EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52000IR0416

Advies van het Comité van de Regio's, over de "Gevolgen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de regio's bij uitbreiding van de EU"

PB C 107 van 3.5.2002, p. 3–4 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52000IR0416

Advies van het Comité van de Regio's, over de "Gevolgen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de regio's bij uitbreiding van de EU"

Publicatieblad Nr. C 107 van 03/05/2002 blz. 0003 - 0004


Advies van het Comité van de Regio's, over de "Gevolgen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de regio's bij uitbreiding van de EU"

(2002/C 107/02)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

gezien het besluit van zijn bureau van 20 september 2000 om, conform art. 265, vijfde alinea van het EG-Verdrag, een advies op te stellen over het onderwerp in kwestie en om commissie 2 ("Landbouw, plattelandsontwikkeling, visserij") te belasten met de voorbereidende werkzaamheden;

gezien zijn advies over pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw - SAPARD CDR 273/98 fin(1);

gezien zijn advies over het GLB en de uitbreiding van de EU naar het oosten (CDR 239/96 fin)(2); en

gezien het door rapporteur Johansson (wethouder/schepen van Gislaved, S/EVP) opgestelde en op 9 oktober 2001 door commissie 2 goedgekeurde ontwerpadvies (CDR 416/2000 rev. 2),

heeft tijdens zijn 41e zitting van 14 en 15 november 2001 (vergadering van 15 november) het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen werd goedgekeurd.

Aanbevelingen

1. Het Comité van de Regio's is van mening dat ook na de uitbreiding het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) een zaak van alle lidstaten tezamen dient te blijven. Aldus wordt gewaarborgd dat levensmiddelen en landbouwproducten in de interne markt vrijelijk vervoerd en verhandeld kunnen worden en de concurrentievoorwaarden voor alle lidstaten gelijk zijn. Het GLB heeft tevens tot doel, voor een redelijke levensstandaard te zorgen en de consument tegen redelijke prijzen van gezonde levensmiddelen te voorzien. Het GLB moet tegelijkertijd op Europees, nationaal en regionaal niveau, met volledige inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, worden geïmplementeerd. Dit gemeenschappelijk beleid, dat tot de bevoegdheden van de EU hoort, moet in het teken staan van financiële solidariteit en economische en sociale samenhang (voor het eerst als beleidsprincipe opgenomen in de Europese Akte), zodat een willekeurige Europese landbouwer op dezelfde behandeling kan rekenen als een andere die in dezelfde situatie verkeert.

2. Het in de context van Agenda 2000 vastgestelde financiële raamwerk schept de voorwaarden voor de uitbreiding binnen het overeengekomen begrotingskader. Het CvdR stelt echter vast dat de middelen, zoals overeengekomen voor de landbouwbegroting, alleen toereikend zullen zijn als de kandidaat-lidstaten geleidelijk aan worden opgenomen in het stelsel van rechtstreekse steunverlening. Als men wil dat de kandidaat-lidstaten van de eerste groep (Polen, Hongarije, Estland, Slovenië, Tsjechië en Cyprus) vóór 2006 toetreden en van meet af aan onder de regelingen voor rechtstreekse steun vallen, dan zal het begrotingskader moeten worden verruimd. Daarom pleit het CvdR voor een geleidelijke integratie van de nieuwe lidstaten in het communautaire stelsel van rechtstreekse steunverlening. Als de niveaus voor rechtstreekse steun gedurende een bepaalde overgangsperiode gefaseerd worden opgetrokken tot het in de EU gangbare niveau, kunnen schadelijke gevolgen door een al te snelle invoering van de steunregeling worden voorkomen.

3. Het CvdR is van mening dat het GLB aan hervorming toe is. Deze is o.a. nodig om te waarborgen dat tegemoet kan worden gekomen aan de behoeften van plattelandsregio's met een ontwikkelingsachterstand. Doel van de hervorming van het GLB op de lange termijn dient versterking van de concurrentiepositie van landbouwbedrijven te zijn. Het Comité juicht het toe dat de EU haar markt nog verregaander wil openstellen met het oog op liberalisering van de wereldhandel dan waartoe eerder is besloten. Ook is het een goede zaak dat de Commissie zich tijdens de WTO-onderhandelingen sterk maakt voor multifunctionele landbouw als toekomstig agrarisch model in de EU. Rechtstreekse subsidies moeten afhankelijk van de omvang van bedrijven worden afgebouwd, waarbij verbetering van de omstandigheden op het platteland streefdoel dient te zijn. Met name de ultraperifere en bergregio's dienen een belangrijke plaats te krijgen in het Europese landbouwbeleid, aangezien om ecologische en economische redenen moet worden voorkomen dat deze gebieden ontvolkt raken.

Om het Europese landbouwmodel - waaraan kwaliteit, voedselveiligheid en milieubehoud ten grondslag liggen - te versterken en ervoor te zorgen dat dit model aan de verwachtingen van de Europese consument voldoet, moeten er binnen het GLB echter vormen van rechtstreekse steunverlening blijven bestaan. De steun moet daarom worden losgekoppeld van producten en arealen en ten goede komen aan bedrijven die passen binnen het te versterken landbouwmodel én aan bedrijven die vanwege hun ligging concurrentienadelen ondervinden. Bovendien dienen regio's enige armslag te krijgen om de steun te gebruiken voor structurele en milieumaatregelen op hun grondgebied. Vooral traditionele familiebedrijven moeten van het nieuwe steunverleningsmodel kunnen profiteren.

