Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31975L0445

Tweede Richtlijn 75/445/EEG van de Raad van 26 juni 1975 tot wijziging van Richtlijn nr. 66/404/EEG betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal

PB L 196 van 26.7.1975, p. 14–23 (DA, DE, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (EL, ES, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2002

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1975/445/oj

31975L0445

Tweede Richtlijn 75/445/EEG van de Raad van 26 juni 1975 tot wijziging van Richtlijn nr. 66/404/EEG betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal

Publicatieblad Nr. L 196 van 26/07/1975 blz. 0014 - 0023
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 6 blz. 0123
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 13 blz. 0065
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 6 blz. 0123
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 8 blz. 0206
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 8 blz. 0206


++++

TWEEDE RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 26 juni 1975

tot wijziging van Richtlijn nr . 66/404/EEG betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal

( 75/445/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 43 en 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,

Overwegende dat het op de onderstaande gronden dienstig is enkele bepalingen van Richtlijn nr . 66/404/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal ( 3 ) , gewijzigd bij Richtlijn nr . 69/64/EEG ( 4 ) , te wijzigen ;

Overwegende dat het bosbouwkundige teeltmateriaal dat in de Gemeenschap in de handel kan worden gebracht in twee categorieën moet worden ingedeeld , namelijk in de categorieën " geselecteerd teeltmateriaal " en " getoetst teeltmateriaal " ; dat teeltmateriaal , dat aan de eisen van Richtlijn nr . 66/404/EEG voldoet , de eerstgenoemde categorie moet vormen en de laatstgenoemde categorie slechts teeltmateriaal mag omvatten , waarvan bij vergelijkende proeven is aangetoond dat het hogere genetische eigenschappen bezit ;

Overwegende dat de teelt van populieren zich zodanig heeft ontwikkeld , dat het dienstig is de handel in teeltmateriaal van populieren te beperken tot de categorie getoetst teeltmateriaal ;

Overwegende dat de toelating van uitgangsmateriaal , dat bestemd is voor de voortbrenging van getoetst teeltmateriaal , in de Lid-Staten op grond van gelijke en zo * ereng mogelijke voorschriften moet geschieden ; dat de opzet en uitvoering van vergelijkende proeven , alsmede de beoordeling der resultaten hiervan , een wezenlijk bestanddeel van deze gemeenschappelijke voorschriften vormen ;

Overwegende dat de vergelijkende proeven eerst na vrij lange tijd definitieve resultaten kunnen opleveren ; dat de Lid-Staten onder bepaalde voorwaarden uitgangsmateriaal voor de voortbrenging van getoetst teeltmateriaal moeten kunnen toelaten , wanneer de voorlopige resultaten van de in uitvoering zijnde proeven dit rechtvaardigen ;

Overwegende dat thans in verschillende Lid-Staten vergelijkende proeven worden uitgevoerd volgens voorschriften die afwijken van de voorschriften van deze richtlijn ; dat het dienstig is deze Lid-Staten te machtigen tijdelijk en onder bepaalde voorwaarden de uitslagen van die proeven te gebruiken ;

Overwegende dat het om het intracommunautaire verkeer te vergemakkelijken , dienstig is een gemeenschappelijke lijst van uitgangsmateriaal , dat voor de voortbrenging van bosbouwkundig teeltmateriaal toegelaten is , in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen te doen verschijnen ;

Overwegende dat elke Lid-Staat nauwkeurige gegevens betreffende het uit andere Lid-Staten of uit derde landen ingevoerde bosbouwkundig teeltmateriaal moet kunnen verkrijgen ;

Overwegende dat in de verschillende Lid-Staten bij de invoer van teeltmateriaal moeilijkheden zijn ontstaan door de uiteenlopende gegevens die zij van de importeurs hebben verlangd ; dat het bijgevolg dienstig is ook deze gegevens te harmoniseren ;

Overwegende dat de eventueel door Lid-Staten opgelegde beperkingen inzake de handel in bosbouwkundig teeltmateriaal aan een communautaire procedure moeten worden onderworpen , die een enge samenwerking tussen de Commissie en de Lid-Staten tot stand brengt ;

Overwegende dat de , hoofdzakelijk technische , aanpassingen van de bijlagen door een snelle procedure moeten worden vergemakkelijkt ;

Overwegende ten slotte dat in Richtlijn nr . 66/404/EEG enige verbeteringen en verduidelijkingen moeten worden aangebracht ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

Richtlijn nr . 66/404/EEG wordt overeenkomstig de volgende artikelen gewijzigd .

