EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31981D0691

81/691/EEG: Besluit van de Raad van 4 september 1981 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren

PB L 252 van 5.9.1981, p. 26–26 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1981/691/oj

Related international agreement

31981D0691

81/691/EEG: Besluit van de Raad van 4 september 1981 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren

Publicatieblad Nr. L 252 van 05/09/1981 blz. 0026 - 0035
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 10 blz. 0027
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 04 Deel 1 blz. 0175
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 10 blz. 0027
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 04 Deel 1 blz. 0175


BESLUIT VAN DE RAAD van 4 september 1981 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (81/691/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Overwegende dat, gezien het kwetsbare ecologisch evenwicht in de Antarctische Oceaan, een internationale regeling moet worden getroffen voor het beheer en de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren;

Overwegende dat daarom het internationaal Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, hier "Verdrag" te noemen, is opgesteld tijdens de in mei 1980 te Canberra gehouden diplomatieke conferentie waaraan de Gemeenschap heeft deelgenomen;

Overwegende dat het Verdrag in werking zal treden op de dertigste dag na de datum waarop de achtste akte van bekrachtiging is nedergelegd ; dat de Gemeenschap na de inwerkingtreding tot het Verdrag kan toetreden;

Overwegende dat de Gemeenschap tot het Verdrag moet toetreden om bij te dragen tot de instandhouding van de levende rijkdommen in het gebied waarop het Verdrag van toepassing is en waarin vissers uit de Gemeenschap hun activiteit uitoefenen,

BESLUIT:

Artikel 1

Het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren wordt goedgekeurd namens de Europese Economische Gemeenschap.

De tekst van het Verdrag is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De Voorzitter van de Raad verricht de in artikel XXVIII van het Verdrag voorgeschreven nederlegging van de akte van goedkeuring bij de Regering van Australië (3).

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel, 4 september 1981.

Voor de Raad

De Voorzitter

P. WALKER (1) PB nr. C 317 van 4.12.1980, blz. 4. (2) PB nr. C 101 van 4.5.1981, blz. 116. (3) De datum van inwerkingtreding van het Verdrag voor wat de Gemeenschap betreft zal door het Secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

VERTALING VERDRAG INZAKE DE INSTANDHOUDING VAN DE LEVENDE RIJKDOMMEN IN DE ANTARCTISCHE WATEREN

DE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

ZICH BEWUST VAN het belang van het behoud van het milieu en van de handhaving van de ongerepte staat van het ecosysteem van de zeeën rond Antarctica;

GEZIEN de concentratie van levende rijkdommen in de Antarctische wateren en de toegenomen belangstelling voor de mogelijkheden die deze rijkdommen bieden als bron voor de eiwitvoorziening;

BESEFFENDE dat dringend maatregelen moeten worden genomen om de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren te waarborgen;

OVERWEGENDE dat het van essentieel belang is de kennis van het Antarctische mariene ecosysteem en de onderdelen daarvan te verruimen, zodat bij de besluitvorming over de exploitatie kan worden uitgegaan van betrouwbare wetenschappelijke gegevens;

VAN OORDEEL ZIJNDE dat voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren internationale samenwerking vereist is, met inachtneming van de bepalingen van het Verdrag inzake Antarctica en met de actieve deelneming van alle staten die betrokken zijn bij wetenschappelijk onderzoek of exploitatie in de Antarctische wateren;

ZICH BEWUST VAN de hoofdverantwoordelijkheid van de consultatieve partijen bij het Verdrag inzake Antarctica voor de bescherming en instandhouding van het Antarctische milieu en inzonderheid van de verantwoordelijkheid die krachtens artikel IX, lid 1, sub f), van het Verdrag inzake Antarctica op hen rust ten aanzien van de bescherming en instandhouding van de fauna en flora in Antarctica;

VERWIJZENDE NAAR de maatregelen die de consultatieve partijen bij het Verdrag inzake Antarctica reeds hebben genomen, inzonderheid naar de overeengekomen maatregelen voor de instandhouding van de fauna en flora in Antarctica (Agreed Measures for the Conservation of Antarctic Fauna and Flora) en de bepalingen van het Verdrag inzake de instandhouding van Antarctische zeehonden (Convention for the Conservation of Antarctic Seals);

INDACHTIG de bezorgdheid die ten aanzien van de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren door de consultatieve partijen is uitgesproken tijdens de negende consultatieve vergadering van het Verdrag inzake Antarctica, en het belang van de bepalingen van Aanbeveling IX-2, die hebben geleid tot de opstelling van dit Verdrag;

IN DE OVERTUIGING dat het in het belang van de gehele mensheid is dat de wateren rond het Antarctische continent ook in de toekomst uitsluitend voor vreedzame doeleinden worden gebruikt en niet het toneel worden van strijd, noch het voorwerp van internationale geschillen;

ERKENNENDE, in het licht van het voorgaande, dat het wenselijk is een gepaste regeling vast te stellen voor het aanbevelen, stimuleren, goedkeuren en coördineren van de maatregelen en wetenschappelijke studies die nodig zijn voor de instandhouding van de levende organismen in de Antarctische wateren,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel I

1. Dit Verdrag is van toepassing op de levende rijkdommen in de Antarctische wateren in het gebied bezuiden 60º zuiderbreedte en op de levende rijkdommen in de Antarctische wateren in het gebied tussen die breedtegraad en de Antarctische convergentie die deel uitmaken van het mariene ecosysteem van Antarctica.

