EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 2.5.2018
COM(2018) 326 final
2018/0131(NLE)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN DE RAAD
betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, het emissiehandelssysteem van de Europese Unie en niet-gerecycleerd kunststof verpakkingsafval, en betreffende de maatregelen om in de behoefte van kasmiddelen te voorzien
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
Doel van dit voorstel is overeenkomstig artikel 322, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de bepalingen vast te stellen die noodzakelijk zijn om de regels en de procedures te bepalen volgens welke lidstaten de nieuwe eigen middelen ter beschikking stellen van de Commissie. De nieuwe eigen middelen, zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c), d) en e) van het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie zijn die welke gebaseerd zijn op de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag, het emissiehandelssysteem van de Europese Unie en niet-gerecycleerd kunststof verpakkingsafval. Deze verordening vormt een aanvulling op Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014, die van toepassing blijft op de bestaande eigen middelen.
Het voorgestelde nieuwe eigenmiddelenbesluit behoudt en hervormt de bestaande drie eigen middelen: traditionele eigen middelen, een gewijzigde versie van op btw gebaseerde eigen middelen en de eigen middelen die op het bruto nationaal inkomen zijn gebaseerd.
Daarnaast voorziet het voorstel voor het eigenmiddelenbesluit in drie nieuwe eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), het EU-emissiehandelssysteem (EU-ETS) en niet-gerecycleerd kunststof verpakkingsafval.
Met de in deze verordening voorgestelde praktische regelingen wordt voorzien in de uitvoering van het in het eigenmiddelenbesluit uitgetekende stelsel en de aanvulling van het huidige eigenmiddelenstelsel door het aan te passen aan de nieuwe eigen middelen. De voorgestelde verordening heeft met name betrekking op de berekening, vaststelling en terbeschikkingstelling van de nieuwe eigen middelen, de bewaring van bewijsstukken, administratieve samenwerking, de te voeren boekhouding van de eigen middelen, het tijdstip voor de terbeschikkingstelling van deze middelen en voor het uitvoeren van correcties en regularisaties en in voorkomend geval en bepalingen betreffende de behoefte aan kasmiddelen.
Voorts wordt in het voorstel de berekening vastgesteld van het toepasselijke percentage voor de eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen, in aanvulling op artikel 5 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014. Het bedrag van het bruto nationaal inkomen moet worden berekend zodra de bedragen van alle andere eigen middelen en van de financiële bijdragen ten behoeve van de aanvullende programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling en de overige ontvangsten bekend zijn. Hiermee blijft het aanvullende karakter gegarandeerd van de eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen, die zijn ingesteld om de bedragen van de EU-begroting aan te vullen die niet worden bereikt door de andere eigenmiddelen en evenmin door de andere inkomstenbronnen van de EU-begroting.
Op het vlak van hun behandeling in de begrotingscyclus kunnen de eigen middelen in twee groepen worden verdeeld. In de eerste groep vallen sommige ontvangsten die worden geactualiseerd in overeenstemming met de feitelijke ontwikkelingen in een latere fase (te vergelijken met de bedragen die zijn opgenomen in de begroting die bij de aanvang van het begrotingsjaar is vastgesteld), zoals de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde en het bruto nationaal inkomen. In de twee groepen vallen ontvangsten die niet worden geactualiseerd, zoals douaneheffingen. De voorgestelde nieuwe eigen middelen kunnen ook ondergebracht worden in een van deze beide categorieën en vereisen geen wijziging in de procedure. De eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en de bijdrage op niet-gerecycleerd kunststof verpakkingsafval worden geactualiseerd in het licht van daadwerkelijk gerapporteerde en geverifieerde cijfers zodra deze beschikbaar worden. Anderzijds geven de eigen middelen op basis van de veilingopbrengsten van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie in een latere fase geen aanleiding tot actualiseringen of aanpassingen, zoals dit ook het geval is voor douaneheffingen. Met de bijdragen op basis van het bruto nationaal inkomen als "sluitpost" wordt het begrotingsevenwicht gehandhaafd.
Het Raadgevend Comité wordt volledig betrokken bij de prognose voor alle eigen middelen.
De bepalingen in deze verordening zijn normaal gesproken een afspiegeling van die in Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 en in de gehele tekst wordt verwezen naar deze verordening.
Overeenkomstig artikel 311, vierde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden de bepalingen inzake de terbeschikkingstelling van eigen middelen aangevuld met een verordening tot vaststelling van de uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Unie. Die maatregelen, die niet rechtstreeks verband houden met de terbeschikkingstelling van eigen middelen, zijn opgenomen in het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen, die de huidige Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 zal intrekken en vervangen.
Dit initiatief maakt deel uit van het bredere wetgevingspakket over de eigen middelen dat samen met een verordening inzake het meerjarig financieel kader voor 2021-2027 door de Commissie wordt voorgesteld. Dit pakket bevat naast het reeds genoemde eigenmiddelenbesluit een nieuwe verordening met uitvoeringsmaatregelen voor alle bestaande en nieuwe eigen middelen en een wijziging van de verordening met betrekking tot eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde. Het initiatief maakt geen deel uit van het programma voor gezonde regelgeving.
Het voorgestelde eigenmiddelenbesluit omvat nieuwe eigen middelen en overeenkomstig artikel 6, lid 3, van dit besluit zijn de lidstaten verplicht de in artikel 2, lid 1, onder a), b), c), d), e) en f) bedoelde middelen ter beschikking te stellen van de Commissie overeenkomstig de verordeningen die zijn vastgesteld uit hoofde van artikel 322, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 regelt de bestaande in artikel 2, lid 1, onder a), b) en f), van het besluit bedoelde eigen middelen en de voorgestelde verordening regelt de nieuwe in artikel 2, lid 1, onder c), d) en e), van het besluit bedoelde eigen middelen.
Met het oog op de vaststelling van het toepasselijke percentage voor de aanvullende eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen wordt een nieuw artikel voorgesteld, in aanvulling op artikel 5 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014. Overeenkomstig het voorgestelde artikel worden de ontvangsten uit de eigen middelen die zijn gebaseerd op de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, het emissiehandelssysteem van de Europese Unie en kunststof verpakkingsafval toegevoegd aan de ontvangsten uit de traditionele eigen middelen en de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde om het gedeelte van de begroting te berekenen dat wordt gedekt door de eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen.
