Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31983K0375

Aanbeveling nr. 375/83/EGKS van de Commissie van 14 februari 1983 houdende instelling van een definitief compenserend recht op de invoer van bepaald plaatijzer en plaatstaal van oorsprong uit Brazilië, alsmede schorsing van de toepassing van dit recht

PB L 45 van 17.2.1983, p. 11–13 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/1983/375/oj

31983K0375

Aanbeveling nr. 375/83/EGKS van de Commissie van 14 februari 1983 houdende instelling van een definitief compenserend recht op de invoer van bepaald plaatijzer en plaatstaal van oorsprong uit Brazilië, alsmede schorsing van de toepassing van dit recht

Publicatieblad Nr. L 045 van 17/02/1983 blz. 0011 - 0013
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 10 blz. 0157
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 11 Deel 28 blz. 0117
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 10 blz. 0157
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 11 Deel 28 blz. 0120


*****

AANBEVELING Nr. 375/83/EGKS VAN DE COMMISSIE

van 14 februari 1983

houdende instelling van een definitief compenserend recht op de invoer van bepaald plaatijzer en plaatstaal van oorsprong uit Brazilië, alsmede schorsing van de toepassing van dit recht

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

Gelet op Aanbeveling nr. 3018/79/EGKS van de Commissie van 21 december 1979 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (1), laatstelijk gewijzigd bij Aanbeveling nr. 3025/82/EGKS (2), inzonderheid op artikel 12,

Na overleg in het kader van het in genoemde aanbeveling bedoelde Raadgevend Comité,

Overwegende dat de Commissie in maart 1982 een klacht ontving, ingediend door de Walzstahl-Vereinigung, Duesseldorf, namens bijna alle producenten in de Gemeenschap van plaatijzer en plaatstaal, warm- of koudgewalst, met een dikte van minder dan 3 mm; dat de klacht bewijsmateriaal betreffende de betaling van subsidies op de produktie of uitvoer van soortgelijke produkten van oorsprong uit Brazilië bevatte, alsmede betreffende daaruit voortvloeiende aanzienlijke schade, in het bijzonder in de Bondsrepubliek Duitsland;

Overwegende dat de klacht voldoende bewijsmateriaal bevatte om het inleiden van een procedure te rechtvaardigen; dat de Commissie dienovereenkomstig na overleg met de Braziliaanse autoriteiten, door middel van een kennisgeving in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (3) het inleiden van een procedure inzake de invoer van bepaald plaatijzer en plaatstaal van oorsprong uit Brazilië heeft aangekondigd en op het niveau van de Gemeenschap een onderzoek is begonnen;

Overwegende dat de Commissie de naar haar weten betrokken exporteurs en importeurs alsmede de vertegenwoordigers van het exporterende land en de indieners van de klacht daarvan officieel in kennis heeft gesteld;

Overwegende dat de Commissie de Braziliaanse Regering en de rechtstreeks betrokken partijen in de gelegenheid gesteld heeft hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en dit mondeling toe te lichten; dat alle exporteurs en de Braziliaanse Regering van deze gelegenheid gebruik hebben gemaakt;

Overwegende dat de Commissie ter bepaling van de mate van subsidiëring, alle gegevens welke zij nodig achtte heeft trachten te verkrijgen en te verifiëren; dat de Commissie controles heeft uitgevoerd ten kantore van alle drie de Braziliaanse exporteurs, Cosipa, São Paulo, CSN, Rio de Janeiro en Usiminas, Belo Horizonte; dat de Commissie ook inlichtingen van de Braziliaanse overheid heeft gevraagd en de van die zijde verstrekte inlichtingen bij het Ministerie van Financiën te Rio de Janeiro heeft geverifieerd;

Overwegende dat de Commissie het tijdvak van 1 juni 1981 tot 31 mei 1982 als referentieperiode voor haar onderzoek naar subsidiëring heeft gekozen;

