This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31989L0519
Commission Directive 89/519/EEC of 1 August 1989 supplementing and amending Directive 77/535/EEC on the approximation of the laws of Member States relating to methods of sampling and analysis for fertilizers
Richtlijn 89/519/EEG van de Commissie van 1 augustus 1989 tot aanvulling en wijziging van Richtlijn 77/535/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake de bemonsterings- en analysemethoden voor meststoffen
Richtlijn 89/519/EEG van de Commissie van 1 augustus 1989 tot aanvulling en wijziging van Richtlijn 77/535/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake de bemonsterings- en analysemethoden voor meststoffen
PB L 265 van 12.9.1989, p. 30–47
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)
No longer in force, Date of end of validity: 10/12/2003
Richtlijn 89/519/EEG van de Commissie van 1 augustus 1989 tot aanvulling en wijziging van Richtlijn 77/535/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake de bemonsterings- en analysemethoden voor meststoffen
Publicatieblad Nr. L 265 van 12/09/1989 blz. 0030 - 0047
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 19 blz. 0093
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 19 blz. 0093
RICHTLIJN VAN DE COMMISSIE van 1 augustus 1989 tot aanvulling en wijziging van Richtlijn 77/535/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake de bemonsterings - en analysemethoden voor meststoffen ( 89/519/EEG ) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op Richtlijn 76/116/EEG van de Raad van 18 december 1975 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake meststoffen ( 1 ), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/284/EEG ( 2 ), inzonderheid op artikel 9, lid 2, Overwegende dat Richtlijn 89/284/EEG Richtlijn 76/116/EEG aanvult en wijzigt met betrekking tot calcium, magnesium, natrium en zwavel in meststoffen; Overwegende dat Richtlijn 77/535/EEG van de Commissie ( 3 ), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 87/566/EEG ( 4 ), officiële controles voor EEG-meststoffen voorschrijft ten einde na te gaan of aan de vereisten op grond van communautaire bepalingen inzake de kwaliteit en de samenstelling van meststoffen is voldaan; dat deze richtlijn dient te worden aangevuld zodat genoemde controles tevens gelden voor de meststoffen die vallen onder Richtlijn 89/284/EEG; dat het tevens noodzakelijk is gebleken de methoden 5.1, 5.2, 5.3 en 5.4 te vervangen; dat algemene bepalingen betreffende de analysemethoden van de meststoffen, toepasselijk voor alle methoden moeten worden toegevoegd aan de algemene opmerkingen van bijlage II; Overwegende dat de in deze richtlijn vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang van de richtlijnen inzake opheffing van technische handelsbelemmeringen in de sector meststoffen, HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD : Artikel 1 1 . De algemene bepalingen betreffende de analysemethoden van de meststoffen in bijlage I bij deze richtlijn worden toegevoegd aan de algemene opmerkingen van bijlage II bij Richtlijn 77/535/EEG . 2 . De methoden 8.1 tot en met 8.10 in bijlage II bij deze richtlijn worden toegevoegd aan bijlage II bij Richtlijn 77/535/EEG . 3 . De methoden 5.1 tot en met 5.4 van bijlage II bij Richtlijn 77/535/EEG worden afgeschaft . Artikel 2 1 . De Lid-Staten treffen de maatregelen die nodig zijn om uiterlijk op 1 september 1990 aan deze richtlijn te voldoen . Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis . De krachtens de eerste alinea vastgestelde bepalingen houden een uitdrukkelijke verwijzing in naar de onderhavige richtlijn . 2 . De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van alle bepalingen van intern recht mee, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen . Artikel 3 Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten . Gedaan te Brussel, 1 augustus 1989 . Voor de Commissie Martin BANGEMANN Vice-Voorzitter ( 1 ) PB nr . L 24 van 30 . 1 . 1976, blz . 21 . ( 2 ) PB nr . L 111 van 22 . 4 . 1989, blz . 34 . ( 3 ) PB nr. L 213 van 22 . 8 . 1977, blz . 1 . ( 4 ) PB nr . L 342 van 4 . 12 . 1987, blz . 32 . BIJLAGE I "ALGEMENE BEPALINGEN VOOR DE ANALYSEMETHODEN VOOR MESTSTOFFEN 1 . Reagentia Wanneer bij de analysemethode niet anders is vermeld, moeten alle reagentia analytisch zuiver ( p.a .) zijn . Bij de analyse van spoorelementen moet de zuiverheid van de reagentia worden gecontroleerd door uitvoering van een blanco-bepaling . Afhankelijk van het verkregen resultaat kan het noodzakelijk zijn een extra zuiveringsstap uit te voeren . 2 . Water Wanneer in de analysemethoden sprake is van oplossen, verdunnen, spoelen of wassen, zonder dat de aard van het oplosmiddel of het verdunningsmiddel wordt aangegeven, dient water te worden gebruikt . Onder normale omstandigheden moet dit water gedeïoniseerd of gedestilleerd zijn . In bijzondere gevallen wordt in de analysemethode aangegeven via welke specifieke procedures dit water verder moet worden gezuiverd . 3 . Laboratoriumuitrusting In de analysemethoden wordt er van uitgegaan dat de controlelaboratoria over standaarduitrusting beschikken en wordt apparatuur alleen beschreven, wanneer dit speciale apparatuur is of daaraan specifieke eisen worden gesteld . De instrumenten moeten volledig schoon zijn, vooral bij de analyse van kleine hoeveelheden . Wanneer maatglaswerk wordt gebruikt, moet het laboratorium zich er van overtuigen dat de nauwkeurigheid aan de normen voldoet .''