2. Onder levende rijkdommen in de Antarctische wateren wordt verstaan de populaties van vinvissen, weekdieren, schaaldieren en alle andere soorten levende organismen, met inbegrip van vogels, die voorkomen ten zuiden van de Antarctische convergentie.

3. Onder het Antarctische mariene ecosysteem wordt verstaan het geheel van relaties van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren met elkaar en met hun fysische milieu.

4. Onder de Antarctische convergentie wordt verstaan een lijn die de volgende punten verbindt:

50º ZB, 0º ; 50º ZB, 30º OL ; 45º ZB, 30º OL ; 45º ZB, 80º OL ; 55º ZB, 80º OL ; 55º ZB, 150º OL ; 60º ZB, 150º OL ; 60º ZB, 50º WL ; 50º ZB, 50º WL ; 50º ZB, 0º.

Artikel II

1. Het doel van dit Verdrag is de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren.

2. In dit Verdrag wordt onder instandhouding mede rationeel gebruik verstaan.

3. De exploitatie en daarmee samenhangende activiteiten in het gebied waarop dit Verdrag van toepassing is, moeten plaatsvinden overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag en met inachtneming van de volgende instandhoudingsbeginselen: a) een populatie mag door de exploitatie niet zodanig in omvang teruglopen dat een stabiele aanwas niet gewaarborgd is ; daarom mag de populatiegrootte niet komen te liggen onder een peil dat dicht ligt bij de omvang waarbij de grootste jaarlijkse nettoaangroei gewaarborgd is;

b) de ecologische relaties tussen geëxploiteerde populaties van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren en de daarvan afhankelijke en daarmee verwante populaties moeten in stand worden gehouden, en uitgedunde populaties moeten weer worden gebracht op het peil bedoeld sub a) ; en

c) veranderingen of de kans op veranderingen in het mariene ecosysteem die niet potentieel omkeerbaar zijn in twee of drie decennia moeten worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt ; daarbij moet rekening worden gehouden met de stand van de kennis over de directe en indirecte gevolgen van de exploitatie, het gevolg van de invoering van vreemde soorten, de gevolgen van daarmee samenhangende activiteiten voor het mariene ecosysteem en de gevolgen van veranderingen in het milieu, ten einde een duurzame instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren mogelijk te maken.

Artikel III

De verdragsluitende partijen, ongeacht of zij partij zijn bij het Verdrag inzake Antarctica, komen overeen dat zij geen activiteiten zullen ontplooien in het gebied van het Verdrag inzake Antarctica die strijdig zijn met de beginselen en doeleinden van het Verdrag en dat zij in hun onderlinge betrekkingen gebonden zijn door de verplichtingen die vervat zijn in de artikelen I en V van het Verdrag inzake Antarctica.

Artikel IV

1. Ten aanzien van het gebied waarop het Verdrag inzake Antarctica van toepassing is, zijn alle verdragsluitende partijen, ongeacht of zij partij zijn bij het Verdrag inzake Antarctica, in hun onderlinge betrekkingen gebonden door de artikelen IV en VI van het Verdrag inzake Antarctica.

2. Geen enkele bepaling van dit Verdrag en geen enkele handeling of activiteit tijdens de geldigheidsduur van dit Verdrag: a) levert een grond op voor het doen gelden, ondersteunen of betwisten van aanspraken op territoriale soevereiniteit in het gebied waarop het Verdrag inzake Antarctica van toepassing is, of schept soevereiniteitsrechten in het gebied waarop het Verdrag inzake Antarctica van toepassing is;

b) mag worden uitgelegd als zou één der verdragsluitende partijen geheel of gedeeltelijk afstand doen van rechten, aanspraken of gronden waarop aanspraken zijn gebaseerd om krachtens internationaal recht als kuststaat jurisdictie uit te oefenen in het gebied waarop dit Verdrag van toepassing is, of als een aantasting van die rechten, aanspraken of gronden;

c) mag worden uitgelegd als een aantasting van het standpunt van een verdragsluitende partij ten aanzien van de erkenning of niet-erkenning van rechten, aanspraken of gronden waarop aanspraken zijn gebaseerd;

d) mag afbreuk doen aan de in artikel IV, lid 2, van het Verdrag inzake Antarctica vervatte bepaling dat zolang het Verdrag inzake Antarctica van kracht is, geen nieuwe aanspraken of uitbreidingen van reeds bestaande aanspraken op territoriale soevereiniteit in Antarctica geldend kunnen worden gemaakt.

Artikel V

1. De verdragsluitende partijen die geen partij zijn bij het Verdrag inzake Antarctica erkennen de bijzondere verplichtingen en verantwoordelijkheid van de consultatieve partijen bij het Verdrag inzake Antarctica ten aanzien van de bescherming en instandhouding van het milieu in het gebied waarop het Verdrag inzake Antarctica van toepassing is.

