Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02013R0409-20210222

    Consolidated text: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 409/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 inzake de definitie van gemeenschappelijke projecten, de vaststelling van governance en de identificatie van stimulansen ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het Europees masterplan inzake luchtverkeersbeheer (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2013/409/2021-02-22

    02013R0409 — NL — 22.02.2021 — 001.001


    Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

    ►B

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 409/2013 VAN DE COMMISSIE

    van 3 mei 2013

    inzake de definitie van gemeenschappelijke projecten, de vaststelling van governance en de identificatie van stimulansen ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het Europees masterplan inzake luchtverkeersbeheer

    (Voor de EER relevante tekst)

    (PB L 123 van 4.5.2013, blz. 1)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      nr.

    blz.

    datum

    ►M1

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/116 VAN DE COMMISSIE van 1 februari 2021

      L 36

    10

    2.2.2021




    ▼B

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 409/2013 VAN DE COMMISSIE

    van 3 mei 2013

    inzake de definitie van gemeenschappelijke projecten, de vaststelling van governance en de identificatie van stimulansen ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het Europees masterplan inzake luchtverkeersbeheer

    (Voor de EER relevante tekst)



    HOOFDSTUK I

    ALGEMENE BEGINSELEN

    Artikel 1

    Voorwerp en toepassingsgebied

    1.  
    In deze verordening worden gemeenschappelijke projecten gedefinieerd, zoals vermeld in artikel 15 bis van Verordening (EG) nr. 550/2004, wordt toegelicht hoe deze zullen worden beheerd en wordt nagegaan hoe de uitvoering ervan kan worden gestimuleerd.
    2.  
    Deze verordening is van toepassing op het Europees netwerk voor luchtverkeersbeheer (EATMN).

    Artikel 2

    Definities

    Met het oog op de toepassing van deze verordening zijn de definities van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 549/2004 en van artikel 2 van Verordening (EU) nr. 677/2011 van toepassing.

    Daarnaast gelden de volgende definities:

    ▼M1

    1.

    „Gemeenschappelijke Onderneming Sesar” : het bij Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad ( 1 ), of de opvolger daarvan, opgerichte orgaan dat tot taak heeft de ontwikkelingsfase van het Sesar-project te beheren en te coördineren;

    2.

    „heffingsregeling” : de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/317 van de Commissie ( 2 ) vastgestelde regeling;

    3.

    „ATM-functionaliteit” : een groep van operationele ATM-functies of -diensten die verband houden met traject-, luchtruim- of oppervlaktebeheer of met informatie-uitwisseling tussen de operationele omgevingen „en-route”, „terminal”, „luchthaven” of „netwerk”;

    ▼M1

    3 bis.

    „ATM-subfunctionaliteit” : een integraal onderdeel van een ATM-functionaliteit dat bestaat uit een operationele functie of dienst en die bijdraagt tot de algemene reikwijdte van de functionaliteit;

    3 ter.

    „Sesar-oplossing” : een resultaat van de Sesar-ontwikkelingsfase waarbij nieuwe of verbeterde gestandaardiseerde en interoperabele technologieën en geharmoniseerde operationele procedures ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het Europees ATM-masterplan worden ingevoerd;

    ▼B

    4.

    „de uitrol van Sesar” : de activiteiten en processen die verband houden met de grootschalige productie en tenuitvoerlegging van de in het ATM-masterplan vermelde ATM-functionaliteiten;

    ▼M1

    4 bis.

    „gesynchroniseerde uitvoering” : een toepassing van een ATM-functionaliteit, op een gesynchroniseerde wijze, in een afgebakende geografische zone die minstens twee lidstaten binnen het EATMN omvat, of tussen operationele belanghebbenden in de lucht en op de grond, op basis van een gemeenschappelijke planning met uitvoeringsstreefdatums en relevante overgangsmaatregelen voor geleidelijke uitrol, en waarbij meerdere operationele belanghebbenden zijn betrokken;

    ▼B

    5.

    „industrialisering” van ATM-functionaliteiten : de activiteiten en processen die volgen op de validering, waaronder de normalisering, certificering en productie door de industrie (fabrikanten van grond- en boordapparatuur);

    ▼M1

    6.