. BIJLAGE II "Methoden 8 SECUNDAIRE BESTANDDELEN Methode 8.1 EXTRACTIE VAN CALCIUM TOTAAL, MAGNESIUM TOTAAL, NATRIUM TOTAAL EN ZWAVEL TOTAAL IN DE VORM VAN SULFATEN 1 . DOEL In dit voorschrift wordt een methode beschreven voor de extractie van calcium totaal, magnesium totaal en natrium totaal en voor de extractie van het in de vorm van sulfaten aanwezige zwavel totaal, zodat er voor de bepaling van al deze elementen, voor zover mogelijk, slechts één extractie behoeft te worden uitgevoerd . 2 . TOEPASSINGSGEBIED Deze methode is van toepassing op de EEG-meststoffen, waarvoor Richtlijn 89/284/EEG van de Raad (;) voorschriften bevat voor het aangeven van calcium totaal, magnesium totaal, natrium totaal en zwavel totaal in de vorm van sulfaten . 3 . PRINCIPE Oplossen in kokend verdund zoutzuur . 4 . REAGENS 4.1 . Verdund zoutzuur ( 1 : 1 ). Eén deel zoutzuur ( dichtheid 1,18 ) en één deel water . 5 . APPARATUUR Elektrische verwarmingsplaat met instelbare temperatuur . 6 . MONSTERVOORBEREIDING Zie methode 1 . 7 . UITVOERING 7.1 . Monsterhoeveelheid De extractie van calcium, magnesium, natrium en zwavel in de vorm van sulfaten wordt uitgevoerd met een monsterhoeveelheid van 5 g, afgewogen tot op 1 mg nauwkeurig . Wanneer de meststof echter meer dan 15 % zwavel ( S ) bevat, d.w.z . 37,5 % SO3, en meer dan 18,8 % calcium ( Ca ), d.w.z . 26,3 % CaO, wordt de extractie van calcium en zwavel uitgevoerd met een monsterhoeveelheid van 1 g, afgewogen tot op 1 mg nauwkeurig . De monsters worden in een bekerglas van 600 ml gebracht . 7.2 . Oplossen Voeg ongeveer 400 ml water toe en 50 ml verdund zoutzuur ( 4.1 ), in kleine hoeveelheden en voorzichtig als het produkt een aanzienlijke hoeveelheid carbonaat bevat . Breng dit mengsel aan de kook en laat het gedurende 30 minuten koken . Na afkoelen, waarbij nu en dan wordt geroerd, (;) PB nr . L 111 van 22 . 4 . 1989, blz . 34 . wordt het mengsel kwantitatief overgebracht in een maatkolf van 500 ml . De oplossing wordt met water aangevuld tot de maatstreep en goed gemengd door de maatkolf enkele malen om te keren . Vervolgens wordt door een droge filter in een droge fles gefiltreerd, waarbij het eerste gedeelte niet wordt opgevangen . Het extract moet volledig helder zijn . Als het filtraat niet onmiddellijk wordt gebruikt, wordt de fles afgesloten . Methode 8.2 EXTRACTIE VAN IN VERSCHILLENDE VORMEN AANWEZIG ZWAVEL TOTAAL 1 . DOEL In dit document wordt een methode beschreven voor de extractie van zwavel totaal, wanneer dit zwavel als element en/of in verschillende vormen in de meststof aanwezig is . 2 . TOEPASSINGSGEBIED Deze methode is van toepassing op de EEG-meststoffen, waarvoor Richtlijn 89/284/EEG voorschriften bevat voor het aangeven van zwavel totaal, wanneer dit element in verschillende vormen aanwezig is ( als element, thiosulfaat, sulfiet of sulfaat ). 3 . PRINCIPE Omzetting in sterk basisch milieu van elementair zwavel in polysulfiden en thiosulfaat, gevolgd door oxydatie van deze verbindingen en van eventueel aanwezige thioryanaten en sulfieten met waterstofperoxide . De verschillende vormen van zwavel worden op deze manier omgezet in sulfaten, die kwantitatief worden bepaald door neerslaan in de vorm van bariumsulfaat ( methode 8.9 ). 4 . REAGENTIA 4.1 . Verdund zoutzuur ( 1 : 1 ). Eén deel zoutzuur ( dichtheid 1,18 ) en één deel water . 4.2 . Natriumhydroxide-oplossing, minimaal 30 % NaOH ( dichtheid 1,33 ). 4.3 . Waterstofperoxide-oplossing, 30 gew .%. 4.4 . Oplossing van bariumchloride ( BaCl22H2O ) in water, 122 g/l . 5 . APPARATUUR Elektrische verwarmingsplaat met instelbare temperatuur . 6 . MONSTERVOORBEREIDING Zie methode 1 . 7 . UITVOERING 7.1 . Monsterhoeveelheid Weeg tot op 1 mg nauwkeurig een hoeveelheid meststof af, die 80-350 mg zwavel ( S ) bevat, d.w.z . 200-875 mg SO3 . In het algemeen ( als S [ 15 %) kan 2,500 g worden afgewogen . Dit monster wordt overgebracht in een bekerglas van 400 ml . 7.2 . Oxydatie Voeg 20 ml natriumhydroxide-oplossing ( 4.2 ) en 20 ml water toe . Dek het bekerglas af met een horlogeglas . Laat gedurende 5 minuten op de verwarmingsplaat ( 5.1 ) koken . Haal het bekerglas van de verwarmingsplaat . Spoel het zwavel, dat aan de wanden van het bekerglas zit, los met kokend water en breng weer aan de kook . Laat gedurende 20 minuten koken . Laat vervolgens afkoelen . Voeg waterstofperoxide ( 4.3 ) in porties van 2 ml toe, totdat er geen zichtbare reactie meer optreedt . Hiervoor is meestal 6-8 ml waterstofperoxide nodig . Laat de oxydatiereactie gedurende 1 uur bij kamertemperatuur verder verlopen . Laat de oplossing gedurende een half uur koken en laat vervolgens afkoelen . 7.3 . Bereiding van de te analyseren oplossing Voeg ongeveer 50 ml water en 50 ml verdund zoutzuur ( 4.1 ) toe . - Als het gehalte aan zwavel ( S ) lager is dan 5 %: Filtreer, waarbij de oplossing wordt opgevangen in een bekerglas van 600 ml . Was het residu op het filter enkele malen met koud water . Vang de laatste druppels van het door het filter gelopen waswater apart op en controleer met een bariumchloride-oplossing ( 4.4 ) of deze geen sulfaat bevatten . Het filtraat moet volledig helder zijn . De kwantitatieve bepaling van de sulfaten wordt volgens methode 8.9 uitgevoerd met het volledige filtraat . - Als het gehalte aan zwavel (S ) 5 % of hoger is : Breng de inhoud van het bekerglas kwantitatief over in een maatkolf van 250 ml . Vul met water aan tot de maatstreep . Meng door de maatkolf enkele malen om te keren . Filtreer over een droog filter in een droge fles . Het filtraat moet volledig helder zijn . Sluit de fles af als de oplossing niet onmiddellijk wordt gebruikt . De kwantitatieve bepaling van de sulfaten wordt met een deel van deze oplossing volgens methode 8.9 uitgevoerd door neerslaan als bariumsulfaat . Methode 8.3 EXTRACTIE VAN IN WATER OPLOSBARE VORMEN VAN CALCIUM, MAGNESIUM, NATRIUM EN ZWAVEL ALS SULFAAT 1 . DOEL In dit voorschrift wordt een methode beschreven voor de extractie van in water oplosbare vormen van calcium, magnesium, natrium en zwavel als sulfaat in meststoffen, zodat er voor de bepaling van al deze elementen slechts één extractie hoeft te worden uitgevoerd . 