EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31979L0695

Richtlijn 79/695/EEG van de Raad van 24 juli 1979 inzake de harmonisatie van de procedures voor het in het vrije verkeer brengen van goederen

PB L 205 van 13.8.1979, p. 19–26 (DA, DE, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (EL, ES, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/01/1994; opgeheven door 31992R2913

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1979/695/oj

31979L0695

Richtlijn 79/695/EEG van de Raad van 24 juli 1979 inzake de harmonisatie van de procedures voor het in het vrije verkeer brengen van goederen

Publicatieblad Nr. L 205 van 13/08/1979 blz. 0019 - 0026
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 02 Deel 7 blz. 0262
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 02 Deel 6 blz. 0057
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 02 Deel 6 blz. 0057


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 24 juli 1979

inzake de harmonisatie van de procedures voor het in het vrije verkeer brengen van goederen

( 79/695/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ) ;

Overwegende dat de Gemeenschap is gegrondvest op een douane-unie ;

Overwegende dat , onverminderd de overgangsbepalingen vervat in titel I , hoofdstuk 1 , van het vierde deel van de Toetredingsakte , de invoering van deze douane-unie in hoofdzaak wordt geregeld in titel I , hoofdstuk 1 , tweede afdeling , van het Verdrag ; dat dit hoofdstuk een samenstel van nauwkeurige voorschriften omvat , in het bijzonder ten aanzien van de afschaffing van de douanerechten tussen de Lid-Staten , de vaststelling en de geleidelijke invoering van het gemeenschappelijk douanetarief , alsmede de autonome wijzigingen of schorsingen van de rechten van dat tarief ;

Overwegende dat , hoewel in artikel 27 van het Verdrag wordt bepaald dat de Lid-Staten voor het einde van de eerste etappe voor zover noodzakelijk overgaan tot het nader tot elkaar brengen van hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op douanegebied , dit artikel aan de Instellingen van de Gemeenschap niet de bevoegdheid verleent dwingende bepalingen ter zake vast te stellen ; dat bij het diepgaand onderzoek waartoe met de Lid-Staten werd overgegaan , echter de noodzaak is gebleken in bepaalde sectoren door middel van dwingende communautaire besluiten de maatregelen vast te stellen die onontbeerlijk zijn voor de invoering van douanevoorschriften welke de uniforme toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief en van de verschillende in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vastgestelde belastingen waarborgen ;

Overwegende dat de Raad te dien einde onder meer reeds Richtlijn 68/312/EEG van 30 juli 1968 heeft vastgesteld inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot het aanbrengen bij de douane van goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen en de voorlopige opslag van deze goederen ( 4 ) , alsmede Richtlijn 78/453/EEG van 22 mei 1978 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende uitstel van betaling van in - of uitvoerrechten ( 5 ) ;

Overwegende dat het in het vrije verkeer brengen , in de zin van artikel 10 , lid 1 , van het Verdrag , van goederen die uit een derde land in een Lid-Staat zijn ingevoerd , gevolgen heeft in de gehele Gemeenschap ; dat dit derhalve een specifiek communautair karakter draagt en zich daarin onderscheidt van de invoer tot verbruik van deze zelfde goederen waarvoor ook nog de toepassing van verschillende nationale bepalingen , met name van fiscale aard , vereist is en die dus slechts kan geschieden in de Lid-Staat waar genoemde goederen daadwerkelijk worden verbruikt ;

Overwegende dat de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten procedureregels bevatten die in de meeste gevallen uitsluitend bedoeld zijn voor de invoer tot verbruik van goederen ; dat hieruit voortvloeit dat het in het vrije verkeer brengen van de goederen meestal niet afzonderlijk kan geschieden , met name met het oog op de latere invoer tot verbruik van deze goederen in een andere Lid-Staat ;

Overwegende dat deze bepalingen bovendien nog aanzienlijke verschillen vertonen die tot gevolg hebben dat zowel de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief , heffingen van gelijke werking , landbouwheffingen en andere in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vastgestelde belastingen , als de andere communautaire bepalingen die eventueel gelden voor het in het vrije verkeer brengen van goederen , onder verschillende voorwaarden worden toegepast ; dat de verschillen in behandeling welke hieruit voor de importeurs van de Gemeenschap voortvloeien naar gelang van de Lid-Staat waar de inklaringsformaliteiten plaatsvinden , verleggingen van het handelsverkeer en kunstmatige verplaatsing van activiteiten kunnen veroorzaken ;

