This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31985R0417
Commission Regulation (EEC) No 417/85 of 19 December 1984 on the application of Article 85 (3) of the Treaty to categories of specialization agreements
Verordening (EEG) nr. 417/85 van de Commissie van 19 december 1984 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen specialisatieovereenkomsten
Verordening (EEG) nr. 417/85 van de Commissie van 19 december 1984 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen specialisatieovereenkomsten
PB L 53 van 22.2.1985, p. 1–4
(DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(ES, PT, FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2000: This act has been changed. Current consolidated version: 01/12/1997
Verordening (EEG) nr. 417/85 van de Commissie van 19 december 1984 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen specialisatieovereenkomsten
Publicatieblad Nr. L 053 van 22/02/1985 blz. 0001 - 0004
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 8 Deel 1 blz. 0064
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 08 Deel 2 blz. 0162
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 8 Deel 1 blz. 0064
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 08 Deel 2 blz. 0162
++++ VERORDENING ( EEG ) Nr . 417/85 VAN DE COMMISSIE van 19 december 1984 betreffende de toepassing van artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag op groepen specialisatieovereenkomsten DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , Gelet op Verordening ( EEG ) nr . 2821/71 van de Raad van 20 december 1971 betreffende de toepassing van artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag op groepen overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen ( 1 ) , laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van Griekenland , inzonderheid op artikel 1 , Na bekendmaking van de ontwerp-verordening ( 2 ) , Na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities , ( 1 ) Overwegende dat de Commissie overeenkomstig Verordening ( EEG ) nr . 2821/71 bevoegd is bij verordening artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag toe te passen op bepaalde onder artikel 85 , lid 1 , vallende groepen van overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen op het gebied van de specialisatie , met inbegrip van de voor de verwezenlijking daarvan benodigde overeenkomsten ; ( 2 ) Overwegende dat overeenkomsten betreffende specialisatie van huidige of toekomstige produktie onder het verbod van artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag kunnen vallen ; ( 3 ) Overwegende dat overeenkomsten betreffende specialisatie van de produktie over het algemeen ertoe bijdragen dat er in de produktie of in de distributie van de produkten een verbetering optreedt , omdat de ondernemingen zich op de produktie van bepaalde goederen kunnen concentreren , daardoor rationeler kunnen werken en die goederen tegen gunstiger prijzen kunnen aanbieden ; dat bij daadwerkelijke mededinging mag worden verwacht dat de gebruikers van de daaruit voortvloeiende voordelen een billijk aandeel ten goede zal komen ; ( 4 ) Overwegende dat deze voordelen evenzeer voortvloeien uit overeenkomsten waarbij elk der deelnemers ten gunste van de andere van de vervaardiging van bepaalde produkten afziet , als uit overeenkomsten waarbij de deelnemers zich verplichten bepaalde produkten slechts gemeenschappelijk te vervaardigen of te doen vervaardigen ; ( 5 ) Overwegende dat in de verordening moet worden aangegeven welke concurrentiebeperkende verplichtingen , in een specialisatieovereenkomst mogen voorkomen ; dat de aldus , naast het wederzijds afstand doen van de produktie , toegelaten beperkingen van de mededinging normalerwijze een essentiële voorwaarde zijn voor het aangaan en uitvoeren van de overeenkomst en dientengevolge in het algemeen noodzakelijk zijn om aan de betrokken ondernemingen en aan de gebruikers de voordelen te verschaffen die met de specialisatie worden beoogd ; dat het aan de contractpartijen kan worden overgelaten