2. TOEPASSINGSGEBIED Deze methode is van toepassing op de meststoffen, waarvoor Richtlijn 89/284/EEG voorschriften bevat voor het aangeven van in water oplosbare vormen van calcium, magnesium, natrium en zwavel in de vorm van sulfaten . 3 . PRINCIPE De elementen worden opgelost in kokend water . 4 . REAGENS Gedistilleerd water of gedeïoniseerd water van gelijkwaardige kwaliteit . 5 . APPARATUUR 5.1 . Elektrische verwarmingsplaat met instelbare temperatuur . 6 . MONSTERVOORBEREIDING Zie methode 1 . 7 . UITVOERING 7.1 . Monsterhoeveelheid . a ) Wanneer de meststof geen zwavel bevat of maximaal 3 % zwavel ( S ) (= 7,5 % SO3 ) en tevens maximaal 4 % calcium ( Ca ) (= 5,6 % CaO ), wordt 5 g meststof afgewogen tot op 1 mg nauwkeurig . b ) Wanneer de meststof meer dan 3 % zwavel ( S ) en meer dan 4 % calcium ( Ca ) bevat, wordt 1 g meststof afgewogen tot op 1 mg nauwkeurig . Dit monster wordt overgebracht in een bekerglas van 600 ml . 7.2 . Oplossen Voeg ongeveer 400 ml water toe . Breng de vloeistof aan de kook en laat gedurende 30 minuten koken . Laat de vloeistof afkoelen, waarbij nu en dan wordt geroerd . Het geheel wordt kwantitatief overgebracht in een maatkolf van 500 ml . Vul aan met water tot de maatstreep . Meng goed door de maatkolf enkele malen om te keren . Filtreer over een droog filter in een droge fles . Het eerste deel van het filtraat wordt niet opgevangen . Het filtraat moet volledig helder zijn . Als de oplossing niet onmiddellijk wordt gebruikt, wordt de fles afgesloten . Methode 8.4 EXTRACTIE VAN IN WATER OPLOSBAAR ZWAVEL, WANNEER DIT ZWAVEL IN VERSCHILLENDE VORMEN AANWEZIG IS 1 . DOEL In dit voorschrift wordt een methode beschreven voor de extractie van het in water oplosbare zwavel, wanneer dit zwavel in verschillende vormen in de meststof aanwezig is . 2 . TOEPASSINGSGEBIED Deze methode is van toepassing op de meststoffen waarvoor Richtlijn 89/284/EEG voorschriften bevat voor het aangeven van het in water oplosbare zwavel dat daarin in verschillende vormen ( thiosulfaat, sulfiet, sulfaat ) aanwezig is . 3 . PRINCIPE Het zwavel wordt opgelost in koud water en vervolgens door oxydatie met waterstofperoxide in alkalisch milieu omgezet in sulfaat . 4 . REAGENTIA 4.1 . Verdund zoutzuur 1 : 1. Eén deel zoutzuur ( dichtheid 1,18 ) en één deel water . 4.2. Natriumhydroxide-oplossing met tenminste 30 % NaOH ( dichtheid 1,33 ). 4.3 . Waterstofperoxide-oplossing, 30 gew .%. 5 . APPARATUUR 5.1 . Stohmann-maatkolf, 500 ml . 5.2 . Roteermolen, ingesteld op 30/40 toeren per minuut . 5.3 . Elektrische verwarmingsplaat met instelbare temperatuur . 6 . MONSTERVOORBEREIDING Zie methode 1 . 7 . UITVOERING 7.1 . Monsterhoeveelheid a ) Wanneer de meststof maximaal 3 % zwavel ( S ) (= 7,5 % SO3 ) en tevens maximaal 4 % calcium ( Ca ) (= 5,6 % CaO ) bevat, wordt 5 g meststof afgewogen tot op 1 mg nauwkeurig . b ) Wanneer de meststof meer dan 3 % zwavel ( S ) en tevens meer dan 4 % calcium ( Ca ) bevat, wordt 1 g meststof afgewogen tot op 1 mg nauwkeurig . Het monster wordt overgebracht in een kolf van 500 ml ( 5.1 ). 7.2 . Oplossen Voeg ongeveer 400 ml water toe . Sluit af en schud ( 5.2 ) gedurende 30 minuten . Vul met water aan tot de maatstreep . Meng goed door de maatkolf enkele malen om te keren . Het mengsel wordt over een droog filter in een droge fles gefiltreerd . Als de oplossing niet onmiddellijk wordt gebruikt, wordt de fles afgesloten . 7.3 . Oxydatie van de te analyseren hoeveelheid Neem een hoeveelheid van de extractie-oplossing van maximaal 50 ml die 20-100 mg zwavel ( S ) bevat . Breng deze in een gepast bekerglas . Vul zo nodig met water aan tot een volume van 50 ml . Voeg 3 ml natriumhydroxide-oplossing ( 4.2 ) en 2 ml waterstofperoxide-oplossing ( 4.3 ) toe . Dek het bekerglas af met een horlogeglas en laat de vloeistof gedurende één uur zachtjes koken op de verwarmingsplaat ( 5.3 ). Voeg hierbij porties waterstofperoxide-oplossing van 1 ml toe zolang deze de reactie laten voortduren ( maximaal 5 ml ). Laat vervolgens afkoelen, verwijder het horlogeglas en was dit boven het bekerglas . Zuur aan met ongeveer 20 ml verdund zoutzuur ( 4.1 ). Vul met water aan tot ongeveer 300 ml . De kwantitative bepaling van de sulfaten wordt volgens methode 8.9 uitgevoerd met de volledige geoxydeerde oplossing . Methode 8.5 EXTRACTIE EN KWANTITATIEVE ANALYSE VAN ELEMENTAIRE ZWAVEL WAARSCHUWING Bij deze analysemethode wordt koolstofdisulfide ( CS2 ) gebruikt . Daardoor zijn speciale veiligheidsmaatregelen nodig, in het bijzonder voor : - de opslag van CS2; - de veiligheidsuitrusting van het personeel; - de arbeidshygiëne; - de bescherming tegen brand en ontploffing; - de verwijdering van dit reagens . Voor de uitvoering van deze methode is zeer bekwaam personeel en aangepaste laboratoriumapparatuur nodig . 1 . DOEL In dit document wordt een methode beschreven voor de extractie en kwantitatieve analyse van elementaire zwavel in meststoffen . 2 . TOEPASSINGSGEBIED Deze methode is van toepassing op de EEG-meststoffen waarvoor Richtlijn 89/284/EEG voorschriften bevat voor het aangeven van de totale hoeveelheid zwavel als element . 3 . PRINCIPE Na verwijdering van de oplosbare bestanddelen wordt elementaire zwavel geëxtraheerd met koolstofdisulfide . Het geëxtraheerde zwavel wordt gravimetrisch bepaald . 4 . REAGENTIA Koolstofdisulfide . 5 . APPARATUUR 5.1 . Extractiekolf met slijpstuk, 100 ml . 5.2 . Soxhlet-apparaat met bijbehorende filterhulzen . 5.3 . Vacuuem-filmverdamper . 5.4 . Elektrische droogstoof met ventilatie, ingesteld op 90 p 2 gC . 