EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 30.3.2022
COM(2022) 143 final
2022/0092(COD)
Voorstel voor een
RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot wijziging van de Richtlijnen 2005/29/EG en 2011/83/EU wat betreft het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie door middel van betere informatie en bescherming tegen oneerlijke praktijken
(Voor de EER relevante tekst)
{SEC(2022) 166 final} - {SWD(2022) 85 final} - {SWD(2022) 86 final}
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
1.1.Motivering en doel van het voorstel
Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (artikelen 114 en 169 VWEU) en het Handvest van de grondrechten (artikel 38) schrijven een hoog niveau van consumentenbescherming in de EU voor. De consumentenwetgeving van de EU draagt ook bij tot de goede werking van de eengemaakte markt. Zij beoogt de betrekkingen tussen ondernemingen en consumenten eerlijk en transparant te maken, en deze uiteindelijk zowel het algemene welzijn van de Europese consumenten als de economie van de EU ten goede te laten komen.
Dit voorstel strekt tot verbetering van de consumentenrechten door de wijziging van twee richtlijnen die de belangen van de consumenten op het niveau van de Unie beschermen: Richtlijn 2005/29/EG (richtlijn oneerlijke handelspraktijken) en Richtlijn 2011/83/EU (richtlijn consumentenrechten). Meer specifiek beoogt het voorstel bij te dragen tot een circulaire, schone en groene EU-economie door consumenten in staat te stellen weloverwogen aankoopbeslissingen te nemen en zo bij te dragen tot duurzamere consumptie. Daarnaast is het gericht tegen oneerlijke handelspraktijken die consumenten zo misleiden dat zij geen duurzame consumptiekeuzen maken. Bovendien zorgt het voor een betere en consequentere toepassing van de EU-voorschriften voor consumentenbescherming.
Het voorstel was een van de initiatieven die in de nieuwe consumentenagenda en het actieplan voor de circulaire economie waren neergelegd en vormt een vervolg op de Europese Green Deal. Consumenten een grotere rol geven en mogelijkheden voor kostenbesparing bieden is een belangrijke bouwsteen van het beleidskader voor een duurzaam productbeleid. Dit moet worden bereikt door een betere deelname van consumenten aan de circulaire economie, in het bijzonder door consumenten vóór het sluiten van het contract beter te informeren over de duurzaamheid en repareerbaarheid van bepaalde producten en door consumenten beter te beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken die duurzame aankopen in de weg staan, zoals:
·praktijken van greenwashing (d.w.z. misleidende milieuclaims),
·praktijken van vroegtijdige veroudering (d.w.z. het voortijdig defect raken van goederen), en
·het gebruik van onbetrouwbare en onduidelijke duurzaamheidskeurmerken en -informatiemiddelen.
Meer bepaald wordt met dit voorstel beoogd:
·informatie te verstrekken over het bestaan en de duur van een commerciële duurzaamheidsgarantie van de producent voor alle soorten goederen, of het ontbreken van een dergelijke garantie in het geval van energieverbruikende goederen;
·informatie te verstrekken over de beschikbaarheid van gratis software-updates voor alle goederen met digitale elementen, inhoud en diensten;
·informatie te verstrekken over de repareerbaarheid van producten via een repareerbaarheidsscore of andere relevante reparatie-informatie, indien beschikbaar, voor alle soorten goederen;
·ervoor te zorgen dat handelaren consumenten niet misleiden over de effecten op maatschappelijk en milieugebied, de duurzaamheid en de repareerbaarheid van producten;
·ervoor te zorgen dat een handelaar alleen mag beweren dat een milieuclaim geldt met betrekking tot toekomstige milieuprestaties wanneer het hierbij om duidelijke verplichtingen gaat;
·ervoor te zorgen dat een handelaar geen reclame mag maken over voordelen voor de consument, die binnen de relevante markt als een gangbare praktijk worden beschouwd;
·ervoor te zorgen dat een handelaar alleen producten mag vergelijken, zoals via een duurzaamheidsinformatiemiddel, indien hij informatie verstrekt over de toegepaste vergelijkingsmethode, de vergeleken producten en leveranciers, en de maatregelen voor het actueel houden van de informatie;
·een verbod in te stellen op het weergeven van een duurzaamheidskeurmerk dat niet op een certificeringsregeling is gebaseerd of niet door overheidsinstanties is ingesteld;
·een verbod in te stellen op het gebruik van generieke milieuclaims binnen op consumenten gerichte marketing, wanneer de voortreffelijke milieuprestaties van het product of de handelaar niet kunnen worden aangetoond overeenkomstig Verordening (EG) nr. 66/2010 (EU-milieukeur), officieel erkende milieukeurregelingen in de lidstaten, of andere toepasselijke Uniewetgeving, voor zover relevant voor de claim;
·een verbod in te stellen op het beweren dat een milieuclaim geldt voor het volledige product, terwijl de claim in feite slechts op een bepaald aspect van het product betrekking heeft;
·een verbod in te stellen op het presenteren van binnen de toepasselijke productcategorie op de markt van de Unie wettelijk opgelegde vereisten voor alle producten als een onderscheidend kenmerk van het aanbod van de handelaar;
·een verbod in te stellen op bepaalde praktijken die verband houden met vroegtijdige veroudering van goederen.
Deze maatregelen zijn nodig voor het vernieuwen van de bestaande consumentenwetgeving, zodat consumenten worden beschermd en actief kunnen bijdragen aan de groene transitie. De richtlijn betreffende consumentenrechten verplicht handelaren momenteel om consumenten informatie over de belangrijkste kenmerken van de goederen of diensten te verstrekken. Zij bevat specifieke vereisten met betrekking tot de informering over het bestaan van de wettelijke waarborg van conformiteit, alsmede aanvullende commerciële garanties. Omdat er echter geen verplichting is om informatie over het ontbreken van commerciële garanties van duurzaamheid te verstrekken, stimuleert de richtlijn de producenten onvoldoende om de consumenten dergelijke garanties te bieden. Uit onderzoek is gebleken dat wanneer consumentenproducten met een commerciële garantie worden aangeboden, de informatie over dergelijke commerciële garanties en de wijze waarop producten aan consumenten in rekening worden gebracht, vaak onduidelijk, onnauwkeurig of onvolledig zijn, waardoor het voor consumenten moeilijk is producten met elkaar te vergelijken en de commerciële garantie van de (verplichte) wettelijke garantie te onderscheiden. Dit voorstel zal dit probleem aanpakken door ervoor te zorgen dat consumenten informatie krijgen over het bestaan van een commerciële duurzaamheidsgarantie van meer dan twee jaar, die het gehele goed dekt, wanneer dergelijke informatie door de producent beschikbaar wordt gesteld.
Voorts bevat de richtlijn geen specifieke vereisten met betrekking tot de informering van consumenten over de repareerbaarheid van goederen. In plaats daarvan vereist zij alleen dat er “voor zover van toepassing” informatie over de “diensten na verkoop” wordt verstrekt. Deze informatie, die de reparatie van goederen zou bevorderen en derhalve bijzonder waardevol zou zijn voor de bijdrage van consumenten aan een circulaire economie, ontbreekt grotendeels op het verkooppunt. Uit recente studies is gebleken dat tot 80 % van de consumenten in de EU beweert moeite te hebben met het vinden van informatie over de manier waarop een product kan worden gerepareerd.
De algemene voorschriften in de richtlijn oneerlijke handelspraktijken met betrekking tot misleidende praktijken kunnen met behulp van een individuele toetsing worden toegepast op greenwashingpraktijken die negatieve gevolgen hebben voor de consument. Er zijn echter geen specifieke voorschriften in de richtlijn of de bijbehorende bijlage I (de zwarte lijst) aanwezig, waarin dergelijke praktijken in alle omstandigheden als oneerlijk worden bestempeld. Een recente screening van websites op misleidende milieuclaims door de autoriteiten van het samenwerkingsnetwerk voor consumentenbescherming bevestigde dat er behoefte bestaat aan aanscherping van de voorschriften om de handhaving op dit gebied te vergemakkelijken. Uit een recente studie van de Commissie waarbij 150 milieuclaims werden geëvalueerd, is voorts gebleken dat in de hele EU en in een groot aantal productgroepen een aanzienlijk gedeelte van deze claims (53,3 %) vage, misleidende of ongefundeerde informatie over de milieukenmerken van de producten verstrekt (zowel in reclame-uitingen als op het product).
Bij de gevallen van vroegtijdige veroudering is sprake van eenzelfde situatie. Het ontbreken van specifieke voorschriften en de behoefte om de concrete effecten van de praktijk voor consumenten te kunnen beoordelen, bemoeilijken de handhaving van de richtlijn op dit gebied. Dit wordt bevestigd door het feit dat bij de openbare raadpleging die ter voorbereiding van dit voorstel werd gehouden, 76 % van de respondenten aangaf dat zij de afgelopen drie jaar te maken hadden gehad met een onverwacht defect bij een product.
1.2.Verenigbaarheid met bestaande voorschriften
Richtlijn (EU) 2019/771 (de richtlijn betreffende de verkoop van goederen) bevordert de duurzaamheid van goederen door middel van de wettelijke garantie; deze biedt consumenten bepaalde rechten gedurende een periode van ten minste twee jaar, welke periode door de lidstaten onder bepaalde voorwaarden kan worden verlengd. Daarnaast biedt deze voorwaarden waaronder een producent de consument een commerciële duurzaamheidsgarantie mag aanbieden.
Dit voorstel zal de transparantie van de commerciële garanties voor de consument vergroten en zo de producenten stimuleren commerciële garanties van duurzaamheid van meer dan twee jaar aan te bieden, door handelaren te verplichten op het verkooppunt informatie te verstrekken over het bestaan (of in het geval van energieverbruikende goederen het ontbreken) en de duur van de commerciële garanties van duurzaamheid die door de producenten worden aangeboden.
