EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31989R4042

VERORDENING (EEG) Nr. 4042/89 VAN DE RAAD van 19 december 1989 betreffende de verbetering van de voorwaarden inzake verwerking en afzet van visserij- en aquicultuurprodukten

PB L 388 van 30.12.1989, p. 1–12 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/01/1994; opgeheven door 393R2080

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1989/4042/oj

31989R4042

VERORDENING (EEG) Nr. 4042/89 VAN DE RAAD van 19 december 1989 betreffende de verbetering van de voorwaarden inzake verwerking en afzet van visserij- en aquicultuurprodukten -

Publicatieblad Nr. L 388 van 30/12/1989 blz. 0001 - 0012


VERORDENING ( EEG ) Nr . 4042/89 VAN DE RAAD van 19 december 1989 betreffende de verbetering van de voorwaarden inzake verwerking en afzet van visserij - en aquicultuurprodukten

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 42 en 43,

Gelet op de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, inzonderheid op artikel 155, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal

Comité ( 3 ),

Overwegende dat het Europese Parlement op 20 januari 1989 een resolutie ( 4 ) over de visverwerkende industrie heeft aangenomen;

Overwegende dat in het kader van de hervorming van de structuurfondsen de volgende verordeningen zijn vastgesteld :

- Verordening ( EEG ) nr . 2052/88 van de Raad van 24 juni 1988 betreffende de taken van de Fondsen met structurele strekking, hun doeltreffendheid alsmede de cooerdinatie van hun bijstandsverlening onderling en met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten ( 5 );

- Verordening ( EEG ) nr . 4253/88 van de Raad van 19 december 1988 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening ( EEG ) nr . 2052/88 met betrekking tot de cooerdinatie van de bijstandsverlening uit de onderscheiden structuurfondsen enerzijds en van die van de bijstandsverlening met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten anderzijds ( 6 );

- Verordening ( EEG ) nr . 4254/88 van de Raad van 19 december 1988 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor Verordening ( EEG ) nr . 2052/88 met betrekking tot het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ( 7 );

- Verordening ( EEG ) nr . 4255/88 van de Raad van 19 december 1988 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EEG ) nr . 2052/88 met betrekking tot het Europees Sociaal Fonds ( 8 ), en

- Verordening ( EEG ) nr . 4256/88 van de Raad van 19 december 1988 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van Verordening ( EEG ) nr . 2052/88 met betrekking tot het EOGFL, afdeling Oriëntatie ( 9 );

Overwegende dat de afzet en verwerking van visserijprodukten kan bijdragen tot het versterken van de economische en sociale samenhang van de Gemeenschap nu de middelen van de structuurfondsen tussen 1987 en 1993 reëel worden verdubbeld, zoals voorzien in de financiële vooruitzichten bij het Interinstitutioneel Akkoord over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure van 29 juni 1988 ( 10 ), hierna "interinstitutioneel akkoord'' genoemd;

Overwegende dat een raming dient plaats te vinden van de kredieten die nodig zijn voor het verwezenlijken van deze actie; dat deze kredieten deel uitmaken van het kader van de financiële vooruitzichten bij het interinstitutioneel akkoord en dat de werkelijk beschikbare kredieten zullen worden vastgesteld bij de begrotingsprocedure in overeenstemming met dit akkoord;

Overwegende dat in artikel 10 van Verordening ( EEG ) nr . 4256/88 is bepaald dat de Raad uiterlijk op 31 december 1989 beslist over de wijze waarop het Fonds bijdraagt tot de maatregelen ter verbetering van de omstandigheden waaronder visserijprodukten worden afgezet en verwerkt;

Overwegende dat, ingevolge de vaststelling van de verordeningen met betrekking tot de hervorming van de structuurfondsen, Verordening ( EEG ) nr . 355/77 ( 11 ), laatstelijk

¹

¹

¹

gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 4256/88, door een nieuwe verordening moet worden vervangen;

Overwegende dat, om de maatregelen voor de verbetering van de voorwaarden inzake verwerking en afzet van visserij - en aquicultuurprodukten in het gemeenschappelijk visserijbeleid te integreren, dienaangaande een afzonderlijke en specifieke verordening moet worden vastgesteld;

Overwegende dat de vaststelling van een afzonderlijke verordening in overeenstemming is met Verordening ( EGKS, EEG, Euratom ) nr . 2049/88 van de Raad van 24 juni 1988 tot wijziging van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen ( 12 ) en meebrengt dat strengere regels moeten worden toegepast ten einde de doorzichtigheid en het financieel beheer te verbeteren;

Overwegende dat titel I van Verordening ( EEG )

nr . 4256/88, die betrekking heeft op de versnelde aanpassing van de landbouwstructuur met het oog op de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, ook maatregelen ter verbetering van de afzet en de verwerking van visserijprodukten bestrijkt;

Overwegende dat naar luid van artikel 155, lid 2, van de Toetredingsakte van Spanje en Portugal de Raad de communautaire structurele maatregelen vaststelt die van toepassing zijn op de visserijsector op de Canarische eilanden en in Ceuta en Melilla; dat krachtens Verordening ( EEG )

nr . 4028/86 ( 13 ) het merendeel van de gemeenschappelijke acties ter verbetering en aanpassing van de structuren in de visserij - en aquicultuursector reeds op deze gebieden van toepassing zijn; dat de verwerking en afzet van visserij - en aquicultuurprodukten nauw verweven zijn met de rest van het structuurbeleid ten aanzien van de visserij en dat het derhalve wenselijk is de gemeenschappelijke actie van de onderhavige verordening tot deze gebieden uit te breiden;

Overwegende dat deze maatregelen ter verbetering van afzet en verwerking van visserijprodukten zullen worden uitgevoerd in het kader van doelstelling 5 a ) omschreven in artikel 1 van Verordening ( EEG ) nr . 2052/88 en erop zijn gericht de aanpassing van de structuur van de visserij en de aquicultuur in alle Lid-Staten te bespoedigen;

