EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31981R1941

Verordening (EEG) nr. 1941/81 van de Raad van 30 juni 1981 inzake een geïntegreerd ontwikkelingsprogramma voor de probleemgebieden van België

PB L 197 van 20.7.1981, p. 13–16 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/1986

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1981/1941/oj

31981R1941

Verordening (EEG) nr. 1941/81 van de Raad van 30 juni 1981 inzake een geïntegreerd ontwikkelingsprogramma voor de probleemgebieden van België

Publicatieblad Nr. L 197 van 20/07/1981 blz. 0013 - 0016
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 13 blz. 0174
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 22 blz. 0171
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 13 blz. 0174
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 22 blz. 0171


VERORDENING (EEG) Nr. 1941/81 VAN DE RAAD van 30 juni 1981 inzake een geïntegreerd ontwikkelingsprogramma voor de probleemgebieden van België

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement (1),

Overwegende dat de algemene sociaal-economische situatie in de agrarische probleemgebieden van België in de zin van Richtlijn 75/269/EEG (2) bijzonder ongunstig is en dat voor een verbetering van deze situatie een bundeling van de beschikbare middelen en maatregelen en een geïntegreerde aanwending daarvan noodzakelijk zijn;

Overwegende dat de Gemeenschap over actiemiddelen beschikt dankzij de eigen financieringsmogelijkheden o.a. van het Europees Sociaal Fonds en van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ; dat het dienstig is, gezien de toestand in dit gebied, deze middelen aan te vullen met bijstand uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, in het kader van een gemeenschappelijke actie in de zin van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3509/80 (4);

Overwegende dat het voor de verwezenlijking van de gemeenschappelijke actie dienstig is de verschillende beschikbare middelen volgens adequate pocedures te combineren in het kader van een geïntegreerd ontwikkelingsprogramma;

Overwegende dat dit programma moet worden opgesteld door het Koninkrijk België;

Overwegende dat financiële steun van de Gemeenschap moet worden verleend voor bepaalde maatregelen die onmisbaar zijn voor de uitvoering van het programma en die ten doel hebben de uiterst gebrekkige landbouwstructuur in het betrokken gebied te verbeteren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Ten einde de arbeids- en levensomstandigheden in alle agrarische probleemgebieden van België in de zin van Richtlijn 75/269/EEG te verbeteren, wordt een gemeenschappelijke actie in de zin van artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 729/70 ingesteld die moet bijdragen tot de verwezenlijking van een geïntegreerd ontwikkelingsprogramma voor dit gebied.

2. De gemeenschappelijke actie omvat de financiële deelneming van de afdeling Oriëntatie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, hierna "het Fonds" te noemen, op de in titel III vermelde wijze en voorwaarden, in de in titel II bedoelde landbouwprojecten die nodig zijn voor de uitvoering van het in titel I bedoelde geïntegreerde ontwikkelingsprogramma waarover volgens artikel 4, lid 3, een gunstig advies is uitgebracht.

TITEL I Geïntegreerd ontwikkelingsprogramma

Artikel 2

Het geïntegreerde ontwikkelingsprogramma, hierna "het programma" te noemen, omvat niet alleen maatregelen ter verbetering van de landbouw en maatregelen ter verbetering van de afzet en verwerking van landbouwprodukten, maar ook maatregelen ter verbetering van de infrastructuur, de ontwikkeling van het toerisme, de ambachtelijke sector en de industrie, alsmede andere aanvullende activiteiten die onontbeerlijk zijn voor de verbetering van de algemene sociaal-economische situatie van het gebied.

Artikel 3

1. Het programma bevat de volgende gegevens: - een beschrijving van de bestaande situatie;

- een beschrijving van de nagestreefde doeleinden met opgave van de prioriteiten:

(1) PB nr. C 85 van 8.4.1980, blz. 53. (2) PB nr. L 128 van 19.5.1975, blz. 8. (2) (3) PB nr. L 94 van 28.4.1970, blz. 13. (4) PB nr. L 367 van 31.12.1980, blz. 87. - een beschrijving van de reeds bestaande acties en maatregelen voor iedere betrokken sector en van de daarvoor beschikbare financiële middelen;

- een beschrijving van de aanvullende maatregelen die voor de uitvoering van het programma onontbeerlijk zijn;

- een raming van de kosten en van de benodigde financiële middelen, met opgave van het tempo van de voorziene uitgaven;

- de maatregelen die zijn genomen om het gebruik te waarborgen van andere communautaire financiële instrumenten voor structurele doeleinden;

- de termijn voor de uitvoering van het programma, die in principe niet meer dan vijf jaar mag bedragen.