Overwegende dat de Commissie vaststelde dat de Braziliaanse uitvoer ter zake voordeel getrokken heeft uit subsidies in verband met de IPI-premie voor exportkrediet, preferentiële financiering van werkkapitaal op grond van Besluit 674 en het investeringsprogramma van de CDI (Raad voor industriële ontwikkeling);

Overwegende dat de IPI-premie voor exportkrediet en het verlenen van preferentieel werkkapitaal op grond van Besluit 674 afhangen van exportverrichtingen terwijl de voordelen van het CDI-programma los van enigerlei uitvoer beschikbaar zijn;

Overwegende dat de IPI-premie voor exportkrediet door de Braziliaanse Regering aan alle betrokken ondernemingen is betaald; dat deze premie waarvan het nominaal bedrag tot 30 maart 1982 15 % en daarna 14 % bedroeg, berekend is op grondslag van een aangepaste fob-factuurprijs, met inachtneming van gegevens als bij voorbeeld commissie betaald aan agenten en de inbreng van ingevoerd materiaal; dat de door elke onderneming ontvangen premie zo nauw mogelijk is toegerekend aan de totale fob-waarde van de betrokken produkten welke gedurende de onderzoekperiode naar de Gemeenschap werden uitgevoerd; dat het aldus berekende subsidie-effect voor Cosipa 12,95 %, voor CSN 11,04 % en voor Usiminas 4,65 % bedraagt;

Overwegende dat ten aanzien van de verschaffing van preferentieel werkkapitaal, door de Centrale Bank van Brazilië op grond van Besluit 674, alle drie de ondernemingen van de verstrekking van zulk werkkapitaal tegen 40 % per jaar voordeel hebben gehad; dat het in die tijd beschikbare vergelijkbare marktpercentage voor hen 68 % bedroeg, terwijl het percentage voor schatkistpapier (ORTN), dat gelijk is aan de kosten voor geldmarktmiddelen voor de Braziliaanse Regering, nog hoger was; dat de Commissie het subsidie-effect van dit programma tijdens de onderzoekperiode

berekende door het bedrag van de in die periode op de zachte lening te betalen rente af te trekken van het bedrag aan rente dat betaald had moeten worden als de leningen tegen de normale marktpercentages verstrekt waren; dat dit verschil toegerekend is aan de totale fob-waarde van de uitvoer gedurende de onderzoekperiode; dat het aldus berekende subsidie-effect voor Cosipa 1,38 %, voor CSN 3,56 % en voor Usiminas 0,29 % bedraagt;

Overwegende dat het CDI-investeringsprogramma in bepaalde omstandigheden rechtenvrije behandeling en vrijstelling van de IPI-belasting voor ingevoerde machines verleent; dat het totale bedrag aan invoerrechten en IPI-belasting dat door Cosipa en Usiminas sedert 1971, toen zij voor het eerst voor toepassing van dit programma in aanmerking kwamen, is uitgespaard, is omgeslagen over een tijdvak van 15 jaar, zijnde de gewone afschrijvingstijd voor kapitaalgoederen in Brazilië; dat de aldus verkregen bedragen voor Cosipa overeenkomen met 0,44 % en voor Usiminas met 0,16 %, van de totale waarde van hun verkopen in het binnenland en voor uitvoer op fob-basis in 1981; dat CSN alleen die besparingen onder het CDI-programma heeft medegedeeld welke in 1981 waren verwezenlijkt, maar toegegeven heeft van dit programma al eerder voordeel getrokken te hebben; dat de Commissie het derhalve juist achtte het gehele bedrag voor 1981 toe te rekenen aan de fob-waarde van alle verkopen in dat jaar; dat het aldus voor CSN berekende subsidie-effect 2,88 % bedraagt;

Overwegende dat het gezamenlijke effect van de blijkens de bevindingen verleende uitvoersubsidies 11,94 % bedroeg, overeenkomend met 35,62 Ecu per ton, terwijl het CDI-investeringsprogramma een gezamenlijk effect van 1,11 % had, gelijkstaande aan 3,31 Ecu per ton;