Overwegende dat bij Verordening ( EEG ) nr . 4028/86 op communautair niveau acties voor verbetering en aanpassing van de structuur van de visserij en de aquicultuur zijn vastgesteld en dat verwerking en afzet van visserij - en aquicultuurprodukten in nauw verband staan met en een essentieel onderdeel zijn van het structuurbeleid;

Overwegende dat momenteel sprake is van een toenemende verstoring van het evenwicht tussen vraag en aanbod, met een aanzienlijk handelstekort van de Gemeenschap; dat de invoer voornamelijk bestaat uit produkten van hoge waarde ( zalm, schaaldieren, weekdieren ) of verwerkte of geprepareerde produkten van deze soorten ( waaronder ook tonijn ); dat het derhalve in het belang van de Gemeenschap is om haar eigen verwerkingsindustrie voor visserij - en aquicultuurprodukten te ontwikkelen;

Overwegende dat de verbetering van verwerking en afzet van visserij - en aquicultuurprodukten, in het bijzonder de verbe -

tering van de sanitaire toestand, de kwaliteit en de presentatie, de afzetmogelijkheden kan vergroten, de waarde van de produktie kan helpen opvoeren en zo tot een hogere produktiviteit in de visserij en aquicultuur alsmede tot stabielere prijzen kan bijdragen;

Overwegende dat het gemeenschappelijk visserijbeleid is opgezet om te worden beheerd en uitgevoerd op het niveau van de onderscheiden Lid-Staten en dat er dus voor moet worden gezorgd dat de maatregelen inzake verwerking en afzet van visserij - en aquicultuurprodukten coherent zijn met het gemeenschappelijk visserijbeleid;

Overwegende dat verdere structuurverbetering in deze sector voor de harmonieuze ontwikkeling van het gemeenschappelijk visserijbeleid onontbeerlijk is en derhalve een van de middelen vormt om in deze sector de doelstellingen van artikel 39, lid 1, van het Verdrag te bereiken; dat de structurele maatregelen om deze verbetering te bereiken daarom op een communautaire aanpak en op communautaire criteria moeten berusten;

Overwegende dat bij het bepalen van de fundamentele beleidslijnen van het nieuwe structuurbeleid voor de sector visserij en aquicultuur niet alleen rekening moet worden gehouden met de reeds bereikte resultaten en opgedane ervaring maar ook met de daadwerkelijke totstandbrenging van een interne visserijmarkt in de toekomst en met de nieuwe situatie in deze sector, die door de toetreding van Spanje en Portugal tot de Gemeenschap belangrijker is geworden;

Overwegende dat de interne markt in de visserijsector slechts de handel in een beperkt aantal produkten omvat, en wel vooral tussen aangrenzende Lid-Staten; dat deze markt in werkelijkheid bestaat uit verscheidene nationale markten die gekenmerkt worden door hun eigen vraag - en aanbodstructuren; dat derhalve zowel de lopende werkzaamheden zouden moeten worden versneld als nieuwe acties zouden moeten worden ondernomen, om de interne markt in de visserijsector voor 1993 te voltooien;

Overwegende dat de verwezenlijking van de sectoriële doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet bijdragen tot de harmonische ontwikkeling van de Gemeenschap, tot een grotere sociale en economische samenhang en vooral tot verkleining van de achterstand in probleemgebieden en in minder sterk ontwikkelde gebieden;

Overwegende dat in het structuurbeleid bovendien, overeenkomstig artikel 39, lid 2, van het Verdrag, in ruime mate rekening moet worden gehouden met de economische en sociale context van de visserijsector en dat dit beleid zo nodig aan de verscheidenheid of de ernst van bepaalde structuurproblemen op regionaal niveau moet kunnen worden aangepast;

Overwegende dat de beoogde acties in overeenstemming moeten zijn met de eisen ten aanzien van de bescherming van het milieu;

Overwegende dat de Commissie bij de uitvoering van deze verordening wordt bijgestaan door het bij artikel 47 van Verordening ( EEG ) nr . 4028/86 ingestelde Permanent Comité voor de visserijstructuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1 Doelstellingen

1 . In het kader van de bij Verordening ( EEG )

nr . 2052/88 vastgestelde hervorming van de structuurfondsen en om de aanpassing van afzet en verwerking van visserij - en aquicultuurprodukten aan de ontwikkeling van het gemeenschappelijk visserijbeleid te vergemakkelijken, wordt een gemeenschappelijke actie in de zin van artikel 2 van Verordening ( EEG ) nr . 4256/88 ingesteld om de verwerking en de afzet van visserij - en aquicultuurprodukten te verbeteren . In het kader van deze actie kan de Gemeenschap deelnemen aan de financiering van investeringen die gericht zijn op een of meer van de volgende doelstellingen :

a )

bijdragen tot de economische en sociale samenhang in de Gemeenschap;

b )

rekening houden met de behoeften van de probleemgebieden omschreven in artikel 8 en in de bijlage van Verordening ( EEG ) nr . 2052/88;

Verordening ( EEG ) nr . 2052/88;

c )

bijdragen tot de verbetering van de situatie van de sectoren waar de basisprodukten van visserij en aquicultuur worden geproduceerd en met name waarborgen dat de producenten van deze produkten een passend en duurzaam aandeel verkrijgen in de daaruit voortvloeiende economische voordelen;

d )

ertoe bijdragen produktie en verwerking in de richting te sturen die met het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt nagestreefd in het kader van de structurele maatregelen die zijn vastgesteld op de in artikel 1, onder b ), e ) en f ), van Verordening ( EEG ) nr . 4028/86 omschreven gebieden;

e )

op lange termijn de afzet - en verwerkingsstructuren van visserij - en aquicultuurprodukten verbeteren;

f )

verbetering brengen in de afzet - en distributiekanalen voor visserij - en aquicultuurprodukten;

g )

bijdragen tot de verbetering van de hygiëne, de kwaliteit, de verduurzaming en het marktklaar maken van de produkten en tevens tot een beter gebruik van de bijprodukten;

h )

technische innovatie en de verwerking en de afzet van nieuwe of onderbenutte soorten stimuleren;

i )

bijdragen tot de aanpassing van verwerkte produkten om tegen redelijke prijzen te voldoen aan de vraag van de consument;

j )

bijdragen tot de stabiliteit van de markt voor visserij - en aquicultuurprodukten;

k )

ertoe bijdragen dat een regelmatige en adequate voorziening met visserij - en aquicultuurprodukten als grondstof voor verwerking wordt gewaarborgd of door gebruikma -

king van een passend produktieproces mogelijkheden bieden voor aanpassingen in de grondstoffen -

aanvoer;

l )

rekening houden met het tekort aan visserijprodukten in de Gemeenschap en met de noodzaak van een evenwichtige exploitatie van de interne bestanden van de Gemeenschap .

