EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023D2530

Besluit (EU) 2023/2530 van de Europese Centrale Bank van 28 september 2023 betreffende de delegatie van de bevoegdheid tot vaststelling van besluiten om geen bezwaar te maken tegen voorgenomen macroprudentiële maatregelen van nationale bevoegde autoriteiten of nationale aangewezen autoriteiten (ECB/2023/24)

ECB/2023/24

PB L, 2023/2530, 24.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2023/2530/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2023/2530/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie L


2023/2530

24.11.2023

BESLUIT (EU) 2023/2530 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 28 september 2023

betreffende de delegatie van de bevoegdheid tot vaststelling van besluiten om geen bezwaar te maken tegen voorgenomen macroprudentiële maatregelen van nationale bevoegde autoriteiten of nationale aangewezen autoriteiten (ECB/2023/24)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), en met name artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 1,

Gezien Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17) (2), en met name artikel 101,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Centrale Bank (ECB) is verantwoordelijk voor de doeltreffende en consistente werking van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme en is belast met zowel microprudentiële als macroprudentiële taken. De toekenning van macroprudentiële taken versterkt de reeds in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) verankerde bijdrage van de ECB aan de financiële stabiliteit.

(2)

De nationale bevoegde autoriteiten (NBA’s) en de nationale aangewezen autoriteiten (NAA’s) zijn verantwoordelijk voor het vaststellen van bufferpercentages voor mondiaal systeemrelevante instellingen (MSI’s) en andere systeemrelevante instellingen (ASI’s).

(3)

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 passen de NBA’s of NAA’s van de deelnemende lidstaten, wanneer zulks passend of noodzakelijk wordt geacht, vereisten voor kapitaalbuffers toe die kredietinstellingen op het juiste niveau moeten aanhouden om systeemrisico’s of macroprudentiële risico’s aan te pakken.

(4)

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en artikel 104 van Verordening (EU) nr. 468/2014 stellen NBA’s of NAA’s de ECB tien werkdagen voordat zij een dergelijk besluit nemen in kennis van hun voornemen tot het toepassen van macroprudentiële maatregelen (kennisgeving van “voorgenomen macroprudentiële maatregelen”). Na ontvangst van de kennisgeving zendt de secretaris van de raad van toezicht de voorgenomen macroprudentiële maatregelen onverwijld toe aan de Raad van bestuur en de raad van toezicht. Op basis van een door de raad van toezicht opgesteld voorstel op basis van het voorgenomen initiatief en rekening houdend met de input van het desbetreffende comité en de interne structuur van de ECB, besluit de Raad van bestuur binnen drie werkdagen om al of niet bezwaar te maken. Indien de Raad van bestuur bezwaar maakt tegen de voorgenomen macroprudentiële maatregelen, deelt de Raad van bestuur zijn redenen binnen vijf werkdagen na de kennisgeving aan de ECB schriftelijk mee aan de NBA’s of NAA’s. De NBA’s of NAA’s nemen de redenen van de ECB in overweging alvorens het definitieve besluit te nemen, naargelang van het geval.

(5)

De ECB moet een aanzienlijk aantal voorgenomen macroprudentiële maatregelen beoordelen die door NBA’s of NAA’s worden ingediend, met inbegrip van die welke ASI- en MSI-buffers vaststellen. Deze beoordelingen moeten vaak binnen een zeer krappe termijn worden uitgevoerd. Om het besluitvormingsproces te vergemakkelijken, is het passend te voorzien in de delegatie van de bevoegdheid tot vaststelling van bepaalde besluiten binnen de ECB. Met name moet de bevoegdheid tot vaststelling van besluiten om geen bezwaar te maken tegen door NBA’s of NAA’s ingediende macroprudentiële maatregelen worden gedelegeerd aan hoofden van arbeidseenheden van de ECB. Mondiaal systeemrelevante banken of instellingen (G-SIB’s-MSI’s) zijn banken of instellingen die vanwege hun omvang, verwevenheid, complexiteit, gebrek aan vervangbaarheid, of mondiale reikwijdte niet failliet mogen gaan. Gezien de potentiële jurisdictie-overschrijdende gevolgen van een probleem bij een van de G-SIB’s-MSI’s voor andere financiële instellingen in veel landen en voor de wereldeconomie in het algemeen, is dit niet louter een zorg voor NBA’s of NAA’s en is derhalve harmonisatie op mondiaal niveau vereist; dit komt tot uiting in een wereldwijd akkoord tussen de leden van het Bazels Comité voor bankentoezicht en de Raad voor financiële stabiliteit, waarvan het resultaat door de Raad voor financiële stabiliteit wordt gepubliceerd. De mondiale gemeenschap pakt deze kwesties aan door middel van een veelzijdige aanpak.