2. Het geheel van de in artikel 2 bedoelde maatregelen moet worden opgenomen in het regionale ontwikkelingsprogramma wanneer het Koninkrijk België dit uit hoofde van artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 724/75 van de Raad van 18 maart 1975 houdende oprichting van een Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 214/79 (2), aan de Commissie moet meedelen.

Artikel 4

1. Het programma wordt door het Koninkrijk België aan de Commissie toegezonden.

2. Op verzoek van de Commissie verstrekt het Koninkrijk België beoordelingsgegevens ter aanvulling van de krachtens artikel 3 mee te delen gegevens.

3. De Commissie brengt advies uit over het programma en de eventuele aanpassingen ervan.

4. Bij de beoordeling van het programma bepaalt de Commissie in overleg met het Koninkrijk België op welke wijze zij periodiek over het verloop van het programma zal worden ingelicht, met name wat betreft de uitvoering van de in het programma beoogde acties en maatregelen die niet de landbouw betreffen.

TITEL II Projecten

Artikel 5

1. Het Fonds financiert de projecten die in het artikel 2 bedoelde programma zijn ingepast en die betrekking hebben op: - identificatie en analyse van problemen op het niveau van de bedrijven in verband met het programma, alsmede het uitwerken van oplossingen;

- de ontwikkeling van proefstations voor nieuwe produktierichtingen, landbouwtechnieken en beheersmethoden in de landbouw;

- de verbetering van de landbouwinfrastructuur.

2. De in lid 1, eerste streepje, bedoelde maatregelen kunnen worden uitgevoerd hetzij door groepen van full-time bedrijfshoofden, die daartoe gebruik maken van de diensten van technische begeleiders, hetzij door het oprichten van proefbedrijven ; deze maatregelen mogen geen betrekking hebben op gebieden die normaal binnen de werkingssfeer van de voorlichtingsactiviteiten vallen, en mogen niet worden uitgevoerd door een overheidsdienst.

Artikel 6

In deze verordening wordt onder project verstaan elk project met betrekking tot een materiële investering van de overheid, semi-overheidsinstanties of particulieren, alsmede elke specifieke actie die betrekking heeft op maatregelen als bedoeld in artikel 5.

TITEL III Financiële en algemene bepalingen

Artikel 7

1. Verzoeken om bijstand uit het Fonds moeten worden ingediend via het Koninkrijk België.

2. De projecten komen slechts voor bijstand uit het Fonds in aanmerking indien het Koninkrijk België een gunstig advies heeft uitgebracht over de projecten.

3. Het Koninkrijk België neemt deel in de financiering van de projecten.

4. Verzoeken om bijstand moeten vergezeld gaan van gegevens aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat het project voldoet aan de in titel I gestelde voorwaarden, alsmede van de in artikel 4, lid 4, bedoelde periodieke inlichtingen, waaruit blijkt dat tegelijkertijd de in het programma opgenomen acties die niet de landbouw betreffen, ten uitvoer worden gelegd.

5. De gegevens die in de verzoeken moeten voorkomen en de vorm waarin zij moeten worden verstrekt, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 13, na (1) PB nr. L 73 van 21.3.1975, blz. 1. (2) PB nr. L 35 van 9.2.1979, blz. 1. raadpleging van het Comité van het Fonds over de financiële aspecten.

Artikel 8

1. De Commissie neemt volgens de procedure van artikel 13 een beslissing over de toekenning van bijstand uit het Fonds, nadat zij het Comité van het Fonds over de financiële aspecten heeft geraadpleegd.

2. De beschikking van de Commissie wordt ter kennis gebracht van het Koninkrijk België en van de begunstigde.

Artikel 9

Projecten waarvoor communautaire steun in het kader van andere gemeenschappelijke acties in de zin van artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 729/70 kan worden verleend of waarvoor steun wordt verleend uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, vallen niet binnen de werkingssfeer van deze verordening.

Artikel 10

1. De duur van de gemeenschappelijke actie is beperkt tot vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van het in artikel 4, lid 3, bedoelde advies.