Overwegende dat voornoemde bepalingen van de Lid-Staten rechtstreeks van invloed zijn op de totstandbrenging en de werking van de gemeenschappelijke markt ;

Overwegende dat het , rekening houdend met de mate waarin de douane-unie is verwezenlijkt , noodzakelijk is dat er , tenminste in de vorm van een richtlijn , gemeenschappelijke procedureregels worden vastgesteld voor het in het vrije verkeer brengen van goederen ; dat deze regels in de Lid-Staat van invoer eveneens kunnen worden toegepast voor de invoer tot verbruik van goederen ;

Overwegende dat deze gemeenschappelijke regels een juiste toepassing mogelijk moeten maken zowel van de douanerechten , heffingen van gelijke werking , landbouwheffingen en andere in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vastgestelde belastingen , als van de andere communautaire bepalingen die eventueel gelden voor het in het vrije verkeer brengen van goederen ; dat iedere overbodige formaliteit daarbij echter achterwege dient te blijven ; dat deze regels bovendien soepel genoeg moeten zijn om te kunnen worden aangepast aan de verschillende omstandigheden en de ontwikkeling van de administratieve techniek , met name op het vlak van de informatica ;

Overwegende dat het van belang is de uniforme toepassing van deze gemeenschappelijke regels te waarborgen en daartoe een communautaire procedure aan te nemen waardoor de bepalingen ter uitvoering van die regels binnen een redelijke termijn kunnen worden vastgesteld ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Onverminderd de in het kader van specifieke douanevoorschriften vastgestelde of nog vast te stellen bijzondere bepalingen , worden bij deze richtlijn de regels vastgesteld die moeten worden opgenomen in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten betreffende het in het vrije verkeer brengen , in de zin van artikel 10 , lid 1 , van het Verdrag , van goederen die :

- bij de douane zijn aangebracht en eventueel voorlopig zijn opgeslagen onder de voorwaarden als bedoeld in Richtlijn 68/312/EEG of

- onder een andere douaneregeling vallen .

2 . In de zin van deze richtlijn worden onder " invoerrechten " verstaan de douanerechten en heffingen van gelijke werking , alsmede de landbouwheffingen en andere belastingen bij invoer , vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in het kader van de specifieke regelingen die uit hoofde van artikel 235 van het Verdrag van toepassing zijn op bepaalde door verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen .

TITEL I

ALGEMENE REGELING

Artikel 2

Om de in artikel 1 bedoelde goederen in het vrije verkeer te kunnen brengen , moet bij een douanekantoor onder de in deze richtlijn omschreven voorwaarden een aangifte voor het in het vrije verkeer brengen , hierna " aangifte " te noemen , worden ingediend .

De natuurlijke of rechtspersoon die de aangifte doet wordt hierna " aangever " genoemd .

Artikel 3

1 . De aangifte moet schriftelijk worden gedaan door middel van een formulier dat overeenkomt met het officiële model dat door de bevoegde autoriteiten is vastgesteld . Zij moet worden ondertekend en moet de vermeldingen bevatten welke nodig zijn voor de identificatie van de goederen en voor de heffing van de invoerrechten alsmede de toepassing van de andere bepalingen die gelden voor het in het vrije verkeer brengen van de goederen .

2 . Bij de aangifte moeten alle stukken worden gevoegd welke moeten worden overgelegd om de juiste heffing van de invoerrechten en de juiste toepassing van de andere bepalingen die gelden voor het in het vrije verkeer brengen van de goederen mogelijk te maken .

Artikel 4

Voor het doen van de aangifte geeft de douane , op de door haar vast te stellen voorwaarden , toestemming om de goederen vooraf te onderzoeken en monsters te nemen .

Artikel 5

1 . De aangifte kan bij ieder douanekantoor van de Gemeenschap dat overeenkomstig de nationale bepalingen bevoegd is voor het in het vrije verkeer brengen van de goederen waarop zij betrekking heeft , worden ingediend zodra de goederen bij dit kantoor zijn aangeboden .

De douane kan evenwel toestaan dat de aangifte wordt ingediend voordat de aangever in staat is de goederen aan te bieden . In dat geval kan de douane een termijn voor de aanbieding vaststellen , die wordt bepaald aan de hand van de omstandigheden . Na afloop van die termijn wordt de aangifte als niet ingediend beschouwd .

