste:

    - de naam, de voornaam, het adres en de handtekening van de aanvrager,

    - de hoeveelheden waarvoor de steun wordt aangevraagd, uitgesplitst per partij,

    - de datum waarop elke hoeveelheid het bedrijf heeft verlaten,

    - de vermelding dat van elke partij overeenkomstig artikel 11, lid 3, monsters zijn genomen op het ogenblik dat die partijen het verwerkingsbedrijf hebben verlaten, en alle nodige informatie voor de identificatie van die monsters.

    3. De steun voor mengsels van gedroogde voedergewassen en andere grondstoffen dan die bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 603/95 en voorgedroogde voedergewassen die het bedrijf hebben verlaten en bindmiddel bevatten, wordt berekend naar evenredigheid van de hoeveelheid gedroogde voedergewassen in deze produkten.

    Artikel 6

    1. Het in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 603/95 bedoelde voorschot wordt betaald, nadat de bevoegde instantie heeft vastgesteld dat de betrokkene recht op de steun heeft voor de hoeveelheden waarop de steunaanvraag betrekking heeft, en uiterlijk 90 dagen na de datum van indiening van de aanvraag; dit voorschot wordt aan het verwerkingsbedrijf toegekend voor de gedroogde voedergewassen die het bedrijf in een bepaalde maand hebben verlaten.

    2. Het in artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 603/95 bedoelde saldo wordt betaald binnen 60 dagen na de dag waarop de Commissie het bedrag ervan, bepaald op grond van de door de Lid-Staten verstrekte inlichtingen over de totale hoeveelheden gedroogde voedergewassen waarvoor in het betrokken verkoopseizoen aanspraak op steun kon worden gemaakt, in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend maakt.

    Artikel 7

    Het ontstaansfeit van de voor Verordening (EG) nr. 603/95 geldende landbouwomrekeningskoers wordt geacht te hebben plaatsgegrepen op de datum waarop de gedroogde voedergewassen het verwerkingsbedrijf hebben verlaten.

    Artikel 8

    1. Elk in artikel 9, onder c), van Verordening (EG) nr. 603/95 bedoeld contract bevat, naast de in artikel 11 van die verordening genoemde vermeldingen, met name:

    a) de namen, de voornamen en de adressen van de contracterende partijen;

    b) de datum van het sluiten van het contract;

    c) de geldigheidsduur;

    d) de soort of de soorten te verwerken voedergewassen en de geraamde hoeveelheid;

    e) de identificatie van het landbouwperceel of de landbouwpercelen waarop de te verwerken voedergewassen worden geteeld, volgens het systeem voor identificatie van landbouwpercelen in het kader van het geïntegreerde beheers- en controlesysteem; en f) wanneer een verwerkingsbedrijf een in artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 603/95 bedoeld contract voor het verwerken tegen loon uitvoert, dat gesloten is met een onafhankelijke producent of met een of meer van de leden van de eigen producentenvereniging, wordt in dit contract bovendien vermeld:

    - het te leveren eindprodukt;

    - de door de producent te betalen kosten.

    2. Ingeval een verwerkingsbedrijf zijn eigen produktie verwerkt of, in geval van een producentenvereniging, die van zijn leden, wordt een leveringsaangifte opgesteld die ten minste het volgende bevat:

    - de leveringsdatum of eventueel een indicatieve datum wanneer de levering plaatsvindt na de datum waarop de aangifte bij de bevoegde instantie wordt ingediend;

    - de reeds ontvangen of nog te ontvangen hoeveelheden voedergewassen;

    - de soort of de soorten te verwerken voedergewassen;

    - eventueel de naam en het adres van het lid van de producentenvereniging dat levert; en - de identificatie van het landbouwperceel of de landbouwpercelen waarop de te verwerken voedergewassen worden geteeld, volgens het systeem voor de identificatie van landbouwpercelen in het kader van het geïntegreerde beheers- en controlesysteem.

    3. Ingeval een verwerkingsbedrijf door een erkende koper wordt bevoorraad, wordt een leveringsafgifte opgesteld die ten minste het volgende bevat:

    - de identificatie van de erkende koper;

    - de leveringsdatum of eventueel een indicatieve datum indien de levering plaatsvindt na de datum waarop de aangifte bij de bevoegde instantie wordt ingediend;

    - de reeds ontvangen of nog te ontvangen hoeveelheden voedergewassen, uitgesplitst per contract dat tussen de kopers en de producenten is gesloten, met vermelding van de referenties van die contracten;

    - de soort of de soorten te verwerken voedergewassen;

    - de identificatie van het landbouwperceel of de landbouwpercelen waarop de te verwerken voedergewassen worden geteeld, volgens het systeem voor de identificatie van landbouwpercelen in het kader van het geïntegreerde beheers- en controlesysteem.