    „uitvoering” : met betrekking tot ATM-functionaliteiten: het aanbesteden, installeren, testen en ingebruiknemen van apparatuur en systemen en het verstrekken van opleiding daarvoor, inclusief bijbehorende operationele procedures, door operationele belanghebbenden;

    ▼M1

    6 bis.

    „uitvoeringsstreefdatum” : een datum waarop de uitvoering van de ATM-functionaliteit of -subfunctionaliteit moet zijn voltooid;

    6 ter.

    „industrialiseringsstreefdatum” : een datum waarop de normen en specificaties voor de ATM-functionaliteit of -subfunctionaliteit beschikbaar moeten zijn, om de toepassing ervan mogelijk te maken;

    ▼B

    7.

    „essentiële operationele wijziging” : een operationele wijziging in het luchtverkeersbeheer die aanzienlijke verbeteringen van de prestaties van het netwerk oplevert voor de operationele belanghebbenden, zoals vermeld in het ATM-masterplan;

    ▼M1

    8.

    „prestatieregeling” : een bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/317 vastgestelde regeling;

    9.

    „EU-wijde prestatiedoelstellingen” : de in artikel 9 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/317 bedoelde doelstellingen;

    10.

    „operationele belanghebbenden” : de Netwerkbeheerder en civiele en militaire luchtruimgebruikers, verleners van luchtvaartnavigatiediensten en luchthavenexploitanten;

    ▼M1

    11.

    „Sesar-project” : een innovatiecyclus die de Unie een performant, gestandaardiseerd en interoperabel systeem voor luchtverkeersbeheer verschaft, dat de definitie-, ontwikkelings- en uitrolfasen van Sesar omvat.

    ▼B

    Artikel 3

    ATM-masterplan

    1.  
    Het ATM-masterplan is het stappenplan voor de modernisering van het Europees ATM-systeem dat van Sesar-onderzoek en -ontwikkeling tot de uiteindelijke uitrol moet leiden. Het vormt het essentiële SES-instrument voor de naadloze werking van het EATMN en de tijdige, gecoördineerde en gesynchroniseerde uitrol van Sesar.
    2.  
    De updates van het ATM-masterplan dragen bij tot de verwezenlijking van de EU-wijde prestatiedoelstellingen en zorgen voor de samenhang tussen deze doelstellingen, de uitrol van Sesar en de onderzoeks-, ontwikkelings-, innovatie- en valideringsactiviteiten op het gebied van Sesar. Bij de updates van het ATM-masterplan moet dan ook rekening worden gehouden met het strategisch netwerkplan en het operationeel netwerkplan.



    HOOFDSTUK II

    GEMEENSCHAPPELIJKE PROJECTEN

    ▼M1

    Artikel 4

    Doel en inhoud

    1.  
    In de gemeenschappelijke projecten worden de ATM-functionaliteiten en -subfunctionaliteiten geïdentificeerd. Die functionaliteiten en subfunctionaliteiten moeten gebaseerd zijn op SESAR-oplossingen voor de essentiële operationele wijzigingen die zijn vastgesteld in het Europees ATM-masterplan, moeten klaar zijn voor uitvoering en moeten gesynchroniseerde uitvoering vereisen.

    Of de (sub-)functionaliteiten klaar zijn voor uitvoering wordt onder meer beoordeeld op basis van de resultaten van de validering die wordt uitgevoerd tijdens de ontwikkelingsfase, de industrialiseringsstatus en een beoordeling van de interoperabiliteit, en op basis van het Global Air Navigation Plan van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en relevant ICAO-materiaal.

    2.  

    In de gemeenschappelijke projecten worden voor elke ATM-functionaliteit en -subfunctionaliteit de volgende kenmerken beschreven:

    a) 

    de essentiële operationele wijzigingen waartoe zij bijdragen;

    b) 

    de operationele en technische reikwijdte;

    c) 

    het geografisch toepassingsgebied;

    d) 

    de operationele belanghebbenden die ze moeten uitvoeren;

    e) 

    de eisen inzake synchronisatie;

    f) 

    de uitvoeringsstreefdata;

    g) 

    de links met andere functionaliteiten of subfunctionaliteiten.