2. De verdragsluitende partijen die geen partij zijn bij het Verdrag inzake Antarctica komen overeen dat zij zich bij hun activiteiten in het gebied waarop het Verdrag inzake Antarctica van toepassing is, wanneer en in zoverre dat nodig is, zullen houden aan de overeengekomen maatregelen voor de instandhouding van de Antarctische fauna en flora (Agreed Measures for the Conservation of Antarctic Fauna and Flora) en aan alle andere maatregelen die de consultatieve partijen bij het Verdrag inzake Antarctica hebben aanbevolen in het kader van de op hen rustende verantwoordelijkheid om het Antarctische milieu te beschermen tegen alle vormen van schadelijk ingrijpen van de mens.

3. In dit Verdrag wordt onder consultatieve partijen bij het Verdrag inzake Antarctica verstaan de verdragsluitende partijen bij het Verdrag inzake Antarctica wier vertegenwoordigers aan de vergaderingen deelnemen krachtens artikel IX van het Verdrag inzake Antarctica.

Artikel VI

Geen enkele bepaling van dit Verdrag doet afbreuk aan de rechten en verplichtingen van de verdragsluitende partijen ingevolge het Verdrag tot regeling van de walvisvangst (International Convention for the Regulation of Whaling) en het Verdrag inzake de instandhouding van Antarctische zeehonden (Convention for the Conservation of Antarctic Seals).

Artikel VII

1. De verdragsluitende partijen komen overeen de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, hierna "de Commissie" te noemen, in te stellen en in stand te houden.

2. De regels voor het lidmaatschap van de Commissie luiden als volgt: a) elke verdragsluitende partij die heeft deelgenomen aan de vergadering waarop dit Verdrag is goedgekeurd, is lid van de Commissie;

b) elke staat-partij die tot dit Verdrag is toegetreden overeenkomstig artikel XXIX heeft recht op het lidmaatschap van de Commissie gedurende de tijd dat die toegetreden partij betrokken is bij onderzoek naar of exploitatie van de mariene levende rijkdommen waarop dit Verdrag van toepassing is;

c) elke organisatie voor regionale economische integratie die tot dit Verdrag is toegetreden overeenkomstig artikel XXIX heeft recht op het lidmaatschap van de Commissie gedurende de tijd dat haar lidstaten daar recht op hebben;

d) een verdragsluitende partij die op grond van de punten b) en c) van dit lid wenst deel te nemen aan het werk van de Commissie, dient de depot-regering in kennis te stellen van de gronden waarop zij lid van de Commissie wenst te worden en van haar bereidheid de geldende instandhoudingsmaatregelen te aanvaarden. De depot-regering doet elk lid van de Commissie mededeling van die kennisgeving en van de begeleidende gegevens. Binnen twee maanden na ontvangst van een dergelijke mededeling van de depot-regering kan elk lid van de Commissie een verzoek indienen om een speciale vergadering van de Commissie te houden ter bestudering van de kwestie. Na ontvangst van een daartoe strekkend verzoek, roept de depot-regering een dergelijke vergadering bijeen. Indien er geen verzoek tot het houden van een vergadering wordt ingediend, wordt de verdragsluitende partij die de kennisgeving heeft verricht geacht te hebben voldaan aan de voorwaarden voor het lidmaatschap van de Commissie.

3. Elk lid van de Commissie wordt vertegenwoordigd door een vertegenwoordiger, die mag worden vergezeld door plaatsvervangers en adviseurs.

Artikel VIII

De Commissie heeft rechtspersoonlijkheid en beschikt op het grondgebied van de verdragsluitende partijen over de handelingsbekwaamheid die nodig is voor het uitoefenen van haar taken en het bereiken van de doeleinden van dit Verdrag. De voorrechten en immuniteiten die de Commissie en haar personeelsleden op het grondgebied van een staat-partij genieten, worden in overleg tussen de Commissie en de betrokken staat-partij vastgesteld.

Artikel IX

1. De Commissie heeft tot taak te ijveren voor de verwezenlijking van het doel en de beginselen die vermeld zijn in artikel II van dit Verdrag. Daartoe zorgt zij voor: a) het vergemakkelijken van onderzoek naar en veelzijdige studies over de levende rijkdommen in de Antarctische wateren en over het Antarctische mariene ecosysteem;

b) het samenstellen van gegevens over de situatie van en de veranderingen in populaties van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren en over de factoren die van invloed zijn op de verspreiding, het overvloedig voorkomen en de produktiviteit van geëxploiteerde soorten en daarvan afhankelijke of daarmee verwante soorten of populaties;

c) het verzamelen van statistieken over de vangst en de vangstprestatie met betrekking tot de geëxploiteerde populaties;

d) het analyseren, verspreiden en publiceren van de sub b) en c) bedoelde gegevens en van de rapporten van het wetenschappelijk comité;

e) het aangeven van de onderwerpen waarvoor instandhoudingsmaatregelen moeten worden genomen en het bestuderen van de doeltreffendheid van reeds vastgestelde instandhoudingsmaatregelen;

f) het uitwerken, vaststellen en herzien van instandhoudingsmaatregelen op grond van de beste ten dienste staande wetenschappelijke gegevens, met inachtneming van het bepaalde in lid 5 van dit artikel;

g) het ten uitvoer leggen van de krachtens artikel XXIV van dit Verdrag vastgestelde waarnemings- en inspectieregeling;

h) het verrichten van andere activiteiten die nodig zijn om het in dit Verdrag gestelde doel te bereiken.