Artikel 2

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd :

1 . Het opschrift van lid 1 , sub a ) , wordt als volgt gelezen :

" a ) generatief teeltmateriaal van : "

2 . Lid 1 , sub b ) , wordt als volgt gelezen :

" b ) vegetatief teeltmateriaal van Populus sp . "

3 . Lid 2 wordt als volgt gelezen :

" 2 . Vegetatief teeltmateriaal van de in lid 1 , sub a ) , genoemde soorten , generatief teeltmateriaal van Populus sp . alsmede teeltmateriaal van andere dan de in lid 1 vermelde soorten kan overeenkomstig de procedure van artikel 17 geheel of gedeeltelijk onder deze richtlijn worden gebracht . "

4 . Na lid 2 wordt het volgende lid toegevoegd :

" 3 . Voor zover geen maatregelen overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid voor de Gemeenschap zijn genomen , kunnen de Lid-Staten genoemde maatregelen voor hun eigen grondgebied nemen . Voor de desbetreffende soorten kunnen de Lid-Staten minder strenge eisen voorschrijven . "

Artikel 3

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd :

1 . A , sub b ) , wordt als volgt gelezen :

" b ) plantedelen : stekken , afleggers , wortels , enten en oculaties bestemd voor de teelt van planten , met uitzondering van poten : "

2 . A , sub c ) , wordt als volgt gelezen :

" c ) plantmateriaal : uit zaad of plantedelen geteelde planten , poten en natuurlijke zaailinggen . "

3 . B wordt als volgt gelezen :

" B . Uitgangsmateriaal :

a ) opstanden en zaadtuinen , voor generatief teeltmateriaal ;

b ) klonen en mengsels van klonen , waarvan de samenstellende bestanddelen zijn aangegeven , voor vegetatief teeltmateriaal . "

4 . Na B worden de volgende onderverdelingen ingevoegd :

" B bis . Geselecteerd teeltmateriaal :

teeltmateriaal dat is verkregen uit overeenkomstig artikel 5 officieel toegelaten uitgangsmateriaal . "

B ter . Getoetst teeltmateriaal :

teeltmateriaal dat is verkregen uit overeenkomstig de artikelen 5 ter , 5 quinquies of 5 sexies officieel toegelaten uitgangsmateriaal . "

5 . C wordt als volgt gelezen :

" C . Zaadtuin :

aanplanting van uitgezochte klonen of nakomelingen , die bescherming biedt tegen bestuiving van buiten , dan wel is aangelegd om een dergelijke bestuiving te voorkomen of te beperken en die wordt geëxploiteerd ter verkrijging van veelvuldige , overvloedige en gemakkelijke oogsten "

6 . Na C wordt de volgende onderverdeling ingevoegd :

" C bis . Verbeterde teeltwaarde :

de genetische eigenschappen die , als een geheel genomen , ten opzichte van de overeenkomstig bijlage II gekozen standaarden , in het algemeen of ten minste voor de teelt in het gebied , waar deze standaarden gewoonlijk worden gebruikt , een duidelijke verbetering voor de bosbouw betekenen . "

7 . F wordt als volgt gelezen :

" F . Herkomstgebied :

voor een bepaalde soort , ondersoort of ras , het gebied of het geheel van gebieden waarin de ecologische omstandigheden praktisch gelijk zijn en waarin zich opstanden bevinden met gelijksoortige fenotypische of genetische eigenschappen .