Zowel de richtlijn betreffende de verkoop van goederen als de richtlijn betreffende digitale inhoud zorgen ervoor dat consumenten software-updates ontvangen, zodat een product gedurende de looptijd van het contract, dan wel gedurende een periode die de consument redelijkerwijs mag verwachten, conform blijft.
De vergelijkbaarheid van producten op het verkooppunt op basis van de beschikbaarheid van software-updates is echter niet geregeld. Dit voorstel voorziet in een verplichting om consumenten vóór sluiting van het contract te informeren over het bestaan van software-updates en de periode waarin de producent zich ertoe verbindt deze te verstrekken, wanneer deze informatie door de producent wordt verstrekt. Wanneer er reeds een commerciële duurzaamheidsgarantie van meer dan twee jaar wordt geboden, blijft de informatieverplichting voor handelaren alleen bestaan voor software-updates wanneer de duur ervan langer dan de duur van de commerciële duurzaamheidsgarantie is, teneinde onnodige informatie voor de consument te vermijden.
Aangezien dit voorstel strekt tot wijziging van bestaande richtlijnen inzake consumentenrecht van de EU, zullen de bepalingen ervan kunnen steunen op het volledige spectrum van handhavingsmechanismen in het bestaande consumentenrecht van de EU, dat onlangs is versterkt door de richtlijn voor betere handhaving en modernisering, de richtlijn betreffende representatieve vorderingen en de herziene verordening betreffende samenwerking met betrekking tot de consumentenbescherming.
1.3.Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU
Met uitzondering van bepaalde afwijkingen, gelden de twee richtlijnen inzake consumentenrecht die bij dit voorstel worden gewijzigd, voor alle economische sectoren. Door hun brede toepassingsgebied zijn zij van toepassing op vele aspecten van transacties tussen ondernemingen en consumenten die ook onder andere, meer specifieke EU-wetgeving op verschillende gebieden kunnen vallen. De wisselwerking tussen de verschillende instrumenten van het Unierecht wordt geregeld door het “lex specialis”-beginsel. Overeenkomstig dit beginsel zijn de algemene richtlijnen inzake consumentenrecht van toepassing wanneer de relevante aspecten van transacties tussen ondernemingen en consumenten niet worden beheerst door meer specifieke bepalingen van het Unierecht. Zo werken de algemene richtlijnen inzake consumentenrecht als een “vangnet”, waardoor in alle sectoren een hoog niveau van consumentenbescherming kan worden gehandhaafd, door leemten in het sectorspecifieke Unierecht op te vullen.
Twee andere initiatieven op EU-niveau zouden dit voorstel aanvullen: het initiatief voor milieuclaims en het initiatief voor duurzame producten. Het doel van het initiatief voor milieuclaims (Green Claims Initiative) is invoering van verdere vereisten met betrekking tot milieuclaims die over producten en organisaties worden gemaakt, zowel wanneer deze door ondernemingen tegenover consumenten als door ondernemingen tegenover andere ondernemingen worden gemaakt.
Het initiatief voor duurzame producten (Sustainable Products initiative, SPI) bouwt voort op de huidige richtlijn inzake ecologisch ontwerp om duurzaamheidsvereisten in te voeren voor producten die in de EU worden verkocht. De drie initiatieven hangen onderling samen en vullen elkaar aan.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
·Rechtsgrondslag
Consumentenbescherming valt onder de gezamenlijke opdracht (“gedeelde bevoegdheid”) van de EU en haar lidstaten. Overeenkomstig artikel 169 van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU) dient de EU de economische belangen van de consumenten te helpen beschermen alsmede hun recht op voorlichting en vorming te beschermen om hun belangen te behartigen. Dit voorstel is gebaseerd op artikel 114, dat overeenkomstig artikel 169, lid 2, punt a), de rechtsgrondslag vormt voor de vaststelling van maatregelen die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 169 in het kader van de voltooiing van de interne markt.
Het voorstel streeft niet alleen naar verdere verwezenlijking van de doelstellingen van de eengemaakte markt en de consumentenbescherming, maar ook naar een hoog niveau van milieubescherming door in te spelen op kansen voor de circulaire, schone en groene economie. Aangezien deze milieuvoordelen een aanvulling vormen op de primaire doelstellingen van consumentenbescherming en totstandbrenging van de eengemaakte markt, blijft artikel 114 VWEU betreffende de voltooiing van de interne markt, met inachtneming van artikel 169 VWEU, de juiste rechtsgrondslag.
·Subsidiariteit (bij gedeelde bevoegdheid)
Dit voorstel strekt tot wijziging van EU-voorschriften voor consumentenbescherming waarvan de vaststelling zowel nodig als in overeenstemming met het beginsel van subsidiariteit wordt geacht. De werking van de eengemaakte markt kan niet alleen door middel van intern recht worden verbeterd. De EU-voorschriften voor consumentenbescherming worden steeds relevanter naarmate de eengemaakte markt zich verdiept en het aantal consumententransacties tussen de lidstaten toeneemt. De problemen die met deze voorgestelde wijzigingen worden aangepakt, zijn problemen die zich in de hele EU voordoen en dezelfde oorzaken hebben. Daarom zullen alleen maatregelen op EU-niveau doeltreffend zijn.
Binnen de EU zijn de omvang en intensiteit van het grensoverschrijdende handelsverkeer groot genoeg om het efficiënte werking van de eengemaakte markt kwetsbaar te maken voor inconsequente — of zelfs louter uiteenlopende — beleidskeuzen van de lidstaten. Bovendien kunnen handelaren ook consumenten in andere lidstaten bereiken. Dit kan problemen veroorzaken die nationale wetgevers en toezichthouders moeilijk alleen kunnen aanpakken.
Zonder maatregelen op EU-niveau kunnen nationale initiatieven weliswaar bepaalde voordelen voor de consumenten en de nationale markten opleveren, maar ook tot een versnippering van de eengemaakte markt leiden, wat op zijn beurt tot rechtsonzekerheid en hogere nalevingskosten kan leiden.
Richtlijn 2005/29/EG garandeert een volledige harmonisatie van de nationale voorschriften inzake oneerlijke handelspraktijken die de economische belangen van consumenten schaden. Richtlijn 2011/83/EU voorziet in beginsel in een volledige harmonisatie van de regels betreffende precontractuele informatieverplichtingen.
Nieuwe nationale wetgeving op het toepassingsgebied van deze richtlijnen zou ingaan tegen het volledig geharmoniseerde rechtskader. Dit voorstel strekt ter verlichting van de moeilijkheden waarmee de nationale instanties worden geconfronteerd bij de handhaving van de bestaande, op beginselen gebaseerde voorschriften uit Richtlijn 2005/29/EG op complexe gebieden zoals misleidende milieuclaims, praktijken van vroegtijdige veroudering en niet-transparante duurzaamheidskeurmerken en -informatiemiddelen. Door nader te specificeren wanneer en hoe dergelijke praktijken als oneerlijk kunnen worden aangemerkt, kan de doeltreffendheid van de consumentenbescherming binnen de EU worden vergroot.
Dit voorstel strekt tot wijziging van Richtlijn 2011/83/EU door handelaren te verplichten om vóór de sluiting van een contract informatie over de duurzaamheid en repareerbaarheid van producten te verstrekken, zodat consumenten beter geïnformeerde aankoopbeslissingen kunnen maken. Dit zal ervoor zorgen dat consumenten bij de aankoop van producten op de eengemaakte markt hun voordeel kunnen doen met dergelijke informatie.
·Evenredigheid
De maatregelen in het voorstel zijn evenredig met de doelstellingen om consumenten in staat te stellen weloverwogen aankoopbeslissingen te nemen, duurzame consumptie te bevorderen, oneerlijke handelspraktijken van handelaren die schade toebrengen aan de duurzame economie en consumenten doen afzien van duurzame consumptiekeuzen, uit te bannen, en te zorgen voor een betere en consequentere toepassing van de EU-voorschriften inzake consumentenbescherming.
De verplichting om informatie te verstrekken over het bestaan van een commerciële duurzaamheidsgarantie van meer dan twee jaar van een producent is alleen nodig wanneer een producent deze informatie aan de handelaar ter beschikking stelt. Wat energieverbruikende goederen betreft, moet de consument ook worden geïnformeerd over het feit dat de producent die informatie niet beschikbaar heeft gesteld. Handelaren zijn alleen aan deze eis onderworpen met betrekking tot energieverbruikende goederen waarvan de duurzaamheid op betrouwbare wijze kan worden geraamd en waarover de consumenten vooral belangstelling hebben om deze informatie te ontvangen.
Voor goederen met digitale elementen is het verstrekken van informatie over beschikbare gratis software-updates alleen vereist wanneer er updates worden geleverd gedurende een periode die langer is dan de periode van de commerciële duurzaamheidsgarantie van de producent, en wanneer dergelijke informatie aan de handelaar wordt verstrekt door de producent. Bovendien mag dergelijke informatie alleen worden verstrekt in het geval van een enkele levering van de digitale elementen in kwestie.
In het geval van digitale diensten en digitale inhoud is het verstrekken van informatie over beschikbare software-updates alleen vereist wanneer dergelijke informatie aan de handelaar wordt verstrekt door de aanbieder en wanneer deze aanbieder een andere partij dan de handelaar is. Bovendien mag dergelijke informatie alleen worden verstrekt in het geval van een enkele levering van de digitale dienst of inhoud in kwestie.
Het verstrekken van informatie over de repareerbaarheid van producten door middel van een repareerbaarheidsscore of andere relevante reparatie-informatie is alleen verplicht op het verkooppunt indien er reeds een repareerbaarheidsscore voor het betreffende product wordt vastgesteld op grond van de EU-wetgeving, of wanneer er andere relevante reparatie-informatie door de producent ter beschikking wordt gesteld. Indien dergelijke informatie niet beschikbaar is, zijn handelaren niet verplicht de consumenten op het verkooppunt te informeren.