Het voorstel van de Commissie wordt hierna meer in detail toegelicht in afdeling 5.
•Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
De rechtsgrondslag van het eigenmiddelenbesluit is artikel 311, derde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Artikel 311, vierde alinea, en artikel 322, tweede lid, van het Verdrag zijn de rechtsgrondslag voor de handelingen waarbij de uitvoeringsmaatregelen worden bepaald voor het stelsel van eigen middelen en voor de terbeschikkingstelling van deze eigen middelen.
De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 322, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Er wordt eveneens naar verwezen in artikel 6 van het nieuwe eigenmiddelenbesluit (artikel 8 van het eigenmiddelenbesluit van 2014). Het voorstel is een aanvulling op de huidige Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 betreffende de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen. Ten slotte houdt het voorstel verband met de verordening tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen (de huidige Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 en de voorgestelde nieuwe verordening met uitvoeringsmaatregelen).
•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Gezien de aard van de eigen middelen berust hun beheer op de correcte toepassing van andere beleidsterreinen van de Unie:
–traditionele eigen middelen (hoofdzakelijk douanerechten) houden verband met de douane-unie;
–eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde en de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting houden verband met de beleidsterreinen eengemaakte markt en belastingen;
–eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie en kunststof verpakkingsafval houden verband met de beleidsterreinen milieu en klimaatactie.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 322, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Er wordt eveneens naar verwezen in artikel 6 van het nieuwe eigenmiddelenbesluit (artikel 8 van het eigenmiddelenbesluit 2014/335/EU, Euratom).
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Door de aard van de begroting van de Unie en de eigen middelen die de ontvangsten voor deze begroting vormen, moeten het stelsel van eigen middelen en de regelingen voor de terbeschikkingstelling van deze middelen uitgaan van een Uniebrede aanpak, die niet door de lidstaten kan worden tot stand gebracht.
•Evenredigheid
Dit voorstel voor een nieuwe verordening vormt een aanvulling op de bestaande bepalingen en voorziet in een aanpassing van deze bepalingen aan de nieuwe eigen middelen. Voor de opname van nieuwe eigen middelen in het eigenmiddelenbesluit is een bijgewerkte wetgeving noodzakelijk die bepalingen bevat over de terbeschikkingstelling van deze nieuwe eigen middelen en die voorziet in de actualisering en verbetering van de bestaande bepalingen.
Aangezien het in het belang van de Unie en van haar lidstaten is dat het systeem van eigen middelen goed werkt, zijn de regels voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen ontworpen met het oog op een vlotte samenwerking tussen de Unie en de lidstaten.
•Keuze van het instrument
In artikel 322, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is niet aangegeven welk instrument moet worden gebruikt. Uit hoofde van artikel 8 van Besluit 2014/335/EU, Euratom en artikel 6 van het voorgestelde eigenmiddelenbesluit dienen lidstaten de middelen ter beschikking van de Commissie te stellen "in overeenstemming met de voorschriften" die op grond van artikel 322, lid 2, VWEU, zijn vastgesteld.
3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN
De toelichting bij het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie bevat meer informatie over de recente verslagen en documenten waarin de noodzaak tot hervorming van het stelsel van de eigen middelen wordt onderzocht.
Derhalve is een nieuwe terbeschikkingstellingsverordening noodzakelijk aangezien in de huidige Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 alleen wordt verwezen naar traditionele eigen middelen en eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde en het bruto nationaal inkomen, terwijl met het voorgestelde eigenmiddelenbesluit nieuwe eigen middelen worden ingevoerd waarvoor bepalingen inzake de terbeschikkingstelling nodig zijn.
Het voorstel volgt bepalingen die reeds van kracht zijn, aangezien het voorstel het bij Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad ingevoerde stelsel aanpast aan de nieuwe eigen middelen. Daarnaast verwijst het ook naar de relevante wetgeving inzake nieuwe eigen middelen en vormt het daar een aanvulling op. Het voorstel is dan ook een voortzetting van het huidige stelsel en een uitbreiding ervan naar de nieuwe eigen middelen.
Dit voorstel houdt geen verband met het programma voor gezonde regelgeving; het is gericht op de lidstaten en niet op micro-ondernemingen of kleine en middelgrote ondernemingen of andere belanghebbenden; het is in beginsel neutraal op het vlak van het sectorale concurrentievermogen van de Unie of internationale handel. Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De gevolgen voor de begroting van dit voorstel en van het wetgevingspakket over de eigen middelen worden toegelicht in een bij dit voorstel gevoegde financieel memorandum. Met de invoering van nieuwe eigen middelen kan het hervormde eigenmiddelenstelsel worden uitgevoerd met hetzelfde niveau van administratieve kredieten en personeelsmiddelen als het huidige stelsel.
5.OVERIGE ELEMENTEN
De toepassing van de eigenmiddelenwetgeving, met inbegrip van de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van eigen middelen, komt op gezette tijden aan de orde in het Raadgevend Comité voor de eigen middelen.
Het Commissievoorstel kan als volgt worden samengevat:
Hoofdstuk I "Algemene bepalingen"
Artikel 2 van het voorstel, "Bewaring van bewijsstukken": de bepalingen zijn gelijkluidend aan die van artikel 3 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014, met een onderscheid tussen bepalingen voor eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie (die vergelijkbaar zijn met de bepalingen die gelden voor de traditionele eigen middelen) en de bepalingen voor eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en kunststof verpakkingsafval (die vergelijkbaar zijn met de bepalingen die gelden voor de eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde en het bruto nationaal inkomen).
Artikel 3 van het voorstel, "Administratieve samenwerking", komt overeen met artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014.
Artikel 4 van het voorstel, "Gevolgen voor de eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen" garandeert het aanvullende karakter van de eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen. Het is een aanvulling op artikel 5 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 met de vermelding dat het bedrag van eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen wordt berekend nadat de som is gemaakt van de ontvangsten uit alle andere - reeds bestaande en nieuwe - eigen middelen. Voorts garandeert dit artikel dat rekening wordt gehouden met in de in het nieuwe eigenmiddelenbesluit toegestane brutokortingen bij de boeking en terbeschikkingstelling van de eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen.