2 . De gemeenschappelijke actie geldt voor de hele Gemeenschap .

3 . De hoofddoelstelling van de gemeenschappelijke actie is bij te dragen tot het bereiken van de in artikel 1 van Verordening ( EEG ) nr . 2052/88 omschreven doelstelling 5 a ), door versnelling van de aanpassing van de structuur van visserij en aquicultuur aan de ontwikkeling van het gemeenschappelijk visserijbeleid overeenkomstig het bepaalde in Verordening ( EEG ) nr . 4256/88 .

4. De gemeenschappelijke actie vormt een aanvulling op en draagt bij tot de uitvoering van overeenkomstige nationale maatregelen in het kader van het in artikel 4 van Verordening ( EEG ) nr . 2052/88 bedoelde partnerschap tussen de Gemeenschap en de Lid -Staten .

TITEL I

SECTORPLANNEN

Artikel 2 Algemene opzet van de sectorplannen

Om de verwerking en afzet van visserij - en aquicultuurprodukten te verbeteren, stelt elke Lid-Staat een sectorplan op voor de gehele sector visserij en aquicultuur . De sectorplannen moeten op nationaal niveau worden opgesteld, rekening houdend met de eventueel in de betrokken Lid-Staat beschikbare regionale gegevens, zodat de doeltreffende integratie, de doeltreffende planning en het doeltreffend beheer van de sector verwerking en afzet van visserij - en aquicultuurprodukten worden gewaarborgd . Deze plannen moeten zodanig zijn opgezet dat :

- een levensvatbare bedrijfstak tot stand wordt gebracht die aan het beleid van de Gemeenschap, en in het bijzonder aan het gemeenschappelijk visserijbeleid, beantwoordt, die rekening houdt met de te verwachten ontwikkeling van de voorziening van grondstoffen op middellange termijn en die aansluit bij de bestaande activiteit en structuur in de visserij en de aquicultuur;

- de sector afzet en verwerking van visserij - en aquicultuurprodukten wordt ontwikkeld en aangepast en de kwaliteit en de hygiëne in deze sector worden verbeterd, ten einde de produktiviteit en de toegevoegde waarde te verhogen en te voldoen aan de behoeften van de producenten en de vraag van de consumenten;

- rekening wordt gehouden met de sociaal-economische behoeften van de visserij - en de aquicultuurindustrie en wordt aangegeven welk effect van deze verordening wordt verwacht .

De Lid-Staten dragen zorg voor de samenhang tussen het nationale sectorplan en de regionale ontwikkelingsplannen, wanneer daarin acties met betrekking tot de visserij en de aquicultuur zijn opgenomen .

Artikel 3 Inhoud van de sectorplannen

1 . In het sectorplan moet een overzicht van de tijdens de drie à vijf voorgaande jaren ondernomen acties worden opgenomen en een beschrijving worden gegeven van de huidige situatie van de sector verwerking en afzet van visserij - en aquicultuurprodukten .

2 . In het sectorplan moeten de behoeften van de sector en de middelen die zullen worden aangewend om daarin te voorzien, nauwkeurig worden aangegeven en dienen de argumenten voor de bijstandsverlening van de Gemeenschap te worden vermeld .

3 . In het sectorplan moet eveneens het beleid worden aangegeven dat door de Lid-Staat tijdens de geldigheidsduur van het plan zal worden gevolgd en moeten nauwkeurig de doelstellingen en het financieringsplan worden vermeld .

4 . De termijn voor de verwezenlijking van het plan mag niet meer dan vijf jaar bestrijken .

5 . Een schema voor een sectorplan en een overzicht van de daarin ter indicatie te verstrekken gegevens zijn opgenomen in de bijlage .

Artikel 4 Bijstelling en nieuwe sectorplannen

Indien de oorspronkelijk door de Lid-Staat vastgestelde termijn voor de tenuitvoerlegging van het sectorplan is verstreken of indien een belangrijke wijziging nodig is, moet een nieuw of een bijgesteld sectorplan worden opgesteld . Naast de in artikel 3 bedoelde gegevens moet het een verslag bevatten betreffende :

a ) de vorderingen die zijn gemaakt ten opzichte van de in het vorige plan vermelde ramingen, met name wat de beschikbaar gestelde overheidsmiddelen betreft;

b ) de ontwikkeling van de situatie op het gebied van de verwerking en de afzet van de produkten; ook moet worden vermeld waarom bijstelling of een nieuw plan noodzakelijk is .

Artikel 5 Procedure voor de indiening van de sectorplannen

en de goedkeuring van het communautaire bestek

1 . De eerste sectorplannen moeten uiterlijk drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening door de Lid-Staten bij de Commissie worden ingediend .

De data voor het indienen van verdere plannen of van aanpassingen van bestaande plannen worden door de Commissie in overleg met de betrokken Lid-Staat vastgesteld .

2 . Op de grondslag van de sectorplannen worden de beschikkingen over de communautaire bestekken voor de sector visserij - en aquicultuurprodukten, in overleg met de betrokken Lid-Staat, overeenkomstig artikel 11 van Verordening ( EEG ) nr . 2052/88 en volgens de procedure van artikel 8, leden 2 en 3, van Verordening ( EEG ) nr . 4253/88 en na raadpleging van het Permanent Comité voor de visserijstructuur dat is ingesteld bij artikel 47 van Verordening ( EEG ) nr . 4028/86 door de Commissie binnen zes maanden vastgesteld .

3 . In het kader van de goedkeuringsprocedure draagt de Commissie er zorg voor dat de communautaire bestekken met de prioriteiten van het beleid van de Gemeenschap, met name met die van het gemeenschappelijk visserijbeleid, in overeenstemming zijn .