Het verbod op het gebruik van generieke milieuclaims binnen op de consument gerichte marketing zal naar verwachting aanzienlijke voordelen voor de consument opleveren en tegelijkertijd de lasten voor de handelaren beperken. Handelaren mogen generieke milieuclaims doen wanneer de voortreffelijke milieuprestaties van producten of handelaren kunnen worden aangetoond overeenkomstig Verordening (EG) 66/2010 (EU-milieukeur), door officieel erkende milieukeurregelingen in de lidstaten overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) 66/2010, of overeenkomstig andere toepasselijke Uniewetgeving.
Het verbod op het beweren dat een milieuclaim geldt voor het volledige product terwijl het feitelijk slechts een bepaald aspect van het product betreft, zal naar verwachting eveneens aanzienlijke voordelen voor de consument opleveren en tegelijkertijd de voorschriften voor handelaren verduidelijken, zodat er een gelijk speelveld voor hen wordt gecreëerd. Het staat handelaren toe milieuclaims over een bepaald aspect van een product te blijven doen, zolang het voor de consument duidelijk wordt gemaakt dat de claim betrekking heeft op een bepaald aspect en niet op het hele product.
Het verbod op praktijken die verband houden met de vroegtijdige veroudering van producten is gericht op specifieke en welomschreven bestaande praktijken en strekt ertoe handelaren rechtszekerheid te bieden en de handhaving te vergemakkelijken, aangezien handhavingsinstanties niet zullen hoeven te bewijzen dat een product is ontworpen voor vroegtijdige veroudering met de bedoeling om de aankoop van een nieuw model te stimuleren.
·Keuze van instrument
Aangezien dit voorstel strekt tot wijziging van twee bestaande richtlijnen, is het meest passende instrument een richtlijn.
3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
·Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles op bestaande wetgeving
In 2017 zijn het EU-consumenten- en marketingrecht en de richtlijn betreffende consumentenrechten aan respectievelijk een geschiktheidscontrole en een evaluatie onderworpen. De bevindingen van deze exercitie wezen voornamelijk op de noodzaak de bekendheid met en de handhaving van de voorschriften en de verhaalsmogelijkheden voor consumenten te verbeteren om de bestaande wetgeving optimaal te benutten, en wezen op een beperkt aantal noodzakelijke veranderingen als gevolg van de digitalisering.
Gezien de focus op handhaving en digitalisering, waren er geen specifieke conclusies met betrekking tot de bijdrage van het EU-consumentenrecht aan de duurzame consumptie, een onderwerp dat enkele jaren later met de aankondiging van de Europese Green Deal meer politieke aandacht kreeg. Niettemin is dit instrument, waar mogelijk en relevant, gebaseerd op de bevindingen en conclusies die tijdens de exercitie van 2017 zijn verzameld.
·Raadpleging van belanghebbenden
Bij het uitwerken van dit voorstel heeft de Commissie overlegd met de belanghebbenden via:
–een feedbackmechanisme voor de aanvangseffectbeoordeling;
–een online openbare raadpleging;
–gerichte raadplegingen van de belangrijkste belanghebbenden, in de vorm van ongeveer 150 diepgaande interviews met de voornaamste groepen die bij het initiatief betrokken zijn: nationale instanties, EU- en nationale ondernemersorganisaties en EU- en nationale consumentenorganisaties;
–computerondersteunde telefonische interviews met meer dan 100 bedrijven;
–een online consumentenenquête onder bijna 12 000 consumenten in alle EU-landen;
–vier deskundigenworkshops met verschillende groepen belanghebbenden.
De online openbare raadpleging
Uit deze openbare raadpleging is gebleken dat de controle van de betrouwbaarheid van milieuclaims over producten de grootste belemmering vormt voor een betere deelname van consumenten aan de groene transitie en een duurzamer consumptiegedrag. Consumentenorganisaties merkten dit vaker dan ondernemersorganisaties aan als een belemmering.
De meeste respondenten hadden de afgelopen drie jaar te maken gehad met een onverwachte uitval van een product. ICT-producten werden als het meest problematisch aangemerkt, gevolgd door kleine huishoudelijke apparaten, kleding en schoeisel.
“Informatie over de repareerbaarheid van het product” werd aangemerkt als de optie die consumenten naar verwachting het meest in staat zou stellen duurzamere producten te kiezen en deel te nemen aan de circulaire economie. Dit standpunt werd sterk gesteund door overheidsinstanties en burgers, maar niet door bedrijven/bedrijfsorganisaties, die in plaats daarvan de voorkeur gaven aan het verstrekken van “informatie over de milieu- en klimaatvoetafdruk van het product tijdens zijn levenscyclus”. Dit werd over het algemeen ook als de op een na beste optie aangemerkt.
Het verstrekken van betere informatie over de duurzaamheid/levensduur van producten werd aangemerkt als de beste optie om consumenten meer macht te geven binnen de groene transitie. Dit standpunt werd sterk gesteund door consumentenorganisaties en burgers, maar niet door bedrijven/bedrijfsorganisaties of ondernemersorganisaties, die de voorkeur gaven aan “bewustmaking over de rol van de consumenten bij de circulaire economie en de groene transitie”.
Gerichte raadpleging
Tijdens deze raadpleging — die werd uitgevoerd om de tijdens de online openbare raadpleging verzamelde feedback nader te onderzoeken — waren bijna alle belanghebbenden (behalve de belanghebbenden die het bedrijfsleven vertegenwoordigden) het eens met het standpunt dat consumenten niet de beschikking krijgen of geen toereikende toegang hebben tot informatie over i) de milieueffecten van producten, ii) de levensduur van goederen, iii) productspecifieke kenmerken die tot vroegtijdige uitval kunnen leiden, en iv) de beschikbaarheid van reparatiediensten, reserveonderdelen en software-updates/-upgrades.
De meeste consumentenorganisaties waren van mening dat consumenten het slachtoffer zijn van “greenwashing” en dat “vroegtijdige veroudering” tot op zekere hoogte voorkomt. Vertegenwoordigers van de industrie waren het daar niet mee eens. Ook de wildgroei aan duurzaamheidskeurmerken werd door de meeste groepen belanghebbenden als een probleem aangemerkt.
Enquête op basis van computerondersteunde telefonische interviews
Fabrikanten en detailhandelaren werd gevraagd aan te geven wat de omvang van de effecten en de kosten van de invoering van diverse wettelijke vereisten voor hun organisatie zou zijn. De antwoorden voor elk vereiste waren als volgt:
·“Het verstrekken van informatie over aspecten in het ontwerp van een product die een vroegtijdige uitval van het product kunnen veroorzaken” zou het grootste effect hebben en de meeste kosten met zich meebrengen.
·“Een sterkere bescherming van de consumenten tegen geplande (opzettelijke) verouderingspraktijken” zou het geringste effect hebben.
·“De verplichting om voor alle producten informatie over de duur van de commerciële garantie te verstrekken” en “de verplichting om de consument er uitdrukkelijk op te wijzen dat voor het betrokken product geen commerciële duurzaamheidsgarantie wordt verstrekt” zouden de minste kosten met zich meebrengen.
Online consumentenenquête
Uit de enquête is gebleken dat de consumenten open lijken te staan voor deelname aan de groene transitie. De meeste respondenten waren niet bereid te betalen voor informatie (bv. via een app) over de duurzaamheid en repareerbaarheid van “duurzame goederen”. Ongeveer de helft van de respondenten zei bereid te zijn een toeslag op de oorspronkelijke prijs te betalen voor een product dat langer meegaat zonder gerepareerd te hoeven worden, en een vergelijkbaar percentage zei bereid te zijn een toeslag te betalen voor een identiek product dat met kleine/redelijke reparaties langer meegaat. Een nog groter percentage zei bereid te zijn een toeslag te betalen voor een identiek product in combinatie met een commerciële garantie die de kosten van reparaties zou dekken. De “perceptie dat milieuvriendelijke producten duurder zijn” werd aangemerkt als het belangrijkste obstakel dat consumenten ervan weerhoudt zich duurzamer te gedragen en “verstrekking van betere informatie over de duurzaamheid/levensduur van producten” en “verstrekking van betere consumenteninformatie over de milieu- en klimaatvoetafdruk van het product tijdens zijn levenscyclus” werden aangemerkt als de meest doeltreffende opties om consumenten voor milieuvriendelijkere producten te laten kiezen.
Workshops van deskundigen
1e workshop
Er werden standpunten verzameld over de omvang van de problemen en voorbeelden van doeltreffende maatregelen. Het bevestigde veel van de bevindingen uit de andere vormen van raadpleging. Men was het er grotendeels over eens dat greenwashing voorkomt en dat het moeilijk kan zijn om informatie over de duurzaamheid van producten te verkrijgen. Er werden twijfels geuit over de vraag of producten opzettelijk zo worden ontworpen dat zij vroegtijdig uitvallen.
2e workshop
Er werden standpunten van brancheverenigingen verzameld over de manier waarop met behulp van digitale middelen productinformatie kan worden verstrekt. Er werd gewezen op enkele van de mogelijkheden die digitale middelen (bv. QR-codes, e-labels) bieden voor de overdracht van verplichte productinformatie en het vereenvoudigen van productlabels.
Ook werd er gewezen op een aantal uitdagingen, met name voor kmo’s die mogelijk financiële steun nodig zullen hebben om deze middelen uit te voeren en voor kwetsbare consumenten die er geen toegang toe hebben of deze middelen niet kunnen gebruiken.
3e workshop
Er werd feedback verzameld over de mogelijkheden voor het aanpakken van de verschillende problemen. De workshopdeelnemers herhaalden veel van de punten die reeds tijdens de vorige raadplegingsactiviteiten aan de orde waren gesteld en bevestigden hun steun voor bepaalde beleidsopties die worden onderzocht.
4e workshop
Er werden standpunten van instanties voor handhaving van de consumentenbescherming (SCB-instanties) over de uitdagingen bij de handhaving verzameld. De deelnemers wezen op de moeilijkheid om opzet met betrekking tot de geplande veroudering te bewijzen.