    3.  
    Bij wijze van uitzondering op lid 1 kunnen gemeenschappelijke projecten ook ATM-functionaliteiten of subfunctionaliteiten omvatten die niet klaar zijn voor uitvoering maar die een essentieel onderdeel van het gemeenschappelijke project vormen, op voorwaarde dat de industrialisering ervan geacht wordt te worden afgerond binnen drie jaar na de vaststelling van het desbetreffende gemeenschappelijke project. Daartoe wordt voor die ATM-functionaliteiten of subfunctionaliteiten ook een industrialiseringsstreefdatum vastgesteld in het gemeenschappelijk project.
    4.  
    Na het verstrijken van de industrialiseringsstreefdatum gaat de Commissie, met de steun van het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, na of de in lid 3 bedoelde ATM-functionaliteiten of subfunctionaliteiten gestandaardiseerd zijn en klaar zijn voor uitvoering. Wanneer wordt vastgesteld dat zij niet klaar zijn voor uitvoering, worden ze geschrapt uit de verordening betreffende het gemeenschappelijk project.
    5.  
    De uitrolbeheerder, de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar, de Europese normalisatieorganisaties, Eurocae en de relevante maakindustrie werken samen, gecoördineerd door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, om te garanderen dat de industrialiseringsstreefdatum wordt gehaald.
    6.  

    Gemeenschappelijke projecten moeten ook:

    a) 

    sporen met en bijdragen tot de EU-wijde prestatiedoelstellingen;

    b) 

    een positief effect hebben op het EATMN, op basis van een kostenbatenanalyse, en inzicht verschaffen in de potentiële lokale of regionale negatieve effecten voor specifieke categorieën operationele belanghebbenden;

    c) 

    rekening houden met de relevante elementen van de uitrol die gespecificeerd zijn in het strategisch netwerkplan en het operationeel netwerkplan van de Netwerkbeheerder;

    d) 

    aantonen dat ze bijdragen tot betere milieuprestaties.

    ▼B

    Artikel 5

    Opstelling, vaststelling en tenuitvoerlegging

    1.  
    De Commissie stelt voorstellen op voor gemeenschappelijke projecten, overeenkomstig de eisen van artikel 4.

    ▼M1

    2.  
    De Commissie wordt bijgestaan door de Netwerkbeheerder, het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart en het prestatiebeoordelingsorgaan, binnen hun respectieve rollen en bevoegdheden, en door de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar, Eurocontrol, de Europese normaliseringsorganisaties, Eurocae en de uitrolbeheerder. Die organen betrekken de operationele belanghebbenden en de industrie bij hun werkzaamheden.

    ▼M1

    2 bis.  
    Op verzoek van de Commissie brengt het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart advies uit over de technische paraatheid voor de uitrol van de ATM-functionaliteiten en -subfunctionaliteiten die worden voorgesteld voor een gemeenschappelijk project.

    ▼M1

    3.  
    Overeenkomstig de artikelen 6 en 10 van Verordening (EG) nr. 549/2004 raadpleegt de Commissie de belanghebbenden over haar voorstellen voor gemeenschappelijke projecten, onder meer via het Europees Defensieagentschap, binnen zijn bevoegdheid om de coördinatie van militaire standpunten te vergemakkelijken, en via de raadgevende deskundigengroep inzake de sociale dimensie van het gemeenschappelijk Europees luchtruim.

    De Commissie gaat na of voorstellen voor gemeenschappelijke projecten worden bekrachtigd door de luchtruimgebruikers en de operationele belanghebbenden op de grond die een specifiek gemeenschappelijk project ten uitvoer moeten leggen.

    ▼M1 —————

    ▼B

    5.  
    De Commissie stelt gemeenschappelijke projecten en eventuele wijzigingen daarvan vast overeenkomstig de procedure die vermeld is in artikel 15 bis, lid 3, van Verordening (EG) nr. 550/2004.
    6.  
    De gemeenschappelijke projecten worden ten uitvoer gelegd via tenuitvoerleggingsprojecten en in overeenstemming met het uitrolprogramma dat is vastgesteld in hoofdstuk III, deel 2.