5.5 . Petri-schalen van porselein met een diameter van 5-7 centimeter; de schalen mogen niet hoger zijn dan 5 cm . 5.6 . Elektrische verwarmingsplaat met instelbare temperatuur . 6 . MONSTERVOORBEREIDING Zie methode 1 . 7 . UITVOERING 7.1 . Monsterhoeveelheid Breng 5-10 g van het monster, tot op 1 mg nauwkeurig afgewogen, in de filterhuls van het Soxhlet-apparaat ( 5.2 ). 7.2 . Extractie van zwavel Was de inhoud van de filterhuls grondig met warm water om alle oplosbare bestanddelen te verwijderen . Droog vervolgens de filterhuls gedurende tenminste één uur in de droogstoof bij 90 gC ( 5.4 ). Breng de filterhuls over in het Soxhlet-apparaat ( 5.2 ). Breng enkele glaskogels in de kolf van het apparaat ( 5.1 ) en tarreer deze ( P0 ); voeg vervolgens 50 ml koolstofdisulfide ( 4.1 ) toe . Bevestig de kolf aan het apparaat en extraheer de elementaire zwavel gedurende 6 uur . Zet de verwarming af en verwijder na afkoeling de kolf van het apparaat . Bevestig de kolf aan de filmverdamper ( 5.3 ). Stop de verdamping, wanneer in de kolf een sponsachtige vaste massa is overgebleven . Droog de kolf in de droogstoof bij 90 gC ( 5.4 ) tot constant gewicht ( P1 ). Meestal is een uur voldoende . 7.3 . Bepaling van de zuiverheid van de geëxtraheerde zwavel Bij de extractie met koolstofdisulfide kunnen bepaalde verbindingen tegelijk met het elementair zwavel zijn geëxtraheerd . De hoeveelheid hiervan wordt als volgt bepaald : Homogeniseer de inhoud van de kolf zo goed mogelijk en weeg hiervan 2-3 g, tot op 1 mg nauwkeurig, af ( n ). Breng deze hoeveelheid over in een Petri-schaal ( 5.5 ). Weeg het geheel ( P2 ). Plaats de Petri-schaal op de verwarmingsplaat ( 5.6 ), die zodanig is ingesteld dat de temperatuur niet hoger wordt dan 220 gC, om te voorkomen dat het zwavel verbrandt . Sublimeer gedurende 3-4 uur tot constant gewicht ( P3 ). NB : Voor bepaalde meststoffen is het wellicht niet van belang de zuiverheidsgraad van het zwavel te kennen . In dat geval wordt punt 7.3 niet uitgevoerd . 8 . WEERGAVE VAN DE RESULTATEN Het procentueel gehalte aan elementaire zwavel ( S ) van de meststoffen is gelijk aan : (%) Onzuiver S (%) in de meststoffen = P¹-P0 × 100 (%) Onzuiver S (%) in de meststoffen = P1-P0 m × 100 Zuiverheidsgraad van de geëxtraheerde zwavel ( in %) = P2-P3 × 100 Zuiverheidsgraad van de geëxtraheerde zwavel ( in %) = P2-P3 n × 100 Zuiver S (%) in de meststoffen = ( P1-P0 ) ( P2-P3 ) × 100 Zuiver S (%) in de meststoffen = ( P1-P0 ) ( P2-P3 ) m × n × 100 Hierbij is : m = de massa van de monsterhoeveelheid in g . P0 = de massa van de lege Soxhlet-kolf in g . P1 = de massa van de Soxhlet-kolf en het onzuivere zwavel na verwijdering van het oplosmiddel in g . n = de massa van de voor de zuivering gebruikte hoeveelheid onzuiver zwavel in g . P2 = de massa van de lege Petri-schaal + de bij 7.3 afgewogen hoeveelheid in g . P3 = de massa van de Petri-schaal na sublimatie van het zwavel in g . Methode 8.6 MANGANIMETRISCHE BEPALING VAN HET GEËXTRAHEERD CALCIUM NA NEERSLAAN IN DE VORM VAN OXALAAT 1 . DOEL In dit voorschrift wordt een methode beschreven voor de kwantitatieve analyse van calcium in extracten van meststoffen . 2 . TOEPASSINGSGEBIED Deze methode is van toepassing op de EEG-meststoffen waarvoor Richtlijn 89/284/EEG voorschriften bevat voor het aangeven van het totale en/of in water oplosbare calciumgehalte . 3 . PRINCIPE Het calcium aanwezig in een alignaat van de extractie-oplossing wordt als oxalaat neergeslagen . Na isoleren en oplossen van het oxalaat wordt oxaalzuur getitreerd met kaliumpermanganaat . 4 . REAGENTIA 4.1 . Verdund zoutzuur ( 1 : 1 ). Eén deel zoutzuur ( dichtheid 1,18 ) en één deel water . 4.2 . Verdund zwavelzuur ( 1 : 10 ). Eén deel zwavelzuur ( dichtheid 1,84 ) en 10 delen water . 4.3 . Ammoniumhydroxide-oplossing ( 1 : 1 ). Eén deel ammonia ( dichtheid 0,88 ) en één deel water . 4.4 . Verzadigde ammoniumoxalaat-oplossing ( NH4)2C2O4.H2O ) bij kamertemperatuur ( ongeveer 40 g/l ). 4.5 . citroenzuur-oplossing, 30 % ( g/v ). 4.6 . Ammoniumchloride-oplossing, 5 % ( g/v ). 4.7 . Broomthymolblauw-oplossing, 0,1 % ( g/v ) in ethanol, 95 %. 4.8 . Broomkresolgroen-oplossing, 0,04 % ( g/v ) in ethanol, 95 %. 4.9 . Gestelde kaliumpermanganaat-oplossing, 0,02 M . 5 . APPARATUUR 5.1 . Filterkroes, gesinterd glas, poriëngrootte 5-20 m . 5.2 . Waterbad . 6 . VOORBEREIDING VAN DE TE ANALYSEREN HOEVEELHEID Met behulp van een precisiepipet wordt een hoeveelheid van de volgens methode 8.1 of 8.3 verkregen extractie-oplossing genomen, die 15-50 mg Ca (= 21-70 mg CaO ) bevat . Zij v2 het volume van deze hoeveelheid . Breng deze hoeveelheid over in een bekerglas van 400 ml . Neutraliseer indien nodig met enkele druppels ammoniumhydroxide ( 4.3 ) ( omslag van indicator ( 4.7 ) van geel naar blauw ). Voeg vervolgens 1 ml van de citroenzuur-oplossing ( 4.5 ) en 5 ml van de ammoniumchloride-oplossing ( 4.6 ) toe . 7 . NEERSLAAN VAN HET CALCIUMOXALAAT Voeg ongeveert 100 ml water toe . Breng de oplossing aan de kook . Voeg 8 tot 10 druppels indicatoroplossing ( 4.8 ) toe en druppelsgewijs 50 ml van een warme ammoniumoxalaat-oplossing ( 4.4 ). Als er een neerslag wordt gevormd, wordt dit opgelost door toevoeging van enkele druppels zoutzuur ( 4.1 ). Neutraliseer zeer langzaam met de ammoniumhydroxide-oplossing ( 4.3 ), waarbij voortdurend wordt geroerd, tot een pH van 4,4-4,6 wordt bereikt ( omslag van indicator ( 4.8 ) van groen naar blauw ). Plaats het bekerglas op een kokend waterbad ( 5.2 ) en laat het daar ongeveer 30 minuten staan . Verwijder het bekerglas van het waterbad, laat het één uur staan en filtreer in de filterkroes ( 5.1 ). 