Overheidsinstanties merkten op dat zij niet over de technische deskundigheid voor het afdwingen van milieuclaims beschikken, en waren verdeeld over de vraag of de handhaving van de huidige voorschriften van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken doeltreffend is.
·Effectbeoordeling
Dit voorstel is gebaseerd op een effectbeoordeling. De Raad voor regelgevingstoetsing (Regulatory Scrutiny Board, RSB) van de Commissie heeft op 5 februari 2021 eerst een negatief advies met uitvoerige opmerkingen afgegeven.
Na een ingrijpende herziening van het oorspronkelijke ontwerp heeft de RSB op 17 september 2021 een positief advies met nadere opmerkingen afgegeven. In bijlage I bij de effectbeoordeling wordt uitgelegd hoe follow-up is gegeven aan de opmerkingen van de RSB.
In de effectbeoordeling worden twee problemen gesignaleerd, welke problemen in een aantal subproblemen kunnen worden onderverdeeld. De twee problemen zijn:
(1)Het ontbreekt de consumenten op het verkooppunt aan betrouwbare informatie om milieuvriendelijke en duurzame consumptiekeuzen te kunnen maken.
(2)Consumenten worden geconfronteerd met misleidende handelspraktijken ten aanzien van de duurzaamheid van producten.
Probleem 1 kan worden onderverdeeld in de volgende subproblemen:
1.1)
gebrek aan betrouwbare informatie over de milieukenmerken van producten;
1.2)
gebrek aan betrouwbare informatie over de levensduur van goederen;
1.3)
gebrek aan betrouwbare informatie over de repareerbaarheid van producten.
Probleem 2 kan worden onderverdeeld in de volgende subproblemen:
2.1)
Er worden producten aan consumenten verkocht die niet zo lang meegaan als zij zouden kunnen of de consument zou mogen verwachten (“vroegtijdige veroudering”).
2.2)
Consumenten worden geconfronteerd met onduidelijke of slecht onderbouwde milieuclaims (“greenwashing”) van bedrijven.
2.3)
Consumenten worden geconfronteerd met duurzaamheidskeurmerken en digitale informatiemiddelen die niet altijd transparant of geloofwaardig zijn.
Voor elk afzonderlijk subprobleem is een aantal beleidsopties overwogen. Op basis van een analyse aan de hand van meerdere criteria, een (partiële) kosten-batenanalyse en een kwalitatieve beoordeling van de evenredigheid van de verschillende overwogen opties, werd een combinatie van vijf voorkeursbeleidsopties voorgesteld voor het aanpakken van deze problemen:
(1)verstrekking van informatie over het bestaan of ontbreken van informatie over het bestaan van een commerciële duurzaamheidsgarantie van de producent en over de periode waarin gratis software-updates worden verstrekt (als aanpak voor subprobleem 1.2);
(2)verstrekking van een repareerbaarheidsscore of andere relevante reparatie-informatie, indien van toepassing/beschikbaar (als aanpak voor subprobleem 1.3);
(3)verbod op bepaalde geïdentificeerde praktijken die verband houden met vroegtijdige veroudering (als aanpak voor subprobleem 2.1);
(4)verbod op ongegronde generieke of vage milieuclaims en vaststelling van criteria voor de beoordeling van de eerlijkheid van milieuclaims om de transparantie en geloofwaardigheid ervan tegenover de consument te waarborgen (als aanpak voor subprobleem 2.2);
(5)vaststelling van criteria voor de beoordeling van de eerlijkheid van duurzaamheidskeurmerken en digitale informatiemiddelen om de transparantie en geloofwaardigheid ervan tegenover de consument te waarborgen (als aanpak voor subprobleem 2.3).
Subprobleem 1.1 (gebrek aan betrouwbare informatie over de milieukenmerken van producten)
Er is geoordeeld dat invoering van vereisten voor verplichte informatie over milieukenmerken het beste kan plaatsvinden via sectorale wetgeving, aangezien de kenmerken in kwestie aanzienlijk verschillen afhankelijk van de productcategorie. Daarom is in de effectbeoordeling geen voorkeursbeleidsoptie voor de aanpak van dit subprobleem voorgesteld.
Subprobleem 1.2 (gebrek aan betrouwbare informatie over de levensduur van goederen)
De voorkeursoptie zou waarborgen dat consumenten beter worden geïnformeerd over de duurzaamheid van de goederen die zij aanschaffen, omdat de commerciële duurzaamheidsgarantie van de producent een uitstekende stimulans voor de duurzaamheid van het goed is.
De verplichting voor handelaren om de consument te informeren over de duur van de garantie, of in voorkomende gevallen het ontbreken van een garantie, zou de handelaren bovendien stimuleren te concurreren voor wat betreft de verstrekking en duur van dergelijke garanties, waardoor indirect de fabricage van producten met een langere levensduur zou worden gestimuleerd.
Een andere optie die als aanpak voor dit subprobleem werd overwogen, was een verplichting om de consument te informeren over de verwachte levensduur van goederen. Hiervoor is echter niet gekozen omdat het niet haalbaar werd geacht de verwachte levensduur op een gestandaardiseerde manier voor alle producttypen in het toepassingsgebied te berekenen.
Subprobleem 1.3 (gebrek aan betrouwbare informatie over de repareerbaarheid van producten)
De voorkeursbeleidsoptie zou waarborgen dat consumenten betrouwbare informatie over de repareerbaarheid van een goed in de vorm van een repareerbaarheidsscore op het verkooppunt zullen ontvangen, indien een dergelijke score voor de desbetreffende productcategorie bestaat en verplicht is volgens het Unierecht.
Als een dergelijke repareerbaarheidsscore niet van toepassing of beschikbaar is, zou deze optie waarborgen dat consumenten van andere relevante reparatie-informatie worden voorzien (indien beschikbaar), zoals over de beschikbaarheid van reserveonderdelen (inclusief een procedure om deze te bestellen) of reparatiehandleidingen.
Subprobleem 2.1 (producten gaan niet zo lang mee als deze zouden moeten)
De voorkeursoptie zou waarborgen dat consumenten beter worden beschermd tegen goederen of diensten die op de markt worden gebracht zonder te vermelden dat zij zo zijn ontworpen dat zij eerder verouderd zullen zijn dan de consument zou mogen verwachten.
Het aanmerken van specifieke praktijken als “praktijken van vroegtijdige veroudering” zal het handhavingswerk van de consumentenbeschermingsautoriteiten vergemakkelijken.
Een andere optie die als aanpak voor dit subprobleem werd overwogen, was het verzamelen van bewijsmateriaal over de vroegtijdige uitval van door de bevoegde instanties aangewezen producten. Deze optie werd echter niet gekozen omdat het niet waarschijnlijk werd geacht dat deze significante voordelen voor de consument zou opleveren.
Subprobleem 2.2 (onduidelijke of ongegronde milieuclaims)
De voorkeursoptie zou waarborgen dat consumenten worden beschermd tegen “greenwashing”, aangezien degenen die dergelijke claims doen, aan een zekere norm zullen moeten voldoen. Zij zou ook de handhaving door consumentenbeschermingsautoriteiten vergemakkelijken.
Subprobleem 2.3 (onduidelijke/ongegronde duurzaamheidskeurmerken/digitale informatiemiddelen)
De voorkeursoptie zou waarborgen dat consumenten worden beschermd tegen misleiding door dergelijke keurmerken en middelen.
Een andere optie die als aanpak voor dit subprobleem werd overwogen, was voorafgaande goedkeuring van duurzaamheidskeurmerken en digitale informatiemiddelen via een EU-orgaan. Deze optie werd echter niet gekozen omdat de last voor de handelaren onevenredig hoog werd geacht.
De combinatie van de voorkeursbeleidsopties zal de welvaart van de consument over een periode van 15 jaar naar verwachting met ten minste 12,5 — 19,4 miljard EUR doen toenemen (gemiddeld ongeveer 1 miljard EUR per jaar). Zij zal ook voordelen opleveren voor het milieu, met een gedeeltelijke schatting van het totaal bespaarde CO2e van 5 – 7 MtCO2e over een periode van 15 jaar. Tegelijkertijd zullen ondernemingen zich moeten aanpassen, wat naar verwachting 9,1 – 10,4 miljard EUR zal kosten. Dit komt neer op een gemiddelde eenmalige kostprijs per onderneming van 556 – 568 EUR, gevolgd door jaarlijks terugkerende kosten van 64 – 79 EUR voor de betrokken periode. Anderzijds zullen ondernemingen ook zeer belangrijke voordelen ondervinden doordat er gelijke mededingingsvoorwaarden worden gecreëerd en ondernemingen die de consumenten momenteel misleiden, hun praktijken zullen moeten afstemmen op ondernemingen die werkelijk duurzaam zijn. De handhaving van de voorkeursopties door de overheidsdiensten zal naar verwachting gemiddeld ongeveer 440 000 – 500 000 EUR per jaar per lidstaat kosten.
Omwille van een volledige coherentie met andere Commissie-initiatieven die in voorbereiding zijn, is besloten dat sommige elementen van de in de effectbeoordeling geselecteerde voorkeursbeleidsopties voor aanpak van subprobleem 2.2 (onduidelijke of ongegronde milieuclaims) en subprobleem 2.3 (onduidelijke/ongegronde duurzaamheidskeurmerken/digitale informatiemiddelen) niet via dit initiatief, maar via de andere initiatieven zullen worden uitgevoerd.
·Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
Het verslag over de geschiktheidscontrole dat in 2017 werd gepubliceerd, heeft aangetoond dat de algemene consumentenwetgeving van de EU noch in absolute cijfers, noch ten opzichte van andere terreinen van EU-wetgeving bijzonder belastend is. Gezien de voordelen van de EU-wetgeving vanuit het oogpunt van de bescherming van de consument en de vereenvoudiging van de eengemaakte markt, is bij deze evaluaties vastgesteld dat er slechts beperkte ruimte is voor lastenvermindering.