    ▼M1

    7.  
    De lidstaten en de Netwerkbeheerder nemen de investeringen in verband met de uitvoering van gemeenschappelijke projecten op in de prestatieplannen en het netwerkprestatieplan.

    ▼B

    Artikel 6

    Monitoring

    1.  
    Aan de hand van specifieke rapporteringsvoorschriften houdt de Commissie toezicht op de tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke projecten en het effect ervan op de prestaties van het EATMN. Deze voorschriften worden door de Commissie uiteengezet in het kaderpartnerschap als vermeld in artikel 9, lid 5.
    2.  
    Bij het toezicht op de effectieve bijdrage van gemeenschappelijke projecten tot de prestaties van het EATMN maakt de Commissie optimaal gebruik van bestaande monitoring- en rapporteringsinstrumenten en wordt zij met name bijgestaan door de netwerkbeheerder en het prestatiebeoordelingsorgaan, overeenkomstig Verordeningen (EU) nr. 677/2011 en (EU) nr. 691/2010, en door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, voor wat de veiligheidsaspecten betreft.
    3.  
    Het Comité inzake het gemeenschappelijk luchtruim wordt op de hoogte gehouden van de tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke projecten.



    HOOFDSTUK III

    GOVERNANCE VAN DE UITROL EN STIMULANSEN



    DEEL 1

    Governance van de uitrol

    Artikel 7

    Algemene beginselen

    1.  
    Governance van de uitrol zorgt ervoor dat de gemeenschappelijke projecten tijdig, gecoördineerd en gesynchroniseerd ten uitvoer worden gelegd, en dat overleg wordt gepleegd met de industrie en de industrialisering wordt vergemakkelijkt.
    2.  
    Governance van de uitrol valt uiteen in drie niveaus: het beleidsniveau, het beheersniveau en het tenuitvoerleggingsniveau.

    Artikel 8

    Beleidsniveau

    1.  
    Het beleidsniveau is verantwoordelijk voor het toezicht op de uitrol van Sesar en garandeert dat dit toezicht overeenkomstig het regelgevingskader voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim plaatsvindt en het openbaar belang beschermt.
    2.  

    De Commissie is verantwoordelijk voor het beleidsniveau, met name:

    a) 

    het opzetten en vaststellen van gemeenschappelijke projecten, overeenkomstig artikel 5;

    b) 

    het selecteren van de uitrolbeheerder, het vaststellen van het uitrolprogramma en het selecteren van de tenuitvoerleggingsprojecten;

    c) 

    het beheren van de EU-fondsen ter ondersteuning van de uitrolbeheerder en de tenuitvoerleggingsprojecten;

    d) 

    het identificeren van stimulansen voor de uitrol van Sesar en het handhaven van de overeenkomstig artikel 9, lid 5, met de uitrolbeheerder gesloten kaderpartnerschapsovereenkomst en alle overeenkomsten die relevant zijn voor tenuitvoerleggingprojecten;

    e) 

    het bevorderen van de deelname van de civiele en militaire belanghebbenden;

    f) 

    het uitbouwen van samenwerking en coördinatie met derde landen;

    ▼M1

    g) 

    het totstandbrengen van coördinatie met het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart en met Europese normalisatieorganisaties om de industrialisering van ATM-functionaliteiten te vergemakkelijken en de interoperabiliteit ervan te bevorderen;

    ▼B

    h) 

    het toezien op de uitvoering van gemeenschappelijke projecten en de bijdrage ervan tot de verwezenlijking van de EU-wijde prestatiedoelstellingen;

    i) 

    het uitbrengen van aanbevelingen aan operationele belanghebbenden en lidstaten.

    3.  
    De Commissie wordt bijgestaan door het Comité inzake het gemeenschappelijk luchtruim, het Raadgevend orgaan voor de luchtvaart, de raadgevende deskundigengroep inzake de sociale dimensie van het gemeenschappelijk Europees luchtruim, de nationale toezichthoudende autoriteiten en het prestatiebeoordelingsorgaan, binnen hun respectieve rollen en bevoegdheden, zoals vastgesteld in het regelgevingskader voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim. De Commissie kan het Comité inzake het gemeenschappelijk luchtruim voor elke andere vraag in verband met de toepassing van deze verordening raadplegen.
    4.  