8 . TITRATIE VAN HET NEERGESLAGEN OXALAAT Was het bekerglas en de filterkroes totdat de overmaat ammoniumoxalaat volledig is verwijderd ( dit kan worden aangetoond door de afwezigheid van chloride in het waswater ). Plaats deze filterkroes in het bekerglas van 400 ml en los het neerslag op in 50 ml warm zwavelzuur ( 4.2 ). Vul de vloeistof in het bekerglas aan met water, zodat een volume van ongeveer 100 ml wordt verkregen . Breng de oplossing op een temperatuur van 70-80 gC en titreer met een permanganaat-oplossing ( 4.9 ), totdat de oplossing een minuut lang rose gekleurd blijft . Zij n dit volume . 9 . WEERGAVE VAN DE RESULTATEN Het gehalte aan calcium ( Ca ) van de meststof is gelijk aan : Ca (%) = n × 0,2004 × 0,02 × v2 × m Ca (%) = n × 0,2004 × t 0,02 × v1 v2 × m Hierbij is : n = de gebruikte hoeveelheid permanganaat in ml . m = de massa van de monsterhoeveelheid in gram . v2 = het volume van de geanalyseerde hoeveelheid in ml . v1 = het volume van de extractie-oplossing in ml . t = de molariteit van de permanganaat-oplossing, in mol/l . CaO (%) = Ca (%) × 1,400 . Methode 8.7 KWANTITATIEVE ANALYSE VAN MAGNESIUM MET BEHULP VAN ATOOMABSORPTIESPECTROMETRIE 1 . DOEL In dit document wordt een methode beschreven voor de kwantitatieve analyse van magnesium in extracten van meststoffen . 2 . TOEPASSINGSGEBIED Deze methode is van toepassing op de volgens de methoden 8.1 en 8.3 verkregen extracten van meststoffen, waarvoor het totaalgehalte of het in water oplosbare gehalte aan magnesium moet worden aangegeven, met uitzondering van de volgende meststoffen in de bijlage van de Richtlijn inzake secundaire bestanddelen ( 89/284/EEG ): type 4 ( kieseriet ), type 5 ( magnesiumsulfaat ) en type 7 ( kieseriet met kaliumsulfaat ); voor deze meststoffen wordt gebruik gemaakt van methode 8.8 . De hier beschreven methode is van toepassing op alle extracten van meststoffen die zodanige hoeveelheden elementen bevatten, dat de complexometrische bepaling van magnesium daardoor kan worden gestoord . 3 . PRINCIPE Na juiste verdunning van het extract wordt magnesium kwantitatief bepaald met behulp van atoomabsorptiespectrometrie . 4 . REAGENTIA 4.1 . Verdund zoutzuur, ongeveer 1 M . 4.2 . Verdund zoutzuur, ongeveer 0,5 M . 4.3 . Magnesium-standaardoplossing, 1,00 mg/ml . 4.3.1 . Los 1,013 g magnesiumsulfaat ( MgSO4.7H2O ) op in 0,5 M zoutzuur ( 4.2 ). 4.3.2 . Alternatief 1 : weeg 1,658 g magnesiumoxide ( MgO ) af, vooraf gegloeid om alle carbonaat te verwijderen . Breng in een bekerglas met 100 ml water en 120 ml 1 M zoutzuur ( 4.1 ). Breng na oplossen het geheel kwantitatief over in een maatkolf van 1 000 ml, vul met water aan tot de maatstreep en meng door de maatkolf om te keren . 4.3.3 . Alternatief 2 : in de handel verkrijgbare standaardoplossing . Deze standaardoplossingen moeten door het laboratorium worden gecontroleerd . 4.4 . Strontiumchloride-oplossing Los 75 g strontiumchloride ( SrCl2.6H2O ) op in verdund zoutzuur ( 4.2 ) en vul met dezelfde zoutzuuroplossing aan tot 500 ml . 5 . APPARATUUR Atoomabsorptiespectrometer met magnesiumlamp, ingesteld op 285,2 nm . Lucht/acetyleen-vlam . 6 . BEREIDING VAN DE TE ANALYSEREN OPLOSSING Zie de methoden 8.1 en 8.3 . 7 . UITVOERING 7 .1 . Als de meststof een aangegeven magnesiumgehalte ( Mg ) heeft van meer dan 6 % (= 10 % MgO ), wordt 25 ml ( v1 ) van de extractie-oplossing ( 6 ) genomen . Breng deze hoeveelheid in een maatkolf van 100 ml, vul met water aan tot de maatstreep en meng . De verdunningsfactor is D1 = 100/v1 . 7.2 . Pipetteer van de extractie-oplossing ( 6 ) of oplossing ( 7.1 ) 10 ml in een maatkolf van 200 ml . Vul met 0,5 M zoutzuur ( 4.2 ) aan tot de maatstreep en meng . Verdunningsfactor : 200/10 . 7.3 . Verdun deze oplossing ( 7.2 ) met 0,5 M zoutzuur ( 4.2 ) tot een concentratie die ligt binnen het optimale meetgebied van de spectrometer ( 5.1 ). v2 is de tot 100 ml verdunde hoeveelheid . De verdunningsfactor is D2 = 100/v2 . De uiteindelijke oplossing moet 10 vol . % strontiumchloride-oplossing ( 4.4 ) bevatten . 7.4 . Bereiding van de blanco-oplossing Bereid een blanco-oplossing door het hele procédé vanaf de extractie ( extractiemethode 8.1 of 8.3 ) uit te voeren, waarbij alleen het meststoffenmonster wordt weggelaten. 7.5 . Bereiding van de oplossingen voor de ijkcurve Verdun de standaardoplossing ( 4.3 ) met 0,5 M zoutzuur voor de bereiding van ten minste 5 ijkoplossingen met oplopende concentratie, waarbij de concentraties liggen binnen het optimale meetgebied van de spectrometer ( 5.1 ). Deze oplossingen moeten 10 vol . % strontiumchloride-oplossing ( 4.4 ) bevatten . 7.6 . Meting Stel de spectrometer ( 5.1 ) in voor meting bij 285,2 nm . Achtereenvolgens worden de ijkoplossingen ( 7.5 ), de meetoplossing ( 7 .3 ) en de de blanco-oplossing ( 7.4 ) verstoven, waarbij de spectrometer wordt gewassen met de oplossing die daarna wordt afgemeten . Herhaal deze werkwijze driemaal . Teken de ijkcurve door voor elk van de ijkoplossingen ( 7.5 ) op de y-as het resultaat van de meting met de spectrometer uit te zetten en op de x-as de overeenkomstige magnesiumconcentraties, uitgedrukt in mg per ml. Met behulp van de ijkcurve wordt de magnesiumconcentratie van de meetoplossing ( 7.3 ), xs, en van de blanco-oplossing ( 7.4 ), xb, afgelezen . 8 . WEERGAVE VAN DE RESULTATEN De hoeveelheid magnesium ( Mg ) of magnesiumoxide ( MgO ) in het monster wordt uitgaande van de ijkoplossingen en rekening houdend met de blanco-oplossing berekend . Het procentuele gehalte aan magnesium ( Mg ) van de meststof is gelijk aan : (%) Mg = ( xs-xb ) D1 ( 200/10 ) D2 500.100 Mg (%) = ( xs-xb ) D1 ( 200/10 ) D2 500.100 1 000.1 000 M Hierbij is : xs = de uit de ijkcurve afgelezen concentratie in de te analyseren oplossing in mg/ml . xb = de uit de ijkcurve afgelezen concentratie in de blanco-oplossing in mg/ml . D1 = de verdunningsfactor bij uitvoering van de verdunning onder punt 7.1 . Deze factor is gelijk aan 4 als 25 ml wordt gepipetteerd . De factor is gelijk aan 1 als deze verdunning niet wordt uitgevoerd . D2 = de verdunningsfactor bij punt 7.3 . M = de massa van de voor extractie genomen monsterhoeveelheid, in gram . MgO (%) = Mg (%) /0,6 . Methode 8 .8 KWANTITATIEVE ANALYSE VAN MAGNESIUM MET BEHULP VAN COMPLEXOMETRIE 1 . DOEL In dit voorschrift wordt een werkwijze voor de bepaling van magnesium in extracten van meststoffen beschreven. 