Aangezien de focus op handhaving en digitalisering lag, werden er geen specifieke conclusies getrokken over de bijdrage van het EU-consumentenrecht aan de duurzame consumptie. Niettemin is dit instrument, waar mogelijk en relevant, gebaseerd op de bevindingen en conclusies die tijdens deze exercitie zijn verzameld.
·Grondrechten
Het voorstel is in overeenstemming met artikel 38 van het Handvest van de grondrechten, op basis waarvan de EU zorg moet dragen voor een hoog niveau van consumentenbescherming. Dit zal worden gewaarborgd door
(a)verbetering van de betrouwbaarheid van de informatie over de duurzaamheid en repareerbaarheid die op het verkooppunt wordt verstrekt, en
(b)aanpak van misleidende handelspraktijken waarbij sprake is van greenwashing en het gebruik van onbetrouwbare en niet-transparante duurzaamheidskeurmerken en -informatiemiddelen, en vroegtijdige veroudering.
De verduidelijking van wat bij het doen van milieuclaims en het gebruik van duurzaamheidskeurmerken en -informatiemiddelen, evenals vroegtijdige veroudering onder een oneerlijke handelspraktijk wordt verstaan, zal bijdragen tot de uitvoering van artikel 16 van het Handvest, waarin de vrijheid van ondernemerschap wordt erkend overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken.
Door consumenten in staat te stellen milieuvriendelijkere aankoopbeslissingen te nemen, eerbiedigt het voorstel ten slotte het recht op een hoog niveau van milieubescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, dat in artikel 37 van het Handvest is neergelegd.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting.
5.OVERIGE ELEMENTEN
·Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
Uiterlijk vijf jaar na de vaststelling van deze richtlijn dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing hiervan. In dit verslag zal de toepassing van de richtlijn worden beoordeeld.
·Toelichtende stukken (bij richtlijnen)
Aangezien het voorstel voorziet in specifieke wijzigingen in twee bestaande richtlijnen, moeten de lidstaten ofwel de Commissie voorzien van de tekst van de specifieke wijzigingen in de nationale voorschriften, ofwel bij ontstentenis van zulke wijzigingen, uitleggen met welk specifiek voorschrift in het nationale recht al uitvoering is gegeven aan de voorgestelde wijzigingen.
·Uitgebreide toelichting bij de specifieke voorschriften in het voorstel
Artikel 1 — Wijzigingen in Richtlijn 2005/29/EG
Artikel 1 van het voorstel strekt tot wijziging van Richtlijn 2005/29/EG door actualisering van de lijst van productkenmerken waarover misleiding van een consument door een handelaar als een misleidende handeling kan worden aangemerkt. Er worden twee nieuwe handelspraktijken ingevoegd aan de lijst van handelingen die als misleidend worden aangemerkt indien zij de gemiddelde consument ertoe brengen of kunnen brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet zou hebben genomen. Er wordt een nieuw punt toegevoegd aan de lijst van informatie die als essentieel wordt beschouwd in het geval van specifieke handelspraktijken en waarvan de omissie ertoe kan leiden dat de handelspraktijk in kwestie als misleidend wordt beschouwd. Voorts wordt de lijst van handelspraktijken die onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd, uitgebreid met praktijken die verband houden met de vroegtijdige veroudering van producten en greenwashing.
De lijst van productkenmerken waarover een handelaar een consument niet mag misleiden in artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2005/29/EG wordt gewijzigd door invoeging van “effecten op maatschappelijk en milieugebied”, “duurzaamheid” en “repareerbaarheid”. Wat betreft de handelspraktijken die als misleidende handelingen worden aangemerkt indien zij de gemiddelde consument ertoe brengen of kunnen brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, worden in artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2005/29/EG twee aanvullende praktijken ingevoegd:
–het beweren dat een milieuclaim geldt met betrekking tot toekomstige milieuprestaties zonder duidelijke, objectieve en verifieerbare verplichtingen en doelen, en zonder een onafhankelijk monitoringsysteem;
–het maken van reclame over voordelen voor de consument, die binnen de relevante markt als een gangbare praktijk worden beschouwd.
In artikel 7 van Richtlijn 2005/29/EG wordt de lijst van informatie die als essentieel wordt beschouwd in het geval van specifieke handelspraktijken en waarvan de omissie ertoe kan leiden dat de handelspraktijk in kwestie als misleidend wordt beschouwd, uitgebreid met het volgende punt:
–Wanneer een handelaar een dienst levert waarmee producten worden vergeleken, onder meer via een duurzaamheidsinformatiemiddel, wordt informatie over de vergelijkingsmethode, de producten die met elkaar worden vergeleken en de leveranciers van die producten, alsmede over de maatregelen om de informatie actueel te houden, als essentieel beschouwd.
De tien aanvullende handelspraktijken die aan bijlage I bij Richtlijn 2005/29/EG worden toegevoegd en onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd, zijn:
–weergeven van een duurzaamheidskeurmerk dat niet op een certificeringsregeling is gebaseerd of niet door overheidsinstanties is ingesteld;
–beweren dat een generieke milieuclaim geldt zonder dat de handelaar erkende voortreffelijke milieuprestaties kan aantonen die relevant zijn voor de claim;
–beweren dat een milieuclaim geldt voor het volledige product terwijl de claim in feite slechts op een bepaald aspect van het product betrekking heeft;
–presenteren van voor alle producten in de toepasselijke productcategorie op de markt van de Unie wettelijk opgelegde vereisten als een onderscheidend kenmerk van het aanbod van de handelaar;
–nalaten de consument te informeren dat een software-update negatieve gevolgen zal hebben voor het gebruik van goederen met digitale elementen of bepaalde kenmerken van deze goederen, zelfs indien de software-update de werking van andere kenmerken van deze goederen verbetert;
–nalaten de consument te informeren over het bestaan van een kenmerk van een goed dat is ingevoerd om de duurzaamheid ervan te beperken;
–beweren dat een goed een bepaalde duurzaamheid op het gebied van gebruikstijd of intensiteit heeft terwijl dat niet zo is;
–presenteren van goederen als repareerbaar wanneer zij dat niet zijn, of nalaten de consument te informeren over de omstandigheid dat de goederen volgens de wettelijke voorschriften niet mogen worden gerepareerd;
–de consument aanzetten tot het eerder vervangen van de verbruiksgoederen van een goed dan om technische redenen noodzakelijk is;
–nalaten de consument te informeren over de omstandigheid dat een goed zodanig is ontworpen dat de functionaliteit ervan wordt beperkt bij gebruik van verbruiksgoederen, reserveonderdelen of accessoires die niet door de oorspronkelijke producent zijn geleverd.
Artikel 2 — Wijzigingen in Richtlijn 2011/83/EG
Artikel 2 van het voorstel strekt tot wijziging van Richtlijn 2011/83/EU wat betreft de precontractuele informatie die bij sluiting van contracten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten contracten, evenals bij andere contracten dan contracten op afstand of buiten verkoopruimten gesloten contracten aan consumenten moet worden verstrekt, in het bijzonder wat betreft de informatie over de duurzaamheid en repareerbaarheid van goederen.
Daarnaast wijzigt het de richtlijn wat betreft de informatie waarvan de consument onmiddellijk vóór het plaatsen van zijn bestelling kennis moet nemen in geval van contracten op afstand die langs elektronische weg worden gesloten.
Wat betreft de precontractuele informatie die aan consumenten moet worden verstrekt bij het sluiten van andere overeenkomsten dan overeenkomsten op afstand of buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, worden zes extra punten toegevoegd aan de lijst van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2011/83/EU, die de informatie omvat die op duidelijke en begrijpelijke wijze aan de consument moet worden verstrekt.
Deze zes aanvullende punten zijn:
–informatie over het bestaan en de duur van een commerciële duurzaamheidsgarantie van een producent voor alle soorten goederen, wanneer deze informatie door de producent beschikbaar is gesteld;
–informatie dat de producent geen informatie heeft verstrekt over het bestaan van een duurzaamheidsgarantie van de producent voor energieverbruikende goederen;
–het bestaan en de duur van de periode waarin de producent software-updates zal verstrekken voor goederen met digitale elementen;
–het bestaan en de duur van de periode waarin de aanbieder software-updates zal verstrekken voor digitale inhoud of digitale diensten;
–de repareerbaarheidsscore van het goed, zoals van toepassing ingevolge het Unierecht;
–andere reparatie-informatie, indien er geen repareerbaarheidsscore op Unie-niveau beschikbaar is — zoals informatie over de beschikbaarheid van reserveonderdelen en een reparatiehandleiding.
Wat betreft de precontractuele informatie die aan consumenten moet worden verstrekt bij het sluiten van overeenkomsten op afstand of buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, worden dezelfde zes punten toegevoegd aan de lijst van artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2011/83/EU (informatie die op duidelijke en begrijpelijke wijze aan de consument moet worden verstrekt).
Wat betreft de informatie waarvan consumenten onmiddellijk vóór het plaatsen van hun bestelling kennis moeten nemen, wordt, in geval van contracten op afstand die langs elektronische weg worden gesloten, informatie over het bestaan en de duur (of dat dergelijke informatie niet is verstrekt, in het geval van energieverbruikende goederen) van een commerciële duurzaamheidsgarantie van de producent toegevoegd aan de lijst van dergelijke informatie die op grond van artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2011/83/EU moet worden verstrekt.