2. De in lid 1, sub f), bedoelde instandhoudingsmaatregelen omvatten: a) vaststelling van de hoeveelheid van ongeacht welke soort die mag worden geëxploiteerd in het gebied waarop dit Verdrag van toepassing is;

b) vaststelling van gebieden en deelgebieden op grond van de verspreiding van de populaties van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren;

c) vaststelling van de hoeveelheid die mag worden gevangen bij de exploitatie van de populaties in de gebieden en deelgebieden;

d) aanwijzing van beschermde soorten;

e) vaststelling van de grootte, de leeftijd en eventueel het geslacht van de soorten die mogen worden geëxploiteerd;

f) vaststelling van open en gesloten seizoenen voor exploitatie;

g) vaststelling van voorschriften met betrekking tot het openen en sluiten van gebieden en deelgebieden voor wetenschappelijk onderzoek of instandhouding, met inbegrip van speciale gebieden voor bescherming en wetenschappelijk onderzoek;

h) regulering van de vangstprestatie en vangstmethoden, met inbegrip van het vistuig, ten einde onder meer een te grote concentratie van de exploitatie in een bepaald gebied of deelgebied te voorkomen;

i) vaststelling van andere instandhoudingsmaatregelen die de Commissie nodig acht voor het bereiken van het bij dit Verdrag gestelde doel, met inbegrip van maatregelen met betrekking tot het effect van de exploitatie en daarmee samenhangende activiteiten op andere onderdelen van het mariene ecosysteem dan de geëxploiteerde populaties.

3. De Commissie publiceert alle geldende instandhoudingsmaatregelen en houdt daarvan een register bij.

4. Bij de uitoefening van de in lid 1 van dit artikel omschreven functies houdt de Commissie ten volle rekening met de aanbevelingen en adviezen van het wetenschappelijk comité.

5. De Commissie houdt ten volle rekening met alle relevante maatregelen of voorschriften die zijn vastgesteld of aanbevolen door de consultatieve conferenties overeenkomstig artikel IX van het Verdrag inzake Antarctica of door bestaande visserijcommissies die verantwoordelijk zijn voor soorten die het gebied binnenkomen waarop dit Verdrag van toepassing is, opdat er geen sprake is van tegenstrijdigheid tussen de rechten en plichten die voor een verdragsluitende partij uit dergelijke voorschriften of maatregelen voortvloeien en de instandhoudingsmaatregelen die door de Commissie worden vastgesteld.

6. De instandhoudingsmaatregelen die de Commissie overeenkomstig dit Verdrag heeft vastgesteld, worden op de volgende wijze door de leden van de Commissie toegepast: a) de Commissie stelt alle leden van de Commissie in kennis van de instandhoudingsmaatregelen;

b) instandhoudingsmaatregelen worden 180 dagen na die kennisgeving bindend voor alle leden van de Commissie, behalve in de sub c) en d) vermelde gevallen;

c) indien een lid van de Commissie binnen 90 dagen na de sub a) bedoelde kennisgeving de Commissie mededeelt dat het de instandhoudingsmaatregel geheel of gedeeltelijk niet kan aanvaarden, is de maatregel in de aangegeven mate niet bindend voor dat lid van de Commissie;

d) indien een lid van de Commissie gebruik maakt van de sub c) bedoelde procedure, komt de Commissie, op verzoek van een lid van de Commissie, bijeen om de instandhoudingsmaatregel opnieuw te bezien. Tijdens een dergelijke vergadering en binnen 30 dagen na de vergadering heeft elk lid van de Commissie het recht te verklaren dat het de instandhoudingsmaatregel niet meer kan aanvaarden ; de betrokken maatregel is dan niet meer bindend voor dat lid.

Artikel X

1. De Commissie vestigt de aandacht van staten die geen partij zijn bij dit Verdrag op eventuele activiteiten van hun onderdanen of vaartuigen die de verwezenlijking van het bij dit Verdrag gestelde doel naar de mening van de Commissie nadelig beïnvloeden.

2. De Commissie vestigt de aandacht van alle verdragsluitende partijen op activiteiten die naar de mening van de Commissie een verdragsluitende partij belemmeren bij de verwezenlijking van het bij dit Verdrag gestelde doel of bij het nakomen van de verplichtingen die krachtens dit Verdrag op die verdragsluitende partij rusten.

Artikel XI

De Commissie streeft naar samenwerking met de verdragsluitende partijen die in de zeegebieden welke grenzen aan het gebied waarop dit Verdrag van toepassing is rechtsmacht kunnen uitoefenen ten aanzien van de instandhouding van een bestand of van een aantal bestanden van verwante soorten die zowel voorkomen in die gebieden als in het gebied waarop dit Verdrag van toepassing is, ten einde de voor die bestanden vastgestelde instandhoudingsmaatregelen te harmoniseren.

Artikel XII

1. Besluiten van de Commissie over kwesties van wezenlijk belang worden met algemene instemming genomen. De vraag of een kwestie van wezenlijk belang is, wordt behandeld als een kwestie van wezenlijk belang.

2. Besluiten over andere kwesties dan die welke in lid 1 van dit artikel zijn bedoeld, worden genomen bij meerderheid van stemmen van de aanwezige leden van de Commissie die hun stem uitbrengen.