2 . TOEPASSINGSGEBIED Deze methode is van toepassing op extracten van de volgende EEG-meststoffen, waarvoor de bepaling van magnesium totaal en/of in water oplosbaar magnesium is voorgeschreven : - meststoffen van Richtlijn 76/116/EEG : enkelvoudige stikstofmeststoffen type 1 b ( calciummagnesiumnitraat ), type 7 ( stikstofmagnesiumsulfaat ), type 8 ( stikstofmagnesia ) en enkelvoudige kalimeststoffen type 2 ( verrijkt ruw kalizout ), type 4 ( kaliumchloride met magnesium ) en type 6 ( patentkali ); - meststoffen die voorkomen in de bijlage van de Richtlijn inzake secundaire bestanddelen ( 89/284/EEG ). 3 . PRINCIPE Magnesium wordt in oplossing gebracht volgens een van de methoden 8.1 of 8.3 . Eerst wordt de som van Ca en Mg getitreerd met EDTA in aanwezigheid van eriochroomzwart-T . Vervolgens wordt Ca getitreerd met EDTA in aanwezigheid van calceïne of calconcarbonzuur . Uit het verschil van deze twee titraties wordt magnesium berekend . 4 . REAGENTIA 4.1 . Magnesium-standaardoplossing, 0,05 M . 4.1.1 . Los 1,232 g magnesiumsulfaat ( MgSO4.7H2O ) op in 0,5 M zoutzuur ( 4.11 ) en vul met dit zuur aan tot 100 ml . 4 .1.2 . Alternatief : Weeg 2,016 g magnesiumoxide af, die vooraf is gegloeid om alle carbonaat te verwijderen . Breng dit met 100 ml water in een bekerglas . Voeg onder roeren 120 ml ca 1 M ( 4 .12 ) zoutzuur toe . Breng na oplossen kwantitatief over in een maatkolf van 1000 ml, vul aan tot de maatstreep en meng . 1 ml van deze oplossing moet 1,216 mg magnesium (= 2,016 mg MgO ) bevatten . De titer van deze standaardoplossing moet door het laboratorium worden gecontroleerd . 4.2 . EDTA-oplossing, 0,05 M Weeg 18,61 g van het dinatriumzout van ethyleendiaminotetra-azijnzuurdihydraat ( C10H14N2Na2O8.2H2O ) af, breng in een bekerglas van 1000 ml en los op in 600 tot 800 ml water . Breng kwantitatief over in een maatkolf van 1000 ml, vul aan tot de maatstreep en meng . Controleer deze oplossing met oplossing ( 4.1 ). Neem daartoe 20 ml van de laatste oplossing en titreer volgens de onder punt 7.2 beschreven analysemethode . 1 ml van de EDTA-oplossing moet overeenkomen met 1,216 mg Mg (= 2,016 mg MgO ) en met 2,004 mg Ca (= 2,804 mg CaO ) ( zie de opmerkingen 10.1 en 10.6 ). 4.3 . Calciumstandaardoplossing 0,05 M Weeg 5,004 g gedroogde calciumcarbonaat p.a . af . Breng met 100 ml water over in een bekerglas . Voeg langzaam onder roeren 120 ml ca 1 N zoutzuur toe . Breng aan de kook om kooldioxide uit te drijven, koel af, breng kwantitatief over in een maatkolf van 1 l, vul aan met water tot de maatstreep en meng . Controleer of deze oplossing overeenkomt met oplossing ( 4.2 ), volgens de werkwijze onder ( 7.3 ). 1 ml van deze oplossing moet bevatten 2,004 mg Ca (= 2,804 mg CaO ) en overeenkomen met 1 ml van de 0,05 M EDTA-oplossing ( 4.2 ). 4.4 . Calceïne-indicator Meng zorgvuldig in een mortier 1 g calceïne met 100 g natriumchloride . Gebruik 10 mg van dit mengsel . De indicator slaat om van groen naar oranje . Men dient de titreren totdat er een oranje kleur ontstaat zonder groene schijn . 4.5 . Calconcarbonzuur-indicator Los 400 mg calconcarbonzuur op in 100 ml methanol . Deze oplossing kan slechts ongeveer 4 weken bewaard worden . Gebruik 3 druppels van deze oplossing . De indicator slaat om van rood naar blauw . Men dient te titreren totdat er een blauwe kleur ontstaat zonder rode schijn . 4.6 . Eriochroomzwart-T-indicator Los 300 mg eriochroomzwart-T op in een mengsel van 25 ml propanol-1 en 15 ml triethanolamine . Deze oplossing kan slechts ongeveer 4 weken bewaard worden . Gebruik 3 druppels van deze oplossing . De indicator slaat om van rood naar blauw . Men dient te titreren totdat er een blauwe kleur ontstaat zonder rode schijn . De omslag is alleen waar te nemen als er magnesium aanwezig is . Voeg daarom zo nodig 1 ml standaardoplossing ( 4.1 ) toe . Bij gelijktijdige aanwezigheid van calcium en magnesium, wordt eerst het calcium door EDTA gecomplexeerd en vervolgens het magnesium . In dit geval worden deze twee elementen samen getitreerd . 4.7 . Kaliumcyanide -oplossing 2 %-oplossing van KCN in water . ( Niet met de mond pipetteren . Zie ook opmerking 10.7 .) 4.8 . Alkalische kaliumcyanide-oplossing Los 280 g KOH en 66 g KCN op in water, vul aan tot 1 l en meng . 4.9 . Bufferoplossing, pH 10,5 Los in een maatkolf van 500 ml 33 g ammoniumchloride op in 200 ml water, voeg 250 ml ammonia ( d = 0,91 ) toe, vul aan met water tot 500 ml en meng . Controleer regelmatig de pH van deze oplossing . 4.10 . Verdund zoutzuur 1 : 1 Eén volumedeel zoutzuur ( dichtheid = 1,18 ) mengen met één volumedeel water . 4.11 . Verdund zoutzuur, ongeveer 0,5 M . 4.12 . Verdund zoutzuur, ongeveer 1 M. 4.13 . Natriumhydroxide-oplossing, 5 M . 5 . APPARATUUR 5.1 . Magnetische of mechanische roerder . 5.2 . pH-meter . 6 . CONTROLEPROEF Voer een bepaling uit met zodanige hoeveelheden van de oplossingen ( 4.1 en 4.3 ), dat men ongeveer dezelfde verhouding Ca/Mg heeft als bij de te analyseren oplossing . Neem daartoe ( a ) ml standaardoplossing ( 4.3 ) en ( b-a ) ml standaardoplossing ( 4.1 ). ( a ) en ( b ) zijn het aantal ml EDTA-oplossing, gebruikt bij de twee bij de te analyseren oplossing uitgevoerde titraties . Deze manier van werken is alleen dan juist als de oplossing van EDTA, calcium en magnesium exact equivalent zijn . Is dit niet het geval, dan moeten er correcties worden aangebracht . 