    4. De in lid 1 bedoelde contracten worden ten minste 15 dagen voor de leveringsdatum en uiterlijk op 31 juli na het begin van het betrokken verkoopseizoen schriftelijk gesloten.

    5. Het verwerkingsbedrijf dient uiterlijk op 31 augustus na het begin van het betrokken verkoopseizoen bij de bevoegde instantie een kopie in van de in lid 1 bedoelde contracten, alsook een kopie van de in de leden 2 en 3 bedoelde leveringsaangiften en een overzichtslijst van de betrokken landbouwpercelen. Behoudens overmacht wordt bij te late indiening van die stukken de totale steun waarop het bedrijf bij tijdige indiening recht zou hebben, met 1 % per werkdag verlaagd. Wanneer de documenten meer dan 20 dagen te laat worden ingediend, heeft het bedrijf geen recht meer op de steun.

    Artikel 9

    Voor de kunstmatig te drogen voedergewassen en eventueel de in de zon gedroogde voedergewassen die hun ter verwerking worden geleverd, stellen de verwerkingsbedrijven via systematische weging de geleverde hoeveelheden vast. Dit geldt evenwel niet wanneer de kunstmatig te drogen voedergewassen in een rijdende drooginstallatie worden verwerkt. Alleen in dit laatste geval mogen de geleverde hoeveelheden op basis van de ingezaaide oppervlakten worden geraamd. Het gemiddelde vochtgehalte van kunstmatig te drogen voedergewassen wordt gemeten door de gebruikte hoeveelheden voedergewas en de verkregen hoeveelheden eindprodukt met elkaar te vergelijken.

    Artikel 10

    Wanneer een verwerkingsbedrijf zowel kunstmatig gedroogde voedergewassen en/of eiwitconcentraten als in de zon gedroogde voedergewassen produceert,

    - moeten de kunstmatig gedroogde voedergewassen worden geproduceerd in andere ruimten of op andere plaatsen dan de in de zon gedroogde voedergewassen,

    - moeten de via die twee werkwijzen verkregen produkten op aparte plaatsen worden opgeslagen,

    - is het verboden, in het bedrijf een produkt van de ene groep te mengen met een van de andere groep.

    Artikel 11

    1. De monsterneming en de vaststelling van het gewicht van de gedroogde voedergewassen als bedoeld in artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 603/95 worden door het verwerkingsbedrijf verricht op het ogenblik dat de gedroogde voedergewassen het bedrijf verlaten.

    Wanneer de gedroogde voedergewassen in het verwerkingsbedrijf worden gemengd met andere grondstoffen dan die bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 603/95, worden de monsters evenwel vóór het mengen genomen.

    2. De bevoegde instantie kan verlangen dat de verwerkingsbedrijven haar telkens ten minste twee werkdagen voordat gedroogde voedergewassen het bedrijf verlaten of worden gemengd, daarvan in kennis stellen en de data en de hoeveelheden meedelen, opdat zij de nodige controles kan uitvoeren.

    De bevoegde instantie neemt elk verkoopseizoen regelmatig monsters van ten minste 5 % van de hoeveelheid gedroogde voedergewassen die het bedrijf verlaten en van ten minste 5 % van de hoeveelheid gedroogde voedergewassen die in het bedrijf worden gemengd met andere grondstoffen dan die bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 603/95.

    3. De in artikel 3 bedoelde gehalten aan vocht en aan totale ruwe eiwitten worden vastgesteld door voor elke partij gedroogde voedergewassen die het verwerkingsbedrijf verlaat of die in het bedrijf wordt gemengd met andere grondstoffen dan die bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 603/95, ten hoogste per 100 ton, monsters te nemen volgens de methode die is vastgesteld in de communautaire voorschriften houdende vaststelling van gemeenschappelijke bemonsteringsmethoden voor de officiële controle van diervoeders (1).

    Wanneer verschillende partijen van eenvormige kwaliteit wat de voor de samenstelling gebruikte soorten, het vocht- en het eiwitgehalte betreft, met een totaal gewicht van ten hoogste 100 ton, het bedrijf verlaten of worden gemengd, wordt van elke partij een monster genomen. De analyse wordt echter verricht op basis van een voor alle betrokken monsters representatief mengsel.