4 . Bij het opstellen van de in titel III van Verordening ( EEG ) nr . 4253/88 bedoelde communautaire bestekken voor de gebieden die onder de doelstellingen 1, 2 en 5 b ) vallen, kan de Commissie rekening houden met maatregelen die onder de werkingssfeer van de onderhavige verordening vallen . Die maatregelen moeten met de bepalingen van de onderhavige verordening in overeenstemming zijn .

In dat geval wint de Commissie over deze maatregelen, alvorens zij haar beschikking vaststelt, het advies in van het bij artikel 47 van Verordening ( EEG ) nr . 4028/86 ingestelde Permanent Comité voor de visserijstructuur .

TITEL II

OPERATIONELE PROGRAMMA'S, GLOBALE SUBSIDIES EN PASSENDE PROJECTEN

Artikel 6 Vormen van bijstandsverlening

1 . In het kader van de toepassing van deze verordening wordt van een of meer van de volgende vormen van communautaire bijstandsverlening gebruik gemaakt :

- medefinanciering van operationele programma's;

- toekenning van globale subsidies;

- medefinanciering van passende projecten;

- steun ten behoeve van proef- en demonstratieprojecten, alsmede van technische bijstand en voorbereidende studies inzake de uitwerking van de acties,

overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening ( EEG ) nr . 2052/88 .

2 . De bijstand zal in hoofdzaak worden verleend in de vorm van medefinanciering van operationele programma's en toekenning van globale subsidies .

3 . Medefinanciering is slechts mogelijk voor passende projecten die betrekking hebben op nieuwe verwerkings - en afzeteenheden . In dat geval zijn de in artikel 16, lid 2, van Verordening ( EEG ) nr . 4253/88 bedoelde drempels niet van toepassing .

Artikel 7 Proef - en demonstratieprojecten, technische bijstand en studies

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening ( EEG )

nr . 4256/88 kan tot een bedrag van maximaal 1 % van de jaarlijkse budgettaire middelen financiële bijstand van de Gemeenschap worden verleend voor :

- proef - of demonstratieprojecten op het gebied van de afzet en verwerking van soorten, in het bijzonder nieuwe soorten;

- technische bijstand en noodzakelijke voorbereidende studies;

- studies om de doelmatigheid van de in de onderhavige verordening bedoelde maatregelen te evalueren .

Artikel 8 Bijstandsaanvragen

1 . De aanvragen om bijstand worden opgesteld overeenkomstig artikel 14, lid 1, en artikel 16, lid 1, van Verordening ( EEG ) nr . 4253/88 en worden door de Lid-Staat of, met zijn instemming, door het door de Lid-Staat in voorkomend geval daartoe aangewezen orgaan bij de Commissie ingediend .

Iedere aanvraag heeft betrekking op een van de in artikel 6, lid 1, van de onderhavige verordening genoemde vormen van bijstandsverlening en moet met het overeenkomstig artikel 5, lid 2, van deze verordening door de Commissie vastgestelde communautaire bestek in overeenstemming zijn .

2 . De bijstandsaanvragen moeten de nodige gegevens bevatten om de Commissie in staat te stellen :

- te beoordelen of de voorgenomen maatregelen met het communautaire beleid, met name met het gemeenschappelijk visserijbeleid, in overeenstemming zijn;

- te beoordelen welke bijdrage de voorgenomen actie tot de verbetering van de verwerkings - en afzetstructuur zal leveren, of de maatregelen die de actie vormen, onderling samenhangen en of zij aan het door de Commissie goedgekeurde communautaire bestek en aan de prioriteiten voor de selectie beantwoorden;

- na te gaan welke positieve gevolgen de voorgenomen actie heeft voor de produktieve sector van de visserij en de aquicultuur, en welk belang de eventuele stijging van de produktiecapaciteit in dit verband heeft;

- na te gaan of de bepalingen inzake de uitvoering en de financiering een doeltreffende uitvoering van de maatregelen mogelijk maken;

- na te gaan of is voldaan aan de communautaire bepalingen inzake aanbesteding van overheidsopdrachten;

- de precieze vorm van de door de Commissie te verlenen bijstand te bepalen;

- het totale effect op het milieu alsmede de middelen om de negatieve effecten te compenseren of te verminderen, te beoordelen .

3 . De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden na advies van het Permanent Comité voor de visserijstructuur door de Commissie vastgesteld .

TITEL III

INVESTERINGEN, ONTVANKELIJKHEID EN SELECTIE

Artikel 9 Soorten investeringen

De acties die in het kader van deze verordening worden uitgevoerd, houden verband met investeringen van overheidsinstanties, van semi-overheidsinstanties of van particulieren voor visserij - en aquicultuurprodukten, die met name betrekking hebben op :

- gebouwen en/of bedrijfsuitrusting, onder andere voor :

- uitbreiding of rationalisatie van installaties voor het versnijden, fileren, zouten, drogen, roken, ontkoppen, strippen, onthuiden alsmede voor het marineren, koken en inblikken of voor andere vormen van verpakking,

- het verpakken van de produkten in het groot en het verpakken van de produkten in kleinhandelsverpakking,

- visafslagen en installaties voor eerste afzet,

- installaties voor opslag, gekoelde opslag en invriezen;

- investeringen in nieuwe verwerkingstechnieken;

- installaties ter verbetering van de kwaliteit en de hygiëne van de omstandigheden van produktie en afzet, met name voor schaal -, schelp - en weekdieren, alsmede voor de waterzuivering;

- alle uitrusting die in verband met de verwerking en afzet nodig is tussen het lossen van de vissersvaartuigen in de haven en het eindprodukt .

Artikel 10 Ontvankelijkheid

1 . De in artikel 9 bedoelde investeringen kunnen in de gehele Gemeenschap in aanmerking komen voor communautaire bijstand .