2 . Voor de toepassing van lid 1 , worden als aangeboden bij een douanekantoor beschouwd goederen waarvan de aankomst bij dat kantoor of op een andere door de bevoegde autoriteiten aangewezen plaats in de vereiste vorm aan deze autoriteiten is medegedeeld , zodat zij er toezicht of controle op kunnen uitoefenen .

3 . De indiening van de aangifte bij het bevoegde douanekantoor moet geschieden op de dagen en uren waarop dit kantoor geopend is .

De douane kan evenwel op verzoek en op kosten van de aangever toestaan dat de aangifte buiten deze dagen en uren wordt ingediend .

4 . Met indiening van de aangifte bij een douanekantoor wordt gelijkgesteld de overhandiging van deze aangifte aan de beambten van dit kantoor op een andere plaats die daartoe , in het kader van overeenkomsten tussen de bevoegde autoriteiten en de betrokkene , is aangewezen .

Artikel 6

1 . De douane mag slechts aangiften aanvaarden die voldoen aan de voorwaarden , gesteld in artikel 3 .

2 . Op verzoek van de aangever kan de douane evenwel , als zij daartoe termen aanwezig acht , een aangifte aanvaarden waarop bepaalde van de in artikel 3 , lid 1 , bedoelde vermeldingen niet voorkomen , of waarbij bepaalde van de in artikel 3 , lid 2 , bedoelde documenten niet zijn gevoegd ; zij stelt dan een termijn vast waarbinnen de betrokken vermeldingen of documenten moeten worden medegedeeld of overgelegd . In dat geval kan het vrijgeven van de goederen voor het vrije verkeer , als bedoeld in artikel 13 , afhankelijk worden gesteld van het stellen van zekerheid .

In ieder geval moeten de vermeldingen welke nodig zijn voor de identificatie van de goederen waarop de aangifte betrekking heeft , hierin voorkomen .

3 . Een onder de voorwaarden van lid 2 aanvaarde onvolledige aangifte mag door de aangever worden aangevuld , of , met toestemming van de douane , worden vervangen door een andere aangifte die voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 . In het laatstgenoemde geval moet de datum waarop de onvolledige aangifte is aanvaard worden aangehouden als datum voor het bepalen van de invoerrechten en voor de toepassing van de andere bepalingen die gelden voor het in het vrije verkeer brengen van de goederen .

Artikel 7

1 . De aangiften die voldoen aan de voorwaarden van artikel 3 , alsmede die waarvoor de in artikel 6 , tweede alinea , bedoelde faciliteiten gelden , worden onmiddellijk door de douane aanvaard , volgens de in iedere Lid-Staat vastgestelde vorm .

Wanneer echter op grond van artikel 5 , lid 1 , tweede alinea , een aangifte is ingediend voordat de goederen waarop zij betrekking heeft , bij het douanekantoor of op een andere door de douane aangewezen plaats zijn aangekomen , kan deze aangifte pas worden aanvaard nadat de goederen bij de bevoegde autoriteiten zijn aangeboden in de zin van artikel 5 , lid 2 .

2 . De datum van aanvaarding moet op de aangifte worden vermeld en is de in aanmerking te nemen datum voor de toepassing van artikel 11 , lid 1 .

Artikel 8

1 . De aangever kan op zijn verzoek de aangiften die onder de in artikel 7 omschreven voorwaarden door de douane zijn aanvaard , ten aanzien van een of meer van de in artikel 3 , lid 1 , bedoelde vermeldingen wijzigen , onder het volgende voorbehoud :

a ) om de wijziging moet worden verzocht voordat de goederen voor het vrije verkeer zijn vrijgegeven ;

b ) de wijziging kan niet meer worden toegestaan wanneer het verzoek wordt gedaan nadat de douane de aangever in kennis heeft gesteld van haar voornemen de goederen aan een onderzoek te onderwerpen of van de door haar geconstateerde onjuistheid van de betrokken vermeldingen ;

c ) de wijziging mag niet tot gevolg hebben dat de aangifte betrekking heeft op andere goederen dan die waarop zij oorspronkelijk betrekking had .

De douane kan toestaan of eisen dat de in de vorige alinea bedoelde wijzigingen worden aangebracht door indiening van een nieuwe aangifte ter vervanging van de oorspronkelijke . In dat geval moet de datum waarop de oorspronkelijke aangifte is aanvaard worden aangehouden als datum voor het bepalen van de invoerrechten en voor de toepassing van de andere bepalingen die gelden voor het in het vrije verkeer brengen van de goederen .