Hoofdstuk II "Boekhouding van de eigen middelen"
Artikel 5 van het voorstel, "Boeking en verslaglegging", komt overeen met artikel 6 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014, waarbij dit artikel 6 wordt aangepast aan de behoeften van de nieuwe eigen middelen.
Artikel 6 van het voorstel "Boekhoudkundige correcties voor de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie" komt overeen met artikel 7 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014, waarbij deze eigen middelen worden aangepast aan hetgeen in dit artikel is vastgesteld voor de traditionele eigen middelen, aangezien beide eigen middelen van soortgelijke aard zijn.
Hoofdstuk III "Berekening van de eigen middelen"
De artikelen 7, 8 en 9 hebben betrekking op de berekeningsmethode voor de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, het emissiehandelssysteem van de Europese Unie en kunststof verpakkingsafval. Het hoofdstuk moet worden gelezen in samenhang met artikel 1 van het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie, waarin de toepasselijke afdrachtpercentages worden vastgesteld.
Hoofdstuk IV "Terbeschikkingstelling van de eigen middelen"
Artikel 10 van het voorstel, "Schatkist en boekingsregels", komt overeen met artikel 9 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014.
De artikelen 11 en 12 hebben betrekking op de terbeschikkingstelling van de nieuwe eigen middelen. Zoals uiteengezet volgen de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie de bepalingen die gelden voor de traditionele eigen middelen (zie artikel 10 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014). De eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en kunststof verpakkingsafval volgen evenwel de bepalingen die gelden voor de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde en het bruto nationaal inkomen (zie artikel 10 bis van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014).
Artikel 13 van het voorstel, "Regularisaties van de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en kunststof verpakkingsafval van vorige begrotingsjaren" voorziet in een aanpassing van de bepalingen van artikel 10 ter van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014, die gelden voor de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde en het bruto nationaal inkomen. Nu worden twee nieuwe eigen middelen opgenomen in de jaarlijkse opmaak van de saldi, waarbij de ramingen worden vergeleken met de eerste feitelijke gegevens. Vervolgens wordt het totale bedrag van de saldi verdeeld tussen de lidstaten overeenkomstig hun aandeel in de bni-middelen (verrekening). In het hoofdstuk wordt ook bepaald dat de correcties of aanpassingen naar aanleiding van de controles op de door de Commissie vastgestelde datum ter beschikking worden gesteld. De bedragen die voortvloeien uit de controleresultaten worden niet opgenomen in de jaarlijkse opmaak van de saldi.
Artikel 14, "Vervroegde boeking van twaalfden", komt overeen met artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 en is van toepassing op de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en kunststof verpakkingsafval.
Artikel 15 van het voorstel, "Vertragingsrente" komt overeen met artikel 12 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014. Rente is verschuldigd op elke vertraging bij de terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie, zoals dit ook het geval is voor traditionele eigen middelen. Wat betreft de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en kunststof verpakkingsafval, is er een volledige lijst van de redenen uit hoofde waarvan rente is verschuldigd, zoals dit ook het geval is met de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde en het bruto nationaal inkomen.
Hoofdstuk V "Beheer van de kasmiddelen"
Artikel 16, "Vereisten bij het beheer van kasmiddelen en uitvoering van betalingsopdrachten", verwijst naar de artikelen 14 en 15 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014.
Hoofdstuk VI "Slotbepalingen"
Artikel 17 van het voorstel, "Comitéprocedure", bepaalt dat de uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 aan de Commissie moeten worden toegekend.
In artikel 18 van het voorstel, "Overgangsbepalingen" worden de bepalingen voor de overgangsperiode vastgesteld.
Artikel 19 van het voorstel, "Inwerkingtreding", bepaalt dat deze verordening in werking moet treden op dezelfde dag als het eigenmiddelenbesluit. De verordening zal met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf 1 januari 2021 voor de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie en van het kunststof verpakkingsafval. Wat de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting betreft, zijn de bepalingen van toepassing vanaf het tweede jaar na het verstrijken van de omzettingstermijn van de richtlijn betreffende de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting.
2018/0131 (NLE)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN DE RAAD
betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, het emissiehandelssysteem van de Europese Unie en niet-gerecycleerd kunststof verpakkingsafval, en betreffende de maatregelen om in de behoefte van kasmiddelen te voorzien
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 322, lid 2,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Gezien het advies van de Europese Rekenkamer,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)De Unie moet onder optimale voorwaarden kunnen beschikken over de in artikel 2, lid 1, onder c), d) en e), van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom van de Raad bedoelde eigen middelen en met het oog daarop dienen regels te worden vastgesteld voor de terbeschikkingstelling van deze eigen middelen door de lidstaten aan de Commissie.
(2)Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad bevat bepalingen betreffende de terbeschikkingstelling van eigen middelen en administratieve regelingen die gemeenschappelijk zijn voor andere eigen middelen en die in voorkomend geval van overeenkomstige toepassing zijn.
(3)De lidstaten moeten de bescheiden en inlichtingen die nodig zijn voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Commissie ten aanzien van de eigen middelen van de Unie ter beschikking van de Commissie houden en eventueel aan haar doen toekomen. De lidstaten moeten met name periodieke overzichten van de eigen middelen bij de Commissie indienen.
(4)De lidstaten moeten te allen tijde de bewijsstukken van de inning van de eigen middelen ter beschikking van de Commissie houden.
(5)De berekening van het toepasselijke percentage van de op het bruto nationaal inkomen gebaseerde eigen middelen moet tot stand komen nadat de som is gemaakt van de ontvangsten uit alle andere in artikel 2, lid 1, onder a), b), c), d) en e) van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom bedoelde eigen middelen en uit financiële bijdragen ten behoeve van de aanvullende programma’s voor onderzoek en technologische ontwikkeling en van overige ontvangsten.
(6)Bij de boeking van de eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen overeenkomstig artikel 6, lid 3, derde alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 en de terbeschikkingstelling van deze eigen middelen overeenkomstig artikel 10 bis van deze verordening moet rekening worden gehouden met de in artikel 2, lid 1, vierde alinea, van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom bedoelde brutokortingen die aan Duitsland zijn toegestaan.