2 . Om voor deze bijstand in aanmerking te komen, moeten de investeringen :

- met name behoren tot een van de in artikel 9 omschreven categorieën;

- een integrerend deel uitmaken van een communautair bestek en bijdragen tot het duurzame economische effect van de met dit bestek beoogde structuurverbetering;

- voldoende waarborgen bieden dat zij technisch uitvoerbaar en economisch levensvatbaar zijn;

- een waarborg inhouden dat de gebruikte grondstoffen voor het grootste deel van oorsprong uit de Gemeenschap zijn .

3 . Investeringen komen niet voor financiering in aanmerking, indien :

- zij betrekking hebben op de verwerking van produkten aan boord van schepen;

- zij betrekking hebben op visserij - en aquicultuurprodukten die bestemd zijn om voor andere doeleinden dan menselijke consumptie te worden gebruikt en verwerkt, tenzij het investeringen betreft die uitsluitend bestemd zijn voor de behandeling, verwerking of afzet van afval van visserijprodukten;

- zij betrekking hebben op de detailhandelssector;

- zij betrekking hebben op voertuigen die bestemd zijn voor het vervoer en de distributie van de visserij - en aquicultuurprodukten;

- zij betrekking hebben op werkzaamheden die begonnen zijn vóór de datum waarop de Commissie het verzoek om bijstand ontvangt; werkzaamheden die begonnen zijn in de zes maanden voorafgaande aan de datum waarop de Commissie het verzoek om bijstand heeft ontvangen, zullen evenwel in het geval van een operationeel programma of een globale subsidie als ontvankelijk worden beschouwd;

- zij betrekking hebben op andere produkten dan die welke zijn vermeld in bijlage II van het Verdrag. De Commissie kan echter investeringen voor andere produkten aanvaarden, voor zover de ontvangers van de bijstand rechtstreekse contractuele banden hebben met de producenten van de uit de visserij en aquicultuur afkomstige basisprodukten .

4 . In het kader van de in lid 1 bedoelde investeringen kan bijstand worden verleend voor de financiering van de kosten in verband met :

a ) de bouw en aankoop van onroerend goed, met uitzondering van de aankoop van grond;

b ) de aankoop van nieuwe machines en nieuwe bedrijfsuitrusting, met inbegrip van computers, programmatuur en computerprogramma's;

c ) algemene kosten, zoals de honoraria van architecten, ingenieurs en adviseurs, de kosten van haalbaarheidsonderzoek, tot een maximum van 12 % van de onder a ) en b ) bedoelde kosten .

Artikel 11 Prioriteiten voor selectie

De investeringen moeten leiden tot een rationele ontwikkeling van verwerking en afzet van visserij - en aquicultuurprodukten, terwijl tevens moet worden gewaarborgd dat de producenten van de basisprodukten een passend en duur -

zaam aandeel verkrijgen in de uit de investeringen voortvloeiende economische voordelen .

In het algemeen wordt voorrang gegeven aan investeringen die betrekking hebben op een of meer van de volgende categorieën :

- bouw, modernisering en rationalisering van de visafslagen en verkoophallen voor de eerste verkoop van de produkten die door vaartuigen die de vlag van een Lid-Staat voeren, worden aangevoerd;

- de opslag en het hanteren van visserij - en aquicultuurprodukten;

- het roken van visserij - en aquicultuurprodukten;

- installaties voor het klaarmaken van verse vis voor de eerste verkoop, alsmede voor het fileren van verse vis en het klaarmaken van bevroren vis;

- bereiding aan de wal van eindprodukten uit vis die is gevangen door vaartuigen die de vlag van een Lid-Staat voeren en/of die aan boord van die vaartuigen is ingevroren;

- conserven - en halfconservenfabrieken, mt inbegrip van de marineertechniek, voor zover het technologisch moderne produktie-eenheden betreft die economisch levensvatbaar zijn en die aan de vrije internationale concurrentie het hoofd kunnen bieden;

- de met name op de resultaten van onderzoek -, proef - of demonstratieprojecten berustende ontwikkeling van nieuwe produkten en nieuwe technieken;

- de verbetering van de kwaliteit en van de hygiëne bij de produktie en de afzet;

- de verhoging van de toegevoegde waarde van de produkten .

Tevens wordt voorrang gegeven aan investeringen die worden ingediend door producenten van basisprodukten, producentengroeperingen of verenigingen daarvan, en cooeperaties, waarbij evenwel bijzondere aandacht wordt besteed aan het midden - en kleinbedrijf .

Artikel 12 Begunstigden

1 . De communautaire bijstand wordt verleend aan de natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel groepen daarvan die voor de investeringen verantwoordelijk zijn; zij kunnen overheidsinstanties, semi-overheidsinstanties of

privé-personen zijn .

2 . De communautaire bijstand wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15, betaald :

- hetzij door de overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EEG ) nr . 4253/88 aangewezen instantie,

- hetzij door de overeenkomstig artikel 16, lid 1, van voornoemde verordening aangewezen bemiddelende instantie .

Artikel 13 Beschikkingen tot het verlenen van bijstand en betalings -

verplichtingen ten laste van de begroting

1 . De Commissie beslist over de verlening van de bijstand over het algemeen binnen zes maanden na ontvangst van de bijstandsaanvraag .

2 . De Lid-Staten worden vooraf in kennis gesteld van de door de Commissie overwogen ontwerp-beschikkingen . Op verzoek van een Lid-Staat wordt het Permanent Comité voor de visserijstructuur geraadpleegd over de ontwerp-beschikkingen van de Commissie .

3 . De in lid 1 bedoelde beschikkingen worden ter kennis gebracht van de in artikel 14, lid 1, van Verordening ( EEG ) nr . 4253/88 bedoelde instantie of de in artikel 16, lid 1, van die verordening bedoelde bemiddelende instantie, en tevens van de betrokken Lid-Staat .

4 . In geval van meerjarige acties verstrekt de in lid 3 bedoelde instantie de Commissie jaarlijks de nodige gegevens om de betalingsverplichtingen voor de in artikel 20, lid 2, van Verordening ( EEG ) nr . 4253/88 bedoelde jaartranches aan te gaan en om te kunnen nagaan of de investeringen in overeenstemming zijn met de beschikkingen bedoeld in lid 1 en in artikel 5, lid 2 en lid 4, van de onderhavige verordening .