2 . Indien de aangever ten genoegen van de bevoegde autoriteiten aantoont dat goederen bij vergissing voor het vrije verkeer zijn aangegeven of dat het in het vrije verkeer brengen van goederen ten gevolge van bijzondere omstandigheden niet meer gerechtvaardigd is , staat de douane toe dat de aangifte wordt geannuleerd of inge rokken . Dit kan geschieden zolang de douane de goederen niet heeft vrijgegeven .

Artikel 9

1 . Onverminderd de andere te harer beschikking staande controlemiddelen , kan de douane alle of een deel van de aangegeven goederen aan een onderzoek onderwerpen .

2 . Het onderzoek van de goederen geschiedt op de daartoe aangewezen plaats en gedurende de daartoe vastgestelde uren .

De douane kan echter op verzoek van de aangever toestaan dat de goederen op een andere plaats of gedurende andere uren dan bovenbedoeld worden onderzocht . De eventuele hieraan verbonden kosten komen ten laste van de aangever .

3 . Het vervoer van de goederen naar de plaats waar zij zullen worden onderzocht , het uitpakken , het weder inpakken en alle andere bewerkingen welke nodig zijn voor het onderzoek , worden door de aangever of onder zijn verantwoordelijkheid verricht . In alle gevallen komen de hieraan verbonden kosten ten laste van de aangever .

4 . De aangever heeft het recht bij het onderzoek van de goederen aanwezig te zijn of zich erbij te laten vertegenwoordigen . De douane kan , indien zij dit nuttig acht , van de aangever eisen dat hij bij het onderzoek aanwezig is of zich erbij laat vertegenwoordigen ten einde haar de nodige bijstand ter vergemakkelijking van dit onderzoek te verlenen .

5 . De douane kan bij het onderzoek van de goederen monsters nemen ten behoeve van een analyse of nadere controle . De aan deze analyse of controle verbonden kosten komen ten laste van de betreffende administratieve instantie .

Artikel 10

1 . De resultaten van de verificatie van de aangifte en de daarbij gevoegde documenten , al dan niet gepaard gaande met een onderzoek van de goederen , dienen als grondslag voor de berekening van de invoerrechten en voor de toepassing van de andere bepalingen die gelden voor het in het vrije verkeer brengen van de goederen . Indien er geen verificatie van de aangifte en de daarbij gevoegde documenten , noch een onderzoek van de goederen wordt uitgevoerd , vinden deze berekening en deze toepassing plaats aan de hand van de vermeldingen in de aangifte .

2 . Het bepaalde in lid 1 vormt geen beletsel voor eventuele latere controles door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat waar de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht , noch voor de gevolgen die daaruit krachtens de geldende bepalingen kunnen voortvloeien , met name voor wat betreft een wijziging van het bedrag van de voor de goederen geheven invoerrechten .

Artikel 11

1 . Onverminderd de bijzondere regels die van toepassing zijn in het kader van algemene of specifieke communautaire voorschriften en behoudens het bepaalde in lid 2 , worden de invoerrechten geheven volgens de percentages of bedragen die gelden op de datum van aanvaarding van de aangifte . Onverminderd voornoemde bijzondere regels moet deze zelfde datum ook in aanmerking worden genomen voor het bepalen van de andere heffingsgrondslagen voor de goederen en voor de toepassing van de andere bepalingen die gelden voor het in het vrije verkeer brengen van de goederen .

2 . Indien de invoerrechten waaraan de goederen zijn onderworpen , bestaan in een douanerecht , kan de aangever , wanneer een verlaging van dat douanerecht plaatsvindt na de datum van aanvaarding van de aangifte , maar voordat de goederen door de douane zijn vrijgegeven voor het vrije verkeer , om toepassing van het gunstigste recht verzoeken .

Het bepaalde in de vorige alinea is niet van toepassing op goederen die de douane niet heeft kunnen vrijgeven om redenen die uitsluitend aan de aangever te wijten zijn .

Artikel 12

Onverminderd een eventuele wijziging krachtens artikel 10 , lid 2 , wordt het door de bevoegde autoriteiten vastgestelde bedrag van de invoerrechten door hen in de daartoe voorgeschreven administratieve vorm geboekt en aan de aangever medegedeeld .

Artikel 13

1 . Onverminderd de voor de goederen eventueel geldende verbods - of beperkende maatregelen , kan de douane de goederen slechts vrijgeven voor het vrije verkeer indien de invoerrechten zijn betaald , of indien hiervoor zekerheid is gesteld of uitstel van betaling is toegestaan onder de voorwaarden , bepaald bij Richtlijn 78/453/EEG .