2022/0092 (COD)
Voorstel voor een
RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot wijziging van de Richtlijnen 2005/29/EG en 2011/83/EU wat betreft het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie door middel van betere informatie en bescherming tegen oneerlijke praktijken
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en in het bijzonder artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Voor de aanpak van oneerlijke handelspraktijken die consumenten ervan weerhouden duurzame consumptiekeuzen te maken, zoals praktijken die verband houden met de vroegtijdige veroudering van goederen, misleidende milieuclaims (“greenwashing”), niet-transparante en ongeloofwaardige duurzaamheidskeurmerken of -informatiemiddelen, moeten in het consumentenrecht van de Unie specifieke voorschriften worden opgenomen. Dit stelt de nationale bevoegde instanties in staat die praktijken doeltreffend aan te pakken. Door ervoor te zorgen dat milieuclaims eerlijk zijn, kunnen consumenten producten kiezen die werkelijk beter zijn voor het milieu dan concurrerende producten. Dit zal de concurrentie in de richting van milieuvriendelijkere producten stimuleren, waardoor de negatieve gevolgen voor het milieu worden verminderd.
(2)Die nieuwe regels moeten worden ingevoerd door wijziging van de artikelen 6 en 7 van Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot handelspraktijken die als misleidend moeten worden beschouwd en bijgevolg moeten worden verboden, op basis van een individuele toetsing, en wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2005/29/EG door toevoeging van specifieke misleidende praktijken die onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd en dus verboden zijn.
(3)Om handelaren ervan te weerhouden de consument te misleiden wat betreft de maatschappelijke en milieueffecten, de duurzaamheid of de repareerbaarheid van hun producten, zoals via de algemene presentatie van de producten, moet artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2005/29/EG worden gewijzigd door de maatschappelijke of milieueffecten, de duurzaamheid en repareerbaarheid van het product toe te voegen aan de lijst van de belangrijkste kenmerken van het product ten aanzien waarvan de praktijken van de handelaar op basis van een individuele toetsing als misleidend kunnen worden beschouwd. Door handelaren verstrekte informatie over de sociale duurzaamheid van producten, zoals arbeidsomstandigheden, liefdadigheidsbijdragen of dierenwelzijn, mag consumenten evenmin misleiden.
(4)Milieuclaims, in het bijzonder klimaatgerelateerde claims, hebben steeds meer betrekking op toekomstige prestaties in de vorm van een transitie naar koolstof- of klimaatneutraliteit, of een vergelijkbare doelstelling, tegen een bepaalde datum. Via dergelijke claims wekken handelaren de indruk dat consumenten door aanschaf van hun producten bijdragen tot een koolstofarme economie. Om de eerlijkheid en geloofwaardigheid van dergelijke claims te waarborgen, moet artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2005/29/EG worden gewijzigd om dergelijke claims, na een individuele toetsing, te verbieden wanneer zij niet ondersteund worden door duidelijke, objectieve en verifieerbare verplichtingen en doelen die door de handelaar zijn opgegeven. Dergelijke claims moeten ook worden ondersteund door een onafhankelijk monitoringsysteem om de door de handelaar geboekte vooruitgang met betrekking tot de toezeggingen en doelstellingen te volgen.
(5)Een andere potentieel misleidende handelspraktijk die moet worden toegevoegd aan de specifieke praktijken waarop artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2005/29/EG betrekking heeft, is het adverteren met voordelen voor consumenten die in feite een gangbare praktijk binnen de relevante markt zijn. Als bijvoorbeeld de afwezigheid van een chemische stof een gangbare praktijk binnen de markt voor een specifiek product is, kan de promotie ervan als een onderscheidend kenmerk van het product als een oneerlijke handelspraktijk worden aangemerkt.
(6)Het vergelijken van producten op basis van hun maatschappelijke of milieuaspecten, onder meer door het gebruik van duurzaamheidsinformatiemiddelen, is een marketingtechniek die steeds vaker wordt toegepast. Om te waarborgen dat de consumenten niet door dergelijke vergelijkingen worden misleid, moet artikel 7 van Richtlijn 2005/29/EG dusdanig worden gewijzigd dat aan de consument informatie wordt verstrekt over de vergelijkingsmethode, de producten die zijn vergeleken en de leveranciers van die producten, alsmede over de maatregelen om de informatie actueel te houden. Dit moet waarborgen dat consumenten bij het gebruik van dergelijke diensten beter geïnformeerde beslissingen over transacties nemen. De vergelijking moet objectief zijn door, in het bijzonder, producten te vergelijken die dezelfde functie vervullen, gebruik te maken van een gemeenschappelijke methode en gemeenschappelijke veronderstellingen, en door wezenlijke en controleerbare kenmerken van de betreffende producten te vergelijken.
(7)Het weergeven van duurzaamheidskeurmerken die niet op een certificeringsregeling zijn gebaseerd of niet door overheidsinstanties zijn ingesteld, moet worden verboden door dergelijke praktijken in de lijst in bijlage I bij Richtlijn 2005/29/EG op te nemen. De certificeringsregeling moet voldoen aan minimumvoorwaarden inzake transparantie en geloofwaardigheid. Het aanbrengen van duurzaamheidskeurmerken blijft mogelijk zonder een certificeringsregeling wanneer dergelijke etiketten door een overheidsinstantie worden vastgesteld, of in het geval van aanvullende uitdrukkings- en presentatievormen van levensmiddelen overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1169/2011. Deze regel vormt een aanvulling op punt 4 van bijlage I bij Richtlijn 2005/29/EG dat het verbiedt om te beweren dat een handelaar, de handelspraktijken van een handelaar of een product door een openbare of particuliere instelling is aanbevolen, erkend of goedgekeurd terwijl zulks niet het geval is, of om iets dergelijks te beweren zonder dat aan de voorwaarde voor de aanbeveling, erkenning of goedkeuring wordt voldaan.
(8)In gevallen waarin de weergave van een duurzaamheidskeurmerk gepaard gaat met een commerciële boodschap die suggereert of de indruk wekt dat een product een positief of geen effect op het milieu heeft, of minder schadelijk voor het milieu is dan concurrerende producten, moet dat duurzaamheidskeurmerk ook worden beschouwd als een milieuclaim.
(9)Bijlage I bij Richtlijn 2005/29/EG moet ook worden gewijzigd om generieke milieuclaims zonder erkende voortreffelijke milieuprestaties die relevant zijn voor de claim, te verbieden. Voorbeelden van dergelijke generieke milieuclaims zijn “milieuvriendelijk”, “milieubewust”, “eco”, “groen”, “natuurvriendelijk”, “ecologisch”, “ecologisch verantwoord”, “klimaatvriendelijk”, “zacht voor het milieu”, “koolstofarm”, “CO2-neutraal”, “met positieve koolstofbalans”, “klimaatneutraal”, “energie-efficiënt”, “biologisch afbreekbaar”, “biogebaseerd” of vergelijkbare vermeldingen, evenals algemenere vermeldingen zoals “bewust” of “verantwoord” die de indruk of suggestie van voortreffelijke milieuprestaties wekken. Dergelijke generieke milieuclaims moeten worden verboden wanneer voortreffelijke milieuprestaties niet werden aangetoond of de specificatie van de claim niet in duidelijke en in het oog springende bewoordingen op hetzelfde medium, zoals in dezelfde reclameboodschap, de verpakking van het product of de onlineverkoopinterface, wordt vermeld. Zo zou de claim “biologisch afbreekbaar” met betrekking tot een product een generieke claim zijn, terwijl de claim “de verpakking is door thuiscompostering in één maand biologisch afbreekbaar” een specifieke claim zou zijn, die niet onder dit verbod valt.
(10)Voortreffelijke milieuprestaties kunnen worden aangetoond overeenkomstig Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad, of met officieel erkende milieukeurregelingen in de lidstaten, of door naleving van de hoogste milieuprestaties voor een specifiek milieuaspect in overeenstemming met andere toepasselijke Uniewetgeving, zoals een klasse A in overeenstemming met Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad. De voortreffelijke milieuprestaties in kwestie moeten relevant zijn voor de claim. Zo kan een generieke claim zoals “energie-efficiënt” worden gedaan op basis van voortreffelijke milieuprestaties overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1369. Daarentegen kan een generieke claim “biologisch afbreekbaar” niet worden gedaan op basis van voortreffelijke milieuprestaties in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 66/2010, voor zover er geen vereisten voor biologische afbreekbaarheid zijn in de specifieke EU-milieukeurcriteria met betrekking tot het product in kwestie.
(11)Een andere misleidende handelspraktijk die in alle omstandigheden verboden moet worden en dus toegevoegd moet worden aan de lijst in bijlage I bij Richtlijn 2005/29/EG, is het beweren dat een milieuclaim geldt voor het volledige product terwijl de claim in feite slechts op een bepaald aspect van het product betrekking heeft. Dit zou bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een product in de handel wordt gebracht als “gemaakt van gerecycleerd materiaal”, waardoor de indruk wordt gewekt dat het gehele product van gerecycleerd materiaal is vervaardigd, terwijl in feite alleen de verpakking van gerecycleerd materiaal is gemaakt.
(12)Het actieplan voor de circulaire economie voorziet in de noodzaak om de regels voor milieuclaims vast te stellen met behulp van methoden voor de milieuvoetafdruk van producten en organisaties. Via specifieke Uniewetgeving zullen aanvullende vereisten met betrekking tot milieuclaims moeten worden vastgesteld. Deze nieuwe eisen zullen bijdragen aan de doelstelling van de Green Deal om kopers in staat te stellen duurzamere beslissingen te nemen en het risico op greenwashing te verkleinen door middel van betrouwbare, vergelijkbare en verifieerbare informatie.
(13)Het presenteren van vereisten die bij wet aan alle producten binnen de toepasselijke productcategorie op de markt van de Unie zijn opgelegd, met inbegrip van ingevoerde producten, als een onderscheidend kenmerk van het aanbod van de handelaar, moet eveneens in alle omstandigheden worden verboden en aan de lijst in bijlage I bij Richtlijn 2005/29/EG worden toegevoegd. Dit verbod zou bijvoorbeeld van toepassing kunnen zijn wanneer een handelaar adverteert dat een product een bepaalde chemische stof niet bevat, terwijl die stof reeds bij wet voor alle producten binnen de betreffende productcategorie in de Unie verboden is. Omgekeerd mag het verbod niet gelden voor handelspraktijken die reclame maken met het feit dat handelaren of producten voldoen aan wettelijke voorschriften die slechts voor bepaalde producten gelden, maar niet voor andere concurrerende producten van dezelfde categorie op de markt van de Unie, zoals voor producten van buiten de EU.