3. Wanneer de Commissie een punt behandelt waarover een besluit moet worden genomen, dan moet vooraf worden vastgesteld of een organisatie voor regionale economische integratie zal deelnemen aan de besluitvorming en, zo ja, of een of meer van haar lid-staten ook zullen deelnemen. Het aantal verdragsluitende partijen dat aldus deelneemt, mag niet meer bedragen dan het aantal lid-staten van de organisatie voor regionale economische integratie die lid zijn van de Commissie.

4. Wanneer besluiten overeenkomstig dit artikel worden genomen, heeft een organisatie voor regionale economische integratie slechts één stem.

Artikel XIII

1. Het hoofdkantoor van de Commissie zal worden gevestigd in Hobart, Tasmanië, Australië.

2. De Commissie vergadert jaarlijks. Er kunnen ook andere vergaderingen worden gehouden op verzoek van een derde van haar leden en onder de voorwaarden als bepaald in dit Verdrag.

De eerste vergadering van de Commissie wordt gehouden binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit Verdrag, op voorwaarde dat er onder de verdragsluitende partijen ten minste twee staten zijn die exploitatiewerkzaamheden uitvoeren in het gebied waarop dit Verdrag van toepassing is. De eerste vergadering moet in elk geval worden gehouden binnen één jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag. De depot-regering treedt met de ondertekenaars in overleg over de eerste vergadering van de Commissie en houdt er rekening mee dat die staten op een brede basis moeten zijn vertegenwoordigd voor een doeltreffende werking van de Commissie.

3. De depot-regering roept de eerste vergadering van de Commissie bijeen op het hoofdkantoor van de Commissie.

Daarna worden de vergaderingen van de Commissie gehouden op haar hoofdkantoor, tenzij zij anders beslist.

4. De Commissie kiest uit haar leden een voorzitter en vice-voorzitter, die elk een ambtstermijn van twee jaar hebben en herkiesbaar zijn voor één nieuwe ambtstermijn.

De eerste voorzitter wordt echter gekozen voor een eerste ambtstermijn van drie jaar. De voorzitter en vice-voorzitter mogen geen vertegenwoordiger zijn van dezelfde verdragsluitende partij.

5. De Commissie stelt vast volgens welke procedureregels haar vergaderingen worden geleid en brengt daar zo nodig wijzigingen in aan, behalve ten aanzien van de kwesties die vermeld zijn in artikel XII van dit Verdrag.

6. De Commissie kan de ondergeschikte organen instellen die zij nodig acht voor de uitoefening van haar functies.

Artikel XIV

1. De verdragsluitende partijen stellen hierbij het Wetenschappelijk Comité voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (hierna "Wetenschappelijk Comité" te noemen) in, dat fungeert als consultatief orgaan van de Commissie.

Het Wetenschappelijk Comité komt gewoonlijk bijeen op het hoofdkantoor van de Commissie, tenzij het Wetenschappelijk Comité anders beslist.

2. Elk lid van de Commissie is lid van het Wetenschappelijk Comité en stelt een vertegenwoordiger aan die de nodige wetenschappelijke kwalificaties heeft ; een vertegenwoordiger mag door andere deskundigen en adviseurs worden vergezeld.

3. Het Wetenschappelijk Comité mag zo nodig op ad-hoc-basis het advies van andere wetenschapsmensen en deskundigen inwinnen.

Artikel XV

1. Het Wetenschappelijk Comité fungeert als forum voor overleg en samenwerking op het gebied van het verzamelen, bestuderen en uitwisselen van gegevens over de mariene levende rijkdommen waarop dit Verdrag van toepassing is. Het zal samenwerking op het gebied van het wetenschappelijk onderzoek aanmoedigen en bevorderen om de kennis over de mariene levende rijkdommen van het Antarctische mariene ecosysteem uit te breiden.

2. Het Wetenschappelijk Comité voert de werkzaamheden uit waarmee het door de Commissie wordt belast in het kader van het bij dit Verdrag gestelde doel, en a) stelt de criteria en methoden vast voor de besluitvorming over de instandhoudingsmaatregelen bedoeld in artikel IX van dit Verdrag;

b) beoordeelt regelmatig de situatie en het verloop van populaties van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren;

c) analyseert gegevens over het effect dat de exploitatie rechtstreeks of indirect heeft op populaties van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren;

d) beoordeelt de gevolgen van voorgestelde wijzigingen in exploitatiemethoden of -niveaus en het effect van voorgestelde instandhoudingsmaatregelen;

e) zendt de Commissie, op haar verzoek of uit eigen beweging, evaluaties, analyses, rapporten en aanbevelingen met betrekking tot maatregelen en onderzoek ter verwezenlijking van het bij dit Verdrag gestelde doel;

f) formuleert voorstellen voor de uitvoering van internationale en nationale programma's voor onderzoek inzake de levende rijkdommen in de Antarctische wateren.

3. Bij de uitoefening van zijn functies houdt het Wetenschappelijk Comité rekening met de werkzaamheden van andere ter zake gespecialiseerde technische en wetenschappelijke organisaties en met de wetenschappelijke werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van het Verdrag inzake Antarctica.

Artikel XVI

1. De eerste vergadering van het Wetenschappelijk Comité wordt gehouden binnen drie maanden na de eerste vergadering van de Commissie. Het Wetenschappelijk Comité komt daarna zo vaak bijeen als nodig is voor de uitoefening van zijn functies.

