Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 22008D0111

    Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 111/2008 van 7 november 2008 tot wijziging van bijlage I (Veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden) bij de EER-overeenkomst

    PB L 339 van 18.12.2008, p. 98–99 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2008/111(2)/oj

    18.12.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 339/98


    BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

    Nr. 111/2008

    van 7 november 2008

    tot wijziging van bijlage I (Veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden) bij de EER-overeenkomst

    HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

    Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna de „Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bijlage I bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 95/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 26 september 2008 (1).

    (2)

    In hoofdstuk I van bijlage I is in lid 6, onder b), van de inleiding verklaard dat de communautaire reserves aan vaccins tegen mond-en-klauwzeer, onverminderd de financiële gevolgen, als reserves voor alle overeenkomstsluitende partijen dienen.

    (3)

    In hoofdstuk I van bijlage I is in lid 6, onder b), van de inleiding overleg geregeld tussen de overeenkomstsluitende partijen om alle moeilijkheden op te lossen, vooral die betreffende arbeidsomstandigheden, financiële kwesties, vervanging van het antigeen, mogelijk gebruik van antigenen en inspecties ter plaatse.

    (4)

    Richtlijn 2003/85/EG van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond-en-klauwzeer, tot intrekking van Richtlijn 85/511/EEG en van de Beschikkingen 89/531/EEG en 91/665/EEG, en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

    (5)

    De regelingen betreffende de toegang van Noorwegen voor mond-en-klauwzeer (FMD) tot de communautaire antigeen- en vaccinbank dienen in relatie tot artikel 83 van Richtlijn 2003/83/EG te worden geplaatst.

    (6)

    Dit besluit is niet van toepassing op IJsland en Liechtenstein,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    In deel 3.1 van hoofdstuk I van bijlage I wordt in punt 1a (Richtlijn 2003/85/EG van de Raad) de aanpassingstekst door de volgende vervangen:

    „De bepalingen van de richtlijn worden voor de toepassing van de Overeenkomst met de volgende aanpassingen gelezen:

    a)

    Artikel 83 is van toepassing, maar wordt als volgt aangepast:

    1.

    De Commissie houdt de lidstaten en Noorwegen in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid op de hoogte van de hoeveelheden en kwaliteiten van de beschikbare voorraden in de communautaire antigeenbank.

    2.

    Ingeval FMD-controlemaatregelen door noodinentingen moeten worden gesteund, kan de centrale bevoegde instantie in Noorwegen een gedetailleerd verzoek indienen voor de aanmaak en levering van vaccins, geproduceerd uit de antigeenvoorraden in de antigeenbank van de Gemeenschap, met specificatie van het soort vaccin, het aantal doses en de presentatiewijze die binnen een bepaalde periode noodzakelijk zijn.

    3.

    De Commissie zal, binnen de beperkingen van de communautaire voorraden antigeen en vaccins alsmede rekening houdend met de epidemiologische toestand in de Gemeenschap en Noorwegen, een regeling treffen voor de onmiddellijke of dringende aanmaak van de passende antigenen en de productie, botteling, etikettering en levering van de vaccins, onder de voorwaarden van de bestaande contracten met de producent van de antigenen.

    4.

    Wanneer het verzoek van Noorwegen meer betreft dan 500 000 doses of, indien zulks meer is, 50 % van de voorraden van een of meer soorten antigeen, kan de kwestie, tegen de achtergrond van de epidemiologische situatie, voor overleg met de lidstaten worden verwezen naar het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.

    5.

    Noorwegen aanvaardt de kosten van de volgende acties op zich te nemen:

    de overdracht van de antigenen van de plaats van opslag naar de vestiging van de producent waar de aanmaak en de afwerking van de vaccins moet worden uitgevoerd;

    de aanmaak en de productie van vaccins, daaronder de nodige aanvullende tests waarom door de ontvanger eventueel wordt verzocht;

    het bottelen en etiketteren van de vaccins en het vervoer ervan naar de plaats van aflevering als aangeduid in het verzoek;

    de onverwijlde vervanging van de gebruikte hoeveelheid antigeen door antigenen van dezelfde specificatie (serotype, topotype, Seed Master Strain) en in ieder geval dezelfde kwaliteit, (zuivering, sterkte, enz.) alsmede oorsprong (producent, vergunning voor het in de handel brengen).

    De factuur wordt door de producent aan de respectieve Noorse bevoegde instantie toegezonden. De voor elk hierboven genoemd onderwerp gemaakte kosten worden daarbij gespecificeerd. Een kopie van deze factuur wordt aan de Commissie toegezonden teneinde na te gaan of en ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van de bestaande contracten is voldaan. De Commissie stelt Noorwegen in kennis van de uitkomsten van haar evaluatie.

    b)

    In bijlage XI wordt in deel A het woord „Noorwegen” toegevoegd aan de lijst van lidstaten die gebruikmaken van de afdeling virologie van het Deens Veterinair Instituut te Lindholm in Denemarken.”.

    Artikel 2

    Dit besluit treedt in werking op 8 november 2008, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

    Artikel 3

    Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Brussel, 7 november 2008.

    Voor het Gemengd Comité van de EER

    De voorzitter

    Z.D.H. Prins Nikolaus von LIECHTENSTEIN


    (1)  PB L 309 van 20.11.2008, blz. 12.

    (2)  PB L 306 van 22.11.2003, blz. 1.

    (3)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


    Top