    De volgende organisaties worden door de Commissie bij het beleidsniveau betrokken, binnen hun respectieve bevoegdheden en rollen:

    a) 

    Eurocontrol, via samenwerkingsregelingen tussen Eurocontrol en de Unie, teneinde de deskundigheid en de civiel-militaire en pan-Europese bevoegdheden van Eurocontrol volledig te benutten;

    b) 

    het Europees Defensieagentschap, teneinde de coördinatie van de militaire standpunten van en ter ondersteuning van de lidstaten en de relevante internationale militaire organisaties over de uitrol van Sesar te vergemakkelijken en de militaire planningsmechanismen in kennis te stellen van de eisen die voortvloeien uit de uitrol van Sesar;

    ▼M1

    c) 

    het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, teneinde te garanderen dat veiligheids-, interoperabiliteits- en milieueisen en normen van de gemeenschappelijke projecten worden vastgesteld in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ) en de uitvoeringsvoorschriften daarvan, en in overeenstemming met het krachtens artikel 6 van die verordening vastgestelde Europees plan voor de veiligheid van de luchtvaart;

    ▼B

    d) 

    de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar, teneinde te zorgen voor een permanente koppeling tussen onderzoeks-, ontwikkelings-, innovatie- en valideringsactiviteiten op het gebied van Sesar en de uitrol van Sesar, en teneinde te garanderen dat de gemeenschappelijke projecten en het uitrolprogramma in de lijn liggen van het ATM-masterplan;

    ▼M1

    e) 

    de Europese normaliseringsorganisaties en Eurocae, om industriële normaliseringsprocessen en het gebruik van de daaruit voortvloeiende normen te faciliteren en te monitoren.

    ▼B

    Artikel 9

    Beheersniveau

    1.  
    De uitrolbeheerder is verantwoordelijk voor het beheersniveau.
    2.  

    De uitrolbeheerder is met name verantwoordelijk voor:

    a) 

    het opstellen, voorstellen, onderhouden en uitvoeren van het uitrolprogramma, overeenkomstig deel 2;

    b) 

    het verenigen van de operationele belanghebbenden die gemeenschappelijke projecten ten uitvoer moeten leggen;

    c) 

    het vaststellen van mechanismen en besluitvormingsprocessen die garanderen dat de tenuitvoerleggingprojecten en bijbehorende investeringen efficiënt worden gesynchroniseerd en gecoördineerd, overeenkomstig het uitrolprogramma;

    d) 

    het effectieve beheer van risico’s en belangenconflicten;

    e) 

    het adviseren van de Commissie over kwesties die verband houden met de tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke projecten en met de opstelling van nieuwe gemeenschappelijke projecten;

    f) 

    het uitvoeren van besluiten van de Commissie en het garanderen van en toezien op de tenuitvoerlegging ervan volgens het tenuitvoerleggingsniveau;

    g) 

    het identificeren van de meest geschikte financieringsmechanismen, waarbij publieke en private financiering moeten worden gecombineerd;

    h) 

    het toezien op de tenuitvoerlegging van het uitrolprogramma;

    i) 

    de verslaglegging aan de Commissie;

    ▼M1

    j) 

    het garanderen van passende coördinatie met de nationale toezichthoudende autoriteiten;

    ▼M1

    k) 

    het garanderen van passende coördinatie met het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart.

    ▼B

    3.  
    De uitrolbeheerder wordt samengesteld uit groepen van operationele belanghebbenden of individuele operationele belanghebbenden, ook uit derde landen, onder de voorwaarden die in de relevante financieringsprogramma’s van de Unie zijn vastgesteld. De operationele belanghebbenden mogen via de structuren van functionele luchtruimblokken deelnemen aan de uitrolbeheerder.
    4.  

    De uitrolbeheerder dient aan te tonen dat hij onder meer in staat is om:

    a) 

    de operationele belanghebbenden die gemeenschappelijke projecten ten uitvoer moeten leggen, te vertegenwoordigen;

    b) 

    multinationale tenuitvoerleggingsprogramma’s te beheren;

    c) 

    de financieringsmechanismen en het beheer van financiële programma’s te begrijpen, en

    d) 

    gebruik te maken van bestaande structuren om alle operationele belanghebbenden bij de uitrol te betrekken.