Het herkomstgebied van teeltmateriaal afkomstig uit een zaadtuin is dat van het uitgangsmateriaal , dat voor de aanleg van de zaadtuin is gebruikt . "

8 . Na F wordt de volgende onderverdeling ingevoegd :

" F bis . In de handel brengen :

uitstallen met het oog op de verkoop , te koop aanbieden , verkopen of afleveren . "

Artikel 4

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd :

1 . Lid 1 wordt als volgt gelezen :

" 1 . De Lid-Staten schrijven voor dat teeltmateriaal

- van de in artikel 2 , lid 1 , sub a ) , genoemde soorten slechts in de handel mag worden gebracht , wanneer het teeltmateriaal van de categorieën geselecteerd teeltmateriaal of getoetst teeltmateriaal betreft ;

- van de in artikel 2 , lid 1 , sub b ) , genoemde soorten slechts in de handel mag worden gebracht , wanneer het teeltmateriaal van de categorie getoetst teeltmateriaal betreft . "

2 . Lid 2 wordt aangevuld met de volgende onderverdeling :

" c ) kleine hoeveelheden zaad waarvan is aangetoond dat zij niet voor bosbouwdoeleinden zijn bestemd . "

3 . Lid 3 vervalt .

Artikel 5

Artikel 5 wordt als volgt gelezen :

" Artikel 5

De Lid-Staten schrijven voor dat slechts dat uitgangsmateriaal voor de produktie van geselecteerd teeltmateriaal mag worden toegelaten , dat wegens zijn kwaliteit geschikt lijkt voor vermeerdering en ten aanzien waarvan er geen vermoeden bestaat dat het ongunstige eigenschappen met het oog op de bosbouw heeft . De toelating geschiedt volgens de in bijlage I vervatte eisen . "

Artikel 6

Na artikel 5 worden de volgende artikelen ingevoegd :

" Artikel 5 bis

De Lid-Staten stellen voor uitgangsmateriaal dat voor de produktie van geselecteerd teeltmateriaal bestemd is , herkomstgebieden vast , die worden bepaald door bestuurlijke of geografische grenzen en , in voorkomend geval , door de hoogte .

Artikel 5 ter

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat slechts uitgangsmateriaal waaruit teeltmateriaal is verkregen met een verbeterde teeltwaarde voor de produktie van getoetst teeltmateriaal mag worden toegelaten . De verbeterde teeltwaarde wordt door vergelijkende proeven vastgesteld . De vergelijkende proeven worden overeenkomstig de in bijlage II vermelde eisen uitgevoerd .

2 . Volgens de procedure van artikel 17 worden de eigenschappen bepaald waarop het onderzoek bij de afzonderlijke soorten ten minste betrekking moet hebben .

Artikel 5 quater

1 . De Lid-Staten stellen beschrijvingen van de groeiplaatsen op , waarin de vergelijkende proeven hebben plaatsgevonden , voor zover deze tot de toelating van het uitgangsmateriaal hebben geleid . Deze beschrijvingen bevatten voor elke groeiplaats alle belangrijke gegevens , met name alle gegevens over de ecologische gesteldheid van het gebied , waarin deze zich bevindt .

2 . De wijze waarop deze beschrijvingen moeten worden opgestelt , alsmede de in lid 1 bedoelde belangrijke gegevens kunnen volgens de procedure van artikel 17 worden vastgesteld .

3 . De beschrijvingen en de eventuele wijzigingen ervan worden onverwijld ter kennis gebracht van de Commissie , die de andere Lid-Staten daarvan in kennis stelt .

Artikel 5 quinquies

De Lid-Staten kunnen ten hoogste tien jaar uitgangsmateriaal voor de produktie van getoetst teeltmateriaal op hun gehele grondgebied of op delen daarvan toelaten , indien de voorlopige resultaten van de vergelijkende proeven doen vermoeden dat dit uitgangsmateriaal na afloop der proeven voldoet aan de voorwaarden voor de in artikel 5 ter bedoelde toelating .