(7)Om ervoor te zorgen dat de begroting van de Unie onder alle omstandigheden wordt gefinancierd, dient ten aanzien van de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en kunststof verpakkingsafval, te worden bepaald volgens welke procedure de lidstaten de in de begroting opgenomen eigen middelen in de vorm van vaste maandelijkse twaalfden ter beschikking van de Unie stellen, en de aldus ter beschikking gestelde bedragen later aanpassen.
(8)De methoden voor de berekening van de nieuwe eigen middelen moeten duidelijk worden omschreven in combinatie met de in artikel 1 van Verordening (EU, Euratom) nr. 20xx/xxxx van de Raad vastgestelde toepasselijke afdrachtpercentages.
(9)De eigen middelen moeten ter beschikking worden gesteld in de vorm van een boeking van de verschuldigde bedragen op het credit van de in artikel 9 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening die daartoe op naam van de Commissie is geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij het orgaan dat de lidstaat aanwijst.
(10)Om redenen van vereenvoudiging moet de procedure voor de regularisatie van de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en kunststof verpakkingsafval worden afgestemd op de regularisatieregeling voor de bestaande eigen middelen. Het totale bedrag van de regularisaties moet onmiddellijk over de lidstaten worden herverdeeld.
(11)De Commissie moet over voldoende kasmiddelen beschikken om te voldoen aan de betalingsverplichtingen die voornamelijk in de eerste maanden van het begrotingsjaar moeten worden nagekomen, voor zover de behoefte aan kasmiddelen dit rechtvaardigt.
(12)Om de doelstellingen van de Unie te verwezenlijken, moet de procedure voor de berekening van de rente er met name voor zorgen dat eigen middelen tijdig en volledig ter beschikking worden gesteld. Indien de lidstaten de eigen middelen met vertraging boeken, zijn zij hierover rente verschuldigd. In overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer dient ervoor te worden gezorgd dat de kosten van de inning van de over de te laat ter beschikking gestelde eigen middelen verschuldigde rente niet hoger zijn dan deze rente.
(13)Om de correcte toepassing van de financiële voorschriften betreffende de eigen middelen te vergemakkelijken, is het noodzakelijk te voorzien in bepalingen voor een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie.
(14)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend in verband met de vaststelling van formulieren met overzichten van de eigen middelen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.
(15)De uitvoeringshandelingen tot vaststelling van de formulieren met overzichten van de eigen middelen dienen volgens de raadgevingsprocedure te worden vastgesteld, gezien de technische aarde van deze handelingen.
(16)Ter wille van de samenhang en rekening houdend met artikel 9 van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom dient deze verordening in werking te treden op dezelfde datum als dat besluit en vanaf 1 januari 2021 van toepassing te zijn. De bepalingen met betrekking tot de in artikel 2, lid 1, onder c), van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom bedoelde eigen middelen moeten gelden vanaf de dag die is vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van dit besluit,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Hoofdstuk I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening worden de regels vastgesteld voor de berekening en terbeschikkingstelling aan de Commissie van de in artikel 2, lid 1, onder c), d) en e) van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom bedoelde eigen middelen van de Unie en wordt de berekening vastgesteld van het toepasselijke percentage van de in artikel 2, lid 1, onder f) van dat besluit bedoelde eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen.
Artikel 2
Bewaring van bewijsstukken
1.
De lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen om te verzekeren dat de bewijsstukken betreffende de berekening, vaststelling en terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie gedurende ten minste drie kalenderjaren, te rekenen vanaf het einde van het jaar waarop zij betrekking hebben, worden bewaard.
De bewijsstukken die betrekking hebben op de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en kunststof verpakkingsafval moeten door de lidstaten worden bewaard tot en met 31 juli van het zesde jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar.
2.
Indien bij een overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) nr. 20xx/xxxx verricht onderzoek van de in het lid 1 bedoelde bewijsstukken een correctie of een regularisatie noodzakelijk mocht blijken, worden deze bewijsstukken zolang na het verstrijken van de in het lid 1 genoemde termijn bewaard als nodig is voor het aanbrengen van de correctie of regularisatie en voor de controle daarop.
3.
Indien een geschil tussen een lidstaat en de Commissie over de verplichting om een bepaald bedrag aan de in artikel 2, lid 1, onder c), d) en e) van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom bedoelde eigen middelen ter beschikking te stellen in onderling overleg of door een beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt beslecht, dient de lidstaat de bewijsstukken die nodig zijn voor de financiële follow-up binnen twee maanden nadat het geschil is beslecht, in bij de Commissie.
Artikel 3
Administratieve samenwerking
1.
Elke lidstaat doet de Commissie mededeling van:
(a)de naam van de diensten of agentschappen die belast zijn met de berekening of de vaststelling, de inning, de terbeschikkingstelling en de controle van de eigen middelen, en van de belangrijkste bepalingen met betrekking tot de rol en het functioneren van deze diensten en agentschappen;
(b)de wettelijke, bestuursrechtelijke of comptabiliteitsbepalingen van algemene aard betreffende de berekening of de vaststelling, de inning, de terbeschikkingstelling en de controle door de Commissie van de eigen middelen;
(c)de exacte benaming van alle administratieve en boekhoudkundige staten waarin de eigen middelen worden geregistreerd, met name de staten die worden gebruikt bij de boekingen als bedoeld in artikel 5.
Elke wijziging van deze in de eerste alinea bedoelde namen of bepalingen wordt onverwijld aan de Commissie meegedeeld.
2.
De Commissie deelt op verzoek van een lidstaat de in lid 1 bedoelde gegevens mee aan alle andere lidstaten.
Artikel 4
Gevolgen voor de eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen
1.
Met het oog op de vaststelling van het in artikel 5 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde uniforme percentage moeten de in artikel 2, lid 1, onder c), d) en e), van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom bedoelde ontvangsten worden toegevoegd aan de in artikel 2, lid 1, onder a) en b), van dat besluit bedoelde ontvangsten om het onderdeel van de begroting te berekenen dat wordt gedekt door de eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen.
2.
