EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31987L0403

Richtlijn 87/403/EEG van de Raad van 25 juni 1987 tot aanvulling van bijlage I van Richtlijn 70/156/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid- Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

PB L 220 van 8.8.1987, p. 44–47 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/07/1992; stilzwijgende opheffing door 31992L0053

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1987/403/oj

31987L0403

Richtlijn 87/403/EEG van de Raad van 25 juni 1987 tot aanvulling van bijlage I van Richtlijn 70/156/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid- Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Publicatieblad Nr. L 220 van 08/08/1987 blz. 0044 - 0047
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 16 blz. 0196
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 16 blz. 0196


RICHTLIJN VAN DE RAAD van 25 juni 1987 tot aanvulling van bijlage I van Richtlijn 70/156/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (87/403/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europese Parlement(2),

Overwegende dat in de opmerkingen in bijlage I van Richtlijn 70/156/EEG(3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 87/358/EEG(4), de indeling van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan wordt gegeven;

Overwegende dat het thans noodzakelijk is om op communautair vlak een omschrijving te geven van terreinvoertuigen, in het bijzonder met het oog op de toepassing van Richtlijn 84/424/EEG(5), die voor dit type voertuigen in artikel 1 afwijkingen bevat, en meer in het algemeen met het oog op de toepassing van andere richtlijnen in de sector motorvoertuigen waarvoor een dergelijke omschrijving nodig zou zijn;

Overwegende dat terreinvoertuigen in elke Lid-Staat anders worden omschreven en dat, ten einde het intracommunautaire handelsverkeer niet te belemmeren, een gemeenschappelijke omschrijving binnen de internationale categorieën als vermeld in de opmerkingen van bijlage I bij Richtlijn 70/156/EEG noodzakelijk is,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I van Richtlijn 70/156/EEG wordt aangevuld overeenkomstig de bijlage van de onderhavige richtlijn.

Artikel 2

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 oktober 1988 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 3

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 25 juni 1987.

Voor de RaadDe VoorzitterH. DE CROO

(1)PB nr. C 108 van 23. 4. 1987, blz. 9.

(2)Advies uitgebracht op 19 juni 1987 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(3)PB nr. L 42 van 23. 2. 1970, blz. 1.

(4)PB nr. L 192 van 11. 7. 1987, blz. 51.

(5)PB nr. L 238 van 6. 9. 1984, blz. 31.

BIJLAGE

De volgende tekst wordt ingevoegd na punt b) van de "opmerkingen'' in bijlage I:

4.Voertuigen van de hierboven bedoelde categoriën M en N beschouwd als terreinvoertuigen onder de beladings- en controlevoorwaarden van punt 4.4 en volgens de definities en tekeningen vermeld in punt 4.5.

4.1.Elk voertuig van categorie N1 met een maximale massa van ten hoogste 2 ton en elk voertuig van categorie M1 wordt als terreinvoertuig beschouwd, indien het voorzien is van:

ten minste één vooras en ten minste 1 achteras die ontworpen zijn om gelijktijdig te worden aangedreven, met inbegrip van voertuigen waarvan de aandrijving op één van de assen kan worden ontkoppeld,

ten minste één differentieelblokkeringsmechanisme of ten minste één mechanisme waarmede een soortgelijk effect wordt bewerkstelligd, en indien met het voertuig een helling van 30 % kan worden bestegen, berekend voor het voertuig afzonderlijk.

Voort dient het voertuig aan ten minste vijf van de volgende zes eisen te voldoen:

-het moet een oploophoek hebben van ten minste 25 °;

-het moet een afloophoek hebben van ten minste 20 °;

-het moet een hellingshoek hebben van ten minste 20 °;

-het moet onder de vooras een minimum vrije hoogte boven de grond hebben van 180 mm;

-het moet onder de achteras een minimum vrije hoogte boven de grond hebben van 180 mm;

-het moet tussen de assen een minimum vrije hoogte boven de grond hebben van 200 mm.

4.2.Elk voertuig van categorie N1 met een maximale massa van meer dan 2 ton, van de categorieën N2 en M2 en van categorie M3 met een maximale massa van ten hoogste 12 ton wordt als een terreinvoertuig beschouwd, indien het ofwel voorzien is van wielen die ontworpen zijn om gelijktijdig te worden aangedreven, met inbegrip van voertuigen waarvan de aandrijving op één van de assen kan worden ontkoppeld, ofwel aan de volgende drie eisen voldoet:

-uitgerust zijn met ten minste één vooras en ten minste één achteras die ontworpen zijn om gelijktijdig te worden aangedreven, ook wanneer de aandrijving op één van de assen kan worden ontkoppeld;

-uitgerust zijn met ten minste één differentieel blokkeringsmechanisme of met ten minste één mechanisme waarmee een soortgelijk effect wordt bewerkstelligd;

-een helling van 25 °, berekend voor het voertuig afzonderlijk, kunnen bestijgen.