2 . De vorm waarin de douane de goederen vrijgeeft wordt door haar vastgesteld , rekening houdende met de plaats waar de goederen zich bevinden en met de bijzondere regeling volgens welke zij toezicht op de goederen uitoefent .

3 . Zolang de goederen niet zijn vrijgegeven , mogen zij zonder toestemming van de douane niet worden verplaatst noch enigerlei behandeling ondergaan .

Artikel 14

1 . De aangever kan , voordat de goederen zijn vrijgegeven , van de douane toestemming krijgen om

- de goederen vrij van kosten aan de schatkist af te staan , indien de nationale voorschriften in deze mogelijkheid voorzien ;

- de goederen onder toezicht van de douane te doen vernietigen ; de eventuele hieraan verbonden kosten komen ten laste van de aangever .

2 . Het afstaan van de goederen aan de schatkist of hun vernietiging onder toezicht van de douane ontslaat de aangever van de betaling van de invoerrechten .

3 . Het in het vrije verkeer brengen van resten en afvallen die eventueel voortkomen uit het vernietigen van de goederen geschiedt op basis van de daarvoor geldende heffingsgrondslagen , zoals zij door de douane op de datum van de vernietiging worden erkend of aanvaard .

Artikel 15

1 . De douane neemt de nodige maatregelen , met inbegrip van de verkoop van de goederen , om de situatie te regelen van de goederen die niet konden worden vrijgegeven :

a ) omdat het onderzoek ervan niet binnen de gestelde termijnen kon worden aangevangen of voortgezet om redenen die aan de aangever te wijten zijn , of

b ) omdat de documenten van de overlegging waarvan het in het vrije verkeer brengen van de goederen afhankelijk is , niet werden overgelegd , of

c ) omdat er binnen de gestelde termijnen geen betaling van de invoerrechten heeft plaatsgevonden , noch zekerheid daarvoor is gesteld .

2 . Zo nodig kan de douane de goederen die zich in een toestand als bedoeld in lid 1 bevinden , laten vernietigen .

Het in het vrije verkeer brengen van resten en afvallen die eventueel voortkomen uit het vernietigen van de goederen geschiedt op basis van de daarvoor geldende heffingsgrondslagen , zoals zij door de douane op de datum van de vernietiging worden erkend of aanvaard .

3 . Wanneer de douane de goederen verkoopt , geschiedt de verkoop volgens de in de Lid-Staten ter zake geldende procedures . De voorwaarden voor het in het vrije verkeer brengen van de verkochte goederen worden bepaald volgens de in artikel 26 , leden 2 en 3 , omschreven procedure .

TITEL II

BIJZONDERE REGELINGEN

Artikel 16

1 . Uiterlijk vanaf 1 januari 1984 passen de Lid-Staten geen andere bijzondere procedures meer toe dan die van de artikelen 17 tot en met 22 .

Uiterlijk met ingang van voornoemde datum leggen zij al deze bijzondere procedures ten uitvoer voor zover zulks in het kader van hun administratieve organisatie mogelijk is .

2 . De door de belanghebbende te vervullen voorwaarden om vergunning te krijgen om van een van de in de artikelen 17 tot en met 22 omschreven bijzondere procedures gebruik te mogen maken , alsmede de praktische regeling van deze procedures , worden vastgesteld door de bevoegde autoriteiten .

De bovenbedoelde vergunning kan tot bepaalde goederen worden beperkt . Zij kan incidenteel of doorlopend worden verleend . Zij kan worden ingetrokken .

3 . Tenzij in de artikelen 17 tot en met 22 anders is bepaald , is titel I van toepassing op de bijzondere procedures van deze artikelen .

A . Vrijstelling van schriftelijke aangifte

Artikel 17

Onverminderd de bijzondere bepalingen betreffende briefpostzendingen en pakketpostzendingen , kunnen de bevoegde autoriteiten voorschrijven

a ) dat indiening van de in artikel 2 bedoelde aangifte niet vereist is voor het in het vrije verkeer brengen van goederen die tevoren onder de regeling " actieve veredeling " zijn gebracht ;

b ) dat voor goederen die worden ingevoerd zonder handelsoogmerk , alsmede voor goederen van geringe waarde , met name die welke deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers , geen schriftelijke aangifte behoeft te worden gedaan .