Artikel 6, lid 3, derde alinea, en artikel 10 bis van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 zijn van toepassing op de in artikel 2, lid 1, vierde alinea, van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom bedoelde brutokorting die aan Duitsland is toegestaan.
Hoofdstuk II
Boekhouding van de eigen middelen
Artikel 5
Boeking en verslaglegging
1.
Bij de schatkist van iedere lidstaat of een publiekrechtelijke entiteit die vergelijkbare functies uitoefent ("schatkist") of de nationale centrale bank van iedere lidstaat wordt een boekhouding van de eigen middelen gevoerd. Deze wordt gespecificeerd naar de aard van de middelen.
2.
Ten behoeve van de boekhouding van de eigen middelen eindigt de boekmaand niet eerder dan om 13.00 uur op de laatste werkdag van de maand van de berekening of de vaststelling.
3.
De twaalfden met betrekking tot de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en kunststof verpakkingsafval worden geboekt op de eerste werkdag van elke maand.
De bedragen van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie voor een bepaalde maand worden geboekt op de eerste werkdag van de tweede maand na de maand waarin de rechten werden geveild of waarin de voorlopige kosteloze toewijzingen voor de modernisering van de energiesector werden verleend.
Het resultaat van de in artikel 13 bedoelde berekening wordt jaarlijks in de boekhouding opgenomen.
4.
Elke lidstaat verstrekt de Commissie binnen de in de tweede alinea van lid 3 bedoelde termijn een maandoverzicht van zijn boekhouding voor de eigen middelen gebaseerd op het emissiehandelssysteem van de Europese Unie.
5.
Uiterlijk op 15 april van elk jaar zendt elke lidstaat aan de Commissie een jaaroverzicht met zijn prognose en ramingen van de in artikel 2, lid 1, onder c), d) en e) van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom bedoelde eigen middelen voor het lopende en daaropvolgende jaar.
De prognose voor de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie is het bedrag in het lid 6, onder b), bedoelde jaaroverzicht voor het voorgaande jaar.
6.
Elke lidstaat verstrekt de Commissie uiterlijk op 31 juli de volgende overzichten met de bedragen van de berekende eigen middelen:
(a)een jaaroverzicht voor het tweede jaar voorafgaand aan het lopende jaar ("n-2") met het bedrag van de belastbare winsten die in deze lidstaat door de belastingplichtigen zijn aangegeven, met inbegrip van het gedeelte van die belastbare winsten die aan andere lidstaten zijn toegewezen, en het bedrag van de belastbare winsten die volgens de Unieregels door andere lidstaten aan de declarerende lidstaat zijn toegewezen; en een jaaroverzicht voor het tweede jaar voorafgaand aan het lopende jaar ("n-2") met de berekening van de bedragen van de eigen middelen overeenkomstig artikel 7;
(b)een jaaroverzicht voor het jaar dat voorafgaat aan het lopende jaar ("n-1") met de ontvangsten van de in artikel 10, lid 2, onder a), van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde veilingen van rechten; een jaaroverzicht voor het voorafgaande jaar met het aantal voorlopige kosteloze toewijzingen van rechten voor de modernisering van de energiesector overeenkomstig artikel 10 quater van deze richtlijn, en hun marktwaarde; en een jaaroverzicht voor het voorafgaande jaar met de berekening van de bedragen van de eigen middelen overeenkomstig artikel 8;
(c)een jaaroverzicht voor het tweede jaar voorafgaand aan het lopende jaar ("n-2") met statistische gegevens over het gewicht in kilogram van het kunststof verpakkingsafval dat in de lidstaat werd gegenereerd en over het gewicht in kilogram van dit kunststof verpakkingsafval dat werd gerecycleerd; en een jaaroverzicht voor het tweede jaar voorafgaand aan het lopende jaar ("n-2") met de berekening van de bedragen van de eigen middelen overeenkomstig artikel 9.
Voor de toepassing van punt a) worden de door de lidstaten te verstrekken gegevens beperkt tot de belastbare winsten van de belastingplichtigen voor wie de Unieregels inzake de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag verplicht zijn.
7.
De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen aannemen tot vaststelling van formulieren voor de in de leden 4, 5 en 6 bedoelde overzichten van de eigen middelen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
Artikel 6
Boekhoudkundige correcties voor de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie
Wat betreft de in artikel 2, lid 1, onder d), van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom bedoelde eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie worden de door de lidstaten voor een bepaald jaar verstrekte overzichten niet meer gecorrigeerd na 31 december van het derde jaar volgende op het desbetreffende jaar, behoudens op punten waarvan vóór het verstrijken van deze termijn door de Commissie of de betrokken lidstaat kennis werd gegeven.
Hoofdstuk II
Berekening van de eigen middelen
Artikel 7
Berekening van de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting
1.
De in artikel 2, lid 1, onder c), van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom bedoelde eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting worden jaarlijks door elke lidstaat berekend door de toepassing van een in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 20xx/xxxx bedoeld uniform afdrachtpercentage op het aan deze lidstaat volgens de Unieregels inzake de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting toegewezen aandeel van de belastbare winst.
2.
Het bedrag van de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting voor een jaar wordt bepaald op basis van een raming die uiterlijk op 15 april van het voorgaande jaar is opgesteld.
Artikel 8
Berekening van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie
1.
De in artikel 2, lid 1, onder d), van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom bedoelde eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie worden door elke lidstaat berekend door de toepassing van een in artikel 1, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 20xx/xxxx bedoeld uniform afdrachtpercentage op het bedrag dat wordt vertegenwoordigd door de ontvangsten uit de in artikel 10, lid 2, onder a), van Richtlijn 2003/87/EG genoemde te veilen rechten en de marktwaarde van voorlopige kosteloze toewijzing van rechten voor de modernisering van de energiesector als bepaald in artikel 10 quater, lid 3, van die richtlijn.
2.
De in lid 1 bedoelde eigen middelen worden maandelijks berekend en omgerekend in nationale valuta's tegen de wisselkoersen van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan de referentieperiode, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie.
Artikel 9
Berekening van de eigen middelen op basis van niet-gerecycleerd kunststof verpakkingsafval
1.
