EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 01998L0095-20020809

Consolidated text: Richtlijn 98/95/EG van de Raad van 14 december 1998 houdende wijziging, in het kader van de consolidatie van de interne markt en ten aanzien van genetisch gemodificeerde plantenrassen en plantgenetische hulpbronnen, van de Richtlijnen 66/400/EEG, 66/401/EEG, 66/402/EEG, 66/403/EEG, 69/208/EEG, 70/457/EEG en 70/458/EEG betreffende het in de handel brengen van bietenzaad, zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen, pootaardappelen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen en groentezaad, en betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1998/95/2002-08-09

Geconsolideerde TEKST: 31998L0095 — NL — 09.08.2002

1998L0095 — NL — 09.08.2002 — 001.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

RICHTLIJN 98/95/EG VAN DE RAAD

van 14 december 1998

houdende wijziging, in het kader van de consolidatie van de interne markt en ten aanzien van genetisch gemodificeerde plantenrassen en plantgenetische hulpbronnen, van de Richtlijnen 66/400/EEG, 66/401/EEG, 66/402/EEG, 66/403/EEG, 69/208/EEG, 70/457/EEG en 70/458/EEG betreffende het in de handel brengen van bietenzaad, zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen, pootaardappelen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen en groentezaad, en betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen

(PB L 025, 1.2.1999, p.1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002

  L 193

1

20.7.2002

►M2

Richtljn 2002/54/EG van de Raad van 13 juni 2002

  L 193

12

20.7.2002

►M3

Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002

  L 193

33

20.7.2002

►M4

Richtlijn 2002/56/EG van de Raad van 13 juni 2002

  L 193

60

20.7.2002

►M5

Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002

  L 193

74

20.7.2002


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 126, 20.5.1999, blz. 23  (98/95)

►C2

Rectificatie, PB L 161, 16.6.2001, blz. 47  (98/95)

 C3

Rectificatie, PB L 082, 26.3.2002, blz. 20  (98/95)




▼B

RICHTLIJN 98/95/EG VAN DE RAAD

van 14 december 1998

houdende wijziging, in het kader van de consolidatie van de interne markt en ten aanzien van genetisch gemodificeerde plantenrassen en plantgenetische hulpbronnen, van de Richtlijnen 66/400/EEG, 66/401/EEG, 66/402/EEG, 66/403/EEG, 69/208/EEG, 70/457/EEG en 70/458/EEG betreffende het in de handel brengen van bietenzaad, zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen, pootaardappelen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen en groentezaad, en betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

Gezien het advies van het Europees Parlement ( 2 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ),

(1)

Overwegende dat om de hierna uiteengezette redenen de volgende richtlijnen betreffende het in de handel brengen van zaaizaad en pootgoed dienen te worden gewijzigd:

 Richtlijn 66/400/EEG van de Raad van 14 juni 1996 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad ( 4 ),

 Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen ( 5 ),

 Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen ( 6 ),

 Richtlijn 66/403/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen ( 7 ),

 Richtlijn 69/208/EEG van de Raad van 30 juni 1969 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen ( 8 ),

 Richtlijn 70/457/EEG van de Raad van 29 september 1970 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen ( 9 ),

 Richtlijn 70/458/EEG van de Raad van 29 september 1970 betreffende het in de handel brengen van groentezaad ( 10 );

(2)

Overwegende dat een aantal bepalingen van deze richtlijnen in het kader van de consolidatie van de interne markt moeten worden gewijzigd of ingetrokken, teneinde de bestaande of potentiële handelsbelemmeringen weg te nemen die het vrije verkeer van zaaizaad en pootgoed in de Gemeenschap zouden kunnen hinderen; dat te dien einde alle mogelijkheden voor de lidstaten om eenzijdig van de bepalingen van de genoemde richtlijnen af te wijken, moeten worden opgeheven;

(3)

Overwegende dat om dezelfde redenen de werkingssfeer van de genoemde richtlijnen moet worden uitgebreid tot de productie van zaaizaad met het oog op het in de handel brengen;

(4)

Overwegende dat kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan en niet-bewerkt zaad onder bepaalde voorwaarden in de handel moet kunnen worden gebracht;

(5)

Overwegende dat lidstaten die gebruik maken van op grond van de genoemde richtlijnen nog toegestane afwijkingen elkaar voor de controle administratieve bijstand moeten verlenen; dat de toepassing van dergelijke afwijkingen het bepaalde in artikel 7 A van het Verdrag onverlet laat;

(6)