Artikel 5 sexies

De Lid-Staten kunnen voor een overgangsperiode van ten hoogste 10 jaar , te rekenen vanaf 1 juli 1977 , voor de toelating van uitgangsmateriaal dat voor de produktie van getoetst teeltmateriaal is bestemd , gebruik maken van de resultaten van vergelijkende proeven die niet aan de eisen van bijlage II beantwoorden , voor zover deze proeven voor 1 juli 1977 zijn aangevangen en het bewijs leveren dat het teeltmateriaal dat uit het uitgangsmateriaal is verkregen een verbeterde teeltwaarde heeft . Zij kunnen volgens de procedure van artikel 17 worden gemachtigd de resultaten van deze vergelijkende proeven na het verstrijken van de bovenbedoelde overgangsperiode te gebruiken . "

Artikel 7

Artikel 6 wordt als volgt gelezen :

" Artikel 6

1 . Elke Lid-Staat stelt voor de verschillende soorten lijsten op van het uitgangsmateriaal dat op zijn grondgebied is toegelaten en wel afzonderlijk voor uitgangsmateriaal voor de produktie van geselecteerd teeltmateriaal en uitgangsmateriaal voor de produktie van getoetst teeltmateriaal .

2 . De wijze waarop deze lijsten moeten worden opgesteld kan worden bepaald volgens de procedure van artikel 17 .

3 . De lijsten en de verschillende wijzigingen ervan worden onverwijld ter kennis gebracht van de Commissie , die de andere Lid-Staten daarvan in kennis stelt . "

Artikel 8

Artikel 7 vervalt .

Artikel 9

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd :

1 . Lid 1 , sub a ) , b ) , c ) , d ) en e ) , wordt als volgt gelezen :

" a ) soort , alsmede , in voorkomend geval , ondersoort , ras , kloon ;

b ) categorie ;

c ) herkomstgebied , voor geselecteerd teeltmateriaal ;

d ) uitgangsmateriaal , voor getoetst teeltmateriaal ;

e ) autochtoon of niet autochtoon teeltmateriaal ; "

2 . Lid 2 vervalt .

Artikel 10

Artikel 9 wordt als volgt gelezen :

" Artikel 9

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat teeltmateriaal slechts in de handel mag worden gebracht in leveranties die voldoen aan artikel 8 en die vergezeld gaan van een etiket of een ander document van de leverancier , waarop de maatstaven van genoemd artikel , alsmede de onderstaande gegevens zijn vermeld :

a ) de botanische naam van het teeltmateriaal ;

b ) de aanduiding van de leverancier die oor de partij verantwoordelijk is ;

c ) de hoeveelheid ;

d ) de vermelding " teeltmateriaal afkomstig van zaadtuinen " , voor zaden afkomstig van zaadtuinen en het plantmateriaal uit deze zaden verkregen ;

e ) de vermelding " voorlopige toelating " , voor getoetst teeltmateriaal , waarvan het uitgangsmateriaal op grond van artikel 5 quinquies is toegelaten .

De kleur van het etiket of het document is groen voor geselecteerd teeltmateriaal en blauw voor getoetst teeltmateriaal .

2 . Volgens de procedure van artikel 17 kunnen de Lid-Staten worden gemachtigd voor te schrijven dat op het voornoemde document of etiket voor getoetst teeltmateriaal nadere gegevens over het uitgangsmateriaal moeten worden vermeld . "

Artikel 11

Artikel 11 , lid 2 , vervalt .

Artikel 12

Artikel 12 wordt als volgt gelezen :

" Artikel 12

De Lid-Staten mogen voorschrijven dat teeltmateriaal slechts op hun grondgebied mag worden ingevoerd , indien het vergezeld gaat van een officieel certificaat van een andere Lid-Staat dat overeenstemt met het model van bijlage III , of van een gelijkwaardig certificaat van een derde land . "

Artikel 13

Artikel 13 wordt als volgt gelezen :

" Artikel 13

1 . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat teeltmateriaal dat verkregen is uit uitgangsmateriaal dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 , 5 ter of 5 sexies , is toegelaten , na 31 december van het tweede jaar na het jaar van de toelating niet ten aanzien van zijn genetische eigenschappen aan beperkingen voor het in de handel brengen wordt onderworpen .