Overwegende dat de Commissie in het kader van haar anti-dumpingonderzoek betreffende de invoer van soortgelijke produkten van oorsprong uit Brazilië, heeft vastgesteld dat de invoer van koudgewalste coils en platen, met een dikte van minder dan 3 mm, van oorsprong uit Brazilië, aanmerkelijke schade aan een communautaire bedrijfstak heeft toegebracht; dat de feiten en overwegingen welke de Commissie tot deze bevinding gebracht hebben zijn uiteengezet in Aanbeveling nr. 2975/82/EGKS van de Commissie van 8 november 1982 houdende instelling van een definitief anti-dumpingrecht voor bepaald plaatijzer en plaatstaal van oorsprong uit Brazilië (1); dat de Commissie, op basis van dezelfde feiten en overwegingen, thans vaststelt dat de invoer met subsidiëring van koudgewalste coils en platen van oorsprong uit Brazilië aanmerkelijke schade aan de betrokken communautaire bedrijfstak heeft toegebracht;

Overwegende dat het ter bescherming van de belangen van de Gemeenschap, gezien de ernstige toestand in de communautaire staalindustrie, noodzakelijk is een definitief compenserend recht op te leggen; dat het gelet op de toegebrachte schade dienstig is het bedrag van het recht te doen overeenkomen met het gecumuleerde effect van de geconstateerde subsidies op de uitvoerprijzen;

Overwegende dat volgens de voorschriften van de Gemeenschap produkten niet gelijktijdig aan anti-dumpingrechten en compenserende rechten mogen worden onderworpen om een en dezelfde situatie te ondervangen die het gevolg is van dumping of subsidiëring, dit wil zeggen de verkoop van produkten voor uitvoer tegen een lagere prijs dan de vergelijkbare voor dit produkt bij verkoop op de binnenlandse markt betaalde of te betalen prijs;

Overwegende dat in deze omstandigheden de toepassing van het compenserende recht geschorst dient te worden in zoverre het het effect van de subsidiëring bij uitvoer teniet doet; dat het, gezien de mate van bescherming welke de communautaire bedrijfstak door het reeds bestaande anti-dumpingrecht wordt verleend, vooralsnog ook dienstig is het compenserende recht te schorsen naarmate van het effect van het CDI-programma op de prijzen bij

Overwegende dat de Commissie ten aanzien van de Braziliaanse uitvoer van warmgewalste platen, op grond van de overwegingen vervat in Aanbeveling nr. 2975/82/EGKS heeft bepaald dat de belangen van de Gemeenschap momenteel geen beschermende maatregelen vereisen,

DOET DE VOLGENDE AANBEVELING:

Artikel 1

1. Er wordt een definitief compenserend recht ingesteld op plaatijzer en plaatstaal, enkel koudgewalst, met een dikte van minder dan 3 mm, van post 73.13 B II b) en c) van het gemeenschappelijk douanetarief, overeenkomende met NIMEXE-code 73.13-43, 45, 47 en 49, van oorsprong uit Brazilië.

2. Het bedrag van het recht beloopt 38,93 Ecu per 1 000 kg netto.

3. De inzake douanerechten geldende bepalingen zijn op het recht van toepassing.

Artikel 2

De toepassing van het in artikel 1 ingestelde compenserende recht wordt geschorst.

Artikel 3

De anti-subsidieprocedure betreffende plaatijzer en plaatstaal, enkel warmgewalst, met een dikte van minder dan 3 mm, wordt beëindigd.

Artikel 4

Deze aanbeveling treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel, 14 februari 1983.

Voor de Commissie

Étienne DAVIGNON

Vice-Voorzitter

(1) PB nr. L 339 van 31. 12. 1979, blz. 15.

(2) PB nr. L 317 van 13. 11. 1982, blz. 17.

(3) PB nr. C 146 van 10. 6. 1982, blz. 4.

(1) PB nr. L 312 van 9. 11. 1982, blz. 10.

Top