TITEL IV

ALGEMENE FINANCIËLE BEPALINGEN EN CONTROLES

Artikel 14 Hoogte van de bijstandsverlening

1 . De bijstand voor de subsidiabele kosten van de investeringen mag niet hoger zijn dan :

a ) 50 % in de onder doelstelling 1 vallende gebieden overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 en in de bijlage van Verordening ( EEG ) nr . 2052/88;

b ) 30 % in de overige gebieden .

In het communautaire bestek kunnen de vastgestelde bijstandspercentages worden vermeld, waarbij rekening wordt gehouden met de in artikel 13 van Verordening ( EEG ) nr . 2052/88 genoemde overwegingen .

2 . De bijstand wordt verleend in de vorm van kapitaalsubsidies .

Indien de bijstand wordt verleend in een van de in artikel 5, lid 3, van Verordening (EEG ) nr . 2052/88 genoemde

vormen, mag het equivalent van de subsidie voor subsidiabele kosten van de investeringen niet hoger zijn dan de in lid 1 vastgestelde maximumpercentages . Deze andere vormen kunnen evenwel niet worden toegepast zolang de uitvoeringsbepalingen ervan niet na advies van het Permanent Comité voor de visserijstructuur door de Commissie zijn vastgesteld .

3 . De betrokken Lid-Staten moeten ten minste 5 % financieren van de subsidiabele kosten van de investeringen die door de Commissie voor bijstandsverlening zijn aanvaard .

4 . De bijdrage van de in artikel 12, lid 1, bedoelde begunstigden dient, ten opzichte van de subsidiabele kosten van de aanvaarde investeringen, ten minste :

a ) 25 % te bedragen in de onder doelstelling 1 vallende gebieden;

b ) 45 % in de overige gebieden .

5 . Binnen de werkingssfeer van deze verordening kunnen de Lid-Staten aanvullende steunmaatregelen nemen waarvoor andere voorwaarden of voorschriften gelden dan die welke bij deze verordening zijn vastgesteld, of die in hogere bijstand voorzien dan de in dit artikel genoemde maxima, op voorwaarde dat die steunmaatregelen in overeenstemming zijn met de artikelen 92, 93 en 94 van het Verdrag .

Artikel 15 Procedure voor de uitbetaling van de bijstand

1 . De overeenkomstig artikel 21 van Verordening ( EEG ) nr . 4253/88 te betalen voorschotten of saldi worden overgemaakt aan de overeenkomstig artikel 14, lid 1, van die verordening aangewezen instantie of, in voorkomend geval, met instemming van de Lid-Staat, aan de in artikel 16, lid 1, van die verordening bedoelde bemiddelende instantie .

Het saldo wordt betaald nadat de begunstigden de in artikel 14, lid 3, van de onderhavige verordening bedoelde financiële bijdrage van de Lid-Staat hebben ontvangen .

2 . De in lid 1 bedoelde instantie of bemiddelende instantie controleert de bewijsstukken met betrekking tot de uiteindelijke uitgaven van de begunstigden en vergewist zich, alvorens de bijstand van de Gemeenschap te betalen, ervan dat er geen onregelmatigheden hebben plaatsgevonden . Ook voert deze instantie controles ter plaatse uit om na te gaan of de in de bijstandsaanvraag vermelde gegevens met de feitelijke situatie in overeenstemming zijn . De betaling aan de begunstigde moet in de regel geschieden binnen vijf weken na de datum waarop de aanvraag bij de bevoegde instantie of bemiddelende instantie is ingediend, voor zover de aanvraag vergezeld gaat van de bescheiden die door deze instantie worden vereist en van de gegevens om te kunnen vaststellen dat de uitgaven gerechtvaardigd waren .

3 . Aan het einde van elk kwartaal doet de in lid 1 bedoelde instantie of bemiddelende instantie aan de Commissie een

overzicht van de aan de begunstigden gedane betalingen toekomen, met vermelding van de referenties van de bewijsstukken die zij in haar bezit heeft .

4 . Jaarlijks wordt door de in lid 1 bedoelde instantie of bemiddelende instantie aan de Commissie een uitvoeringsverslag toegezonden .

5 . De uitvoeringsbepalingen van de leden 3 en 4 worden na advies van het Permanent Comité voor de visserijstructuur door de Commissie vastgesteld .

Artikel 16 Verificatie en controle

1 . De Lid-Staten verstrekken een beschrijving van hun systemen voor het beheer van en de controle op de bij deze verordening ingestelde communautaire bijstand .

2 . Uit hoofde van artikel 23 van Verordening ( EEG ) nr . 4253/88 doet de overeenkomstig artikel 14, lid 1, van die verordening aangewezen instantie of, in voorkomend geval, de in artikel 16, lid 1, van die verordening bedoelde bemiddelende instantie de Commissie op haar verzoek alle bewijsstukken en alle documenten toekomen op grond waarvan kan worden vastgesteld dat aan de financiële of andere voorwaarden is voldaan .

Artikel 17 Vermindering, opschorting en intrekking van de bijstand

In het kader van het partnerschap en volgens de procedure van artikel 24 van Verordening ( EEG ) nr . 4253/88 kan de Commissie besluiten de bijstand op te schorten, te verminderen of in te trekken, indien :

- de investeringen niet zijn uitgevoerd zoals was gepland;

- aan sommige van de voorwaarden die bij de in artikel 13, lid 1, bedoelde beschikking van de Commissie zijn vastgesteld, niet is voldaan;

- voor de uitvoering vastgestelde termijnen niet in acht zijn genomen;

- de begunstigde de uitrusting of de installaties waarvoor uit hoofde van de onderhavige verordening bijstand is verleend, binnen zes respectievelijk tien jaar na de datum van aanschaf of van voltooiing van de werkzaamheden zonder voorafgaande toestemming van de Commissie verkoopt .

Deze beschikking wordt ter kennis gebracht van de betrokken Lid-Staat en van de overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening ( EEG ) nr . 4253/88 aangewezen instantie of, in voorkomend geval, de in artikel 16, lid 1, van die verordening bedoelde bemiddelende instantie .