te beslissen welke van deze bepalingen zij in een gegeven geval in hun overeenkomsten zullen opnemen ; ( 6 ) Overwegende dat de vrijstelling beperkt dient te blijven tot overeenkomsten die niet de mogelijkheid openen de mededinging voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten uit te schakelen ; dat de verordening derhalve slechts geldt in zoverre marktaandeel en omzet van de betrokken ondernemingen niet een bepaalde grootte overschrijden ; ( 7 ) Overwegende dat het echter ten behoeve van ondernemingen die de bij deze verordening vastgestelde omzetdrempel overschrijden , dienstig is de mogelijkheid te openen om deze langs een eenvoudiger weg van de door een groepsvrijstelling geboden rechtszekerheid te doen genieten ; dat die de Commissie de gelegenheid moet bieden om zowel voor een doeltreffend toezicht zorg te dragen als de administratieve kartelcontrole te vereenvoudigen ; ( 8 ) Overwegende dat om sluiting van specialisatieovereenkomsten op lange termijn , welke voor de betrokken ondernemingen structurele gevolgen kunnen hebben , te vergemakkelijken , de geldigheidsduur van de verordening op dertien jaar dient te worden gesteld ; dat indien zich in dat tijdsbestek in een wezenlijk opzicht in de omstandigheden die voor de vaststelling van deze verordening bepalend waren , wijzigingen mochten voordoen , de Commissie de nodige aanpassingen in de verordening zal aanbrengen ; ( 9 ) Overwegende dat overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die krachtens deze verordening automatisch zijn vrijgesteld , niet meer behoeven te worden aangemeld ; dat het de ondernemingen echter vrij blijft staan voor een individueel geval om een beschikking overeenkomstig Verordening nr . 17 van de Raad ( 3 ) , laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van Griekenland , te verzoeken , HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD : Artikel 1 Artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag wordt overeenkomstig artikel 85 , lid 3 , onder de in deze verordening genoemde voorwaarden buiten toepassing verklaard voor overeenkomsten , waarbij ondernemingen zich met het oog op specialisatie wederzijds verbinden , gedurende de looptijd van de overeenkomst : a ) ofwel bepaalde produkten niet te vervaardigen , noch te doen vervaardigen en het aan hun contractpartners over te laten die produkten te vervaardigen of te doen vervaardigen , b ) ofwel bepaalde produkten slechts gemeenschappelijk te vervaardigen of te doen vervaardigen . Artikel 2 1 . Behoudens de in artikel 1 genoemde verplichtingen mogen contractpartijen geen andere concurrentiebeperkingen worden opgelegd dan de verplichting om : a ) met derden geen specialisatieovereenkomsten te sluiten betreffende gelijke of voor de gebruikers wegens de eigenschappen en de prijs ervan alsmede wegens het gebruik waarvoor zij zijn bestemd , als gelijksoortig te beschouwen produkten ; b ) produkten die onder de specialisatie vallen uitsluitend te betrekken bij een contractpartij , bij een gemeenschappelijke onderneming of bij een derde onderneming waaraan de contractpartijen gemeenschappelijk de vervaardiging van die produkten hebben toevertrouwd , tenzij er gunstiger aankoopvoorwaarden bestaan en de contractpartij , de gemeenschappelijke of de met de vervaardiging belaste derde onderneming deze voorwaarden niet evenaren ; c ) contractpartijen de alleenverkoop op te dragen van produkten die onder de specialisatie vallen , mits tussenhandelaren en gebruikers de contractprodukten ook bij andere leveranciers kunnen verkrijgen en de contractpartijen het voor hen niet bemoeilijken zich die produkten te verwerven . 2 . Artikel 1 geldt eveneens , wanneer contractpartijen in hun overeenkomst verplichtingen als bedoeld in lid 1 opnemen , doch daaraan een beperktere strekking geven dan die welke dat lid toelaat . 