Deze termijn geldt niet voor teeltmateriaal dat verkregen is uit uitgangsmateriaal dat voor 1 juli 1975 is toegelaten .

2 . Op verzoek van een Lid-Staat kan deze overeenkomstig de procedure van artikel 17 worden gemachtigd na het in lid 1 , eerste alinea , genoemde tijdstip het in de handel brengen van uit bepaald uitgangsmateriaal of , indien het om geselecteerd teeltmateriaal gaat , uit een bepaald herkomstgebied verkregen teeltmateriaal op zijn gehele grondgebied of op een deel daarvan te verbieden .

Deze machtiging kan slechts worden verleend , wanneer moet worden gevreesd dat het gebruik van dit teeltmateriaal in verband met de genetische eigenschappen ervan de bosbouw van de aanvragende Lid-Staat ongunstig zal beïnvloeden .

3 . Indien een Lid-Staat voor een bepaald uitgangsmateriaal of een herkomstgebied niet het voornemen heeft , een verzoek in te dienen overeenkomstig de procedure van lid 2 , deelt hij zulks aan de Commissie mede of legt hij een verklaring in die zin af in het in artikel 17 bedoelde Comité .

4 . Indien alle Lid-Staten de in lid 3 bedoelde mededeling of verklaring hebben gedaan , respectievelijk afgelegd , is de termijn van lid 1 , eerste alinea , niet langer van toepassing en vindt artikel 13 bis toepassing . "

Artikel 14

Na artikel 13 worden de volgende artikelen ingevoegd :

" Artikel 13 bis

De Commissie publiceert overeenkomstig de door de Lid-Staten verstrekte gegevens , telkens wanneer deze bij haar binnenkomen , in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen onder de aanduiding " Gemeenschappelijke lijst van uitgangsmateriaal voor bosbouwkundig teeltmateriaal " het uitgangsmateriaal waarvan teeltmateriaal dat daaruit is verkregen , overeenkomstig artikel 13 niet aan beperkingen voor het in de handel brengen is onderworpen . Bij de publikatie worden de Lid-Staten vermeld waaraan een machtiging als bedoeld in artikel 13 , lid 2 , is verleend .

Artikel 13 ter

1 . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat teeltmateriaal met betrekking tot de ter verzekering van de echtheid genomen maatregelen slechts wordt onderworpen aan de bij deze richtlijn voorziene beperkingen voor het in de handel brengen ervan .

2 . De Lid-Staten kunnen alle nodige maatregelen treffen om te verzekeren dat bij het in de handel brengen van teeltmateriaal uit een andere Lid-Staat of uit een derde land de volgende gegevens aan hun bevoegde instanties worden verstrekt :

a ) aard van het produkt ;

b ) soort , alsmede , in voorkomend geval , ondersoort , ras , kloon ;

c ) categorie ;

d ) producerend land en officiële controleinstantie ;

e ) - herkomstgebied , voor geselecteerd teeltmateriaal ,

- uitgangsmateriaal , voor getoetst teeltmateriaal ;

f ) land van verzending ;

g ) importeur ;

h ) hoeveelheid teeltmateriaal ;

i ) rijpheidsjaar , voor zaden ;

j ) autochtoon of niet autochtoon teeltmateriaal .

Volgens de procedure van artikel 17 kan de lijst van deze gegevens worden gewijzigd en kan de wijze worden vastgesteld , waarop deze moeten worden verstrekt . "

Artikel 15

Na artikel 16 worden de volgende artikelen ingevoegd :

" Artikel 16 bis

De in verband met de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis in de bijlagen aan te brengen aanpassingen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 17 .