De in artikel 2, lid 1, onder e), van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom bedoelde eigen middelen op basis van niet-gerecycleerd kunststof verpakkingsafval wordt berekend door toepassing van het in artikel 1, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) nr. 20xx/xxxx bedoeld uniform afdrachtpercentage op het verschil tussen het gewicht van het kunststof verpakkingsafval dat in een bepaald jaar in de lidstaat werd gegenereerd en het gewicht van het gerecycleerde kunststof verpakkingsafval.
2.
Voor elke lidstaat worden de eigen middelen op basis van kunststof verpakkingsafval berekend in euro.
3.
Het bedrag van de eigen middelen op basis van niet-gerecycleerd kunststof verpakkingsafval voor een jaar wordt bepaald op basis van een raming die uiterlijk op 15 april van het voorgaande jaar is opgesteld.
Hoofdstuk IV
Terbeschikkingstelling van de eigen middelen
Artikel 10
Schatkist en boekingsregels
Artikel 9 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 is van overeenkomstige toepassing op de in artikel 2, lid 1, onder c), d) en e), van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom bedoelde eigen middelen.
Artikel 11
Terbeschikkingstelling van eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en niet-gerecycleerd kunststof verpakkingsafval
1.
De overeenkomstig artikel 7 en 9 voor elk kalenderjaar berekende bedragen worden op de eerste werkdag van elke maand geboekt. Deze bedragen zijn één twaalfde van de desbetreffende uit de begroting voortvloeiende bedragen, omgerekend in nationale valuta's tegen de wisselkoersen van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie.
2.
De in lid 1 bedoelde bedragen worden op de eerste werkdag van de maand op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening geboekt.
3.
Iedere wijziging van het uniforme afdrachtspercentage van de in artikel 2, lid 1, onder c), en e), van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom bedoelde eigen middelen wordt gerechtvaardigd door de definitieve vaststelling van een gewijzigde begroting; de sedert het begin van het begrotingsjaar op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2017 bedoelde rekening geboekte twaalfden worden dienovereenkomstig aangepast.
Deze regularisaties geschieden bij de eerste boeking na de definitieve vaststelling van de gewijzigde begroting indien deze vaststelling vóór de zestiende van de maand plaatsvindt. In het andere geval geschieden deze regularisaties bij de tweede boeking na de voornoemde definitieve vaststelling. In afwijking van artikel 11 van het Financieel Reglement worden deze regularisaties in de rekening van het begrotingsjaar van de desbetreffende gewijzigde begroting opgenomen.
4.
De twaalfden voor de maand januari van elk begrotingsjaar worden berekend op basis van de bedragen opgenomen in de ontwerpbegroting zoals bedoeld in artikel 314, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en omgerekend in nationale valuta's tegen de wisselkoersen van de eerste noteringsdag na 15 december van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar; deze bedragen worden bij de boeking van de volgende maand geregulariseerd.
5.
Wanneer de begroting uiterlijk twee weken vóór de boeking van januari van het volgende begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, boeken de lidstaten op de eerste werkdag van elke maand, met inbegrip van de maand januari, één twaalfde van het in de laatste definitief vastgestelde begroting opgenomen bedrag van de in artikel 2, lid 1, onder c) en e) bedoelde eigen middelen; de regularisatie geschiedt dan op de eerste vervaldag na de definitieve vaststelling van de begroting, indien deze vóór de zestiende van de maand plaatsvindt. In het andere geval geschiedt de regularisatie op de tweede vervaldag na de definitieve vaststelling van de begroting.
Artikel 12
Terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie
De overeenkomstig artikel 8 berekende bedragen worden op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening geboekt op de eerste werkdag van de tweede kalendermaand die volgt op de maand waarin de bedragen dienden te worden berekend.
Artikel 13
Regularisaties van de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en kunststof verpakkingsafval van vorige begrotingsjaren
1.
Op basis van de in artikel 5 bedoelde jaaroverzichten wordt elke lidstaat in het jaar dat volgt op dat waarin het overzicht was verstrekt, gedebiteerd of gecrediteerd voor een bedrag dat is berekend aan de hand van het verschil tussen de bedragen in de prognose voor een bepaald jaar en het overzicht met de reële bedragen voor hetzelfde jaar.
2.
De Commissie berekent voor elke lidstaat het verschil tussen de bedragen die voortvloeien uit de in de lid 1 bedoelde regularisaties en het resultaat van de vermenigvuldiging van de totale bedragen van de regularisaties met het aandeel dat het bruto nationaal inkomen van die lidstaat vertegenwoordigt in het bruto nationaal inkomen van alle lidstaten, zoals van toepassing op 15 januari op de geldende begroting voor het jaar dat volgt op dat waarin de gegevens voor de regularisaties zijn verstrekt ("het nettobedrag").
Voor deze berekening geschiedt de omrekening van de bedragen tussen de nationale valuta's en de euro tegen de wisselkoers van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar van boeking, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie.
De Commissie deelt de lidstaten de uit deze berekening voortvloeiende bedragen mee vóór 1 februari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de gegevens voor de regularisaties zijn verstrekt. Elke lidstaat boekt het nettobedrag op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening op de eerste werkdag van de maand juni van hetzelfde jaar.
3.
Correcties of regularisaties naar aanleiding van controles van de in artikel 5 bedoelde overzichten voor voorgaande begrotingsjaren geven aanleiding tot een specifieke regularisatie van de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde boekingen. Deze regularisatie wordt beschikbaar gesteld op de door de Commissie vastgestelde datum.
4.
Na 31 juli van het zesde jaar volgende op een bepaald begrotingsjaar worden eventuele wijzigingen niet meer in aanmerking genomen, behalve op vóór het verstrijken van deze termijn hetzij door de Commissie, hetzij door de lidstaat ter kennis gebrachte punten.
5.
De in dit artikel bedoelde verrichtingen zijn ontvangsten van het begrotingsjaar waarin zij op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening moeten worden geboekt.
Artikel 14
Vervroegde boeking van twaalfden
Voor de specifieke betalingsbehoeften van het [ELGF uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad], en afhankelijk van de kaspositie van de Unie, kan de Commissie de lidstaten verzoeken de boeking van één twaalfde van de bedragen die in de begroting zijn opgenomen uit hoofde van de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en kunststof verpakkingsafval, of een fractie daarvan, met maximaal twee maanden in de loop van het eerste kwartaal van het begrotingsjaar te vervroegen.