Overwegende dat de voorwaarden waaronder de lidstaten het in de handel brengen van kleine hoeveelheden zaad voor experimenten, wetenschappelijke doeleinden of kweekdoeleinden mogen toestaan, door het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw moeten worden vastgesteld;

(7)

Overwegende dat het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw in bepaalde gevallen moet bepalen of op de verpakkingen van basiszaad of gecertificeerd zaad een etiket van de leverancier moet worden aangebracht;

(8)

Overwegende dat voor zaad van bepaalde soorten die onder Richtlijn 66/401/EEG vallen, moet worden toegestaan dat zaad van de eerste en de tweede generatie wordt gecertificeerd;

(9)

Overwegende dat de lidstaten, voor zaad van bepaalde soorten die onder Richtlijn 66/402/EEG vallen, moeten worden gemachtigd om de certificering van zaad te beperken tot zaad van de eerste generatie;

(10)

Overwegende dat de vereiste minimumdoorsnee voor pootaardappelen die op grond van Richtlijn 66/403/EEG in de handel mogen worden gebracht, moet worden gewijzigd en dat een rechtsgrondslag moet worden gecreëerd om voortaan de minimumdoorsnee van de vierkante opening die wordt gebruikt om de doorsnee van de pootaardappelen te meten, te kunnen wijzigen; dat om fytosanitaire redenen moet worden bepaald dat pootaardappelen apart moeten worden gehouden van andere aardappelen;

(11)

Overwegende dat zaad dat onder Richtlijn 70/457/EEG valt twee maanden nadat het in de gemeenschappelijke rassenlijst opgenomen is, binnen de Gemeenschap vrij in de handel moet kunnen worden gebracht;

(12)

Overwegende dat de voorwaarden waaronder zaadmengsels van bepaalde soorten die onder Richtlijn 70/458/EEG vallen, in de handel mogen worden gebracht, moeten worden vastgesteld volgens de procedure van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw; dat krachtens diezelfde richtlijn de bepalingen betreffende de verlenging van de officiële toelating van bepaalde variëteiten moeten worden aangepast om de usances op het gebied van de etikettering niet te verstoren;

(13)

Overwegende dat het nuttig is aan de hand van de opgedane ervaringen sommige bepalingen van de bovengenoemde richtlijnen te verduidelijken en bij te werken;

(14)

Overwegende dat het thans als gevolg van wetenschappelijke en technische ontwikkelingen mogelijk is variëteiten te ontwikkelen met behulp van technieken van genetische modificatie; dat de lidstaten derhalve, wanneer zij besluiten genetisch gemodificeerde variëteiten zoals bedoeld in Richtlijn 90/220/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu ( 11 ) al dan niet toe te laten in het kader van de Richtlijnen 70/457/EEG en 70/458/EEG, rekening moeten houden met de gevaren die verbonden zijn aan het doelbewust introduceren van dergelijke variëteiten in het milieu; dat voorts een rechtsgrondslag moet worden gecreëerd om de voorwaarden vast te stellen waaronder dergelijk genetisch gemodificeerd teeltmateriaal in de handel mag worden gebracht;

(15)

Overwegende dat voor de Gemeenschap het in de handel brengen van nieuwe voedingsproducten en voedselingrediënten is geregeld bij Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad ( 12 ); dat derhalve, gezien de ontwikkeling van wetenschap en techniek, voorgesteld wordt voorschriften vast te stellen; dat de lidstaten daarom rekening moeten houden met de gevaren van voedingsproducten voor de volksgezondheid wanneer zij besluiten rassen al dan niet toe te laten in het kader van de Richtlijnen 70/457/EEG en 70/458/EEG; dat er voorts een rechtsgrondslag moet zijn om rekening te houden met die ontwikkeling;

(16)

Overwegende dat in het licht van wetenschappelijke en technische ontwikkelingen een rechtsgrondslag moet worden gecreëerd om de voorwaarden vast te stellen waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;

(17)

Overwegende dat ervoor moet worden gezorgd dat de plantaardige genetische hulpbronnen in stand worden gehouden; dat daarvoor een rechtsgrondslag moet worden gecreëerd, die in het kader van de wetgeving inzake de handel in zaad, de instandhouding van variëteiten die met genetische erosie worden bedreigd door gebruik in situ mogelijk maakt;

(18)

Overwegende dat een juridische grondslag moet worden gecreëerd om de voorwaarden vast te stellen waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht;

(19)

Overwegende dat, teneinde de invoering van de in deze richtlijn bedoelde maatregelen te vergemakkelijken, bepaalde overgangsmaatregelen moeten worden toegevoegd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



▼M2 —————

▼B

Artikel 2

Richtlijn 66/401/EEG wordt als volgt gewijzigd.