B . Algemene , periodieke of samenvattende aangiften

Artikel 18

1 . Onverminderd het bepaalde in artikel 21 kunnen de bevoegde autoriteiten de aangever toestaan bepaalde gegevens van de aangifte achteraf te verschaffen of over te nemen in aanvullende aangiften , die een algemeen , periodiek of samenvattend karakter hebben .

2 . De gegevens van de aanvullende aangiften worden geacht , samen met de gegevens van de aangiften waarop zij betrekking hebben , één enkele en ondeelbare akte te vormen , die geldig is vanaf de datum van aanvaarding van de oorspronkelijke aangifte .

3 . De bevoegde autoriteiten kunnen voor het verlenen van de in dit artikel bedoelde faciliteiten eisen dat er zekerheid wordt gesteld , waarvan zij de vorm en het bedrag bepalen .

4 . De oorsprongkelijke aangiften betreffende elke partij goederen moeten in alle gevallen de vermeldingen bevatten die nodig zijn voor de identificatie van de goederen .

C . Vrijgeven van goederen voor de indiening van de aangifte

Artikel 19

1 . Indien de omstandigheden het rechtvaardigen , kunnen de bevoegde autoriteiten de goederen vrijgeven zodra zij in de zin van artikel 5 , lid 2 , bij het daartoe aangewezen douanekantoor zijn aangeboden , zonder dat de in artikel 3 bedoelde aangifte is ingediend .

2 . Het vrijgeven van de goederen is afhankelijk van het indienen bij het bevoegde douanekantoor van een handels - of administratief document , naar keuze van genoemd kantoor , dat de voor de identificatie van de goederen noodzakelijke vermeldingen bevat , alsmede een door de belanghebbende ondertekend verzoek om de goederen in het vrije verkeer te mogen brengen .

Bij voornoemd handels - of administratief document moet elk ander document worden gevoegd van de overlegging waarvan in voorkomend geval het in het vrije verkeer brengen van een bepaald goed afhankelijk is .

De aanvaarding van dit handels - of administratief document door het douanekantoor heeft dezelfde juridische waarde als de aanvaarding van de in artikel 3 bedoelde aangifte .

3 . De douane kan , indien zij het dienstig acht , het vrijgeven van de goederen afhankelijk stellen van een onderzoek daarvan , dat wordt verricht op basis van de gegevens die zijn vermeld in het in lid 2 bedoelde handels - of administratief document .

4 . De aangifte van de goederen , waarvoor de in lid 1 bedoelde toestemming is verleend , moet binnen de door de bevoegde autoriteiten gestelde termijn bij het bevoegde douanekantoor worden ingediend .

Voor de toepassing van artikel 11 , lid 1 , wordt deze aangifte geldig op de datum van aanvaarding van het in het lid 2 bedoelde handels - of administratief document door de douane .

5 . Onverminderd het bepaalde in artikel 21 , kan de douane toestaan dat voor de goederen algemene , periodieke of samenvattende aangiften worden ingediend . Deze aangiften worden geldig op de datum van aanvaarding van het in lid 2 bedoelde handels - of administratief document door de douane .

6 . Dit artikel vormt geen beletsel voor de douane om alle controles te verrichten welke zij nodig acht om de regelmatigheid van de handelingen te verzekeren .

7 . De bevoegde autoriteiten kunnen voor het verlenen van de in dit artikel bedoelde faciliteiten eisen dat er zekerheid wordt gesteld , waarvan zij de vorm en het bedrag bepalen .

Artikel 20

1 . De bevoegde autoriteiten kunnen natuurlijke of rechtspersonen die dikwijls goederen in het vrije verkeer brengen , vergunning verlenen de goederen , nadat deze bij de douane zijn aangebracht in de zin van artikel 2 van Richtlijn 68/312/EEG , rechtstreeks op de daartoe aangewezen plaats in ontvangst te nemen ten einde het vrijgeven ervan te verkrijgen , zonder dat de in artikel 3 bedoelde aangifte vooraf bij het bevoegde douanekantoor is ingediend .

2 . Zodra de goederen op de daartoe aangewezen plaats zijn aangekomen , is de houder van de in lid 1 bedoelde vergunning gehouden :

a ) de bevoegde autoriteiten in de vorm en op de wijze die door hen zijn vastgesteld van deze aankomst op de hoogte te brengen ten einde het vrijgeven van de goederen te verkrijgen ;

b ) de goederen in zijn administratie in te schrijven . Deze inschrijving geschiedt in de vorm en op de wijze die door de bevoegde autoriteiten zijn vastgesteld . De inschrijving moet de datum waarop zij plaatsvindt alsmede de voor de identificatie van de goederen noodzakelijke vermeldingen bevatten ;

c ) alle documenten ter beschikking van de bevoegde autoriteiten te houden van de overlegging waarvan in voorkomend geval de toepassing van de communautaire bepalingen die gelden voor het in het vrije verkeer brengen van de goederen afhankelijk is .