    Artikel 12

    1. Behalve de in artikel 9, onder a), van Verordening (EG) nr. 603/95 genoemde gegevens bevat de voorraadboekhouding van de verwerkingsbedrijven ten minste de volgende informatie:

    - de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 603/95 bedoelde soort of soorten kunstmatig te drogen voedergewassen en, eventueel, in de zon gedroogde voedergewassen die bij deze bedrijven zijn binnengekomen;

    - het vochtgehalte van de kunstmatig te drogen voedergewassen;

    - de verwijzingen naar het contract en/of de leveringsaangifte bedoeld in artikel 8;

    - de data waarop de gedroogde voedergewassen het verwerkingsbedrijf hebben verlaten, waarbij voor elke datum de hoeveelheid wordt opgegeven die op die dag het bedrijf heeft verlaten;

    - de voorraad gedroogde voedergewassen aan het einde van elk verkoopseizoen.

    2. De verwerkingsbedrijven voeren voor de kunstmatig gedroogde voedergewassen, de in de zon gedroogde voedergewassen, de eiwitconcentraten en de kunstmatig gedroogde produkten afzonderlijke voorraadboekhoudingen.

    3. Wanneer een verwerkingsbedrijf ook andere produkten dan de in artikel 2, punt 1, van deze verordening bedoelde voedergewassen kunstmatig droogt of behandelt, voert het voor die andere droog- of verwerkingswerkzaamheden een afzonderlijke boekhouding.

    Artikel 13

    Bovendien stellen de verwerkingsbedrijven de bevoegde instantie op haar verzoek met name de volgende bewijsstukken ter beschikking:

    a) - de elementen aan de hand waarvan de produktiecapaciteit van het bedrijf kan worden bepaald,

    - de opgave van de brandstofvoorraad in het bedrijf aan het begin en aan het einde van de produktie,

    - de rekeningen inzake de aankoop van brandstof en de staten inzake het elektriciteitsverbruik in de produktieperiode,

    - de opgave van het aantal uren dat de drooginstallaties en, voor in de zon gedroogde voedergewassen, de hakselmachines, zijn gebruikt,

    en voorts b) ingeval een verwerkingsbedrijf zelf zijn produkt verkoopt: de rekeningen inzake de verkoop van gedroogde voedergewassen, met vermelding van met name:

    - de hoeveelheid en de samenstelling van het verkochte produkt,

    - de naam en het adres van de koper,

    of c) ingeval een bedrijf de produktie van zijn leden verwerkt en hun de gedroogde voedergewassen levert: de leveringsbonnen of elk ander door de bevoegde instantie erkend boekhoudkundig document, met vermelding van met name:

    - de hoeveelheid en de samenstelling van het afgeleverde produkt,

    - de namen van de ontvangers,

    of d) ingeval een verwerkingsbedrijf gedroogde voedergewassen vervaardigt voor rekening van de landbouwer en hem die produktie levert: de rekeningen inzake de produktiekosten, met vermelding van met name:

    - de hoeveelheid en de samenstelling van de vervaardigde gedroogde voedergewassen,

    - de naam van de landbouwer.

    Artikel 14

    1. Om te voorkomen dat de steun ten onrechte wordt toegekend, voeren de bevoegde instanties kruiscontroles uit op de landbouwpercelen die in de contracten en/of de aangiften zijn vermeld en op die welke de producenten in hun steunaanvraag "oppervlakten" hebben opgegeven.

    2. De bevoegde instanties controleren de voorraadboekhouding van alle erkende verwerkingsbedrijven. Zij controleren ook steekproefsgewijs de financiële bewijsstukken inzake de transacties van de bedrijven. In het kader van deze controle wordt elk bedrijf ten minste één keer per verkoopseizoen bezocht. Voor de nieuwe erkende bedrijven worden evenwel alle aanvragen gecontroleerd die tijdens het eerste jaar van hun werkzaamheden zijn ingediend.

    3. De bevoegde instanties:

    - controleren regelmatig met name de financiële boekhouding van de erkende bedrijven,

    - verrichten regelmatig aanvullende controles bij de grondstoffenleveranciers en bij de marktdeelnemers aan wie de gedroogde voedergewassen zijn geleverd.

    Daarnaast kan de bevoegde instantie onaangekondigd soortgelijke controles als hierboven beschreven uitvoeren.

    4. De bevoegde instantie bepaalt voor welke aanvragen controles ter plaatse moeten worden verricht en gaat daarbij met name uit van een risicoanalyse en van de representativiteit voor de ingediende steunaanvragen. Bij de risicoanalyse houdt zij met name rekening met:

    - het gevraagde steunbedrag;

    - de ontwikkeling ten opzichte van het voorgaande jaar;

    - de vaststellingen bij controles in de voorgaande jaren;

    - andere door de Lid-Staten vast te stellen parameters.