(1) Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Deze richtlijn heeft betrekking op de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen van zaad van groenvoedergewassen binnen de Gemeenschap.”

.

(2) Na artikel 1 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 1 bis

Onder „in de handel brengen” in de zin van deze richtlijn wordt verstaan de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden, tegen of zonder vergoeding, met het oog op commercieel gebruik.

Onder „in de handel brengen” wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen:

 beschikbaarstellen van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties;

 levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking, voor zover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.

Onder „in de handel brengen” wordt niet verstaan het leveren van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, ►C2  voorzover de dienstverlener geen rechten op het geleverde zaaizaad of op de opbrengst van de oogst verwerft. ◄ . De leverancier van het zaaizaad verstrekt de certificeringsdienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener, en daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.”.

De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepaling worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 21.”

.

(3) Artikel 2, lid 1, onder C, wordt vervangen door:

„C. Gecertificeerd zaad: zaad van alle onder A. opgenomen soorten, met uitzondering van Lupinus spp., Pisum sativum, Vicia spp., alsmede Medicago sativa:

a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het voldoet aan de in bijlagen I en II voor basiszaad vastgestelde voorwaarden;

b) dat bestemd is voor andere doeleinden dan de productie van zaad;

c) dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, onder b), voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad vastgestelde voorwaarden en

d) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld.”

.

(4) Na artikel 2, lid 1, onder C, worden de volgende punten ingevoegd:

„C bis. Gecertificeerd zaad, eerste generatie (Lupinus spp., Pisum sativum, Vicia spp., alsmede Medicago sativa) zaad:

a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de in bijlagen I en II voor basiszaad vastgestelde voorwaarden en waarvoor bij een officieel onderzoek is gebleken dat zulks het geval is;

b) dat bestemd is voor het voortbrengen van zaad van de categorie „gecertificeerd zaad, tweede generatie” dan wel voor andere doeleinden dan het voortbrengen van zaad van groenvoedergewassen;

c) dat, onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 4, onder b), voldoet aan de in bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad vastgestelde voorwaarden en

d) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld.

C ter. Gecertificeerd zaad, tweede generatie (Lupinus spp., Pisum sativum, Vicia spp., Medicago sativa) zaad:

a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste generatie, of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de in bijlagen I en II voor basiszaad vastgestelde voorwaarden en waarvoor bij een officieel onderzoek is gebleken dat zulks het geval is,

b) dat bestemd is voor andere doeleinden dan het voortbrengen van zaad van groenvoedergewassen,

c) dat, onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 4, onder b), voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad vastgestelde voorwaarden en

d) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld.”

.

(5) In artikel 2, lid 1, onder G, wordt vóór de woorden „gecertificeerd zaad” het woord „basiszaad” ingevoegd.

(6) Artikel 2, lid 1 quater, wordt geschrapt.

(7) In artikel 3, lid 1, worden de woorden „en voldoet aan de voorwaarden, vervat in bijlage II” geschrapt.

(8) In artikel 3, lid 2, worden de woorden „en indien deze zaden bovendien voldoen aan de voorwaarden, vervat in bijlage II” geschrapt.

(9) Artikel 3, lid 5, wordt geschrapt.

(10) Na artikel 3 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 3 bis

In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 1, schrijven de lidstaten voor dat

 kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan en

 niet-bewerkt zaad dat in de handel wordt gebracht met het oog op bewerking, voorzover de identiteit van dit zaad wordt gewaarborgd,

in de handel mogen worden gebracht.”

.

(11) De volgende alinea wordt in fine aan artikel 4 toegevoegd:

„De lidstaten die gebruik maken van de onder a) of b) bedoelde afwijking verlenen elkaar voor de controle administratieve bijstand.”

.

(12) Na artikel 4 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 4 bis

1.  In afwijking van artikel 3, lid 1, kunnen de lidstaten op hun grondgebied gevestigde producenten toestemming verlenen om

a) kleine hoeveelheden zaad in de handel te brengen voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden;

b) passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden in de handel te brengen, voorzover het gaat om zaad van een ras waarvoor in de betrokken lidstaten een aanvraag tot opneming op de rassenlijst is ingediend.

In het geval van genetisch gemodificeerd materiaal mag daarvoor alleen toestemming worden verleend als alle passende maatregelen zijn genomen ter voorkoming van negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu. Voor de milieurisicobeoordeling die in dit verband uitgevoerd moet worden, is artikel 7, lid 4, van Richtlijn 70/457/EEG van overeenkomstige toepassing.