7 . BEREIDING VAN DE TE ANALYSEREN OPLOSSING Zie de methoden 8.1 en 8.3 . 8 . KWANTITATIEVE ANALYSE 8.1 . Analysehoeveelheden De te analyseren hoeveelheid moet zo mogelijk 9-18 mg magnesium (= 15-30 mg MgO ) bevatten . 8.2 . Titratie met eriochroomzwart-T als indicator Breng met een pipet een hoeveelheid ( 8.1 ) van de te onderzoeken oplossing in een bekerglas van 400 ml . Neutraliseer met behulp van de pH-meter de overmaat zuur met de 5 M natriumhydroxide-oplossing ( 4.13 ). Verdun met water tot ongeveer 100 ml . Voeg 5 ml bufferoplossing ( 4.9 ) toe . De pH, gemeten met de pH-meter, moet 10,5 +/- 0,1 zijn . Voeg 2 ml kaliumcyanide-oplossing ( 4.7 ) toe en drie druppels eriochroom-zwart-T indicator ( 4.6 ). Titreer met EDTA-oplossing ( 4.2) onder matig roeren met behulp van de roerder ( 5.1 ) ( zie de opmerkingen 10.2, 10.3 en 10.4 ). Zij "b'' het aantal ml 0,05 M EDTA-oplossing . 8.3 . Titratie met calceïne of calconcarbonzuur als indicator Pipetteer een hoeveelheid van de te onderzoeken oplossing, gelijk aan die gebruikt voor de voorgaande titratie, in een bekerglas van 400 ml . Neutraliseer met behulp van de pH-meter de overmaat zuur met de 5 M natriumhydroxide-oplossing ( 4.13 ). Verdun met water tot ongeveer 100 ml . Voeg 10 ml KOH-KCN-oplossing ( 4.8 ) toe en de indicator ( 4.4 ) of ( 4.5 ). Titreer met EDTA-oplossing ( 4.2 ) onder matig roeren met behulp van de roerder ( 5.1 ) ( zie de punten 10.2, 10.3 en 10.4 ). Zij "a'' het aantal ml 0,05 M EDTA-oplossing . 9 . WEERGAVE VAN DE RESULTATEN Voor de EEG-meststoffen die binnen het toepassingsgebied van de methode vallen ( 5 g meststoffen in 500 ml extract ), is het gehalte van de meststoffen : MgO (%) in de meststof = (b-a ) × T MgO (%) in de meststof = ( b-a ) × T M Mg (%) in de meststof = ( b-a ) × T' Mg (%) in de meststof = ( b-a ) × T' M Hierbij is : a = het aantal ml 0,05 molair EDTA dat is gebruikt bij de titratie met calceïne of calconcarbonzuur als indicator . b = het aantal ml 0,05 molair EDTA dat is gebruikt bij de titratie met eriochroomzwart-T als indicator . M = de massa van het monster, uitgedrukt in g, aanwezig in het alignaat gebruikt voor de analyse . T = 0,2016 × molariteit van de EDTA-oplossing/0,05 ( zie 4.2 ). T' = 0,1216 × molariteit van de EDTA-oplossing/0,05 ( zie 4.2 ). 10 . OPMERKINGEN 10.1 . De stoechiometrische verhouding EDTA-metaal in de complexometrische analyses is steeds 1:1, ongeacht de waardigheid van het metaal en ondanks de vierwaardigheid van EDTA . De EDTA-titratie-oplossing en de standaardoplossingen zijn dus molair en niet normaal . 10.2 . De complexometrische indicatoren zijn dikwijls gevoelig voor de inwerking van lucht . De kleur van de oplossing kan gedurende de titratie verbleken . Men moet dan één of twee druppels indicator toevoegen . Dit is vaak het geval bij eriochroomzwart-T en ook bij calconcarbonzuur . 10.3 . De metaalindicatorcomplexen zijn soms relatief stabiel en de omslag kan slepend zijn . De laatste druppels EDTA-oplossing moeten dus langzaam toegevoegd worden . Men dient ervoor te waken dat men niet te ver titreert; controleer dit door na het bereiken van het eindpunt één druppel 0,05 M magnesium - ( 4.1 ) of calciumoplossing ( 4.3 ) toe te voegen . Dit is speciaal het geval bij het magnesium-eriochroomcomplex . 10.4 Men dient de omslag van de indicator horizontaal dwars door de oplossing en niet van boven naar beneden waar te nemen . Plaats het bekerglas op een witte ondergrond in een gunstige positie ten overstaan van het licht . De omslag kan eveneens gemakkelijk waargenomen worden door het bekerglas op een matte glasplaat te plaatsen, die van onderen matig verlicht wordt ( lamp van 25 watt ). 10.5 . De uitvoering van deze analyse vraagt een zekere vaardigheid van de analist . Deze kan men onder andere verkrijgen bij het waarnemen van de omslagen met de standaardoplossingen ( 4.1 en 4.3 ). Het verdient aanbeveling steeds dezelfde analist van het laboratorium de bepalingen te laten uitvoeren . 10.6 . Het gebruikt van de EDTA-oplossing met gegarandeerde titer ( bij voorbeeld Titrisol, Normex ) kan de controle van de equivalentie van de standaardoplossingen ( 4.1, 4.2 en 4.3 ) vereenvoudigen . 10.7 . Oplossingen de kaliumcyanide bevatten mogen niet via de afvoer worden opgeruimd alvorens het cyanide is omgezet in een niet schadelijke verbinding . Dit kan bij voorbeeld gebeuren door oxydatie met natriumhypochloriet in alkalisch milieu . Methode 8.9 KWANTITATIEVE ANALYSE VAN SULFATEN 1 . DOEL In dit voorschrift wordt een methode beschreven voor de bepaling van zwavel in de vorm van sulfaat in extracten van meststoffen . 2 . TOEPASSINGSGEBIED Deze methode is van toepassing voor de kwantitatieve analyse van de sulfaten die in volgens de methoden 8.1, 8.2, 8.3 en 8.4 bereide extracten aanwezig zijn . 3 . PRINCIPE Gravimetrische bepaling van de als bariumsulfaat neergeslagen sulfaten . 4 . REAGENTIA 4.1 . Verdund zoutzuur ( 1:1 ). Eén deel zoutzuur ( dichtheid : 1,18 ) en één deel water . 4.2 . Bariumchloride, BaCl2 . 2H2O, oplossing in water van 122 g/l . 4.3 . Zilvernitraat, oplossing in water van 5 g/l . 5 . APPARATUUR 5.1 . Porseleinen verassingsschaal . 5.2 . Waterbad . 5.3 . Droogstoof, ingesteld op 105 °C +/- 1 °C . 5.4 . Elektrische oven, ingesteld op 800 °C +/- 50 °C, met een oxyderende atmosfeer . 6 . UITVOERING 6.1 . Analysehoeveelheid Met behulp van een pipet wordt een hoeveelheid van een van de onder punt 2 bedoelde extractie-oplossingen genomen, die 20-100 mg S, d.w .z . 