2. Het Wetenschappelijk Comité stelt zijn procedureregels vast en brengt daar zo nodig wijzigingen in aan. Deze regels en eventuele wijzigingen daarvan moeten door de Commissie worden goedgekeurd. In de regeling moeten procedures zijn opgenomen voor de indiening van minderheidsrapporten.

3. Het Wetenschappelijk Comité kan met instemming van de Commissie de ondergeschikte organen instellen die nodig zijn voor de uitoefening van zijn functies.

Artikel XVII

1. De Commissie benoemt een uitvoerend secretaris die de Commissie en het Wetenschappelijk Comité ten dienste staat overeenkomstig de procedures, bepalingen en voorwaarden die de Commissie ter zake vaststelt. Hij heeft een ambtstermijn van vier jaar en kan opnieuw worden benoemd.

2. De Commissie beslist welke personeelssterkte nodig is voor het secretariaat, en de uitvoerend secretaris benoemt, leidt en superviseert dit personeel overeenkomstig de voorschriften, procedures, bepalingen en voorwaarden die de Commissie ter zake vaststelt.

3. De uitvoerend secretaris en het secretariaat vervullen de functies die hun door de Commissie worden toevertrouwd.

Artikel XVIII

De officiële talen van de Commissie en van het Wetenschappelijk Comité zijn het Engels, het Frans, het Russisch en het Spaans.

Artikel XIX

1. De Commissie keurt haar begroting en de begroting van het Wetenschappelijk Comité met algemene instemming goed tijdens de jaarlijkse vergadering.

2. Ten minste 60 dagen vóór de jaarlijkse vergadering van de Commissie wordt een ontwerp-begroting voor de Commissie, het Wetenschappelijk Comité en eventuele ondergeschikte organen door de uitvoerend secretaris voorbereid en aan de leden van de Commissie voorgelegd.

3. Elk lid van de Commissie draagt bij in de begroting. Tot vijf jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag blijft de bijdrage van elk lid van de Commissie gelijk. Daarna wordt de bijdrage vastgesteld aan de hand van twee criteria : de gevangen hoeveelheid en een gelijke verdeling over alle leden van de Commissie. De Commissie bepaalt met algemene instemming in welke mate deze twee criteria worden toegepast.

4. De financiële verrichtingen van de Commissie en van het Wetenschappelijk Comité worden uitgevoerd overeenkomstig door de Commissie vastgestelde financiële voorschriften en worden jaarlijks gecontroleerd door onafhankelijke accountants die door de Commissie worden gekozen.

5. Elk lid van de Commissie betaalt zelf de kosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de Commissie en van het Wetenschappelijk Comité.

6. Een lid van de Commissie dat zijn bijdrage voor twee achtereenvolgende jaren niet heeft betaald, mag, zolang het in gebreke blijft, niet deelnemen aan de besluitvorming in de Commissie.

Artikel XX

1. De leden van de Commissie verstrekken de Commissie en het Wetenschappelijk Comité in zo ruim mogelijke mate jaarlijks de statistische, biologische en andere gegevens en inlichtingen die de Commissie en het Wetenschappelijk Comité nodig hebben voor de uitoefening van hun functies.

2. De leden van de Commissie verstrekken op de voorgeschreven wijze en tijdstippen gegevens over hun exploitatie-activiteiten, met inbegrip van visgronden en vaartuigen, ten einde de opstelling van betrouwbare statistieken over de vangst en vangstprestaties mogelijk te maken.

3. De leden van de Commissie verstrekken de Commissie op de voorgeschreven tijdstippen gegevens over de maatregelen die zij hebben getroffen om de door de Commissie vastgestelde instandhoudingsmaatregelen ten uitvoer te leggen.

4. De leden van de Commissie komen overeen dat bij al hun exploitatie-activiteiten van de gelegenheid gebruik zal worden gemaakt om gegevens te verzamelen die nodig zijn ter beoordeling van het effect van de exploitatie.

Artikel XXI

1. Elke verdragsluitende partij neemt de passende maatregelen die binnen haar bevoegdheid vallen om ervoor te zorgen dat de hand wordt gehouden aan de bepalingen van dit Verdrag en aan de door de Commissie vastgestelde instandhoudingsmaatregelen waaraan elke partij overeenkomstig artikel IX van dit Verdrag gebonden is.

2. Elke verdragsluitende partij doet de Commissie inlichtingen toekomen over de krachtens lid 1 van dit artikel genomen maatregelen, met inbegrip van de sancties die op overtredingen zijn gesteld.

Artikel XXII

1. Elke verdragsluitende partij neemt de verplichting op zich passende maatregelen te nemen die in overeenstemming dienen te zijn met het Handvest van de Verenigde Naties, om te voorkomen dat activiteiten worden ontplooid die in strijd zijn met het doel van dit Verdrag.

2. Elke verdragsluitende partij stelt de Commissie in kennis van de hierboven bedoelde activiteiten die onder haar aandacht komen.

Artikel XXIII

1. De Commissie en het Wetenschappelijk Comité werken samen met de consultatieve partijen bij het Verdrag inzake Antarctica op de gebieden waarop deze partijen bevoegd zijn.