2. In de loop van het vierde jaar dient de Commissie een verslag in over het verloop van de gemeenschappelijke actie. Vóór het verstrijken van de periode van vijf jaar besluit de Raad, op voorstel van de Commissie, of de actie dient te worden verlengd.

3. De kosten van de gemeenschappelijke actie die ten laste van het Fonds komen, worden geraamd op 5 miljoen Ecu voor de in lid 1 bedoelde periode.

4. Artikel 6, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 729/70 is van toepassing op deze verordening.

Artikel 11

1. De bijstand uit het Fonds bestaat in kapitaalsubsidies die al dan niet ineens worden uitbetaald.

2. Voor elk project bedraagt de subsidie van het Fonds ten hoogste 35 % van de werkelijke kosten ; wat betreft de maatregelen bedoeld in artikel 5, lid 1, eerste streepje, hebben deze werkelijke kosten enkel betrekking op de werkingskosten, met uitsluiting van administratiekosten en kosten voor de oprichting van nieuwe bedrijven.

Artikel 12

1. De bijstand uit het Fonds wordt verleend aan de natuurlijke personen of rechtspersonen of aan groeperingen daarvan die uiteindelijk de aan de uitvoering van het project verbonden kosten dragen.

De bijstand uit het Fonds wordt uitgekeerd via daartoe door het Koninkrijk België aangewezen lichamen.

2. Tijdens de gehele duur van de bijstand uit het Fonds verstrekt de instantie of het lichaam dat daartoe door het Koninkrijk België is aangewezen aan de Commissie op haar verzoek alle bewijsstukken en bescheiden waaruit blijkt dat aan de voor elk project opgelegde financiële of andere voorwaarden wordt voldaan. De Commissie kan zo nodig ter plaatse een onderzoek verrichten.

Na het Comité van het Fonds over de financiële aspecten te hebben geraadpleegd, kan de Commissie volgens de procedure van artikel 13 beslissen de bijstand uit het Fonds te schorsen, te verlagen of in te trekken: - indien het project niet wordt uitgevoerd zoals beoogd, of

- indien aan bepaalde opgelegde voorwaarden niet wordt voldaan, of

- indien de begunstigde, in tegenstelling tot de in zijn verzoek en in de bijstandsbeschikking vermelde gegevens, niet binnen twee jaar na de kennisgeving van deze beschikking met de uitvoering van de werkzaamheden begint en indien de begunstigde niet voor het verstrijken van die termijn voldoende waarborgen voor de uitvoering van het project heeft gegeven.

De beschikking wordt ter kennis gebracht van het Koninkrijk België, alsmede van de begunstigde.

De Commissie vordert de bedragen terug waarvan de betaling niet gerechtvaardigd was of niet meer gerechtvaardigd is.

3. Onverminderd artikel 6, lid 5, van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de begroting van de Europese Gemeenschappen (1), kunnen de kredieten die beschikbaar komen door een overeenkomstig lid 2, tweede alinea, gegeven beschikking of door het feit dat de begunstigde afziet van de uitvoering van het project, dan wel de in de bijstandsbeschikking bedoelde investeringen beperkt worden aangewend voor de financiering van andere in artikel 5 bedoelde projecten.

(1) PB nr. L 356 van 31.12.1977, blz. 1. 4. De wijze van toepassing van dit artikel wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 729/70.

Artikel 13

1. In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, wordt het Permanent Comité voor de landbouwstructuur ingeschakeld door de Voorzitter, hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt een ontwerp van te treffen maatregelen voor. Het Permanent Comité voor de landbouwstructuur brengt over deze maatregelen binnen een termijn welke de Voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de te onderzoeken vraagstukken, een advies uit met een meerderheid van vijfenveertig stemmen ; de stemmen van de Lid-Staten worden gewogen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Verdrag. De Voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3. De Commissie stelt de maatregelen vast, welke onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het door het Permanent Comité voor de landbouwstructuur uitgebrachte advies, worden zij door de Commissie onverwijld ter kennis van de Raad gebracht. In dit geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten tot ten hoogste een maand na deze kennisgeving uitstellen.

De Raad kan binnen een maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

Artikel 14

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Luxemburg, 30 juni 1981.

Voor de Raad

De Voorzitter

G. BRAKS

Top