2.  De doeleinden waarvoor de in lid 1, onder b), bedoelde toestemming mag worden verleend, de voorschriften voor de etikettering van de verpakking alsmede de hoeveelheden waarvoor en de voorwaarden waaronder de lidstaten deze toestemming mogen verlenen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.

3.  Toestemmingen die voor de datum van aanneming van deze richtlijn door de lidstaten aan op hun grondgebied gevestigde producenten zijn verleend voor de in lid 1 genoemde doeleinden blijven in afwachting van de vaststelling van de in lid 2 bedoelde bepalingen van kracht. Daarna moeten al deze toestemmingen voldoen aan de overeenkomstig lid 2 vastgestelde bepalingen.”

.

(13) Na artikel 5 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 5 bis

De lidstaten kunnen de certificering van zaad van Lupinus spp., Pisum sativum, Vicia spp., alsmede Medicago sativa beperken tot gecertificeerd zaad van de eerste generatie.”

.

(14) Artikel 9, lid 4, wordt geschrapt.

(15) Artikel 10, lid 2, wordt geschrapt.

(16) Artikel 10 ter wordt vervangen door:

„Artikel 10 ter

De lidstaten kunnen bepalen dat kleine verpakkingen EG B van zaad op aanvraag officieel of onder officieel toezicht worden gesloten en van aanduidingen voorzien overeenkomstig artikel 9, lid 1, en artikel 10.”

.

(17) Artikel 11 wordt vervangen door:

„Artikel 11

1.  Volgens de procedure van artikel 21 kan worden bepaald dat de lidstaten in andere dan de in deze richtlijn bedoelde gevallen kunnen voorschrijven dat verpakkingen van basiszaad, gecertificeerd zaad of handelszaad voorzien moeten zijn van een etiket van de leverancier (in de vorm van een apart etiket, naast het officiële etiket, of van op de verpakking zelf gedrukte informatie van de leverancier) of dat partijen zaad die voldoen aan de bijzondere volgens de procedure van artikel 21 vastgestelde voorwaarden betreffende de aanwezigheid van Avena fatua, vergezeld gaan van een officieel certificaat waaruit blijkt dat het zaad aan deze voorwaarden voldoet.

2.  Welke gegevens op dat etiket moeten worden vermeld, wordt eveneens vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.”

.

(18) Na artikel 11 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 11 bis

Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in deze richtlijn op de partij zaad is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.”

.

(19) Artikel 13, lid 1, wordt geschrapt en lid 2 wordt vervangen door:

„1.  De lidstaten schrijven voor dat zaad in mengsels van verschillende geslachten, soorten of rassen in de handel mag worden gebracht

 indien het niet bestemd is om als voedergewas te worden gebruikt; in dat geval mogen deze mengsels zaad bevatten van groenvoedergewassen en van planten die geen voedergewassen zijn als bedoeld in deze richtlijn;

 indien het bestemd is om als voedergewas te worden gebruikt; in dat geval bevatten deze mengsels zaad van de in de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 69/208/EEG of 70/458/EEG genoemde plantenrassen, met uitzondering van de rassen bedoeld in artikel 4, lid 2, onder a), van Richtlijn 70/457/EEG;

 indien het bestemd is voor het behoud van het natuurlijk milieu in het kader van de instandhouding van de in artikel 22 bis, onder b) bedoelde genetische hulpbronnen, in welk geval de mengsels zaad mogen bevatten van groenvoedergewassen en van planten die geen voedergewassen zijn in de zin van deze richtlijn.

In de in de eerste en tweede alinea bedoelde gevallen moeten de diverse bestanddelen van de mengsels, indien zij behoren tot een van de in de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 69/208/EEG en 70/458/EEG genoemde plantensoorten, voordat ze gemengd worden, in overeenstemming zijn met de daarop van toepassing zijnde voorschriften voor het in de handel brengen ervan.

De andere voorwaarden, met inbegrip van de etikettering, de aan de ondernemingen verleende technische toestemming om mengsels van zaad te maken, de controle op de productie van mengsels en het nemen van monsters van de gemaakte partijen en mengsels moeten worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.

In het in het derde streepje bedoelde geval kunnen de voorwaarden waaronder de mengsels in de handel gebracht mogen worden volgens de procedure van artikel 21 worden vastgesteld.”

.

(20) De laatste alinea van artikel 13, lid 3, wordt geschrapt.

(21) Artikel 14, lid 1, wordt vervangen door:

„1.  De lidstaten zien erop toe dat zaad dat overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn in de handel wordt gebracht, ten aanzien van eigenschappen, onderzoek, aanduiding en sluiting aan geen andere dan de in deze richtlijn of in andere richtlijnen vastgestelde beperkingen voor het in de handel brengen wordt onderworpen.”