50-250 mg SO3, bevat . Deze hoeveelheid wordt in een bekerglas met een voldoende inhoud overgebracht . Voeg 20 ml verdund zoutzuur ( 4.1 ) toe . Vul het volume met water aan tot ongeveer 300 ml . 6.2 Neerslaan Breng de oplossing aan de kook . Voeg druppelsgewijs ongeveer 20 ml van de bariumchloride-oplossing ( 4 .2 ) toe, waarbij de oplossing in het bekerglas krachtig wordt geroerd . Laat gedurende enkele minuten koken . Laat het bekerglas, bedekt met een horlogeglas, gedurende 1 uur op het kokend waterbad ( 5.2 ) staan . Laat het bekerglas vervolgens in de warmte (ongeveer 60 °C ) rusten, totdat het supernatans helder is . Uit het waterbad halen en laten afkoelen . Decanteer de heldere oplossing over een asvrij filter met trage filtratie . Was het neerslag verschillende malen door decanteren met een voldoend volume warm water . Was het neerslag op het filter tot het chloride verdwenen is . Controleer dit met de zilvernitraatoplossing ( 4.3). 6.3 . Verassen en wegen van het neerslag Breng het filter met het neerslag in een porseleinen schaal ( 5.1 ), die vooraf tot op 0,1 mg nauwkeurig is getarreerd . Droog in de droogstoof ( 5.3 ) gedurende een half uur bij ongeveer 800 °C ( 5.4 ). Laat in een exsiccator afkoelen en weeg tot op 0,1 mg nauwkeurig . 7. WEERGAVE VAN DE RESULTATEN 1 mg bariumsulfaat komt overeen met 0,137 mg S of 0,343 mg SO3 . Het procentuele gehalte aan zwavel ( S ) van de meststof is gelijk aan : S (%) = w × 0,0137 × v2 × m S (%) = w × 0,0137 × v1 v2 × m SO3 (%) = S (%) × 2,5 Hierbij is : w = het gewicht van het bariumsulfaat-neerslag in mg . v1 = het volume van de extractie-oplossing in ml . v2 = het volume van het alignaat gebruikt voor de analyse in ml . m = de massa van de monsterhoeveelheid in g . Methode 8.10 KWANTITATIEVE ANALYSE VAN HET GEËXTRAHEERDE NATRIUM 1 . DOEL In dit voorschrift wordt een methode beschreven voor de kwantitatieve analyse van natrium in extracten van meststoffen . 2 . TOEPASSINGSGEBIED Deze methode is van toepassing op de EEG-meststoffen waarvoor Richtlijn 89/284/EEG voorschriften bevat voor het aangeven van het natriumgehalte . 3 . PRINCIPE Na verdunning van het volgens methode 8.1 of 8.3 verkregen extract wordt het natriumgehalte van de oplossing bepaald met behulp van vlamemissiespectrometrie . 4 . REAGENTIA 4.1 . Verdund zoutzuur ( 1:1 ). Eén deel zoutzuur ( dichtheid 1,18 ) en één deel water . 4.2 . Aluminiumnitraat Al(NO3)3, 9H2O . 4.3 . Caesiumchloride, CsCl . 4.4 . Natriumchloride, watervrij . 4.5 . Oplossing van caesiumchloride en aluminiumnitraat In een maatkolf van 1 000 ml wordt 50 g caesiumchloride (4.3 ) en 250 g aluminiumnitraat ( 4.2 ) opgelost in water . Vul met water aan tot de maatstreep en meng goed door de maatkolf om te keren . 4.6 . Natrium-standaardoplossing, 1 mg Na/ml In een maatkolf van 1 000 ml wordt 2,542 g natriumchloride ( 4.4 ) opgelost in water . Vervolgens wordt 10 ml zoutzuur ( 4.1 ) toegevoegd . Vul met water aan tot de maatstreep en meng goed door de maatkolf om te keren . 5 . APPARATUUR Vlamemissiespectrofotometer, geschikt voor meting bij 589,3 nm . 6 . IJKOPLOSSINGEN 6.1 . Pipetteer 10 ml van de standaardoplossing ( 4.6 ) in een maatkolf van 250 ml . Vul aan tot de maatstreep met water en meng goed door de maatkolf om te keren . Concentratie van de oplossing : 40 mg Na/ml . 6.2 . Pipetteer in maatkolven van 100 ml respectievelijk 0, 5, 10, 15, 20 en 25 ml van de tussenverdunning ( 6.1 ). Voeg 10 ml van oplossing ( 4.5 ) toe . Vul aan tot de maatstreep met water en meng goed door de maatkolf om te keren . Concentratie van de oplossingen : 0, 2, 4, 6, 8 en 10 mg Na/ml . 7 . BEREIDING VAN DE MEETOPLOSSINGEN Afhankelijk van het verwachte natriumgehalte van de volgens methode 8.1 of 8.3 verkregen extractie-oplossing ( 5 g meststoffen in 500 ml ) wordt deze aan de hand van de volgende tabel verder verdund : Na2O (%) Na (%) Tussenverdunning Eindverdunning Hoeveelheid ( ml ) ( v2 ) Verdunnen tot ml ( v3 ) Hoeveelheid ( ml ) ( v4 ) Verdunnen tot ml Verdunnings - factor 3-5 5-10 10-20 20-38 2,2-3,7 3,7-7,4 7,4-15 15-28 10 10 10 5 50 100 100 100 10 10 5 5 100 100 100 100 50 100 200 400 De tussenverdunning wordt bereid met water . Voor de eindverdunning wordt in de maatkolf van 100 ml 10 ml van oplossing ( 4.5 ) toegevoegd . Bij een monsterhoeveelheid van 1 g wordt de hoeveelheid bij de eindverdunning ( v4 ) vermenigvuldigd met 5 . 8 . METINGEN Stel de spectrofotometer ( 5.1 ) in op meting bij 589,3 nm . Meet ter ijking de respons van de ijkoplossingen ( 6.2 ). Stel vervolgens de gevoeligheid van het apparaat zodanig in, dat bij meting van de meest geconcentreerde ijkoplossing een maximale uitslag wordt verkregen . Bepaal vervolgens de respons voor de oplossing van het te analyseren monster ( 7 ). Deze werkwijze wordt driemaal herhaald . 9 . BEREKENING VAN DE RESULTATEN Teken de ijkcurve door voor elk van de ijkoplossingen op de x-as de concentratie in mg/ml uit te zetten en op de y-as het gemiddelde van de respons voor elk van de oplossingen . Bepaal met behulp van deze ijkcurve de natriumconcentratie in de meetoplossing . Bereken de hoeveelheid natrium, uitgaande van de referentie-oplossingen, waarbij rekening wordt gehouden met de uitgevoerde verdunningen . De resultaten worden uitgedrukt als percentage van het monster . Het procentuele gehalte aan natrium ( Na ) van de meststof is gelijk aan : Na (%) = × . v3 v1 10-2 Na (%) = ×. v3 v4 v1 v2 10-2 m Na2O (%) = Na (%) × 1,348 Hierbij is : x = de concentratie van de in de spectrometer gebrachte oplossing mg/ml . v1 = het volume van de extractie-oplossing in ml . v2 = het volume van de hoeveelheid voor de tussenverdunning in ml . v3 = het volume van de tussenverdunning in ml . v4 = het volume van de hoeveelheid voor de eindverdunning ( in 100 ml ) in ml . m = de massa van de monsterhoeveelheid in g .''.