Artikel 16 ter

Deze richtlijn geldt niet voor plantmateriaal en plantedelen waarvan is aangetoond dat het niet in hoofdzaak voor bosbouwdoeleinden bestemd is . "

Artikel 16

Na artikel 17 wordt het volgende artikel ingevoegd :

" Artikel 17 bis

Onverminderd het bepaalde in artikel 13 doet deze richtlijn geen afbreuk aan de bepalingen van de nationale wetgevingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van het leven en de gezondheid van personen , dieren of planten , of van de bescherming van de industriële of commerciële eigendom . "

Artikel 17

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd :

1 . De titel wordt als volgt gelezen :

" Eisen voor de toelating van uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de produktie van geselecteerd teeltmateriaal " .

2 . In deel B wordt " vermeerderingszaadtuin " steeds vervangen door " zaadtuin " .

3 . Deel C wordt als volgt gelezen :

" C . KLONEN

De punten 4 , 5 , 6 , 7 en 9 van deel A zijn van toepassing . "

Artikel 18

Na bijlage I wordt bijlage 1 van deze richtlijn ingevoegd .

Artikel 19

Bijlage II wordt vervangen door bijlage 2 van deze richtlijn .

Artikel 20

De Lid-Staten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking om uiterlijk op 1 juli 1977 aan deze richtlijn te voldoen .

Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

Artikel 21

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Luxemburg , 26 juni 1975 .

Voor de Raad

De Voorzitter

P . BARRY

( 1 ) PB nr . C 108 van 10 . 12 . 1973 , blz . 26 .

( 2 ) PB nr . C 8 van 31 . 1 . 1974 , blz . 19 .

( 3 ) PB nr . 125 van 11 . 7 . 1966 , blz . 2326/66 .

( 4 ) PB nr . L 48 van 26 . 2 . 1969 , blz . 12 .

BIJLAGE I

" BIJLAGE II

EISEN VOOR DE VERGELIJKENDE PROEVEN MET HET OOG OP DE TOELATING VAN UITGANGSMATERIAAL DAT BESTEMD IS VOOR DE PRODUKTIE VAN GETOETST TEELTMATERIAAL

1 . ALGEMENE OPMERKINGEN

1.1 . De vergelijkende proeven met het oog op de toelating van uitgangsmateriaal moeten zodanig worden voorbereid , opgezet en uitgevoerd en de uitslagen moeten zo worden geïnterpreteerd dat het teeltmateriaal onderling en met één of bij voorkeur met verscheidene vooraf geselecteerde standaarden objectief wordt vergeleken .

1.2 . Alle maatregelen moeten worden getroffen om te waarborgen dat het teeltmateriaal , met inbegrip van de standaarden , kenmerkend is voor het onderzochte uitgangsmateriaal .

1.3 . Indien tijdens de proeven het bewijs wordt geleverd dat het teeltmateriaal niet ten minste beantwoordt aan de eigenschappen

- ter identificatie van zijn uitgangsmateriaal , moet het onverwijld worden uitgesloten ;

- inzake weerstand tegen uit economisch oogpunt belangrijke schadelijke organismen , kan het worden uitgesloten .

2 . OPZET VAN DE PROEVEN

2.1 . Het teeltmateriaal moet in de periode waarin het zich in de kwekerij en in de aanplant te velde bevindt , zo worden geplant , dat herhalingen plaatsvinden met toevalsverdelingen , welke controle op de verschillende oorzaken van erfelijke - en milieuvariantie , alsmede op interactie en experimentele fouten , mogelijk maken .

2.2 . De verschillende percelen moeten een voldoende aantal bomen bevatten om de eigenschappen van het te onderzoeken teeltmateriaal te kunnen beoordelen .

2.3 . De hoeveelheid uitgangsmateriaal en het aantal herhalingen moeten toereikend zijn om een bevredigende graad van statistische nauwkeurigheid te waarborgen .