.

(22) Artikel 14, lid 2, wordt geschrapt.

(23) Artikel 14, lid 3, wordt geschrapt.

(24) Na artikel 14 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 14 bis

Onder de volgende voorwaarden mag kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan op grond van artikel 3 bis, eerste streepje, in de handel worden gebracht:

a) het zaad moet officieel door de tot certificering bevoegde dienst onderzocht zijn volgens de voor de certificering van basiszaad geldende voorschriften,

b) het zaad moet worden aangeboden in verpakkingen die voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn, en

c) de verpakkingen moeten voorzien zijn van een officieel etiket met ten minste de volgende gegevens:

 de certificeringsdienst en de lidstaat of desbetreffend kenteken,

 het partijnummer,

 de maand en het jaar van sluiting, of

 de maand en het jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van de certificering,

 de soort, aangegeven met ten minste de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de namen van de auteurs, in Latijns schrift,

 het ras, ten minste in Latijns schrift,

 de aanduiding „pre-basiszaad”,

 het aantal generaties dat aan het zaad van de categorie „gecertificeerd zaad” of „gecertificeerd zaad van de eerste generatie” voorafgaat.

Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep.”

.

(25) Artikel 15, lid 2, wordt vervangen door:

„2.  Zaad van groenvoedergewassen dat is geoogst in de Gemeenschap en dat is bestemd voor goedkeuring overeenkomstig het bepaalde in lid 1, moet

 worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 1, en

 vergezeld gaan van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder C.

De bepalingen van de eerste alinea inzake verpakking en etikettering hoeven niet te worden toegepast indien de voor de veldkeuring verantwoordelijke autoriteiten, de autoriteiten die de documenten voor niet definitief gecertificeerde zaden met het oog op certificering opstellen en de voor de certificering verantwoordelijke autoriteiten dezelfde zijn of indien deze autoriteiten het over de ontheffing eens zijn.”

.

(26) Artikel 17 wordt vervangen door:

„Artikel 17

1.  Teneinde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich bij de algemene voorziening met basiszaad, gecertificeerd of handelszaad binnen de Gemeenschap voordoen en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan volgens de procedure van artikel 21 worden besloten dat de lidstaten voor een bepaalde tijd toestemming verlenen voor het in de handel brengen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap van de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, of zaad van een ras dat noch in de „Gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen” noch in de nationale rassenlijsten van de lidstaten voorkomt.

2.  Wanneer het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is voorgeschreven; in geval van zaad van rassen die niet op bovengenoemde rassenlijsten voorkomen, is het het voor handelszaad voorgeschreven etiket. Op het etiket moet steeds worden vermeld dat het zaad betreft van een categorie waarvoor minder strenge eisen gelden.

3.  Volgens de procedure van artikel 21 kunnen regels ter toepassing van de bepalingen van lid 1 worden vastgesteld.”

.

(27) Artikel 19, lid 1, wordt vervangen door:

„1.  De lidstaten zien erop toe dat bij het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen ten minste steekproefsgewijs officiële controles worden verricht om na te gaan of het zaad voldoet aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn.”

.

(28) Artikel 19, lid 2, wordt vervangen door:

„2.  Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Gemeenschap nemen de lidstaten de nodige maatregelen opdat zij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis worden gesteld:

a) soort,

b) ras,

c) categorie,

d) producerend land en officiële keuringsdienst,

e) land van verzending,

f) importeur,

g) hoeveelheid zaad.

Volgens de procedure van artikel 21 kan nader worden vastgesteld hoe deze gegevens moeten worden verstrekt.”

.

(29) Na artikel 22 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 22 bis

1.  Volgens de procedure van artikel 21 kunnen specifieke voorwaarden worden vastgesteld om rekening te houden met ontwikkelingen op het gebied van:

a) de voorwaarden waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;

b) de voorwaarden waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten die zijn opgenomen in artikel 1 van Richtlijn 70/457/EEG van de Raad en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en semi-natuurlijke habitats en bedreigd worden door genetische erosie;

c) de voorwaarden waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht.

2.  De in lid 1 bedoelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten:

i) in het onder b) bedoelde geval is het zaad van deze soorten van een bekende herkomst die is erkend door de autoriteit die in elke lidstaat bevoegd is voor het in de handel brengen van het zaad in bepaalde gebieden;

ii) in het onder b) bedoelde geval passende kwantitatieve beperkingen.”

.

