Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31988R2868

    Verordening (EEG) nr. 2868/88 van de Commissie van 16 september 1988 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van de door de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vastgestelde Regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie

    PB L 257 van 17.9.1988, p. 20–21 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 24/12/2007; opgeheven door 32007R1386

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1988/2868/oj

    31988R2868

    Verordening (EEG) nr. 2868/88 van de Commissie van 16 september 1988 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van de door de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vastgestelde Regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie

    Publicatieblad Nr. L 257 van 17/09/1988 blz. 0020 - 0021
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 4 Deel 3 blz. 0111
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 4 Deel 3 blz. 0111


    *****

    VERORDENING (EEG) Nr. 2868/88 VAN DE COMMISSIE

    van 16 september 1988

    tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van de door de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vastgestelde Regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

    GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 1956/88 van de Raad van 9 juni 1988 tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van de door de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) vastgestelde Regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie (1), en met name op artikel 4,

    Overwegende dat nadere bepalingen voor de uitvoering van de Regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie, hierna de »Regeling" genoemd, en van Verordening (EEG) nr. 1956/88 moeten worden vastgesteld, met name ten aanzien van de vaststelling en mededeling van een voorlopig plan voor deelneming van de Gemeenschap aan de Regeling, de melding van en het onderzoek naar vermoedelijke overtredingen en de samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie op dit gebied;

    Overwegende dat het Comité van beheer voor de visbestanden geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

    VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De Lid-Staten doen de Commissie jaarlijks uiterlijk op 1 september een mededeling toekomen met de namen van de inspecteurs en de speciale inspectievaartuigen (waaronder ook wordt verstaan de vissersvaartuigen aan boord waarvan zich een inspecteur bevindt) en het identificatienummer van de helikopters die zij voor het volgende kalenderjaar voor werkzaamheden in het kader van de Regeling willen aanwijzen. De Commissie stelt op grond van deze gegevens met medewerking van de Lid-Staten een voorlopig plan op voor de deelneming van de Gemeenschap aan de Regeling in dat kalenderjaar en stelt de uitvoerend secretaris van de NAFO en de Lid-Staten daarvan in kennis.

    Artikel 2

    De Commissie wijst de in punt 3 van de Regeling bedoelde inspecteurs aan.

    Artikel 3

    De communautaire inspecteurs die overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1956/88 voor de Regeling zijn aangewezen, delen de Commissie van de Europese Gemeenschappen te Brussel, telex 24189 FISEU-B, de eerste werkdag volgende op de dag van inspectie uitvoerige gegevens mee over de vermoedelijke overtredingen die bij geïnspecteerde vaartuigen zijn geconstateerd. De inspecteurs verstrekken de Commissie eens per tien dagen een lijst van de geïnspecteerde vaartuigen.

    Wanneer een vermoedelijke overtreding is geconstateerd of wanneer er een verschil is tussen de genoteerde vangsten en de ramingen van de inspecteur over de vangst aan boord, zenden de communautaire inspecteurs, zo spoedig mogelijk nadat het inspectievaartuig in de haven is teruggekeerd, de Commissie een kopie van het inspectierapport met de ter staving dienende documenten (waaronder de tweede foto's). Wanneer er geen vermoedelijke overtreding noch verschil tussen de genoteerde vangsten en de ramingen van de vangsten aan boord door de communautaire inspecteurs wordt geconstateerd, wordt het origineel van het inspectierapport door de inspecteurs binnen 20 dagen nadat het inspectievaartuig in de haven is teruggekeerd, aan de Commissie toegezonden.

    Artikel 4

    1. Wanneer de Commissie door een andere verdragsluitende partij in kennis wordt gesteld van een vermoedelijke overtreding door een vaartuig uit de Gemeenschap, brengt zij de vlaggestaat van het betrokken vaartuig hiervan op de hoogte; deze staat dient onverwijld de nodige maatregelen te treffen om het bewijsmateriaal in ontvangst te nemen en te bestuderen en om elk nader onderzoek voor de afwikkeling van de vermoedelijke overtreding uit te voeren. Een communautaire inspecteur gaat zo mogelijk aan boord van het betrokken vaartuig. De vlaggestaat inspecteert in de mate van het mogelijke het vaartuig nadat het in de haven is teruggekeerd.

    De vlaggestaat stelt de Commissie in staat volledige medewerking te verlenen aan de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partij die de inspectie hebben uitgevoerd, ten einde ervoor te zorgen dat het bewijsmateriaal met betrekking tot de vermoedelijke overtreding wordt behandeld en bewaard in een vorm die administratieve of gerechtelijke procedures vergemakkelijkt.