2. De Commissie en het Wetenschappelijk Comité werken, naar gelang van het geval, samen met de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties en met andere gespecialiseerde organisaties.

3. De Commissie en het Wetenschappelijk Comité streven ernaar samenwerking tot stand te brengen met intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties die een bijdrage zouden kunnen leveren aan hun werk, met inbegrip van het "Scientific Committee on Antarctic Research", de Wetenschappelijke Commissie voor Oceanografisch Onderzoek en de "International Whaling Commission".

4. De Commissie kan overeenkomsten sluiten met de in dit artikel bedoelde organisaties en zo nodig ook met andere organisaties. De Commissie en het Wetenschappelijk Comité kunnen dergelijke organisaties uitnodigen om waarnemers te zenden naar hun vergaderingen en naar vergaderingen van hun ondergeschikte organen.

Artikel XXIV

1. Om de verwezenlijking van het bij dit Verdrag gestelde doel te bevorderen en ervoor te zorgen dat de bepalingen van dit Verdrag worden nageleefd, komen de verdragsluitende partijen overeen dat er een waarnemings- en inspectieregeling zal worden ingesteld.

2. De waarnemings- en inspectieregeling wordt uitgewerkt door de Commissie, die daarbij uitgaat van de volgende beginselen: a) De verdragsluitende partijen werken met elkaar samen om een doeltreffende toepassing van de waarnemings- en inspectieregeling te waarborgen en houden daarbij rekening met de bestaande internationale gebruiken. Deze regeling voorziet onder meer in procedures voor het aan boord gaan en het inspecteren van vaartuigen door waarnemers en inspecteurs die door de leden van de Commissie zijn aangewezen, en in procedures voor het vervolgen van de vlaggestaat en het opleggen van sancties aan deze staat op grond van bewijsmateriaal dat is verzameld bij bezoeken aan boord en inspecties. Een verslag over de ingestelde vervolging en de opgelegde sancties dient deel uit te maken van de in artikel XXI van dit Verdrag bedoelde inlichtingen;

b) voor het toezicht op de naleving van de krachtens dit Verdrag vastgestelde maatregelen vinden waarnemingen en inspecties plaats aan boord van vaartuigen die betrokken zijn bij het wetenschappelijk onderzoek of de exploitatie van mariene levende rijkdommen in het gebied waarop dit Verdrag van toepassing is ; deze werkzaamheden worden verricht door waarnemers en inspecteurs die door de leden van de Commissie zijn aangewezen en hun werk uitvoeren overeenkomstig door de Commissie vast te stellen bepalingen en voorwaarden;

c) de aangewezen waarnemers en inspecteurs blijven onder de jurisdictie vallen van de verdragsluitende partij waarvan zij onderdaan zijn. Zij brengen verslag uit aan het lid van de Commissie dat hen heeft aangewezen ; dit lid brengt op zijn beurt verslag uit aan de Commissie.

3. In afwachting van de vaststelling van de waarnemings- en inspectieregeling streven de leden van de Commissie ernaar tussentijdse regelingen te treffen voor de aanwijzing van waarnemers en inspecteurs ; de aldus aangewezen waarnemers en inspecteurs mogen inspecties verrichten overeenkomstig de beginselen die in lid 2 van dit artikel zijn vermeld.

Artikel XXV

1. Indien tussen twee of meer verdragsluitende partijen een geschil ontstaat over de uitlegging of toepassing van dit Verdrag, treden deze verdragsluitende partijen met elkaar in overleg om het geschil te regelen via onderhandelingen, onderzoek, bemiddeling, verzoening, arbitrage, gerechtelijke uitspraak of via andere vreedzame middelen naar hun keuze.

2. Elk geschil van deze aard dat niet op deze wijze kan worden geregeld, wordt met goedkeuring van alle bij het geschil betrokken partijen ter beslechting voorgelegd aan het Internationale Gerechtshof of onderworpen aan arbitrage ; indien evenwel geen overeenstemming kan worden bereikt om een geschil aan het Internationale Gerechtshof voor te leggen of aan arbitrage te onderwerpen, ontslaat dit de betrokken partijen niet van de verplichting te blijven zoeken naar een oplossing van het geschil met alle in lid 1 genoemde vreedzame middelen.

3. Indien het geschil aan arbitrage wordt onderworpen, wordt het scheidsgerecht samengesteld zoals is aangegeven in de bijlage bij dit Verdrag.

Artikel XXVI

1. Dit Verdrag staat van 1 augustus tot en met 31 december 1980 te Canberra open voor ondertekening door de staten die hebben deelgenomen aan de van 7 tot en met 20 mei 1980 te Canberra gehouden Conferentie over de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren.

2. De staten die aldus ondertekenen, zijn de oorspronkelijke ondertekenaars van het Verdrag.

Artikel XXVII

1. Dit Verdrag dient door de ondertekenaars te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd.

2. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Regering van Australië, die hierbij wordt aangewezen als de depot-regering.

Artikel XXVIII

1. Dit Verdrag treedt in werking op de dertigste dag volgende op de datum van nederlegging van de achtste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door de staten bedoeld in artikel XXVI, lid 1, van dit Verdrag.

2. Voor elke staat of organisatie voor regionale economische integratie die een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding nederlegt na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag, treedt het Verdrag in werking op de dertigste dag volgende op de nederlegging.