(30) In bijlage II, onder I, punt 1, eerste streepje, worden na de woorden „bijlage I” de woorden „Brassica napus var. napobrassica en Brassica oleracea convar. acephala” toegevoegd.

(31) In bijlage II, onder I, punt 1, tweede streepje, worden de woorden „Brassica napus var. napobrassica, Brassica oleracea convar. acephala” geschrapt.

(32) In bijlage IV, onder B, a), wordt „8. Gecertificeerd zaad” vervangen door „8. Categorie”.

Artikel 3

Richtlijn 66/402/EEG wordt als volgt gewijzigd.

(1) Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Deze richtlijn heeft betrekking op de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen van zaaigranen binnen de Gemeenschap.”

.

(2) Na artikel 1 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 1 bis

Onder „in de handel brengen” in de zin van deze richtlijn wordt verstaan de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden met het oog op commercieel gebruik, tegen of zonder vergoeding.

Onder „in de handel brengen” wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen:

 beschikbaar stellen van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties;

 levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.

Onder „in de handel brengen” wordt niet verstaan het leveren van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, ►C2  voorzover de dienstverlener geen rechten op het geleverde zaaizaad of op de opbrengst van de oogst verwerft. ◄ De leverancier van het zaaizaad verstrekt de certificeringsdienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener, en daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.

De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepaling worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 21.”

.

(3) Artikel 2, lid 1 quinquies, wordt geschrapt.

(4) Artikel 3, lid 1, wordt vervangen door:

„1.  De lidstaten schrijven voor dat zaaigranen slechts in de handel mogen worden gebracht indien zij officieel zijn goedgekeurd als „basiszaad”, „gecertificeerd zaad”, „gecertificeerd zaad van de eerste generatie” of „gecertificeerd zaad van de tweede generatie”.”

.

(5) In artikel 3, lid 2, wordt de zinsnede „en het in de handel brengen” geschrapt.

(6) Artikel 3, lid 4, wordt geschrapt.

(7) Na artikel 3 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 3 bis

In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 1, schrijven de lidstaten voor dat

 kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan en

 niet-bewerkt zaad dat in de handel wordt gebracht met het oog op bewerking, voor zover de identiteit van dit zaad wordt gewaarborgd,

in de handel mag worden gebracht.”

.

(8) Artikel 4, lid 2, wordt geschrapt.

(9) Artikel 4, lid 3, wordt geschrapt.

(10) Aan artikel 4 wordt het volgende lid toegevoegd:

„4.  De lidstaten die gebruik maken van de in lid 1, onder a) of b) bedoelde afwijking verlenen elkaar voor de controle administratieve bijstand.”

.

(11) Na artikel 4 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 4 bis

1.  In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 1, kunnen de lidstaten aan op hun grondgebied gevestigde producenten toestemming verlenen om

a) kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden in de handel te brengen;

b) passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden in de handel te brengen, voor zover het gaat om zaad van een ras waarvoor in de betrokken lidstaat een aanvraag tot opneming op de rassenlijst is ingediend.

In het geval van genetisch gemodificeerd materiaal mag daarvoor alleen toestemming worden verleend als alle passende maatregelen zijn genomen ter voorkoming van negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu. Voor de milieurisicobeoordeling die in dit verband uitgevoerd moet worden, is artikel 7, lid 4, van Richtlijn 70/457/EEG van overeenkomstige toepassing.

2.  De doeleinden waarvoor de in lid 1, onder b), bedoelde toestemming mag worden verleend, de voorschriften voor de etikettering van de verpakking alsmede de hoeveelheden waarvoor en de voorwaarden waaronder de lidstaten deze toestemming mogen verlenen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.

3.  Toestemmingen die voor de datum van aanneming van deze richtlijn door de lidstaten aan op hun grondgebied gevestigde producenten zijn verleend voor de in lid 1 genoemde doeleinden blijven in afwachting van de vaststelling van de in lid 2 bedoelde bepalingen van kracht. Daarna moeten al deze toestemmingen voldoen aan de overeenkomstig lid 2 vastgestelde bepalingen.”

.

(12) Na artikel 5 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 5 bis

De lidstaten kunnen de certificering van zaad van haver, gerst, rijst en tarwe beperken tot gecertificeerd zaad van de eerste generatie.”

.

(13) Artikel 9, lid 3, wordt vervangen door:

„3.  Voor op hun grondgebied gesloten kleine verpakkingen kunnen de lidstaten vorzien in afwijkingen van lid 1. Volgens de procedure van artikel 21 kunnen voorwaarden voor deze afwijkingen worden vastgesteld.”

.