3 . Met name de volgende verplichtingen vormen voor de toepassing van artikel 1 geen beletsel : a ) de verplichting om aan de contractpartijen produkten te leveren die onder de specialisatie vallen en daarbij minimumkwaliteiten in acht te nemen ; b ) de verplichting om van produkten die onder de specialisatie vallen , minimumvoorraden en vervanginsonderdelen op te slaan ; c ) de verplichting om voor produkten die onder de specialisatie vallen , klantenservice en garantie te verlenen . Artikel 3 1 . Artikel 1 is slechts van toepassing , wanneer : a ) de produkten waarop de specialisatie betrekking heeft en de andere produkten van de betrokken ondernemingen die door de gebruiker op grond van de eigenschappen en de prijs ervan , alsmede wegens het gebruik waarvoor zij zijn bestemd , als , gelijksoortig worden beschouwd , op de gemeenschappelijke markt of op een wezenlijk deel daarvan niet meer dan 20 % van de markt voor al deze produkten vertegenwoordigen , en b ) de totale omzet van alle betrokken ondernemingen in een boekjaar de 500 miljoen Ecu niet overschrijdt . 2 . Artikel 1 blijft van toepassing wanneer het in lid 1 , sub a ) , genoemde marktaandeel of de in lid 1 , sub b ) , genoemde totale omzet in twee opeenvolgende boekjaren met niet meer dan een tiende wordt overschreden . 3 . Indien de in de leden 1 en 2 genoemde limieten worden overschreden , blijft artikel 1 te rekenen vanaf het einde van het boekjaar waarin de overschrijding plaatsvond , nog gedurende een periode van zes maanden van toepassing . Artikel 4 1 . De in artikel 1 bedoelde vrijstelling geldt eveneens voor overeenkomsten waaraan ondernemingen deelnemen , welker totale omzet de in artikel 3 , lid 1 , sub b ) , en lid 2 , aangegeven limieten overschrijdt mits overeenkomstig het bepaalde in Verordening nr . 27 van de Commissie ( 4 ) de betrokken overeenkomsten bij de Commissie zijn aangemeld en deze binnen zes maanden tegen de vrijstelling geen oppositie voert . 2 . De termijn van zes maanden vangt aan op de dag waarop de Commissie de aanmelding ontvangt . Geschiedt aanmelding per aangetekende brief , dan vangt deze termijn echter aan de datum van het poststempel van de plaats van verzending . 3 . Lid 1 geldt slechts , indien : a ) in de aanmelding of in een begeleidende mededeling uitdrukkelijk naar het onderhavige artikel wordt verwezen , en b ) de bij de aanmelding te vermelden gegevens volledig en in overeenstemming met de feiten zijn . 4 . Met betrekking tot overeenkomsten die bij de inwerkingtreding van deze verordening reeds zijn aangemeld , kan in een mededeling aan de Commissie waarin uitdrukkelijk naar de aanmelding en naar het onderhavige artikel wordt verwezen , op het bepaalde in lid 1 een beroep worden gedaan . De bepalingen van de leden 2 en 3 , sub b ) , zijn van overeenkomstige toepassing . 5 . De Commissie kan tegen de vrijstelling oppositie voeren . Zij is evenwel daartoe gehouden , wanneer een Lid-Staat binnen drie maanden te rekenen vanaf het tijdstip van toezending aan de Lid-Staat van de in lid 1 bedoelde aanmelding of van de in lid 4 bedoelde mededeling , het verzoek tot oppositievoering doet . Dit verzoek moet zijn gegrond op overwegingen die met de concurrentieregels van het Verdrag verband houden . 6 . De Commissie kan te allen tijde haar oppositie tegen de vrijstelling intrekken . Indien de oppositie evenwel op verzoek van een Lid-Staat is geschied en deze dit verzoek handhaaft , kan de oppositie eerst na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtspositie worden ingetrokken . 7 . Indien de oppositie wordt ingetrokken omdat de betrokken ondernemingen hebben aangetoond dat aan de voorwaarden van artikel 85 , lid 3 , is voldaan , geldt de vrijstelling met ingang van de datum van aanmelding . 8 . Indien de oppositie wordt ingetrokken omdat de betrokken ondernemingen de overeenkomst in dier voege hebben gewijzigd dat aan de voorwaarden van artikel 85 , lid 3 , is voldaan , geldt de vrijstelling met ingang van het tijdstip waarop de wijzigingen van kracht zijn geworden . 9 . Indien de Commissie oppositie voert en deze niet wordt ingetrokken , worden de gevolgen van de aanmelding door de bepalingen van Verordening nr . 