Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 01968L0221-19810101

    Consolidated text: Richtlijn van de Raad van 30 april 1968 houdende instelling van een gemeenschappelijke methode voor de berekening van de gemiddelde percentages, bedoeld in artikel 97 van het Verdrag (68/221/EEG)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1968/221/1981-01-01

    Geconsolideerde TEKST: 31968L0221 — NL — 01.01.1981

    1968L0221 — NL — 01.01.1981 — 001.001


    Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

    ►B

    RICHTLIJN VAN DE RAAD

    van 30 april 1968

    houdende instelling van een gemeenschappelijke methode voor de berekening van de gemiddelde percentages, bedoeld in artikel 97 van het Verdrag

    (68/221/EEG)

    (PB L 115, 18.5.1968, p.14)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      No

    page

    date


    Gewijzigd bij:

    ►A1

    Toetredingsakte van Griekenland

      L 291

    17

    19.11.1979




    ▼B

    RICHTLIJN VAN DE RAAD

    van 30 april 1968

    houdende instelling van een gemeenschappelijke methode voor de berekening van de gemiddelde percentages, bedoeld in artikel 97 van het Verdrag

    (68/221/EEG)



    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 99 en 100,

    Gelet op het besluit van 21 juni 1960 van de Vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ),

    Overwegende dat de vaststelling van de in artikel 97 bedoelde gemiddelde percentages ter compensatie van de druk der volgens het cumulatieve cascadestelsel geheven omzetbelastingen sinds de inwerkingtreding van het Verdrag voortdurend aanleiding heeft gegeven tot moeilijkheden die de goede werking van de gemeenschappelijke markt schaden en dat dit nadelige effect groter wordt naarmate de douanerechten binnen de Gemeenschap worden opgeheven;

    Overwegende dat toekomstige aanpassingen van compenserende heffingen en teruggaven slechts tot doel mogen hebben in het internationale handelsverkeer een betere fiscale neutraliteit te waarborgen van de huidige belastingstelsels waarbij de omzetbelasting cumulatief in cascaden wordt geheven, en aldus de overgang naar het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde zo vlot mogelijk moeten doen verlopen; dat deze aanpassingen uit dien hoofde beantwoorden aan de criteria die bij besluit van 21 juni 1960 van de Vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, werden aanvaard;

    Overwegende dat de hiervoor bedoelde moeilijkheden met name het gevolg zijn van verschillen tussen de door de Lid-Staten gebruikte methoden voor de berekening van deze percentages;

    Overwegende dat het derhalve in het belang van de gemeenschappelijke markt is om voor het tijdvak tot aan de invoering in alle Lid-Staten van de belasting over de toegevoegde waarde deze uiteenlopende methoden te harmoniseren door het invoeren van gemeenschappelijke en gematigde berekeningsvoorschriften die de inachtneming van de in artikel 97 van het Verdrag gestelde grenzen waarborgen en controle op de aldus verkregen gemiddelde percentages mogelijk maken;

    Overwegende dat deze voorschriften, ten einde zoveel mogelijk rekening te houden met de werkelijke produktievoorwaarden ten aanzien van zowel produkten als groepen produkten, een weging der componenten van de belastingdruk moeten behelzen;

    Overwegende dat deze voorschriften de Lid-Staten de bevoegdheid moeten laten om van bepaalde forfaitaire ramingen gebruik te maken;

    Overwegende dat de Commissie gemachtigd dient te worden om de toepassingsbepalingen van de gemeenschappelijke berekeningsmethode nader uit te werken door middel van richtlijnen die na raadpleging van de Lid-Staten worden vastgesteld;

    Overwegende dat het, ten einde de taak van de Commissie toe te zien op de naleving van de voor deze gemiddelde percentages vastgestelde grenzen te vergemakkelijken, dienstig is te bepalen, dat de Lid-Staten eigener beweging de volgens de gemeenschappelijke methode uitgevoerde berekeningen aan de Commissie voorleggen voordat zij een gemiddeld percentage invoeren of wijzigen,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



    Artikel 1

    1.  Wanneer een Lid-Staat op grond van artikel 97 van het Verdrag overgaat tot instelling of wijziging van een gemiddeld percentage ter compensatie, zowel bij invoer als bij uitvoer, van de omzetbelastingen die hij al dan niet rechtstreeks heft op de vervaardiging van een produkt of een groep produkten, wordt dit percentage berekend aan de hand van de bepalingen van de onderhavige richtlijn en met inachtneming van de werkelijke produktievoorwaarden.

    2.  De bepalingen van deze richtlijn zijn niet van toepassing:

     op de gemiddelde percentages die bestaan op het tijdstip waarop deze richtlijn in werking treedt, ook indien deze overeenkomstig artikel 6 worden overgenomen voor de berekening van de vroegere belastingdruk;

     op de aanpassingen van de gemiddelde percentages welke zonder meer voortvloeien uit een algemene wijziging in de tarieven van de omzetbelasting;

    ▼A1

     op de gemiddelde percentages die op het ogenblik van toetreding van Griekenland in deze Staat van kracht zijn; er wordt evenwel van deze bepalingen gebruik gemaakt om na te gaan of deze percentages in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 97 van het Verdrag.

    ▼B

    Artikel 2

    1.  De gemiddelde belastingdruk op een produkt is gelijk aan het gewogen gemiddelde van de belastingdruk op dat produkt in de verschillende voor dit produkt representatieve produktiewegen, welke belastingdruk in elke produktieweg wordt vastgesteld volgens het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 6. De weging geschiedt aan de hand van het aandeel van elke produktieweg in de totale produktie van het produkt.