    2. Wanneer een communautaire inspecteur haar in kennis stelt van een vermoedelijke overtreding door een vaartuig uit de Gemeenschap, brengt de Commissie de vlaggestaat van het betrokken vaartuig hiervan op de hoogte; deze staat dient onverwijld de nodige maatregelen te treffen om het bewijsmateriaal in ontvangst te nemen en te bestuderen, elk nader onderzoek voor de afwikkeling van de vermoedelijke overtreding uit te voeren, het vaartuig in de mate van het mogelijke na terugkeer in de haven te inspecteren en om volledige medewerking te verlenen aan de Commissie ten einde

    ervoor te zorgen dat het bewijsmateriaal met betrekking tot de vermoedelijke overtreding wordt behandeld en bewaard in een vorm die administratieve of gerechtelijke procedures vergemakkelijkt.

    Artikel 5

    1. Wanneer de Commissie door een andere verdragsluitende partij in kennis wordt gesteld van verschillen tussen de door een vaartuig van de Gemeenschap genoteerde vangsten en de ramingen van de inspecteur, brengt zij de vlaggestaat van het betrokken vaartuig hiervan op de hoogte. De Commissie verwittigt ook elk inspectievaartuig dat door de Gemeenschap is toegewezen aan de Regeling en dat in het gereglementeerde gebied aanwezig is. Zo mogelijk gaat een communautaire inspecteur aan boord van het betrokken vaartuig. De bevoegde overheden van de vlaggestaat treffen de nodige maatregelen om de Commissie in staat te stellen haar volledige medewerking te verlenen aan de inspecteur ten einde ervoor te zorgen dat het bewijsmateriaal met betrekking tot de vermoedelijke overtreding wordt behandeld en bewaard in een vorm die administratieve of gerechtelijke procedures vergemakkelijkt en voeren voorts elk nader onderzoek uit dat nodig is om te kunnen besluiten over verdere passende maatregelen.

    2. Wanneer er een verschil is tussen de door een vaartuig uit de Gemeenschap genoteerde vangst en de ramingen van een communautaire inspecteur, brengt de Commissie de vlaggestaat van het betrokken vaartuig hiervan op de hoogte; de vlaggestaat verleent medewerking aan de Commissie ten einde ervoor te zorgen dat het bewijsmateriaal wordt behandeld en bewaard in een vorm die administratieve of gerechtelijke procedures vergemakkelijkt en voert elk nader onderzoek uit dat nodig is om te kunnen besluiten over verdere passende maatregelen.

    Artikel 6

    Van inspectierapporten over vaartuigen uit de Gemeenschap waarvan geen vermoedelijke overtreding noch verschillen tussen de genoteerde vangsten en de ramingen van de vangsten aan boord door de communautaire inspecteurs zijn geconstateerd en die haar zijn toegezonden door communautaire inspecteurs of door een andere verdragsluitende partij, doet de Commissie het origineel zo spoedig mogelijk aan de vlaggestaten van de geïnspecteerde vaartuigen toekomen.

    Artikel 7

    Van rapporten over vaartuigen van een andere verdragsluitende partij die door communautaire inspecteurs zijn opgemaakt en waarin vermoedelijke overtredingen of verschillen tussen genoteerde vangsten en ramingen van de inspecteurs zijn geconstateerd, doet de Commissie aan de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partij van het geïnspecteerde vaartuig zo spoedig mogelijk kopieën toekomen, vergezeld van ter staving dienende documenten, waaronder de tweede foto's.

    Artikel 8

    De Commissie zendt van ieder door een communautaire inspecteur opgemaakt rapport een kopie aan de uitvoerende secretaris van de NAFO.

    Artikel 9

    Elke Lid-Staat verstrekt de Commissie jaarlijks uiterlijk op 1 februari de volgende gegevens over het afgelopen kalenderjaar:

    1. de stand van afwikkeling van de vermoedelijke overtredingen door de vaartuigen van die Lid-Staat; de vermoedelijke overtredingen moeten ieder jaar worden gemeld totdat een definitieve beslissing is genomen en alle strafrechtelijke of administratieve sancties worden met specifieke benamingen vermeld;

    2. significante verschillen tussen de vangsten die zijn genoteerd in de logboeken van de vaartuigen van de Lid-Staat enerzijds en de ramingen van de inspecteurs met betrekking tot de vangsten aan boord van die vaartuigen anderzijds, met vermelding van de naar aanleiding van deze verschillen genomen maatregelen. Verschillen tussen de in het logboek genoteerde vangsten en de ramingen van de inspecteur van 20 % of meer moeten als significant worden beschouwd.

    Artikel 10

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 16 september 1988.

    Voor de Commissie

    António CARDOSO E CUNHA

    Lid van de Commissie

    (1) PB nr. L 175 van 6. 7. 1988, blz. 1.

    Top