3 . BEHEER VAN DE PROEVEN

3.1 . Het teeltmateriaal , met inbegrip van de standaarden , moet in het stadium van zaad of stek , in het moerboomstadium , in het kwekerijstadium , in het stadium van de aanplant te velde en tot aan het einde der proeven op gelijke wijze worden behandeld , ten aanzien van de bemesting , het schoonhouden van de grond , de uitdunning , en elke andere teelt - of verzorgingsmethode en -techniek .

3.2 . Bij de uitdunning moet rekening worden gehouden met de ontwikkeling van het onderzochte teeltmateriaal .

4 . VOORSCHRIFTEN INZAKE KEUZE EN OOGST VAN HET AAN DE PROEVEN ONDERWORPEN TEELTMATERIAAL , MET INBEGRIP VAN DE STANDAARDEN

4.1 . Het uitgangsmateriaal moet :

i ) duidelijk afgebakend zijn naar herkomst , kwaliteit , samenstelling en redelijke bescherming tegen bestuiving van buiten ;

ii ) in een leeftijd en ontwikkelingsstadium verkeren , dat van een redelijke bestendigheid van de hoofdeigenschappen van de nakomelingen kan worden uitgegaan .

4.2 . Het generatieve teeltmateriaal moet :

i ) in jaren van goede bloei en goede vruchtvorming geoogst zijn , tenzij er kunstmatige bestuiving werd toegepast ;

ii ) geoogst zijn volgens methoden waarbij kan worden gewaarborgd dat de verkregen monsters kenmerkend zijn .

4.3 . Het vegetatieve teeltmateriaal moet door vegetatieve voortplanting , oorspronkelijk van één enkel individu afstammen

5 . AANVULLENDE VOORWAARDEN VOOR DE STANDAARDEN

5.1 . De standaarden moeten indien mogelijk lang genoeg in het proefgebied bekend zijn . Zij moeten in principe zijn samengesteld uit materiaal dat bij het begin van de proef in de ecologische omstandigheden die voor de toelating in aanmerking worden genomen , voor bosbouwkundige doeleinden geschikt is gebleken . Zij moeten zoveel mogelijk afstammen van uitgangsmateriaal dat is toegelaten .

5.2 . Bij generatief teeltmateriaal kunnen ook klonen of nakomelingen van gecontroleerde bestuiving als standaarden worden gebruikt .

5.3 . Er moeten indien mogelijk verscheidene standaarden gebruikt worden . Zo nodig kan een standaard worden vervangen door teeltmateriaal dat van het aan de proeven onderworpen teeltmateriaal het geschiktste lijkt .

5.4 . Voor zoveel mogelijk proeven worden dezelfde standaarden gebruikt .

6 . AAN EEN ONDERZOEK ONDERWORPEN EIGENSCHAPPEN

6.1 . De volgende eigenschappen moeten aan een onderzoek worden onderworpen :

- identificatie-eigenschappen met betrekking tot het uitgangsmateriaal ;

- gedragseigenschappen ;

- produktie-eigenschappen .

6.2 . De identificatie-eigenschappen met betrekking tot het uitgangsmateriaal moeten in de vorm van een voldoende volledig tabellarisch overzicht worden voorgelegd .

6.3 . Het onderzoek betreffende de gedrags - en produktie-eigenschappen moet als regel betrekking hebben op het groeivermogen , de aanpassing en de weerstand tegen uit economisch oogpunt belangrijke schadelijke organismen en abiotische factoren . Bovendien moeten andere eigenschappen die vanuit het oogpunt van het nagestreefde doel belangrijk worden geacht , worden onderzocht en beoordeeld met inachtneming van de ecologische omstandigheden van het gebied waarin de proef wordt genomen .

7 . ANALYSE DER RESULTATEN EN BEOORDELING

7.1 . De uitslagen van het onderzoek betreffende de gedrags - en produktie-eigenschappen moeten in de vorm van cijfergegevens voor elke overeenkomstig punt 6.3 beoordeelde eigenschap afzonderlijk worden voorgelegd . Deze eigenschappen worden onafhankelijk van elkaar beoordeeld .