Het vervullen van de sub a ) en b ) bedoelde formaliteiten heeft dezelfde juridische waarde als de aanvaarding van de in artikel 3 bedoelde aangifte .

3 . Voor zover zulks geen gevolgen heeft voor de controle van de regelmatigheid van de handelingen , kunnen de bevoegde autoriteiten :

a ) toestaan dat de vergunninghouder het bevoegde douanekantoor van de aankomst van de goederen in kennis stelt zodra deze verwacht wordt , in plaats van te eisen dat hij wacht totdat de goederen werkelijk zijn aangekomen ;

b ) in bepaalde , door de aard van de betrokken goederen en het snelle tempo van de invoerhandelingen gerechtvaardigde bijzondere omstandigheden , de vergunninghouder ontslaan van de verplichting iedere aankomst van goederen aan het bevoegde douanekantoor mede te delen , mits hij aan dit kantoor alle inlichtingen verstrekt die het noodzakelijk acht om in voorkomend geval zijn recht om de goederen aan een onderzoek te onderwerpen te kunnen uitoefenen . In dat geval worden de goederen geacht te zijn vrijgegeven zodra zij in de administratie van de belanghebbende zijn ingeschreven .

4 . Indien het bevoegde douanekantoor besluit de goederen aan een onderzoek te onderwerpen , vindt dit plaats op basis van de in de administratie van de belanghebbende vermelde gegevens .

5 . De aangifte van de goederen waarvoor de in lid 1 bedoelde vergunning is verleend , moet binnen de door de bevoegde autoriteiten gestelde termijn , bij het bevoegde douanekantoor worden ingediend .

Voor de toepassing van artikel 11 , lid 1 , wordt deze aangifte geldig op de datum waarop de goederen in de administratie van de belanghebbende zijn ingeschreven .

6 . Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bepalingen van dit artikel , is artikel 19 , leden 5 , 6 en 7 , eveneens van toepassing .

7 . De inschrijving van de goederen in de administratie van de belanghebbende als bedoeld in lid 2 , sub b ) , kan worden vervangen door iedere andere door de bevoegde autoriteiten vastgestelde formaliteit die soortgelijke garanties biedt .

D . Gehele of gedeeltelijke vervanging van de vermeldingen van de aangifte door gegevens in code

Artikel 21

1 . De bevoegde autoriteiten kunnen de aangever toestemming geven om de vermeldingen van de in artikel 3 bedoelde schriftelijke aangifte geheel of gedeeltelijk te vervangen door de toezending , aan het hiertoe aangewezen douanekantoor , met het oog op computerverwerking , van gegevens in code of in enige andere door de bevoegde autoriteiten vastgestelde vorm , welke overeenstemmen met de voor de schriftelijke aangiften vereiste vermeldingen .

2 . De voorwaarden voor de toezending van de in lid 1 bedoelde gegevens worden vastgesteld door de bevoegde autoriteiten .

3 . Dit artikel vormt geen beletsel voor de douane om alle controles te verrichten welke zij nodig acht om de regelmatigheid van de handelingen te verzekeren .

E . Belasting van samengestelde zendingen

Artikel 22

1 . Wanneer een zending bestaat uit goederen die onder verscheidene tariefposten vallen en de behandeling van elk dezer goederen naar gelang van de soort , werk en kosten zou meebrengen die in geen verhouding staan tot het bedrag van de invoerrechten , kunnen de bevoegde autoriteiten , op verzoek van de aangever , ermee instemmen dat voor de gehele zending de heffing wordt toegepast die geldt voor die soort van de daarvan deel uitmakende goederen , die aan het hoogste invoerrecht onderworpen is .

2 . De verlening van de in lid 1 bedoelde faciliteit heeft generlei invloed op de verplichtingen van de aangever voor wat betreft het opmaken van statistieken onder de voorwaarden , bedoeld in Verordening ( EEG ) nr . 1736/75 van de Raad van 24 juni 1975 betreffende de statistieken van de buitenlandse handel van de Gemeenschap en van de handel tussen de Lid-Staten ( 6 ) , alsmede de toepassing van de andere bepalingen die gelden voor het in het vrije verkeer brengen van de goederen .