(6)

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft bevestigd dat bevoegdheidsdelegatie noodzakelijk en passend is opdat een instelling die een aanzienlijk aantal besluiten moet vaststellen, haar taken kan vervullen. De aan een instelling opgedragen bevoegdheden omvatten het recht om overeenkomstig de bepalingen van het VWEU een aantal van die bevoegdheden te delegeren, behoudens door de instelling nader uitgewerkte voorwaarden. Een instelling van de Unie kan derhalve maatregelen van organisatorische aard vaststellen houdende de delegatie van haar besluitvormingsbevoegdheden aan haar eigen interne organen of personen, voor zover die maatregelen gerechtvaardigd zijn en het evenredigheidsbeginsel respecteren. Met het oog op de rechtszekerheid moet de delegatie van beslissingsbevoegdheden beperkt en evenredig zijn, en moet de reikwijdte van de delegatie duidelijk worden omschreven en voldoen aan door de instelling vastgestelde voorwaarden.

(7)

Op 24 juni 2020 heeft de Raad van bestuur besloten een nauwe samenwerking aan te gaan tussen de ECB en de Българска народна банка (Nationale Bank van Bulgarije) (3). Met het oog op nauwe samenwerking zal het besluit om geen bezwaar te maken tegen voorgenomen macroprudentiële maatregelen ten aanzien van de Republiek Bulgarije ook worden vastgesteld overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van dit besluit.

(8)

Indien niet is voldaan aan de criteria voor de vaststelling van een gedelegeerd besluit, moeten besluiten worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en artikel 13 nonies van Besluit ECB/2004/2 van de Europese Centrale Bank (4),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit besluit gelden de volgende definities:

1)

“voorgenomen macroprudentiële maatregelen”: de maatregelen die nationale bevoegde autoriteiten (NBA’s) en nationale aangewezen autoriteiten (NAA’s) voornemens zijn toe te passen om banken te verplichten ASI- of MSI-buffers aan te houden, overeenkomstig artikel 131 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (5), zoals formeel ter kennis van de ECB gebracht met het oog op een besluit om al of niet bezwaar te maken;

2)

“ASI-buffer”: het eigen vermogen dat verplicht moet worden aangehouden in overeenstemming met artikel 131, lid 5, van Richtlijn 2013/36/EU;

3)

“MSI-buffer”: het eigen vermogen dat verplicht moet worden aangehouden in overeenstemming met artikel 131, lid 4, van Richtlijn 2013/36/EU;

4)

“technische beoordeling van de ECB”: de door de ECB uitgevoerde onafhankelijke technische beoordeling ter bepaling van de passende bufferpercentages;

5)

“ECB-ondergrens”: de meest recente toepasselijke versie van de ECB-ondergrensmethode voor de beoordeling van ASI-buffers zoals vastgesteld door de Raad van bestuur en gebaseerd op de systeemrelevante score van banken, waarbij elke bank wordt ingedeeld in een van de diverse categorieën van systeemrelevantie (“subgroepen”), waarbij elke subgroep is gekoppeld aan een specifieke ASI-buffer die als een ondergrens moet worden beschouwd;

6)

“gevoeligheid” of “gevoelig”: een kenmerk of factor die een negatieve impact kan hebben op de reputatie van de ECB en/of op de doeltreffende en consistente werking van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme, met inbegrip van, maar niet beperkt tot een van de volgende situaties: a) belangrijke punten van zorg die aan de orde zijn gesteld in de desbetreffende commissie en de relevante interne structuur in hun beraadslagingen die niet in de technische beoordeling van de ECB zijn opgenomen; b) voorgenomen macroprudentiële maatregelen die negatief ontvangen zouden kunnen worden door de media of het publiek.

Artikel 2

Onderwerp en reikwijdte

1.   Dit besluit legt de criteria vast voor de delegatie van besluitvormingsbevoegdheden aan de hoofden van arbeidseenheden van de ECB voor de vaststelling van besluiten om geen bezwaar te maken tegen voorgenomen macroprudentiële maatregelen.

2.   De delegatie van besluitvormingsbevoegdheden doet geen afbreuk aan de technische beoordeling van de ECB die wordt verricht met het oog op het vaststellen van besluiten om geen bezwaar te maken tegen de in lid 1 bedoelde voorgenomen macroprudentiële maatregelen.

Artikel 3

Delegatie van de bevoegdheid tot vaststelling tot besluiten om geen bezwaar te maken tegen voorgenomen macroprudentiële maatregelen

1.   De Raad van bestuur delegeert hierbij de bevoegdheid tot vaststelling van besluiten om geen bezwaar te maken tegen voorgenomen macroprudentiële maatregelen aan de door de directie benoemde hoofden van arbeidseenheden.