(14)Om het welzijn van de consument te verbeteren, moeten de wijzigingen van bijlage I bij Richtlijn 2005/29/EG ook betrekking hebben op verschillende praktijken die verband houden met vroegtijdige veroudering, met inbegrip van praktijken van geplande veroudering, wat gezien wordt als een commercieel beleid waarbij een product bewust wordt gepland of ontworpen met een beperkte gebruiksduur, zodat het na een bepaalde termijn voortijdig verouderd is of niet-functioneel wordt. De aankoop van producten die minder lang meegaan dan mag worden verwacht, is nadelig voor de consument. Praktijken van vroegtijdige veroudering hebben bovendien een algemene negatieve invloed op het milieu in de vorm van meer materiaalafval. Het aanpakken van deze praktijken zou wellicht ook de hoeveelheid afval verminderen en bijdragen aan een duurzamere consumptie.
(15)Het moet worden verboden na te laten om de consument te informeren dat een software-update, met inbegrip van een beveiligingsupdate, negatieve gevolgen zal hebben voor het gebruik van goederen met digitale elementen of bepaalde kenmerken van deze goederen, zelfs indien de update de werking van andere kenmerken van deze goederen verbetert. Wanneer de handelaar de consument bijvoorbeeld uitnodigt het besturingssysteem van zijn smartphone te updaten, zal hij de consument moeten informeren als een dergelijke update een negatieve invloed zal hebben op de werking van een van de kenmerken van de smartphone.
(16)Het moet ook worden verboden na te laten om de consument te informeren over het bestaan van een kenmerk van een goed dat is ingevoerd om de duurzaamheid ervan te beperken. Een dergelijk kenmerk kan bijvoorbeeld bestaan uit software die de functionaliteit van het goed na een bepaalde periode stopzet of verlaagt, of hardware die is ontworpen om na een bepaalde tijd defect te raken. Het verbod op het niet informeren van de consument over dergelijke kenmerken van de goederen vormt een aanvulling op en doet geen afbreuk aan de beschikbare rechtsmiddelen voor de consument wanneer deze kenmerken een gebrek aan conformiteit in de zin van Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad vormen. Om een dergelijke handelspraktijk als oneerlijk te beschouwen, hoeft niet te worden aangetoond dat het kenmerk tot doel heeft de vervanging van het betrokken goed te stimuleren. Het gebruik van kenmerken die de duurzaamheid van de goederen beperken, moet worden onderscheiden van fabricagepraktijken waarbij gebruik wordt gemaakt van materialen of processen van een lage algemene kwaliteit die tot een beperkte duurzaamheid van de goederen leiden. Het gebrek aan conformiteit van een goed als gevolg van het gebruik van materialen of processen van lage kwaliteit moet blijven vallen onder de voorschriften inzake de conformiteit van goederen van Richtlijn (EU) 2019/771.
(17)Een andere praktijk die op grond van bijlage I bij Richtlijn 2005/29/EG moet worden verboden, is de praktijk waarbij wordt geclaimd dat een goed een bepaalde duurzaamheid heeft terwijl het dat niet heeft. Daarvan zou bijvoorbeeld sprake zijn wanneer een handelaar consumenten meedeelt dat een wasmachine naar verwachting een bepaald aantal wasbeurten meegaat, terwijl uit het feitelijke gebruik van de wasmachine blijkt dat dit niet het geval is.
(18)Evenzo moet door wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2005/29/EG worden verboden dat producten als repareerbaar worden gepresenteerd wanneer een dergelijke reparatie niet mogelijk is, en om consumenten er niet over te informeren dat het niet mogelijk is om goederen overeenkomstig de wettelijke voorschriften te repareren.
(19)Het verbod op deze praktijken in verband met de duurzaamheid en repareerbaarheid uit Richtlijn 2005/29/EG zou de consumentenbeschermingsautoriteiten van de lidstaten een extra handhavingsinstrument bieden voor een betere bescherming van de belangen van de consument in de gevallen waarin handelaren niet voldoen aan de vereisten inzake de duurzaamheid en repareerbaarheid van goederen op grond van de productwetgeving van de Unie.
(20)Een andere, met vroegtijdige veroudering verband houdende praktijk die verboden en in de lijst in bijlage I bij Richtlijn 2005/29/EG opgenomen moet worden, is het aanzetten van de consument tot het eerder vervangen van de verbruiksgoederen van een goed dan om technische redenen noodzakelijk zou zijn. Dergelijke praktijken wekken bij de consument ten onrechte de indruk dat de goederen niet meer zullen functioneren tenzij de verbruiksgoederen worden vervangen, waardoor de consument meer verbruiksgoederen dan nodig aankoopt. Bijvoorbeeld de praktijk om de consument via de instellingen van de printer aan te sporen de inktpatronen van een printer te vervangen voordat deze daadwerkelijk leeg zijn, teneinde de aankoop van extra inktpatronen te stimuleren, zou verboden zijn.
(21)Bijlage I bij Richtlijn 2005/29/EG moet ook worden gewijzigd om te verbieden dat de consument niet wordt geïnformeerd over de omstandigheid dat een goed zodanig is ontworpen dat de functionaliteit ervan wordt beperkt bij gebruik van verbruiksgoederen, reserveonderdelen of accessoires die niet door de oorspronkelijke producent zijn geleverd. Bijvoorbeeld het in de handel brengen van printers die zijn ontworpen om de functionaliteit ervan te beperken bij gebruik van inktpatronen die niet door de oorspronkelijke producent van de printer zijn geleverd, zonder dat deze informatie aan de consument wordt meegedeeld, zou verboden zijn. Deze praktijk kan de consument ten onrechte aanzetten tot aankoop van een alternatief inktpatroon dat niet voor die printer kan worden gebruikt, wat niet alleen leidt tot onnodige herstelkosten, afvalstromen of extra kosten als gevolg van de verplichting om verbruiksgoederen of vervangingsonderdelen van de oorspronkelijke producent te gebruiken, die de consument op het moment van aankoop niet kon voorzien. Evenzo zou het in de handel brengen van slimme apparaten die zijn ontworpen om de functionaliteit ervan te beperken bij gebruik van opladers of reserveonderdelen die niet door de oorspronkelijke producent zijn geleverd, zonder dat deze informatie aan de consument wordt meegedeeld, verboden zijn.
(22)Om de consument in staat te stellen beter geïnformeerde beslissingen te nemen en de vraag naar en het aanbod van duurzamere goederen te stimuleren, moet voor alle soorten goederen vóór het sluiten van de overeenkomst specifieke informatie over de duurzaamheid en repareerbaarheid van het product worden verstrekt. Bovendien moeten de consumenten bij goederen met digitale elementen, digitale inhoud en digitale diensten worden geïnformeerd over de periode waarin gratis software-updates beschikbaar zijn. Daarom moet Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad worden gewijzigd, zodat consumenten precontractuele informatie over duurzaamheid, repareerbaarheid en de beschikbaarheid van updates ontvangen. De informatie moet op duidelijke en begrijpelijke wijze aan de consument worden verstrekt en in overeenstemming met de toegankelijkheidsvoorschriften van Richtlijn 2019/882. De verplichting om deze informatie aan de consument te verstrekken, vormt een aanvulling op en doet geen afbreuk aan de rechten van consumenten waarin is voorzien in de Richtlijnen (EU) 2019/770 en (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad.
(23)De commerciële duurzaamheidsgarantie van de producent in de zin van artikel 17 van Richtlijn (EU) 2019/771 is een goede indicator van de duurzaamheid van een goed. Daarom moet Richtlijn 2011/83/EU worden gewijzigd om handelaren die goederen verkopen specifiek te verplichten consumenten over het bestaan van de commerciële duurzaamheidsgarantie voor alle soorten goederen van de producent te informeren, wanneer de producent deze informatie beschikbaar stelt.
(24)Het probleem van een beperkte duurzaamheid in strijd met wat de consument zou mogen verwachten, is het relevantst bij energieverbruikende goederen. Dit zijn goederen die op een externe energiebron werken. De consumenten zijn ook het meest geïnteresseerd in informatie over de verwachte duurzaamheid van deze categorie goederen. Derhalve moet de consument er alleen voor deze categorie van goederen op worden gewezen dat de informatie over het bestaan van een commerciële duurzaamheidsgarantie van een producent van meer dan twee jaar niet door de producent is verstrekt.
(25)Goederen met energieverbruikende componenten die slechts als accessoire dienen en niet aan de hoofdfunctie van die goederen bijdragen, zoals decoratieve verlichting voor kleding of schoeisel of elektrisch licht voor een fiets, mogen niet als energieverbruikende goederen worden geclassificeerd.
(26)Met het oog op de vastgestelde minimumduur van twee jaar van de aansprakelijkheid van de verkoper voor een gebrek aan overeenstemming conform Richtlijn (EU) 2019/771 en het feit dat veel productdefecten zich na twee jaar voordoen, moet de verplichting van de handelaar om de consument te informeren over het bestaan en de duur van de commerciële duurzaamheidsgarantie van de producent, gelden voor garanties van meer dan twee jaar.
(27)Om het voor de consumenten gemakkelijker te maken een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen wanneer zij goederen vergelijken alvorens een overeenkomst te sluiten, moeten handelaren consumenten informeren over het bestaan en de duur van de commerciële duurzaamheidsgarantie van de producent voor het gehele goed en niet voor specifieke componenten ervan.
(28)De producent en de verkoper moeten de vrijheid behouden om andere soorten commerciële garanties en diensten na verkoop van willekeurige duur aan te bieden. De aan de consument verstrekte informatie over dergelijke andere commerciële garanties of diensten mag de consument echter niet in verwarring brengen over het bestaan en de duur van de commerciële duurzaamheidsgarantie van de producent die het gehele goed dekt en een looptijd van meer dan twee jaar heeft.