Artikel 18 Jaarlijkse budgettaire middelen

De bedragen die noodzakelijk worden geacht voor de uitvoering van de bij de onderhavige verordening ingestelde actie worden door de begrotingsautoriteit voor elk begrotingsjaar vastgesteld .

Artikel 19 Toezicht en evaluatie

Het toezicht op en de evaluatie van de financiële maatregelen uit hoofde van deze verordening geschieden overeenkomstig de artikelen 25 en 26 van Verordening ( EEG )

nr . 4253/88 .

TITEL V

ANDERE BEPALINGEN

Artikel 20 De bij de onderhavige verordening ingestelde gemeenschappelijke actie is van toepassing op de Canarische eilanden en in Ceuta en Melilla .

Artikel 21 Overgangsbepalingen

1. Tot en met 31 december 1990 kunnen nog projecten worden ingediend uit hoofde van Verordening ( EEG ) nr . 355/77 .

2 . Tot en met 30 juni 1991 worden nog projecten die in 1990 uit hoofde van Verordening ( EEG ) nr . 355/77 zijn ingediend, maar geen onderdeel van een sectorplan vormen, voor financiële bijstand in het kader van die verordening in behandeling genomen .

3 . Bij het verstrijken of bij de herziening van de door de Commissie in het kader van Verordening ( EEG ) nr . 355/77 goedgekeurde specifieke programma's worden deze verlengd tot en met 30 juni 1991 .

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1990 .

Verwijzingen in andere teksten van wetgevende aard naar Verordening ( EEG ) nr . 355/77 en die betrekking hebben op de visserijsector, gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening, behoudens de overgangsbepalingen bedoeld in artikel 21 van de onderhavige verordening .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel, 19 december 1989 .

Voor de Raad

De Voorzitter

J . MELLICK

( 1 ) PB nr . C 143 van 9 . 6 . 1989, blz . 6 .

( 2 ) PB nr . C 323 van 27 . 12 . 1989 .

( 3 ) PB nr . C 329 van 30 . 12 . 1989 .

( 4 ) PB nr . C 47 van 27 . 2 .1989, blz . 176 .

( 5 ) PB nr . L 185 van 15 . 7 . 1988 . blz . 9 .

( 6) PB nr . L 374 van 31 . 12 . 1988, blz . 1.(7 ) PB nr . L 374 van 31. 12 . 1988, blz . 15.(8 ) PB nr . L 374 van 31 . 12 . 1988, blz . 21(9 ) PB nr . L 374 van 31 . 12 . 1988, blz . 25 .

( 10 ) PB nr . L 185 van 15 . 7 . 1988, blz . 33 .

( 11 ) PB nr . L 51 van 23 . 2 . 1977, blz . 1.(12 ) PB nr . L 185 van 15 . 7 . 1988, blz . 3 .

( 13 ) PB nr . L 376 van 31 . 12 . 1986, blz . 7 . BIJLAGE SCHEMA VOOR EEN SECTORPLAN A .

VISSERIJ

1 .

Algemene beschrijving van het gebied

- Grenzen van het gebied,

- bevolkingsopbouw,

- belangrijkste economische indicatoren,

- werkgelegenheidspeil,

- bruto regionaal produkt ( samenstelling daarvan en tendensen ),

- betekenis van de visserij voor de algemene economie van het gebied .

2 .

Algemene beschrijving van de visserijsector in het gebied

2.1 .

Vissersvloot

a ) Soorten vaartuigen, kenmerken, gebruikte soorten vistuig .

b ) Rechtstreeks met de vissersvloot samenhangende werkgelegenheid .

c ) Gebieden waar de vloot op korte, middellange en lange termijn zal vissen . Tendensen in de ontwikkeling van de bestanden wat betreft rendement . Bronnen van de voor de beoordeling van deze tendensen gebruikte gegevens .

d ) Ontwikkeling van de vissersvloot in het gebied ten gevolge van de toepassing van het op grond van Verordening ( EEG) nr . 4028/86 vastgestelde meerjarige oriëntatieprogramma en consequenties voor de toekomstige capaciteit en aanvoer .

2.2 .

Havens en aanvoerplaatsen

a ) Beschrijving van de vissershavens ( ligging en grootte ).

b ) Volledige specificatie van de voornaamste aangevoerde soorten, met vermelding, in voorkomend geval, van de oorsprong van de invoer .

c ) Beschrijving van de installaties in elke haven en van de huidige behoeften en problemen .

2.3 .

Visafslagen

Aantal, capaciteit, ligging en bezettingsgraad van de visafslagen; verkochte soorten; huidige tekortkomingen als gevolg van een te geringe concentratie van de verkoop; problemen als gevolg van onvoldoende voorzieningen en uitrusting of andere oorzaken .

2.4 .

Koelhuiscapaciteit in het gebied

Ligging en capaciteit van de koelhuizen in het gebied; omzet ( uitslag en inslag per jaar ); aard van de opgeslagen produkten . Tekortkomingen in de opslagcapaciteit voor de produktie van de plaatselijke en andere vloten . Opslag van produkten uit andere gebieden ( te onderscheiden in produkten van communautaire en produkten van niet communautaire oorsprong ); aard en hoeveelheid van de voor verwerking opgeslagen produkten; beschrijving van problemen en tekortkomingen .

2.5 .

Aanverwante sectoren

Beschrijving, in voorkomend geval, van facilitaire bedrijven in het gebied ( scheepswerven, reparatiebedrijven, leveranciers van scheepsbenodigdheden ) en betekenis van de plaatselijke vloot voor de economische situatie in die bedrijfstakken .

B .

AQUICULTUUR

1 .

Algemene beschrijving van de aquicultuursector in het gebied

a ) Beschrijving van de aquicultuursector, de huidige situatie en de vooruitzichten in deze sector ( behoeften en toekomstplannen );

b ) beschrijving van type en omvang van de installaties en van de produktiemethoden;

c ) informatie over het type en de hoeveelheid produkten die kunnen worden verkregen door verwerking van de aquicultuurprodukten;

d ) beschrijving van de kwaliteit van het water voor de aquicultuur en van de middelen die worden gebruikt om de vereiste kwaliteit voor schelpdierwater te bereiken met inachtneming van de communautaire voorschriften;

e ) beschrijving van de maatregelen die zijn genomen voor de bescherming van het milieu .