    Artikel 15

    De Lid-Staten delen de Commissie de volgende gegevens mee:

    a) - bij het begin van elk kwartaal, de hoeveelheden gedroogde voedergewassen waarvoor in het voorafgaande kwartaal de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 603/95 bedoelde steun is aangevraagd, uitgesplitst per maand waarin die hoeveelheden het bedrijf hebben verlaten,

    - uiterlijk op 31 mei van elk jaar, de hoeveelheden gedroogde voedergewassen waarvoor tijdens het voorgaande verkoopseizoen het recht op de steun is erkend;

    De bovengenoemde gegevens worden afzonderlijk opgegeven voor elk van de in artikel 2, punt 1, onder a), b), c) en d), bedoelde produkten, en zullen door de Commissie worden gebruikt om na te gaan of de gegarandeerde maximumhoeveelheid in acht is genomen;

    b) uiterlijk op 31 december van elk jaar, de oppervlakten en de hoeveelheden waarvoor de in artikel 8 bedoelde contracten en aangiften zijn ingediend. Die gegevens worden naar de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 603/95 bedoelde soort uitgesplitst en voor elk van de in artikel 8, leden 1, 2 en 3, bedoelde gevallen afzonderlijk opgegeven;

    c) uiterlijk op 30 april van elk jaar, de geraamde hoeveelheden gedroogde voedergewassen die de verwerkingsbedrijven op 31 maart van dat jaar in voorraad hadden;

    d) uiterlijk op 1 mei 1995, de maatregelen die voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 603/95 en van de onderhavige verordening zijn genomen.

    Artikel 16

    Wanneer bij een controle wordt vastgesteld dat de in de betrokken steunaanvraag of steunaanvragen aangegeven hoeveelheid gedroogde voedergewassen groter is dan de hoeveelheid die het verwerkingsbedrijf werkelijk heeft verlaten, wordt het toe te kennen steunbedrag berekend op basis van de hoeveelheid die het bedrijf werkelijk heeft verlaten, verminderd met tweemaal het vastgestelde verschil.

    Wanneer het vastgestelde verschil meer dan 20 % bedraagt van de hoeveelheid die het bedrijf werkelijk heeft verlaten, wordt geen steun toegekend.

    Zijn evenwel opzettelijk of door grove nalatigheid onjuiste hoeveelheden aangegeven in een of meer steunaanvragen, dan:

    - wordt het betrokken verwerkingsbedrijf uitgesloten van de steun waarop de betrokken aanvraag of aanvragen betrekking hebben,

    en - bij opzettelijk onjuiste aangifte van de hoeveelheden in een of meer aanvragen, wordt het betrokken bedrijf uitgesloten van de steun voor het volgende verkoopseizoen voor een hoeveelheid die gelijk is aan die waarvoor de betrokken steunaanvraag of steunaanvragen zijn geweigerd.

    Artikel 17

    De Verordeningen (EEG) nr. 1528/78 en (EEG) nr. 2743/78 worden ingetrokken. De bepalingen die van toepassing zijn voor het beheer van de in het verkoopseizoen 1994/1995 geldende steunregeling, blijven evenwel van toepassing tot de definitieve goedkeuring van de resultaten van dat verkoopseizoen.

    Artikel 18

    Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 april 1995. De volgende bepalingen zijn evenwel van toepassing vanaf 1 april 1996:

    a) de bepalingen van artikel 4, lid 1, inzake de erkenning van de verwerkingsbedrijven;

    b) de bepalingen van artikel 9, eerste zin, inzake de vaststelling door systematische weging van het gewicht, voor zover het om verwerkingsbedrijven gaat die niet over een weeginstallatie beschikken.

    c) de bepaling van artikel 14, lid 1, inzake de kruiscontroles. De Lid-Staten maken echter, in de mate waarin elementen van het geïntegreerd systeem vóór 1 januari 1996 operationeel zijn, daarvan gebruik bij hun beheers- en controleactiviteiten en met name, voor zover mogelijk, bij het verrichten van kruiscontroles.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 6 april 1995.

    Voor de Commissie Franz FISCHLER Lid van de Commissie

    (1) a) Bemonstering: eerste Richtlijn 76/371/EEG van de Commissie (PB nr. L 102 van 15. 4. 1976, blz. 1); b) Bepaling van het vochtgehalte: tweede Richtlijn 71/393/EEG van de Commissie (PB nr. L 279 van 20. 12. 1971, blz. 7); c) Bepaling van het gehalte aan ruwe eiwitten: derde Richtlijn 72/199/EEG van de Commissie (PB nr. L 123 van 29. 5. 1972, blz. 6).

    (2) PB nr. L 181 van 1. 7. 1992, blz. 12.

    (1) PB nr. L 179 van 1. 7. 1978, blz. 10.

    (2) PB nr. L 108 van 1. 5. 1993, blz. 114.

    (3) PB nr. L 330 van 25. 11. 1978, blz. 19.

    (1)

    Top