Onverminderd de derde alinea kan de Commissie, voor de specifieke betalingsbehoeften [van de Europese structuur- en investeringsfondsen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad], en afhankelijk van de kaspositie van de Unie, de lidstaten verzoeken de boeking van maximaal een bijkomende helft van één twaalfde van de bedragen die in de begroting zijn opgenomen uit hoofde van de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en kunststof verpakkingsafval in de loop van de eerste zes maanden van het begrotingsjaar te vervroegen.
Het totale bedrag van de boeking die de Commissie de lidstaten kan vragen in eenzelfde maand te vervroegen uit hoofde van de eerste en de tweede alinea, is in geen geval hoger dan een bedrag dat overeenstemt met twee bijkomende twaalfden.
Na de eerste zes maanden mag de gevraagde maandelijkse boeking niet hoger zijn dan één twaalfde van de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en kunststof verpakkingsafval, steeds binnen de grenzen van de daartoe in de begroting opgenomen bedragen.
De Commissie stelt de lidstaten hiervan vooraf en uiterlijk twee weken vóór een uit hoofde van de eerste of de tweede alinea gevraagde boeking, in kennis.
De Commissie informeert de lidstaten ruim van tevoren en uiterlijk zes weken vóór een uit hoofde van de tweede alinea gevraagde boeking, over haar voornemen om te verzoeken om die boeking.
Lid 4 van artikel 11 betreffende de boeking in de maand januari van elk jaar en lid 5 van artikel 11 dat van toepassing is wanneer de begroting vóór het begin van het begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, zijn van toepassing op deze vervroegde boekingen.
Artikel 15
Vertragingsrente
1.
Elke vertraging bij de boeking van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening verplicht de betrokken lidstaat tot het betalen van vertragingsrente.
2.
Voor de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en niet-gerecycleerd kunststof verpakkingsafval moet alleen rente worden betaald aangaande vertragingen bij de boeking van de volgende bedragen:
a)
in artikel 11 bedoelde bedragen;
b)
bedragen die voortvloeien uit de berekening als bedoeld in artikel 13, lid 1, op het tijdstip dat is bepaald in artikel 13, lid 2, derde alinea;
c)
bedragen die voortvloeien uit de in artikel 13, lid 3, bedoelde specifieke regularisaties;
d)
bedragen die voortvloeien uit het niet verstrekken door een lidstaat van gegevens; de rente op de regularisaties die voortvloeien uit de correcties die worden aangebracht door het niet verstrekken van gegevens, wordt berekend vanaf de eerste werkdag van juni van het jaar dat volgt op dat waarin de door de Commissie vastgestelde expliciete termijn verstreek.
3.
Wanneer het rentebedrag minder dan 500 EUR bedraagt, wordt afgezien van de inning.
4.
De rentetarieven en –voorwaarden zijn die welke zijn vastgesteld in artikel 12, leden 4 en 5, van Verordening (EG, Euratom) nr. 609/2014.
5.
Met betrekking tot de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde betaling van rente is artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk V
Beheer van de kasmiddelen
Artikel 16
Vereisten bij het beheer van kasmiddelen en uitvoering van betalingsopdrachten
De artikelen 14 en 15 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 zijn van overeenkomstige toepassing op de in artikel 2, lid 1, onder c), d) en e), van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom bedoelde eigen middelen.
Hoofdstuk VI
Slotbepalingen
Artikel 17
Comitéprocedure
1.
De Commissie wordt bijgestaan door het in artikel 9 van Verordening (EU, Euratom) nr 20xx/xxxx bedoelde Raadgevend Comité voor de eigen middelen. Het betreft een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 18
Overgangsbepalingen
1.
De in artikel 2, lid 1, onder c), van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom bedoelde eigen middelen worden berekend en ter beschikking gesteld vanaf de in artikel 9, vijfde alinea, van dat besluit bedoelde datum. De lidstaten dienen uiterlijk op 15 april van het voorgaande jaar de eerste raming in voor de eigen middelen voor het eerste jaar van toepassing van de eigenmiddelenbepalingen.
2.
Vóór de laatste dag van de maand die volgt op de inwerkingtreding verstrekt elke lidstaat aan de Commissie de berekening overeenkomstig artikel 8 voor de periode van januari 2021 tot de maand vóór de inwerkingtreding van deze verordening. Voor de resterende maanden van het jaar van de inwerkingtreding van deze verordening en het daaropvolgende jaar wordt de raming van het in artikel 2, lid 1, onder d) van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom bedoelde bedrag uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op de inwerkingtreding van deze verordening ingediend.
3.
Vóór de laatste dag van de maand die volgt op de inwerkingtreding van deze verordening verstrekt elke lidstaat aan de Commissie een jaaroverzicht met het bedrag van in de in artikel 2, lid 1, onder e), van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom bedoelde eigen middelen voor elk jaar vanaf 2021 waarvoor statistische gegevens beschikbaar zijn om de in artikel 9 van deze verordening bedoelde berekening uit te voeren. Voor de andere jaren tot het jaar dat volgt op de inwerkingtreding wordt de raming van het bedrag van de in artikel 2, lid 1, onder e) van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom bedoelde eigen middelen uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op de inwerkingtreding van deze verordening ingediend.
Artikel 19
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag van inwerkingtreding van Besluit 20xx/xxxx/EU, Euratom.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.
De bepalingen van deze verordening zijn van toepassing op de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting vanaf 1 januari van het tweede jaar na de toepassingsdatum van nationale bepalingen tot omzetting van de Richtlijn van de Raad betreffende de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter
FINANCIEEL MEMORANDUM
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur
1.3.Aard van het voorstel/initiatief
1.4.Doelstelling(en)
1.5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.6.Duur en financiële gevolgen
1.7.Beheersvorm(en)
2.BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
2.2.Beheers- en controlesysteem
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader
3.2.5.Bijdragen van derden
3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
FINANCIEEL MEMORANDUM
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, het emissiehandelssysteem van de Europese Unie en niet-gerecycleerd kunststof verpakkingsafval, en betreffende de maatregelen om in de behoefte van kasmiddelen te voorzien
Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie
Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde.