    5.  
    De Commissie selecteert de leden van de uitrolbeheerder door een kaderpartnerschap te gunnen op basis van een oproep tot het indienen van voorstellen overeenkomstig artikel 178 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie ( 4 ) (uitvoeringsbepalingen). In de oproep tot het indienen van voorstellen worden de doelstellingen, eisen en criteria voor de selectie van de leden van de uitrolbeheerder vastgesteld, overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen. Het Comité inzake het gemeenschappelijk luchtruim wordt op de hoogte gehouden van het selectieproces van de uitrolbeheerder.
    6.  
    De leden van de uitrolbeheerder voeren minstens één tenuitvoerleggingsproject of een deel daarvan uit.
    7.  

    De uitrolbeheerder treft passende samenwerkingsregelingen met de netwerkbeheerder, de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar en de militaire sector. Deze samenwerkingsregelingen worden ter goedkeuring bij de Commissie ingediend. De samenwerking geschiedt als volgt:

    a) 

    de uitrolbeheerder en de netwerkbeheerder werken samen om te garanderen dat hun taken worden uitgevoerd zonder dubbel werk of onderlinge concurrentie, met name de aspecten van de uitrol die gevolgen hebben voor de netwerkinfrastructuur, de organisatie en de prestaties van het luchtruim en de samenhang met het strategisch netwerkplan en het operationeel netwerkplan; de netwerkbeheerder ondersteunt binnen de grenzen van zijn bevoegdheden ook de leden van de uitrolbeheerder, overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder i), en artikel 4, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 677/2011;

    b) 

    de uitrolbeheerder werkt samen met de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar om te zorgen voor de nodige links tussen onderzoeks-, ontwikkelings-, innovatie- en valideringsactiviteiten op het gebied van Sesar en de uitrol van Sesar, en overlegt met de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar over de prioriteiten en de vooruitgang die tijdens de ontwikkelingsfase is geboekt op het gebied van kwesties die verband houden met industrialisering, teneinde de samenhang met het ATM-masterplan te garanderen;

    c) 

    de uitrolbeheerder waarborgt de coördinatie met de militaire sector om negatieve gevolgen voor nationale en collectieve defensiemogelijkheden te vermijden.

    8.  
    Als de uitrolbeheerder beslissingen neemt die gevolgen hebben voor de activiteiten van de in lid 7 vermelde entiteiten, houdt hij rekening met de mening van die entiteiten.
    9.  
    Als de uitrolbeheerder en de in lid 7 vermelde entiteiten het oneens zijn, legt de uitrolbeheerder de kwestie voor aan de Commissie, die een beslissing dient te nemen. De uitrolbeheerder dient zich neer te leggen bij de beslissing van de Commissie.
    10.  
    De uitrolbeheerder vraagt bijstand van de industrie via samenwerkingsregelingen, die aan de Commissie moeten worden meegedeeld. De Commissie dient onder meer informatie te krijgen over de industrialisering van toepassingen.
    11.  
    Voor zover er financiële middelen beschikbaar zijn en de voorwaarden van het relevante financieringsprogramma van de Unie worden nageleefd, verleent de Commissie alleen financiële steun aan de uitrolbeheerder voor de uitvoering van de in lid 2 vermelde taken.

    Artikel 10

    Tenuitvoerleggingsniveau

    1.  
    Het tenuitvoerleggingsniveau bestaat uit de tenuitvoerleggingsprojecten die door de Commissie zijn geselecteerd om de gemeenschappelijke projecten in overeenstemming met het uitrolprogramma uit te voeren.
    2.  
    De tenuitvoerleggingsprojecten worden door de Commissie geselecteerd via oproepen tot het indienen van voorstellen ter uitvoering van het uitrolprogramma en in overeenstemming met de regels en procedures van de relevante financieringsprogramma’s van de Unie.
    3.  
    In de voorstellen voor tenuitvoerleggingsprojecten moet rekening worden gehouden met de maturiteit van de industrialiseringsprocessen, op basis van informatie die door de industrie is verstrekt, met name wat betreft het effect van de tenuitvoerleggingsprojecten op het bestaande ATM-systeem, de technische haalbaarheid, de kostenramingen en de stappenplannen voor technische oplossingen.
    4.  
    De tenuitvoerleggingsprojecten en de uitvoering ervan moeten beantwoorden aan de voorwaarden die met de Commissie zijn overeengekomen.