17 beheerst . Artikel 5 1 . De overeenkomstig artikel 4 ingewonnen inlichtingen mogen slechts voor de met deze verordening beoogde doeleinden worden benut . 2 . De Commissie en de autoriteiten van de Lid-Staten , alsmede hun personeelsleden en functionarissen , zijn verplicht de inlichtingen die zij bij de toepassing van deze verordening hebben ingewonnen en die naar hun aard onder de geheimhoudingsplicht vallen , niet openbaar te maken . 3 . De leden 1 en 2 vormen geen beletsel voor de openbaarmaking van overzichten of studies die geen gegevens met betrekking tot individuele ondernemingen of ondernemersverenigingen bevatten . Artikel 6 Voor de berekening van de totale omzet in de zin van artikel 3 , lid 1 , sub b ) , moeten de omzetten die de betrokken ondernemingen met alle produkten en diensten in het laatste boekjaar voor belastingen en andere heffingen hebben behaald , bijeen worden geteld . Daarbij worden transacties tussen de betrokken ondernemingen of tussen deze en de door de contractpartijen gemeenschappelijk met de vervaardiging belaste derde onderneming , niet medegeteld . Artikel 7 1 . Onder betrokken ondernemingen in de zin van artikel 3 , lid 1 , sub a ) en b ) , en van artikel 6 worden verstaan : a ) de contracterende ondernemingen ; b ) de ondernemingen waarbij een der contracterende ondernemingen rechtstreeks of onrechtstreeks : - meer dan de helft van het kapitaal of het bedrijfsvermogen bezit , of - over meer dan de helft van de stemmen beschikt , of - meer dan de helft van de leden van de raad van toezicht of van bestuur of van krachtens de wet tot vertegenwoordiging van de onderneming bevoegde organen kan benoemen , of - gerechtigd is het bedrijf van de onderneming te leiden ; c ) de ondernemingen die bij een contracterende onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks over de sub b ) genoemde rechten of beïnvloedingsmogelijkheden beschikken . d ) de ondernemingen waarin een der sub c ) genoemde rechtstreeks of onrechtstreeks over de sub b ) genoemde rechten of beïnvloedingsmogelijkheden beschikt . 2 . Als betrokken ondernemingen gelden ook ondernemingen ten opzichte waarvan verscheidene van de in lid 1 , sub b ) tot en met d ) , genoemde ondernemingen gemeenschappelijk rechtstreeks of onrechtstreeks over de in lid 1 , sub b ) , bedoelde rechten of beïnvloedingsmogelijkheden beschikken . Artikel 8 De Commissie kan overeenkomstig artikel 7 van Verordening ( EEG ) nr . 2821/71 bepalen dat de onderhavige verordening niet meer van toepassing is , wanneer zij in een bepaald geval vaststelt dat een op grond van de onderhavige verordening vrijgestelde overeenkomst desalniettemin gevolgen heeft die met de in artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag bedoelde voorwaarden niet verenigbaar zijn , en met name wanneer : a ) er wat rationalisering betreft geen wezenlijke resultaten te constateren zijn of de gebruikers geen billijk aandeel in de ontstane voordelen ten goede komt ; b ) de produkten die het voorwerp van de specialisatie zijn , op de gemeenschappelijke markt in haar geheel of op een wezenlijk deel ervan , van gelijke of van door de gebruiker op grond van de eigenschappen , de prijs en het gebruik waarvoor zij bestemd zijn , als gelijksoortig beschouwde produkten geen daadwerkelijke mededinging ondervinden . Artikel 9 De bepalingen van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten van ondernemingsverenigingen en op onderling afgestemde feitelijke gedragingen . Artikel 10 1 . Deze verordening treedt in werking op 1 maart 1985 . Zij is van toepassing tot en met 31 december 1997 . 2 . Verordening ( EEG ) nr . 3604/82 van de Commissie ( 5 ) wordt ingetrokken . Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat . Gedaan te Brussel , 19 december 1984 . Voor de Commissie Frans ANDRIESSEN Lid van de Commissie ( 1 ) PB nr . L 285 van 29 . 12 . 1971 , blz . 46 . ( 2 ) PB nr . C 211 van 11 . 8 . 1984 , blz . 2 . ( 3 ) PB nr . 13 van 21 . 2 . 1962 , blz . 204/62 . ( 4 ) PB nr . 35 van 10 . 5 . 1962 , blz . 1118/62 . ( 5 ) PB nr . L 376 van 31 . 12 . 1982 , blz . 33 .