C .

VERWERKING EN AFZET

1 .

Verwerking

Gedetailleerde statistieken over deze sector ( aantal bedrijven, soorten verwerkte produkten ); herkomst van tegenwoordig gebruikte grondstoffen; problemen van de sector om het hoofd te bieden aan concurrentie van andere bedrijven binnen en buiten de Gemeenschap; huidige problemen in verband met uitrusting en grondstoffenvoorziening; uitvoerige beschrijving van de huidige situatie en de vooruitzichten ten aanzien van de verschillende visserij - en aquicultuurprodukten .

2 .

Afzet

Gedetailleerde statistieken over deze sector ( aantal bedrijven, type afzet ); beschrijving per sector van de toekomstige verkoop - en afzetstrategie voor de verschillende visserij - en aquicultuurprodukten .

D .

DOELSTELLINGEN VAN HET PROGRAMMA EN VOOR DE BETROKKEN PERIODE VERWACHTE RESULTATEN

De doelstellingen die worden nagestreefd om een einde te maken aan de bovengenoemde tekortkomingen en de effecten die dit zal hebben voor de verschillende sectoren, dienen nauwkeurig te worden uiteengezet .

Ook dient een opsomming te worden gegeven van de maatregelen van juridische, financiële of andere aard die door de Lid-Staat zijn gepland voor de ontwikkeling van de sector verwerking en afzet, alsmede van het aantal en de aard van de in het kader van het programma in te dienen projecten .

Voorts dient te worden aangegeven op welke financiële bijstand van de Gemeenschap wordt gehoopt en welke de gevolgen zijn als die financiële bijstand in het geheel niet of slechts gedeeltelijk wordt verstrekt . Daartoe dient een financieringsplan te worden opgesteld dat, indien de Lid-Staat dat wenst, wordt ingedeeld in jaarlijkse schijven .

Tenslotte moeten de argumenten voor de doelstellingen worden opgegeven, de wijze waarop de verwezenlijking van deze doelstellingen het gebied ten goede zal komen en kwantitatieve gegevens over de effecten op de regionale economie .

E .

GEGEVENS

a ) De begrenzing van de geografische gebieden waar visserij en aquicultuur van belang zijn, achtergrondinformatie over de ontwikkeling van de sector afzet en verwerking, alsmede de redenen waarop de grenzen van deze gebieden zijn gebaseerd;

b ) een analyse van de huidige situatie met gegevens over de ontwikkelingen in het verleden en de tendensen voor de toekomst op grond waarvan bijstand gerechtvaardigd is, een en ander met name toegespitst op de volgende punten :

- de algemene sociaal-economische situatie in het gebied voor zover deze van betekenis is voor het sectorplan, met in het bijzonder aandacht voor de visserij en de aquicultuur;

- de betekenis van de visserij en/of aquicultuur voor de economie;

- de situatie ten aanzien van de verwerking en afzet van visserijprodukten en/of aquicultuurprodukten, en met name de huidige capaciteit van de betrokken bedrijven en de geografische spreiding ervan;

c ) de behoeften waarin het plan moet voorzien en de doelstellingen die met het plan worden nagestreefd, met name types en omvang van verwerkingseenheden, opslagvoorzieningen en visafslagen, alsmede de aantallen mogelijke extra arbeidsplaatsen en de soorten en hoeveelheden te verwerken grondstoffen;

d )

de middelen om in de verschillende stadia van verwerking en afzet van visserij - en aquicultuurprodukten de sanitaire omstandigheden te verbeteren;

e )

de beoogde afzet - en verkoopstrategie voor de verwerkte produkten per sector;

f )

de beoogde middelen om de doelstellingen van het plan te bereiken, en in het bijzonder het totale investeringsbedrag, alsmede de financiële bijdrage van de Lid-Staat;

g )

de relatie, cooerdinatie en samenhang van het sectorplan met andere nationale en communautaire programma's in het gebied, in het bijzonder met maatregelen in het kader van Verordening ( EEG ) nr . 4028/86 inzake communautaire acties voor verbetering en aanpassing van de structuur van de visserij en de aquicultuur;

h )

een beschrijving van de vormen van en de voorwaarden voor nationale steun, alsmede informatie over de relevante nationale en regionale wetgeving;

i )

een indicatieve lijst van de investeringen per categorie en van de andere maatregelen die in het kader van het plan voor financiering in aanmerking kunnen komen ( de Commissie zal later beslissen welke gegevens over elke investering moeten worden verstrekt );

j )

aangezien niet kan worden verwacht dat in een sectorplan bijzonderheden worden verstrekt over alle investeringen waarvoor tijdens de looptijd van het plan voorstellen zullen worden ingediend, een overzicht van de nog niet eerder vermelde nationale criteria voor de selectie van investeringen;

k )

aanwijzingen omtrent de wijze waarop de investeringen die voor financiering in aanmerking kunnen komen van grondstoffen zullen worden voorzien, waarbij rekening moet worden gehouden met de bestanden van de Gemeenschap, de bestanden van derde landen, de ontwikkeling van de visserijovereenkomsten, de overeenkomsten inzake internationale wateren en alle voorzieningsbronnen buiten de Gemeenschap;

l )

een indicatieve beschrijving van de soorten produkten die vermoedelijk op de markt zullen worden gebracht, en van hun positie ten opzichte van de huidige marktsituatie in de Gemeenschap;

m )

het totale effect van de in het plan opgenomen maatregelen op het milieu - wanneer dit effect belangrijk

is - en de middelen om dit effect op te vangen;

n )

de beoogde termijn voor de uitvoering van het plan, die niet langer dan vijf jaar mag zijn;

o )

de bestuursrechtelijke, wettelijke of financiële maatregelen die ter uitvoering van het plan zijn of zullen worden genomen, met name aard van de beoogde actie en de overeenkomstig artikel 14, lid 1, en artikel 16, lid 1, van Verordening ( EEG ) nr . 4253/88 aangewezen instanties respectievelijk bemiddelende instanties .

Top