(14) Artikel 10, lid 2, wordt vervangen door:

„2.  Voor op hun grondgebied gesloten kleine verpakkingen kunnen de lidstaten voorzien in afwijkingen van lid 1. Volgens de procedure van artikel 21 kunnen voorwaarden voor deze afwijkingen worden vastgesteld.”

.

(15) Artikel 11 wordt vervangen door:

„Artikel 11

Volgens de procedure van artikel 21 kan worden voorgeschreven dat in andere dan de in deze richtlijn bedoelde gevallen, verpakkingen van basiszaad of gecertificeerd zaad van alle soorten steeds moeten zijn voorzien van een etiket van de leverancier (in de vorm van een apart etiket, naast het officiële etiket of van op de verpakking zelf gedrukte informatie van de leverancier). Welke gegevens op dat etiket moeten worden vermeld, wordt eveneens vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.”

.

(16) Het volgende lid wordt toegevoegd aan artikel 11:

„3.  Deze richtlijn laat het recht van de lidstaten onverlet om te eisen dat de partijen zaad die voldoen aan de speciale voorwaarden betreffende de aanwezigheid van Avena fatua en die zijn vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 21, vergezeld gaan van een officieel certificaat waaruit blijkt dat zij aan deze voorwaarden voldoen.”

.

(17) Na artikel 11 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 11 bis

Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in deze richtlijn op de partij zaad is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.”

.

(18) In artikel 13, lid 1, worden de woorden „kunnen toestaan” vervangen door „staan toe”.

(19) In artikel 13, lid 2, worden de woorden „mogen toestaan” vervangen door „staan toe”.

(20) Na artikel 13, lid 2, wordt het volgende lid ingevoegd:

„2 bis.  De specifieke voorwaarden waaronder dergelijke mengsels in de handel mogen worden gebracht, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.”

.

(21) Artikel 14, lid 1, wordt vervangen door:

„1.  De lidstaten zien erop toe dat zaad dat overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn in de handel wordt gebracht, ten aanzien van eigenschappen, onderzoek, aanduiding en sluiting aan geen andere dan de in deze richtlijn of in andere richtlijnen vastgestelde beperkingen voor het in de handel brengen wordt onderworpen.”

.

(22) Artikel 14, lid 2, wordt geschrapt.

(23) Artikel 14, lid 3, wordt geschrapt.

(24) Na artikel 14 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 14 bis

Onder de volgende voorwaarden mag kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan op grond van artikel 3 bis, eerste streepje, in de handel worden gebracht:

a) het zaad moet officieel door de tot certificering bevoegde dienst onderzocht zijn volgens de voor de certificering van basiszaad geldende voorschriften,

b) het zaad moet worden aangeboden in verpakkingen die voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn, en

c) de verpakkingen moeten voorzien zijn van een officieel etiket met ten minste de volgende gegevens:

 de certificeringsdienst en de lidstaat of desbetreffend kenteken,

 het partijnummer,

 de maand en het jaar van de sluiting, of

 de maand en het jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van de certificering,

 de soort, aangegeven met ten minste, in Latijns schrift, de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de namen van de auteurs,

 het ras, ten minste in Latijns schrift,

 de aanduiding „pre-basiszaad”,

 het aantal generaties dat aan het zaad van de categorie „gecertificeerd zaad” of „gecertificeerd zaad van de eerste generatie” voorafgaat.

Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep.”

.

(25) Artikel 15, lid 2, wordt vervangen door:

„2.  Zaaigraan dat in de Gemeenschap is geoogst en dat bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig het bepaalde in lid 1, moet

 worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 1, en

 vergezeld gaan van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder C.

De bepalingen van de eerste alinea inzake verpakking en etikettering hoeven niet te worden toegepast indien de voor de veldkeuring verantwoordelijke autoriteiten, de autoriteiten die de documenten voor niet definitief gecertificeerde zaden met het oog op certificering opstellen en de voor de certificering verantwoordelijke autoriteiten dezelfde zijn of indien deze autoriteiten het over de ontheffing eens zijn.”

.

(26) Artikel 17 wordt vervangen door:

„Artikel 17

1.  Teneinde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich bij de algemene voorziening met basiszaad of gecertificeerd zaad binnen de Gemeenschap voordoen en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan volgens de procedure van artikel 21 worden besloten dat de lidstaten voor een bepaalde tijd toestemming verlenen voor het in de handel brengen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap van de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, of zaad van een ras dat noch in de „Gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen” noch in de nationale rassenlijsten van de lidstaten voorkomt.