1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur
Ontvangsten van de EU-begroting (Titel 1, eigen middelen)
1.3.Aard van het voorstel/initiatief
☑ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie
◻ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie
◻ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie.
◻ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie.
1.4.Doelstelling(en)
1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie
Diversificatie van de ontvangstenzijde van de EU-begroting met een op basis van complementariteit samengestelde waaier van eigen middelen om de budgettaire samenhang, bestendigheid en billijkheid te verhogen en het financieringstekort als gevolg van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie te dekken.
1.4.2.Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)
Specifieke doelstelling nr.
Niet van toepassing.
Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)
Titel 1, eigen middelen
1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)
Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.
Een pakket nieuwe eigen middelen voorziet in nieuwe ontvangsten voor de EU-begroting, waarbij opnieuw echte eigen middelen worden geïntroduceerd die gekoppeld worden aan essentiële EU-beleidsterreinen (klimaatverandering, milieubeleid, kunststoffenstrategie, de kringloopeconomie en de interne markt) en het financieringstekort wordt gedekt dat het gevolg is van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie.
Met een waaier van eigen middelen zou de samenstelling van de ontvangstenzijde van de EU-begroting meer lijken op de structuur van de nationale begrotingen.
1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren
Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.
Dit voorstel moet voorzien in het kader voor een tijdige en correcte terbeschikkingstelling aan de EU-begroting van de eigen middelen op basis van het normale tarief voor de belasting over de toegevoegde waarde (btw), de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), het emissiehandelssysteem (ETS) en kunststof verpakkingsafval.
1.5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien
De regels voor de terbeschikkingstelling aan de EU-begroting van de eigen middelen op basis van het normale tarief voor de btw, de CCCTB, het ETS en kunststof verpakkingsafval moeten tijdig worden goedgekeurd om een tijdige uitvoering van het pakket nieuwe eigen middelen te waarborgen.
1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU
1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
Deze voorstellen houden verband met het eigenmiddelenbesluit en Verordening 609/2014 van de Raad. Samen genomen verduidelijken deze voorstellen de interactie tussen de eigenmiddelenbepalingen en de wetgevingshandelingen met betrekking tot de btw, CCCTB, ETS en kunststof verpakkingsafval.
1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten
1.6.Duur en financiële gevolgen
◻ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur
–◻
Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ
–◻
Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ
☑ Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur
–Uitvoering met een opstartperiode vanaf 1/1/2020 tot en met 31/12/2020,
–gevolgd door een volledige uitvoering vanaf 1/1/2021.
1.7.Beheersvorm(en)
☑ Direct beheer door de Commissie
–☑door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;
–◻
door de uitvoerende agentschappen
◻ Gedeeld beheer met lidstaten
◻ Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:
–◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;
–◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);
–◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;
–◻ de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;
–◻ publiekrechtelijke organen;
–◻ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;
–◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;
–◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.
–Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".
Opmerkingen
2.BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en voorwaarden.
De bepalingen voor het toezicht en de verslaglegging met betrekking tot de terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van het normale tarief voor de btw, de CCCTB, het ETS en kunststof verpakkingsafval zijn opgenomen in het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie.
2.2.Beheers- en controlesysteem
2.2.1.Mogelijke risico's
De belangrijkste potentiële risico's zijn: de onjuiste vaststelling van de eigen middelen op basis van het normale tarief voor de btw, de CCCTB, het ETS en kunststof verpakkingsafval, de foutieve boeking, de te late beschikbaarstelling van de middelen en boekhoudfouten.
2.2.2.Informatie over het ingestelde systeem voor interne controle
Naast controlemethodes voorziet het voorstel ook in specifieke bepalingen met betrekking tot administratieve samenwerking en comitéprocedures.
2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en beoordeling van het verwachte foutenrisico
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.
Bepalingen inzake de controle en het toezicht op de berekening van eigen middelen op basis van het normale tarief voor de btw, de CCCTB, het ETS en kunststof verpakkingsafval zijn opgenomen in de bijhorende verordeningen van de Raad.
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
Niet van toepassing. De voorgestelde nieuwe eigen middelen mogen niet leiden tot extra personeelsbehoeften.
3.2.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–◻
Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.
–☑
Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:
–☑
voor de eigen middelen
–◻
voor de diverse ontvangsten
Jaar
miljard EUR (lopende prijzen)
Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:
|
Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten
|
Jaar
2021
|
Jaar
2022
|
Jaar
2023
|
Jaar
2024
|
Jaar
2025
|
Jaar
2026
|
Jaar
2027
|
Bni-middelen
|
102,7
|
101,5
|
104,7
|
101,2
|
102,6
|
104,0
|
105,5
|
107,0
|
Traditionele eigen middelen
|
22,8
|
24,0
|
24,7
|
25,5
|
26,4
|
27,2
|
28,1
|
28,9
|
Eigen middelen uit de btw
|
17,2
|
22,4
|
23,1
|
23,8
|
24,6
|
25,4
|
26,3
|
27,1
|
Eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB)
|
-
|
-
|
-
|
15,3
|
15,8
|
16,4
|
16,9
|
17,5
|
Eigen middelen op basis van het emissiehandelsysteem (ETS)
|
-
|
3,0
|
3,0
|
3,0
|
3,0
|
3,0
|
3,0
|
3,0
|
Eigen middelen op basis van kunststof verpakkingsafval
|
-
|
6,6
|
6,6
|
6,6
|
6,7
|
6,7
|
6,7
|
6,6
|
Vermeld voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen" het betrokken begrotingsonderdeel of de betrokken begrotingsonderdelen voor uitgaven.
Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.
Zie de berekeningsmethode van de afzonderlijke eigen middelen in het werkdocument van de diensten van de Commissie. Financiering van de EU-begroting: verslag over de werking van het eigenmiddelenstelsel (SWD(2018) 172):
Eigen middelen uit het normale btw-tarief
blz. 22.
Eigen middelen op de basis van de CCCTB
blz. 25.
Eigen middelen op basis van het ETS
blz. 27.
Eigen middelen op basis van kunststof verpakkingsafval
blz. 28.