Artikel XXIX

1. Elke staat die betrokken is bij onderzoek naar of exploitatie van de mariene levende rijkdommen waarop dit Verdrag van toepassing is, kan toetreden tot dit Verdrag.

2. Door soevereine staten gevormde organisaties voor regionale economische integratie die een of meer lid-staten van de Commissie onder hun leden tellen en waaraan de lid-staten van de organisatie geheel of gedeeltelijk bevoegdheden inzake de in dit Verdrag opgenomen aangelegenheden hebben overgedragen, kunnen tot dit Verdrag toetreden. De leden van de Commissie dienen te worden geraadpleegd over de toetreding van dergelijke organisaties voor regionale economische integratie.

Artikel XXX

1. Dit Verdrag kan te allen tijde worden gewijzigd.

2. Indien een derde van de leden van de Commissie een verzoek indient om een vergadering te houden over een voorgestelde wijziging, moet de depot-regering een dergelijke vergadering bijeenroepen.

3. Een wijziging wordt van kracht wanneer de depot-regering de desbetreffende akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring heeft ontvangen van alle leden van de Commissie.

4. Een dergelijke wijziging wordt daarna van kracht ten aanzien van elke andere verdragsluitende partij wanneer de depot-regering de kennisgeving van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van die partij heeft ontvangen. Indien een dergelijke kennisgeving van een verdragsluitende partij niet is ontvangen binnen een jaar na de datum waarop de wijziging overeenkomstig lid 3 van dit artikel van kracht is geworden, wordt die partij geacht zich uit dit Verdrag te hebben teruggetrokken.

Artikel XXXI

1. Elke verdragsluitende partij kan zich op 30 juni van elk jaar uit dit Verdrag terugtrekken door uiterlijk op 1 januari van hetzelfde jaar een schriftelijke kennisgeving te richten aan de depot-regering, die onmiddellijk na ontvangst van een dergelijke kennisgeving daarvan mededeling doet aan de andere verdragsluitende partijen.

2. Elke andere verdragsluitende partij kan binnen zestig dagen nadat zij een afschrift van een dergelijke kennisgeving van de depot-regering heeft ontvangen, een schriftelijke kennisgeving van terugtrekking richten tot de depot-regering ; het Verdrag houdt op 30 juni van hetzelfde jaar op van kracht te zijn ten aanzien van de verdragsluitende partij die een dergelijke kennisgeving heeft verricht.

3. Terugtrekking van een lid van de Commissie uit dit Verdrag laat de financiële verplichtingen die krachtens dit Verdrag op dat lid rusten onverlet.

Artikel XXXII

De depot-regering stelt alle verdragsluitende partijen in kennis van: a) de handtekeningen die onder dit Verdrag worden gesteld en de nederlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding;

b) de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag en van eventuele wijzigingen daarvan.

Artikel XXXIII

1. Dit Verdrag, waarvan de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt nedergelegd bij de Regering van Australië, die alle ondertekenaars en toetredende partijen naar behoren gewaarmerkte afschriften doet toekomen.

2. De depot-regering laat dit Verdrag registreren overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, hiertoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

Gedaan te Canberra, de twintigste mei 1980.

BIJLAGE SCHEIDSGERECHT

Het in artikel XXV, lid 3, bedoelde scheidsgerecht is samengesteld uit drie arbiters die als volgt worden aangesteld:

De partij die het proces aanhangig maakt, deelt de naam van een arbiter mede aan de andere partij, die op haar beurt binnen veertig dagen na de kennisgeving de naam van de tweede arbiter mededeelt. De partijen stellen binnen zestig dagen na de aanstelling van de tweede arbiter de derde arbiter aan, die geen onderdaan van een van beide partijen mag zijn en niet dezelfde nationaliteit mag hebben als een van de eerste twee arbiters. De derde arbiter zit het scheidsgerecht voor.

Indien de tweede arbiter niet binnen de voorgeschreven termijn is aangesteld, of indien de partijen niet binnen de voorgeschreven termijn overeenstemming hebben bereikt over de derde arbiter, wordt die arbiter, op verzoek van een van beide partijen, door de Secretaris-generaal van het Permanent Hof van Arbitrage aangesteld uit personen die internationaal een hoog aanzien genieten en niet de nationaliteit hebben van een staat die partij is bij dit Verdrag.

Het scheidsgerecht beslist waar zijn zetel zal worden gevestigd en stelt zijn eigen reglement voor de procesvoering vast.

De uitspraak van het scheidsgerecht wordt gedaan door een meerderheid van zijn leden, die zich niet van stemming mogen onthouden.

Elke verdragsluitende partij die geen partij is bij het geschil mag met instemming van het scheidsgerecht interveniëren.

De uitspraak van het scheidsgerecht is definitief en bindend voor alle partijen bij het geschil en voor elke partij die intervenieert en de uitspraak dient onverwijld in acht te worden genomen. Het scheidsgerecht interpreteert de uitspraak op verzoek van een van de partijen bij het geschil of van een interveniërende partij.

Tenzij het scheidsgerecht gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak anders beslist, komen de proceskosten, met inbegrip van de vergoeding van zijn leden, gelijkelijk ten laste van de partijen bij het geschil.

Top