    2.  De gemiddelde belastingdruk op een groep produkten is gelijk aan het gewogen gemiddelde van de gemiddelde belastingdruk op de representatieve produkten van die groep. De omvang van de produktengroep is bepalend voor het aantal in aanmerking te nemen representatieve produkten. Voor elk representatief produkt wordt de gemiddelde belastingdruk berekend overeenkomstig het bepaalde in lid 1. De weging geschiedt aan de hand van het aandeel van de door elk representatief produkt vertegenwoordigde produkten in de totale produktie van de groep produkten.

    Artikel 3

    Voor de berekening van de belastingdruk welke in het laatste produktiestadium op een produkt rust, kan de belastingdruk die in dit stadium op alle kostprijsfactoren rust in aanmerking worden genomen.

    Artikel 4

    1.  Voor de berekening van de belastingdruk welke in het voorlaatste stadium op het produkt rust, kan de belastingdruk in aanmerking worden genomen die in dit stadium rust op de grondstoffen, halffabrikaten en eindprodukten, die worden verwerkt in de in het laatste stadium in aanmerking genomen grondstoffen, halffabrikaten of eindprodukten, alsmede in enige andere in het laatste stadium in aanmerking genomen factor of element indien deze factor of dit element in dit stadium ten minste 3 % van de verkoopprijs, exclusief belasting, van het uiteindelijke produkt uitmaakt.

    2.  Voor de berekening van de belastingdruk welke in de andere stadia op het produkt rust kan de belastingdruk in aanmerking worden genomen die in elk van deze stadia rust op de grondstoffen, halffabrikaten en eindprodukten, bestemd om te worden verwerkt bij de vervaardiging van een in het laatste stadium in aanmerking genomen grondstof, halffabrikaat of eindprodukt.

    Artikel 5

    1.  Wanneer voor een in welk stadium dan ook in aanmerking genomen factor of element de belastingdruk in de voorgaande stadia niet volgens de voorschriften van artikel 4 is berekend kan de belastingdruk op die factor of dat element forfaitair worden verhoogd met 50 %.

    Wanneer het bedrag van de belastingdruk die op deze factor of dit element rust evenwel voortvloeit uit de toepassing van een bijzonder tarief, moet voor de toepassing van de forfaitaire verhoging dit bedrag opnieuw worden berekend op basis van het algemene tarief van de omzetbelasting. Indien dit bijzondere tarief een of meer voorgaande stadia omvat, kan de uit de toepassing van dit tarief voortvloeiende belastingdruk niet forfaitair worden verhoogd.

    2.  De aldus voor de voorgaande stadia berekende belastingdruk mag niet hoger zijn dan de druk welke zou voortvloeien uit de toepassing op deze factor of dit element van het bepaalde in de artikelen 4 en 6.

    Artikel 6

    Indien voor een in welk stadium dan ook in aanmerking genomen factor of element reeds een gemiddeld percentage bestaat, kan dit voor de berekening van de belastingdruk welke in de vorige stadia op deze factor of dit element rustte worden overgenomen voor zover het voldoet aan het gestelde in artikel 97. Toepassing van dit percentage is verplicht, wanneer het volgens de overeenkomstig artikel 10 aan de Commissie voorgelegde berekeningen gerechtvaardigd is.

    Artikel 7

    1.  Wanneer een Lid-Staat voor een produkt of een groep produkten afziet van de berekening van de gemiddelde belastingdruk overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 6, kan deze druk forfaitair worden geraamd op 100 %, 75 %, 50 % of 30 % van het algemene tarief van de omzetbelasting, naargelang de factoren en elementen van het produkt of van de groep produkten, welke in het laatste stadium in aanmerking kunnen worden genomen en onder het gewone of het verhoogde tarief van de omzetbelasting vallen, respectievelijk 65 %, 50 %, 35 % of minder dan 35 % uitmaken van de verkoopprijs, exclusief belasting, van het produkt of de groep produkten.

    2.  De aldus geraamde belastingdruk mag niet hoger zijn dan de gemiddelde belastingdruk welke zou voortvloeien uit de toepassing van het bepaalde in de artikelen 2 tot en met 4 en 6.

    Artikel 8

    Wanneer het berekende gemiddelde percentage geen geheel getal vormt, wordt het afgerond op een half procent naar boven of naar beneden, naargelang het getal achter de komma ten minste gelijk is aan of lager is dan 75/100, respectievelijk 25/100.

    Artikel 9

    De Commissie stelt, indien nodig, na raadpleging der Lid-Staten bij richtlijn de uitvoeringsbepalingen vast voor de artikelen 1 tot en met 8.

    Artikel 10

    1.  Wanneer een Lid-Staat voornemens is een gemiddeld percentage in te stellen of te wijzigen, legt hij de Commissie de berekening voor van de gemiddelde belastingdruk, die is uitgevoerd volgens het bepaalde in de artikelen 1 tot en met 8.

    2.  Wanneer de Commissie van oordeel is dat een overeenkomstig artikel 5 of artikel 7 forfaitair vastgestelde belastingdruk de in lid 2 van deze artikelen gestelde grenzen overschrijdt, legt de Lid-Staat de Commissie op haar verzoek de berekening voor van deze druk, die is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 2 tot en met 4 en 6.

    Artikel 11

    De Lid-Staten dragen er zorg voor, dat de Commissie in kennis wordt gesteld van de tekst van de voornaamste nationale bepalingen die zij zullen vaststellen op het gebied dat door deze richtlijn wordt bestreken. Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.



    ( 1 ) PB nr. C 10 van 14. 2. 1968, blz. 4.

    ( 2 ) PB nr. 317 van 28. 12. 1967, blz. 9.

    Top