3 . De in lid 1 bedoelde faciliteit kan algemeen aan een aangever worden verleend voor samengestelde zendingen van dezelfde soorten goederen die hij geregeld voor het vrije verkeer aangeeft .

4 . De vermeldingen die vervat moeten zijn in de aangifte met betrekking tot de goederen waarvoor gebruik is gemaakt van dit artikel , worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 26 , leden 2 en 3 .

TITEL III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 23

Wanneer in een Lid-Staat de voor het vrije verkeer aangegeven goederen niet tegelijkertijd worden aangegeven voor de invoer tot verbruik , treffen de bevoegde autoriteiten van die Lid-Staat alle nodige maatregelen om het vrije verkeer van de goederen binnen de Gemeenschap te waarborgen .

Daartoe kunnen de in het vrije verkeer gebrachte goederen onder een douaneregeling worden gebracht die de naleving waarborgt van de nationale bepalingen die gelden voor de invoer tot verbruik van de goederen . Wanneer zij bestemd zijn om onmiddellijk naar een andere Lid-Staat te worden vervoerd , worden zij onder een douaneregeling gebracht die het vrije verkeer binnen de Gemeenschap waarborgt .

Artikel 24

1 . Er wordt een Comité algemene douanevoorschriften ingesteld hierna te noemen het " Comité " , dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en onder voorzitterschap staat van een vertegenwoordiger van de Commissie .

2 . Het Comité stelt zijn reglement van orde vast .

Artikel 25

Het Comité kan elk vraagstuk betreffende de toepassing van deze richtlijn onderzoeken , dat door zijn voorzitter hetzij op diens initiatief , hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat aan de orde wordt wordt gesteld .

Artikel 26

1 . De bepalingen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de artikelen 3 , 4 , 6 en 8 , artikel 9 , leden 1 , 4 en 5 , artikel 10 , lid 1 , artikel 11 , lid 2 , de artikelen 13 en 14 , artikel 15 , lid 1 , en de artikelen 18 tot en met 22 worden vastgesteld volgens de in de leden 2 en 3 omschreven procedure .

2 . De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het Comité een ontwerp voor van de vast te stellen bepalingen . Het Comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan bepalen naar gelang van de urgentie van het betrokken vraagstuk . Het spreekt zich uit met een meerderheid van eenenveertig stemmen , waarbij de stemmen van de Lid-Staten worden gewogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag . De voorzitter neemt geen deel aan de stemming .

3 . De Commissie stelt de beoogde bepalingen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité .

Wanneer de beoogde bepalingen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of bij gebreke van een advies , doet de Commissie onverwijld een voorstel aan de Raad betreffende de vast te stellen bepalingen . De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen .

Indien na verloop van een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de indiening van het voorstel bij de Raad deze geen besluit heeft genomen , worden de voorgestelde bepalingen door de Commissie vastgesteld .

Artikel 27

1 . De Lid-Staten treffen de maatregelen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen uiterlijk zes maanden na de datum van bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen van de verordening tot vaststelling van de voorwaarden waaronder een persoon bevoegd is een douaneaangifte te doen .

Indien de bovenbedoelde verordening evenwel voor 1 januari 1981 wordt bekendgemaakt , dan kunnen de Lid-Staten de invoering van voornoemde maatregelen uitstellen tot 1 juli 1981 .

Voor wat betreft het bepaalde in de artikelen 17 tot en met 22 , kunnen de Lid-Staten de daadwerkelijke toepassing uitstellen tot 1 januari 1984 .

2 . Elke Lid-Staat stelt de Commissie in kennis van de maatregelen die hij treft voor de toepassing van deze richtlijn . De Commissie geeft deze inlichtingen door aan de overige Lid-Staten .

Artikel 28

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 24 juli 1979 .

Voor de Raad

De Voorzitter

M . O'KENNEDY

( 1 ) PB nr . C 14 van 15 . 2 . 1974 , blz . 45 .

( 2 ) PB nr . C 85 van 18 . 7 . 1974 , blz . 24 .

( 3 ) PB nr . C 125 van 16 . 10 . 1974 , blz . 10 .

( 4 ) PB nr . L 194 van 6 . 8 . 1968 , blz . 13 .

( 5 ) PB nr . L 146 van 2 . 6 . 1978 , blz . 19 .

( 6 ) PB nr . L 183 van 14 . 7 . 1975 , blz . 3 .

Top