7.2 . De analyse moet voor elke gedrags - en produktie-eigenschap , alsmede voor elke bestudeerde groeiplaats leiden tot een klassering waarin de waarde van elk teeltmateriaal op basis van de gemiddelde waarde en eventueel van de variantie binnen het materiaal , wordt aangegeven .

Het significantieniveau der verschillen moet worden aangegeven . Zowel het absolute als het relatieve verschil moet zoveel mogelijk in genetische meerwaarde ten opzichte van de standaardwaarde worden uitgedrukt .

De leeftijd van het teeltmateriaal op het tijdstip van de beoordeling moet worden aangegeven .

7.3 . Er moet een uit economisch en statistisch opzicht significante superioriteit ten opzichte van de standaard vastgesteld ( drempel 95 % ) bij ten minste één van de overeenkomstig punt 6.3 beoordeelde eigenschappen . Indien slechts bij één eigenschap een significante superioriteit wordt vastgesteld , moeten de waarden van ten minste twee andere , overeenkomstig punt 6.3 beoordeelde eigenschappen op zijn minst het gemiddelde der waarden van de standaard voor deze beide eigenschappen bereiken .

De overeenkomstig punt 6.3 beoordeelde eigenschappen , waarbij een significante inferioriteit ( drempel 95 % ) ten opzichte van die van de standaarden wordt vastgesteld moeten nauwkeurig worden aangegeven . Indien evenwel gunstige eigenschappen de gevolgen daarvan zouden kunnen compenseren , moet zulks worden aangegeven .

7.4 . Indien de proef tot doel heeft uitgangsmateriaal toe te laten in verband met een wezenlijke eigenschap voor het overleven in extreme ecologische omstandigheden , is het niet nodig dat de andere eigenschappen gelijkwaardig zijn aan de gemiddelde waarde van de standaard .

7.5 . De bij de proef aangewende methode en de bijzonderheden der verkregen resultaten moeten toegankelijk zijn voor iedereen die heeft aangetoond , daarbij een gerechtvaardigd belang te hebben .

8 . VROEGTIJDIGE PROEVEN

Vroegtijdige proeven in kwekerijen , kassen en laboratoria moeten als bruikbare proeven worden toegelaten , wanneer is aangetoond dat tussen de waarden van de in het prille stadium en in latere ontwikkelingsstadia beoordeelde eigenschappen een nauw verband bestaat . "

BIJLAGE 2

" BIJLAGE III

CERTIFICAAT VAN HERKOMST (*)

CERTIFICAAT VAN * HTHEID (*)

... ( Land ) Nr . ...

Hierbij wordt verklaard dat het hieronder omschreven bosbouwkundig teeltmateriaal is gecontroleerd door de hiertoe aangewezen diensten en dat het na de bevindingen ter zake en gezien de overgelegde bewijsstukken beantwoordt aan de volgende aanduidingen :

1 . Aard van het product : zaad/plantedeel/plantmateriaal (*)

2 . Soort , ondersoort , ras , kloon (*) :

a ) gewone naam : ...

b ) botanische naam : ...

3 . Categorie : geselecteerd teeltmateriaal/getoetst teeltmateriaal (*)

4 . a ) Herkomstgebied en eventueel herkomst , voor geselecteerd teeltmateriaal :

b ) Uitgangsmateriaal , voor getoetst teeltmateriaal : ...

c ) Autochtoon/ingevoerd uit ... ( oorsprong ) /onbekend (*)

5 . Type uitgangsmateriaal : opstanden/klonen/zaadtuinen (*)

6 . a ) Rijpheidsjaar , voor zaden : ...

b ) Duur van de teelt in de kwekerij als zaailing vegetatief vermeerderd plantmateriaal/verspeende plant (*) : ...

7 . Hoeveelheid : ...

8 . Aantal en aard van de colli : ...

9 . Herkenningsteken van de colli : ...

10 . Overige aanduidingen : ...

... ( Plaats en datum ) 19 ...

... ( Ondertekening )

... ( Functie )

... ( Dienststempel )

(*) Doorhalen wat niet van toepassing is .

Top