Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2006/178/25

    Zaak C-194/06: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden op 26 april 2006 — Staatssecretaris van Financiën tegen Orange European Smallcap Fund N. V.

    PB C 178 van 29.7.2006, p. 15–16 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    29.7.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 178/15


    Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden op 26 april 2006 — Staatssecretaris van Financiën tegen Orange European Smallcap Fund N. V.

    (Zaak C-194/06)

    (2006/C 178/25)

    Procestaal: Nederlands

    Verwijzende rechter

    Hoge Raad der Nederlanden

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoeker: Staatssecretaris van Financiën

    Verweerster: Orange European Smallcap Fund N. V.

    Prejudiciële vragen

    1.

    Moet artikel 56 EG, in verbinding met artikel 58, lid 1, EG, aldus worden uitgelegd dat met het verbod van artikel 56 EG strijdig is een regeling van een lidstaat die een aan een fiscale beleggingsinstelling te verstrekken tegemoetkoming wegens in een andere lidstaat ingehouden bronheffing op door de fiscale beleggingsinstelling ontvangen dividenden

    a.

    beperkt tot het bedrag dat een in Nederland wonende natuurlijke persoon op grond van een met de andere lidstaat gesloten belastingverdrag zou hebben kunnen verrekenen;

    b.

    beperkt indien en voorzover de aandeelhouders van de fiscale beleggingsinstelling niet in Nederland wonende natuurlijke personen of aan de Nederlandse vennootschapsbelasting onderworpen lichamen zijn?

    2.

    Indien het antwoord op vraag 1 geheel of gedeeltelijk bevestigend luidt:

    2.a.

    Omvat het begrip „directe investeringen” in artikel 57, lid 1, EG ook het houden van een pakket aandelen in een vennootschap, indien de houder de aandelen slechts aanhoudt ter belegging en de omvang van het pakket de houder niet in staat stelt een bepalende invloed uit te oefenen op het bestuur van of op de controle over de vennootschap?

    2.b.

    Is op grond van artikel 56 EG elke met belastingheffing verband houdende beperking van kapitaalverkeer die ongeoorloofd zou zijn indien het grensoverschrijdend kapitaalverkeer binnen de EG betrof, gelijkelijk ongeoorloofd in geval van een zelfde kapitaalverkeer — in overigens gelijke omstandigheden — naar en vanuit derde landen?

    2.c.

    Indien het antwoord op vraag 2.b ontkennend luidt, moet dan artikel 56 EG aldus worden uitgelegd dat een beperking door een lidstaat van een fiscale tegemoetkoming aan een fiscale beleggingsinstelling ter zake van bronheffing op uit een derde land ontvangen dividend, welke beperking is gegrond op de omstandigheid dat niet alle aandeelhouders van de fiscale beleggingsinstelling woonplaats hebben in de betrokken lidstaat, met dat artikel onverenigbaar is?

    3.

    Maakt het voor het antwoord op de vorige vragen verschil

    3.a.

    of de belasting die in een ander land is ingehouden op uit dat land ontvangen dividend hoger is dan de belasting waaraan de dooruitdeling van dat dividend aan buitenlandse aandeelhouders is onderworpen in de lidstaat van vestiging van de fiscale beleggingsinstelling;

    3.b.

    of de aandeelhouders van de fiscale beleggingsinstelling, die buiten de lidstaat van vestiging van de fiscale beleggingsinstelling woonplaats hebben, wonen of gevestigd zijn in een land waarmee evenbedoelde lidstaat een verdrag heeft dat voorziet in wederzijds verrekenen van bronheffing op dividend;

    3.c.

    of de aandeelhouders van de fiscale beleggingsinstelling, die buiten de lidstaat van vestiging van de fiscale beleggingsinstelling woonplaats hebben, wonen of gevestigd zijn in een ander land van de EG?


    Top