4. Het landbouwbeleid moet na 2006 zodanig zijn aangepast dat de landbouw en de levensmiddelenproductie in concurrerende agrarische regio's zich goeddeels kunnen redden op een geliberaliseerde markt. De prijzen moeten net als in het geval van andere geliberaliseerde markten worden bepaald door vraag en aanbod. Het zijn in dat geval marktsignalen die ervoor zorgen dat er alleen levensmiddelen worden geproduceerd waar vraag naar is. Niettemin vindt het CvdR dat ook op een geliberaliseerde markt ruimte moet zijn voor gerichte milieusubsidies om de milieuproblematiek aan te pakken. Voorwaarde is wel dat er vanuit de samenleving gevraagd wordt om bijzondere milieu-inspanningen, bijvoorbeeld als het gaat om het behoud van biodiversiteit, een gevarieerd landschap of een recreatiegebied. Deze steunmaatregelen dienen evenwel los te staan van de productie van levensmiddelen en landbouwproducten om te voorkomen dat nieuwe regels worden ingevoerd die vrije marktwerking in de weg staan.

5. Plattelandsregio's met een ontwikkelingsachterstand en plattelandsregio's die als gevolg van een verdergaande liberalisering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid inkomensvermindering zien ontstaan, dienen ook na 2006 in aanmerking te komen voor milieusubsidies, steun voor plattelandsontwikkeling en structuursteun. Deze financiële regelingen moeten per regio adequaat worden verdeeld en toereikend zijn om aan de plaatselijke behoeften te voldoen. Het CvdR is derhalve van mening dat de uitvoering van deze steunmaatregelen moet worden overgelaten aan de betrokken regio's en lidstaten, zulks in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Het zijn immers de regio's en lidstaten waar men het beste weet in hoeverre maatregelen op het gebied van recreatie, milieu en structuur- en plattelandsontwikkeling noodzakelijk zijn. Wel moet uitvoering van deze programma's op regionaal niveau ook in de toekomst passen in het communautaire regelgevingskader en de goedkeuring wegdragen van de Commissie. Hervorming van het GLB op de in punt 3 hierboven beschreven wijze moet meer financiële ruimte opleveren voor steun aan plattelandsregio's met een ontwikkelingsachterstand, conform het beginsel van financiële solidariteit en de economische en sociale samenhang.

6. Het CvdR acht de huidige werkzaamheden ter ondersteuning van de kandidaat-lidstaten van bijzonder belang ten einde de nieuwe plattelandsregio's met succes te kunnen integreren in de gemeenschappelijke landbouwmarkt. Het ziet ernaar uit dat genoemde regio's behoefte zullen hebben aan een pakket maatregelen die steun voor plattelandsontwikkeling, structuursteun en milieusubsidies omvatten, en mede ten goede moeten komen aan gebieden waar de condities voor het bedrijven van landbouw van nature gunstig zijn. Verder acht het CvdR het belangrijk dat de kandidaat-lidstaten nog beter worden voorbereid op hun toetreding d.m.v. voorlichting over noodzakelijke landbouwhervormingen, ontwikkeling van verwerkende industrieën, van slachthuizen enz. De EU moet deze landen vooral met raad en daad blijven bijstaan om ter plaatse een hoog niveau van voedselveiligheid te waarborgen, waardoor hun integratie in de EU gemakkelijker zal verlopen.

7. Het CvdR hanteert als uitgangspunt dat het aantal specifieke bepalingen en overgangsregelingen m.b.t. de uitbreiding zo beperkt mogelijk moet blijven. De bijzondere maatregelen die vereist zijn in de plattelandsregio's van tal van kandidaat-lidstaten, dienen goeddeels te worden uitgevoerd binnen het raamwerk van het hierboven voorgestelde model voor een toekomstig landbouwbeleid. Volgens het CvdR zou het zin kunnen hebben, de nieuwe lidstaten d.m.v. directe steunmaatregelen stapsgewijze in te passen in de structuren van de EU. In beginsel acht het Comité het gewenst dat deze landen het acquis communautaire op alle gebieden overnemen. Indien toch overgangsregels voor de nieuwe lidstaten moeten worden ingevoerd op het gebied van bijvoorbeeld voedselveiligheid, dan zou dat het vrije verkeer op de markt van levensmiddelen en landbouwproducten beperken. Het CvdR dringt er daarom bij de Commissie op aan dat gekeken wordt naar eventuele problemen die als gevolg van bedoelde overgangsmaatregelen kunnen ontstaan in de grensregio's tussen de huidige EU-landen en de nieuwe lidstaten.

8. Het CvdR is van oordeel dat het dringend noodzakelijk is om de regelgeving en het beheer van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te vereenvoudigen. Het huidige systeem is ingewikkeld en kost zowel de samenleving als de landbouwers veel tijd en geld. Het hier geschetste liberaliseringsmodel biedt een goede basis om de administratieve rompslomp die gepaard gaat met de huidige marktregelingen, terug te dringen. Als het gemeenschappelijke landbouwbeleid zich ontwikkelt in de richting van minder gedetailleerd vastgelegde voorschriften, komt dit ook de integratie van nieuwe lidstaten in de EU ten goede. Het CvdR is positief over de door de Commissie voorgestelde vereenvoudigde steunregeling voor kleinere landbouwbedrijven. Het zou echter wenselijk zijn indien alle landbouwbedrijven in de toekomst met minder rompslomp en eenvoudigere regels te maken zouden krijgen.

Brussel, 15 november 2001.

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Jos Chabert

(1) PB C 93 van 6.4.1999, blz. 1.

(2) PB C 116 van 14.4.1997, blz. 39.

Top