2.   Besluiten om geen bezwaar te maken tegen de in lid 1 bedoelde voorgenomen macroprudentiële maatregelen worden vastgesteld door middel van een gedelegeerd besluit indien is voldaan aan de criteria voor de vaststelling van gedelegeerde besluiten als bedoeld in de artikelen 4 en 5, naargelang van het geval.

3.   Het besluit om geen bezwaar te maken tegen de in lid 1 bedoelde voorgenomen macroprudentiële maatregelen wordt niet vastgesteld door middel van een gedelegeerd besluit indien de complexiteit van de technische beoordeling van de ECB of de gevoeligheid van de maatregelen vereist dat het besluit wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en artikel 13 nonies van Besluit ECB/2004/2.

4.   Indien een lid van het desbetreffende comité of van de desbetreffende interne structuur van de ECB tijdens de raadpleging over een voorstel voor een gedelegeerd besluit zijn bezorgdheid uit over de inhoud van de in lid 1 bedoelde voorgenomen macroprudentiële maatregelen, worden de criteria van de artikelen 4 en 5, naargelang van het geval, geacht niet te zijn vervuld en/of worden de maatregelen geacht gevoelig te zijn in de zin van artikel 1, punt 6), van dit besluit.

Artikel 4

Criteria voor de vaststelling van gedelegeerde besluiten om geen bezwaar te maken tegen voorgenomen macroprudentiële maatregelen voor de vaststelling van een ASI-buffer

Besluiten om geen bezwaar te maken tegen voorgenomen macroprudentiële maatregelen voor het vaststellen van een ASI-buffer worden vastgesteld overeenkomstig artikel 3, leden 1 en 2, indien aan elk van de volgende criteria is voldaan:

a)

deze voorgenomen macroprudentiële maatregelen passen de meest recente methode voor het bepalen van de ECB-ondergrens toe;

b)

de technische beoordeling van de ECB van deze maatregelen geeft geen aanleiding tot bezorgdheid over het volgende:

i)

de door de NBA of NAA gehanteerde methode;

ii)

de economische overwegingen die ten grondslag liggen aan de vaststelling van ASI-buffers;

iii)

de identificatie van ASI’s;

c)

in de technische beoordeling van de ECB wordt niet geconcludeerd dat de ECB bezwaar dient te maken tegen deze voorgenomen macroprudentiële maatregelen.

Artikel 5

Criteria voor de vaststelling van gedelegeerde besluiten om geen bezwaar te maken tegen voorgenomen macroprudentiële maatregelen voor de bepaling van een MSI-buffer

Besluiten om geen bezwaar te maken tegen voorgenomen macroprudentiële maatregelen voor het vaststellen van een MSI-buffer worden vastgesteld overeenkomstig artikel 3, leden 1 en 2, indien deze voorgenomen macroprudentiële maatregelen van NBA’s of NAA’s met betrekking tot de MSI-bufferpercentages in overeenstemming zijn met de jaarlijkse Beoordeling van de ECB van G-SIB’s-MSI’s in het GTM-gebied en met het mondiale akkoord dat is bereikt door de leden van het Bazels Comité voor bankentoezicht en de Raad voor financiële stabiliteit.

Artikel 6

Registratie van en rapportage over gedelegeerde besluiten om geen bezwaar te maken tegen voorgenomen macroprudentiële maatregelen

1.   Het secretariaat van de raad van toezicht houdt een register bij van alle overeenkomstig dit besluit genomen gedelegeerde besluiten en stelt het secretariaat van de Raad van bestuur maandelijks in kennis van dergelijke besluiten.

2.   Het secretariaat van de Raad van bestuur dient bij de Raad van bestuur en de raad van toezicht een kwartaalverslag in betreffende de uitoefening van gedelegeerde besluitvormingsbevoegdheden met betrekking tot de voorgenomen macroprudentiële maatregelen.

Artikel 7

Overgangsbepaling

Dit besluit is niet van toepassing indien voorgenomen macroprudentiële maatregelen bij de ECB werden ingediend vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Frankfurt am Main, 28 september 2023.

De president van de ECB

Christine LAGARDE


(1)   PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

(2)   PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1.

(3)  Besluit (EU) 2020/1015 van de Europese Centrale Bank van 24 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van nauwe samenwerking tussen de Europese Centrale Bank en Българска народна банка (Nationale Bank van Bulgarije) (ECB/2020/30) (PB L 224 I van 13.7.2020, blz. 1).

(4)  Besluit ECB/2004/2 van de Europese Centrale Bank van 19 februari 2004 houdende goedkeuring van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank (PB L 80 van 18.3.2004, blz. 33).

(5)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).


ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2023/2530/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top