2.  Wanneer het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is voorgeschreven; voor zaad van rassen die niet op bovengenoemde rassenlijsten voorkomen, is het officiële etiket bruin van kleur. Op het etiket moet steeds worden vermeld dat het zaad betreft van een categorie waarvoor minder strenge eisen gelden.

3.  Volgens de procedure van artikel 21 kunnen regels ter toepassing van de bepalingen van lid 1 worden vastgesteld.”

.

(27) Artikel 19, lid 1, wordt vervangen door:

„1.  De lidstaten zien erop toe dat bij het in de handel brengen van zaaigranen ten minste steekproefsgewijs officiële controles worden verricht om na te gaan of de zaaigranen voldoen aan de eisen van deze richtlijn.”

.

(28) Artikel 19, lid 2, wordt vervangen door:

„2.  Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Gemeenschap nemen de lidstaten de nodige maatregelen opdat zij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis worden gesteld:

a) soort,

b) ras,

c) categorie,

d) producerend land en officiële keuringsdienst,

e) land van verzending,

f) importeur,

g) hoeveelheid zaad.

Volgens de procedure van artikel 21 kan nader worden vastgesteld hoe deze gegevens moeten worden verstrekt.”

.

(29) Na artikel 22 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 22 bis

1.  Volgens de procedure van artikel 21 kunnen specifieke voorwaarden worden vastgesteld om rekening te houden met ontwikkelingen op het gebied van:

a) de voorwaarden waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;

b) de voorwaarden waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten die zijn opgenomen in artikel 1 van Richtlijn 70/457/EEG van de Raad en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en semi-natuurlijke habitats en bedreigd worden door genetische erosie;

c) de voorwaarden waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht.

2.  De in lid 1 bedoelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten:

i) in het onder b) bedoelde geval is het zaad van deze soorten van een bekende herkomst die is erkend door de autoriteit die in elke lidstaat bevoegd is voor het in de handel brengen van het zaad in bepaalde gebieden;

ii) in het onder b) bedoelde geval passende kwantitatieve beperkingen.”

.

▼M4 —————

▼M5 —————

▼M1 —————

▼M3 —————

▼B

Artikel 8

1.  De lidstaten kunnen gedurende een overgangsperiode van ten hoogste vier jaar na de inwerkingtreding van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn om te voldoen aan deze richtlijn, en in afwijking van artikel 2, lid 1, onder C, punt a) en b), van Richtlijn 66/401/EEG toestaan dat zaad van een voorheen toegestane generatie in de handel wordt gebracht.

2.  Tevens kunnen de lidstaten gedurende een overgangsperiode van ten hoogste vier jaar na de inwerkingtreding van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn om te voldoen aan deze richtlijn, en in afwijking van artikel 3, punt 17, van deze richtlijn, wat de intrekking van artikel 14, lid 2 bis, van Richtlijn 66/402/EEG betreft, het in de handel brengen van gecertificeerd zaad van haver, gerst, rijst, triticale, tarwe of spelt beperken tot zaad van de eerste generatie.

3.  Gedurende een overgangsperiode van ten hoogste vier jaar na de inwerkingtreding van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen, en in afwijking van artikel 2, punt 19, van deze richtlijn, kunnen de lidstaten die thans beperkingen opleggen op het gebied van het in de handel brengen van mengsels van zaad van graanvoedergewassen krachtens het huidige artikel 13 van Richtlijn 66/401/EEG, het in de handel brengen van deze mengsels eveneens blijven verbieden.

Artikel 9

▼C1

1.  De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk binnen twaalf maanden na de bekendmaking van deze richtlijn aan deze richtlijn te voldoen.

▼B

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen.

De regels voor deze verwijzing worden door de lidstaten vastgesteld.

▼M2 —————

▼B

Artikel 10

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.



( 1 ) PB C 29 van 31.1.1994, blz. 1 en PB C 53 van 20.2.1998, blz. 8.

( 2 ) PB C 286 van 22.9.1997, blz. 36.

( 3 ) PB C 195 van 18.7.1994, blz. 36.

( 4 ) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2290/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/72/EG (PB L 304 van 27.11.1996, blz. 10).

( 5 ) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2298/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/72/EG.

( 6 ) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/72/EG.

( 7 ) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2320/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Besluit 98/111/EG van de Commissie (PB L 28 van 4.2.1998, blz. 42).

( 8 ) PB L 169 van 10.7.1969, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/72/EG.

( 9 ) PB L 225 van 12.10.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

( 10 ) PB L 225 van 12.10.1970, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/72/EG.

( 11 ) PB L 117 van 8.5.1990, blz. 15. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/35/EG (PB L 169 van 27.6.1997, blz. 72).

( 12 ) PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.

Top