4.3.Elk voertuig van categorie M3 met een maximale massa van meer dan twaalf ton, en van categorie N3 wordt als een terreinvoertuig beschouwd, indien het ofwel is uitgerust met wielen die zijn ontworpen om gelijktijdig te worden aangedreven, ook wanneer de aandrijving op één as kan worden ontkoppeld, ofwel aan de volgende eisen voldoet:

-voor ten minste 50 % zijn uitgerust met aangedreven wielen;

-met ten minste één differentieelblokkeringsmechanisme zijn uitgerust of met ten minste één mechanisme waarmede een soortgelijk effect wordt bewerkstelligd;

-een helling kunnen bestijgen van 25 %, berekend voor het voertuig afzonderlijk;

-aan ten minste vier van de volgende zes eisen voldoen:

-het moet een oploophoek hebben van ten minste 25 °;

-het moet een afloophoek hebben van ten minste 25 °;

-het moet een hellingshoek hebben van ten minste 25 °;

-het moet onder de vooras een vrije hoogte boven de grond hebben van ten minste 250 mm;

-het moet tussen de assen een vrije hoogte boven de grond hebben van ten minste 300 mm;

-het moet onder de achteras een vrije hoogte boven de grond hebben van ten minste 250 mm.

4.4.Beladings- en controlevoorwaarden 4.4.1.De voertuigen van categorie N1 met een maximale massa van ten hoogste 2 ton en van categorie M1 moeten gebruiksklaar zijn, dat wil zeggen met inbegrip van koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, gereedschap, reservewiel en bestuurder met een overeengekomen lichaamsgewicht van 75 kg.

4.4.2.Voertuigen die niet vallen onder punt 4.4.1 moeten tot hun technisch toelaatbare maximummassa overeenkomstig fabrieksopgave zijn beladen.

4.4.3.Controle van de bestijging der vereiste hellingen (25 % en 30 %) vindt plaats aan de hand van eenvoudige berekeningen. In grensgevallen kan de keuringsdienst echter om terbeschikkingstelling van een voertuig van het desbetreffende type verzoeken ten einde een proef onder reële omstandigheden uit te voeren.

4.4.4.Bij meting van de oploop-, afloop- en hellingshoek worden de beveiligingsvoorzieningen tegen klemrijden buiten beschouwing gelaten.

4.5.Definities en tekeningen van oploop-, afloop- en hellingshoek en van de vrije hoogte boven de grond 4.5.1.Onder "oploophoek'' wordt verstaan de maximal hoek tussen het steunvlak en de raakvlakken aan de voorwielbanden bij de statische belasting en gemeten op zodanige wijze dat geen enkel punt van het voertuig voor de eerste as zich onder deze vlakken bevindt, en geen enkel stijf deel van het voertuig, met uitzondering van eventuele opstappen, zich onder deze vlakken bevindt.

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

1>EIND VAN DE GRAFIEK>

4.5.2.Onder "afloophoek'' wordt verstaan de maximale hoek tussen het steunvlak en de raakvlakken aan de achterwielbanden bij statische belasting en gemeten op zodanige wijze dat geen enkel punt van het voertuig achter de laatste as zich onder deze vlakken bevindt, en geen enkel stijf deel van het voertuig zich onder deze vlakken bevindt.

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

2>EIND VAN DE GRAFIEK>

4.5.3.Onder "hellingshoek'' wordt verstaan de minimale scherpe hoek tussen twee vlakken loodrecht op het middenlangsvlak van het voertuig, respectievelijk rakend aan de banden van de voorwielen en aan de banden van de achterwielen, bij statische belasting en waarvan het snijpunt de stijve onderkant van het voertuig buiten de wielen raakt. Deze hoek bepaalt het hoogste hellingspunt dat het voertuig kan passeren.

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

3>EIND VAN DE GRAFIEK>

4.5.4.-Onder "vrije hoogte boven de grond tussen de assen'' wordt verstaan de kleinste afstand tussen het steunvlak en het laagste vaste punt van het voertuig.

Meerassige wielstellen worden als één enkele as beschouwd.

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

4>EIND VAN DE GRAFIEK>

-Onder "vrije hoogte boven de grond onder een as'' wordt verstaan de afstand bepaald door het hoogste punt van een cirkelboog die loopt door het midden van het draagsvlak van de wielen van een as (bij uitvoeringen met dubbele banden de binnenwielen) en welk punt het laagste vaste deel van het voertuig tussen de wielen raakt. Geen enkel stijf voertuigdeel mag in het gearceerde segment op de tekening uitsteken. De vrije hoogte boven de grond voor verschillende assen kan eventueel, overeenkomstig de hoogte van die assen, bij voorbeeld worden aangegeven met 280/250/250.

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

5>EIND VAN DE GRAFIEK>

Top