    DEEL 2

    Uitrolprogramma

    ▼M1

    Artikel 11

    Doel en inhoud

    1.  
    Het uitrolprogramma bevat een uitgebreid en gestructureerd werkplan van alle activiteiten die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de technologieën, procedures en beste praktijken die vereist zijn om de gemeenschappelijke projecten ten uitvoer te leggen. In het uitrolprogramma wordt gespecificeerd welke technologieën de uitvoering van de gemeenschappelijke projecten mogelijk maken.
    2.  
    In het uitrolprogramma wordt omschreven hoe de uitvoering van gemeenschappelijke projecten wordt gesynchroniseerd binnen het EATMN, rekening houdend met de lokale operationele behoeften en beperkingen.
    3.  
    Het uitrolprogramma vormt de referentie voor alle operationele belanghebbenden die gemeenschappelijke projecten moeten uitvoeren en voor de beheers- en uitvoeringsniveaus. De operationele belanghebbenden verstrekken de uitrolbeheerder relevante informatie over de uitvoering van het uitrolprogramma. Het uitrolprogramma maakt deel uit van de kaderpartnerschapsovereenkomst en als dusdanig verbinden alle begunstigden zich tot de uitvoering ervan.

    ▼B

    Artikel 12

    Vaststelling en tenuitvoerlegging

    1.  
    De uitrolbeheerder dient het voorstel voor het uitrolprogramma en eventuele voorstellen tot wijziging ervan ter goedkeuring in bij de Commissie.
    2.  
    Bij de voorbereiding van het voorstel voor het uitrolprogramma of voorstellen tot wijziging ervan pleegt de uitrolbeheerder overeenkomstig artikel 9, lid 7, overleg met de netwerkbeheerder, de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar en de militaire sector.
    3.  
    Bij de vaststelling van elk gemeenschappelijk project vraagt de Commissie de uitrolbeheerder om het uitrolprogramma aan te passen.



    DEEL 3

    Stimulansen

    Artikel 13

    Financiering van de Unie

    1.  
    De financiering van de Unie ter ondersteuning van de uitrol van Sesar is vooral gericht op de in artikel 10 vermelde tenuitvoerleggingsprojecten, die voor financiering van de Unie worden geselecteerd overeenkomstig de regels en procedures van de relevante financieringsprogramma’s van de Unie.
    2.  
    De Commissie stelt contractuele regelingen op voor de tenuitvoerleggingsprojecten die geselecteerd zijn om financiering van de Unie te ontvangen. In deze regelingen worden boeten voor niet-uitvoering van het uitrolprogramma en niet-uitvoering van de tenuitvoerleggingsprojecten vastgesteld.

    Artikel 14

    Andere stimulansen

    1.  
    Bij de vaststelling van gemeenschappelijke projecten kunnen stimulansen voor de uitrol van Sesar worden bepaald overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1794/2006 en Verordening (EU) nr. 691/2010.
    2.  
    Financiering van de Unie die verleend wordt overeenkomstig artikel 13 wordt beschouwd als „andere inkomsten” overeenkomstig artikel 2, onder k), van Verordening (EG) nr. 1794/2006.



    HOOFDSTUK IV

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 15

    Beoordeling

    De Commissie zal de tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke projecten beoordelen tegen het einde van de tweede referentieperiode die in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 691/2010 is vastgesteld.

    Artikel 16

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.



    ( 1 ) Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een Gemeenschappelijke Onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (Sesar) (PB L 64 van 2.3.2007, blz. 1).

    ( 2 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/317 van de Commissie van 11 februari 2019 tot vaststelling van een prestatie- en heffingsregeling in het gemeenschappelijk Europees luchtruim en tot intrekking van Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 390/2013 en (EU) nr. 391/2013 (PB L 56 van 25.2.2019, blz. 1).

    ( 3 ) Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1).

    ( 4 ) PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1.

    Top