(29)Om concurrentie tussen producenten op het gebied van de duurzaamheid van goederen met digitale elementen te bevorderen, moeten de handelaren die deze goederen verkopen de consumenten informeren over de minimumperiode waarin de producent zich ertoe verbindt software-updates voor dergelijke goederen te verstrekken. Om de consument echter niet met informatie te overladen, moet dergelijke informatie alleen worden verstrekt wanneer deze periode langer is dan de periode van de commerciële duurzaamheidsgarantie van de producent, aangezien die garantie de verstrekking inhoudt van updates, met inbegrip van beveiligingsupdates die noodzakelijk zijn om de vereiste functies en prestaties van goederen met digitale elementen in stand te houden. Bovendien is informatie over de verplichting van de producent om software-updates te verstrekken alleen relevant wanneer de verkoopovereenkomst betreffende goederen met digitale elementen voorziet in één handeling van levering van de digitale inhoud of digitale dienst ten aanzien waarvan artikel 7, lid 3, punt a), van Richtlijn (EU) 2019/771 geldt. Daarentegen mag er geen sprake zijn van een nieuwe verplichting om die informatie te verstrekken wanneer de verkoopovereenkomst voorziet in een continue levering van de digitale inhoud of digitale dienst gedurende een periode, aangezien voor die overeenkomsten in artikel 7, lid 3, punt b), van Richtlijn (EU) 2019/771, onder verwijzing naar artikel 10, lid 2 of lid 5, wordt gespecificeerd gedurende welke periode de verkoper ervoor moet zorgen dat de consument wordt geïnformeerd over en wordt voorzien van updates.
(30)Evenzo moeten handelaren die digitale inhoud en digitale diensten aanbieden de consument ook informeren over de minimumperiode waarin de aanbieder van de digitale inhoud of digitale dienst, wanneer de aanbieder een andere partij dan de handelaar is, zich ertoe verplicht software-updates, met inbegrip van beveiligingsupdates, te leveren die nodig zijn om de digitale inhoud en digitale diensten conform te houden. Informatie over de verplichting van de aanbieder om software-updates te verstrekken is alleen relevant wanneer de overeenkomst voorziet in één handeling van levering of een reeks individuele handelingen van levering ten aanzien waarvan artikel 8, lid 2, punt a), van Richtlijn (EU) 2019/770 geldt. Daarentegen mag er geen sprake zijn van een nieuwe verplichting om die informatie te verstrekken wanneer de overeenkomst voorziet in een continue levering gedurende een periode, aangezien voor die overeenkomsten in artikel 8, lid 2, punt a), van Richtlijn (EU) 2019/770, wordt gespecificeerd gedurende welke periode de handelaar ervoor moet zorgen dat de consument wordt geïnformeerd over en wordt voorzien van updates.
(31)Om consumenten in staat te stellen een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen en goederen te kiezen die gemakkelijker te repareren zijn, moeten handelaren, vóór het sluiten van de overeenkomst, voor alle soorten goederen, indien van toepassing, de repareerbaarheidsscore van het goed verstrekken, zoals door de producent overeenkomstig het Unierecht is verstrekt.
(32)Overeenkomstig artikel 5, lid 1, punt e), en artikel 6, lid 1, punt m), van Richtlijn 2011/83/EU zijn handelaren verplicht om de consument, voordat deze door de overeenkomst gebonden is, informatie te verstrekken over het bestaan en de voorwaarden van diensten na verkoop, met inbegrip van reparatiediensten, wanneer dergelijke diensten worden verleend. Om bovendien te waarborgen dat de consumenten goed geïnformeerd zijn over de repareerbaarheid van de goederen die zij kopen, moeten de handelaren, wanneer geen repareerbaarheidsscore overeenkomstig het Unierecht is vastgesteld, bovendien voor alle soorten goederen andere relevante reparatie-informatie verstrekken die door de producent beschikbaar is gesteld, zoals informatie over de beschikbaarheid van reserveonderdelen en een gebruikers- en reparatiehandleiding.
(33)Handelaren moeten de consumenten informatie verstrekken over het bestaan en de duur van de commerciële duurzaamheidsgarantie van de producent, de minimumperiode voor updates en andere reparatie-informatie dan de repareerbaarheidsscore, wanneer de producent of aanbieder van de digitale inhoud of digitale dienst, wanneer deze verschilt van de handelaar, de relevante informatie ter beschikking stelt. Wat betreft goederen moet de handelaar de consument in het bijzonder de informatie meedelen die de producent hem heeft verstrekt of anderszins vóór sluiting van de overeenkomst gemakkelijk toegankelijk voor de consument heeft willen maken, door deze informatie aan te geven op het product zelf, op de verpakking ervan of op de etiketten en labels die de consument normaliter zou raadplegen alvorens de overeenkomst te sluiten. Van de handelaar mag niet worden verlangd dat hij actief op zoek gaat naar dergelijke informatie van de producent, zoals op de productspecifieke websites.
(34)De Richtlijnen 2005/29/EG en 2011/83/EU moeten als een “veiligheidsnet” blijven fungeren door ervoor te zorgen dat in alle sectoren een hoog niveau van consumentenbescherming kan worden gehandhaafd, door aanvulling van sector- en productspecifiek Unierecht dat in geval van een conflict prevaleert.
(35)Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk consumenten in staat stellen beter onderbouwde beslissingen over transacties te nemen om duurzame consumptie te bevorderen, praktijken uitbannen die schade toebrengen aan de duurzame economie en consumenten misleiden om af te zien van duurzame consumptiekeuzen, en zorgen voor een betere en consequentere toepassing van het consumentenrechtskader van de Unie, onvoldoende door de lidstaten afzonderlijk kunnen worden verwezenlijkt en, gezien het Uniebrede karakter van het probleem, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(36)Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Richtlijn 2005/29/EG
Richtlijn 2005/29/EG wordt als volgt gewijzigd:
(1)in artikel 2 worden de volgende punten o) tot en met y) toegevoegd:
“o) milieuclaim: een boodschap of voorstelling, die niet verplicht is uit hoofde van het Unierecht of het nationale recht, met inbegrip van tekst, beeldende, grafische of symbolische voorstellingen, in welke vorm ook, met inbegrip van labels, merknamen, bedrijfsnamen of productnamen, in de context van een commerciële communicatie, waarin gesteld of verondersteld wordt dat een product of handelaar een positief effect of geen effect op het milieu heeft, dan wel minder schadelijk voor het milieu is dan andere respectievelijke producten of handelaren, of dit effect in de loop der tijd is verbeterd;
p) uitdrukkelijke milieuclaim: een milieuclaim in tekstvorm of opgenomen in een duurzaamheidskeurmerk;
q) generieke milieuclaim: een niet in een duurzaamheidskeurmerk opgenomen, uitdrukkelijke milieuclaim waarbij de specificatie van de claim niet in duidelijke en in het oog springende bewoordingen op hetzelfde medium is aangebracht;
r) duurzaamheidskeurmerk: een vrijwillig betrouwbaarheidskeurmerk, kwaliteitskeurmerk of gelijkwaardig keurmerk, publiek of privaat, dat tot doel heeft een product, een proces of een onderneming te onderscheiden en te promoten met een verwijzing naar de maatschappelijke of milieuaspecten ervan of beide. Hieronder vallen geen verplichte keurmerken die overeenkomstig het recht van de Unie of de nationale wetgeving vereist zijn;
s) certificeringsregeling: een verificatieregeling van een derde partij die op grond van transparante, eerlijke en niet-discriminerende voorwaarden openstaat voor alle handelaren die bereid en in staat zijn om aan de vereisten van de regeling te voldoen, en die certificeert dat een product aan bepaalde vereisten voldoet, en waarvoor het toezicht op de naleving objectief is, op internationale, Unie- of nationale normen en procedures is gebaseerd en wordt verricht door een partij die onafhankelijk van zowel de eigenaar van de regeling als de handelaar is;
t) duurzaamheidsinformatiemiddel: door of namens een handelaar beheerde software, met inbegrip van een website, een deel van een website of een toepassing, waarmee consumenten informatie wordt verstrekt over maatschappelijke of milieu-aspecten van producten, of waarmee producten op deze aspecten worden vergeleken;
u) erkende voortreffelijke milieuprestaties: milieuprestaties die in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad*, of nationale of regionale EN ISO 14024 type I-milieukeurregelingen die officieel erkend zijn overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 66/2010 dan wel ander toepasselijk Unierecht, of de hoogste milieuprestaties in overeenstemming met andere toepasselijke Uniewetgeving;
v) duurzaamheid: duurzaamheid zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 13, van Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad**;
w) software-update: een gratis update, met inbegrip van een beveiligingsupdate, die nodig is om goederen met digitale elementen, digitale inhoud en digitale diensten conform Richtlijn (EU) 2019/770 en Richtlijn (EU) 2019/771 te houden;
x) verbruiksartikel: een component van een goed dat herhaaldelijk wordt verbruikt en moet worden vervangen om het goed naar behoren te laten functioneren;
y) “functionaliteit”: functionaliteit zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 9, van Richtlijn (EU) 2019/771.
________
* Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de verkoop van goederen, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG, en tot intrekking van Richtlijn 1999/44/EG (PB L 136 van 22.5.2019, blz. 28).”;
(2)Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 1 wordt punt b) vervangen door:
“b) de voornaamste kenmerken van het product, zoals beschikbaarheid, voordelen, risico’s, uitvoering, samenstelling, maatschappelijke of milieueffecten, accessoires, duurzaamheid, repareerbaarheid, klantenservice en klachtenbehandeling, procedé en datum van fabricage of verrichting, levering, geschiktheid voor het gebruik, gebruiksmogelijkheden, hoeveelheid, specificatie, geografische of commerciële oorsprong, van het gebruik te verwachten resultaten, of de resultaten en wezenlijke kenmerken van op het product verrichte tests of controles.”;
(b)aan lid 2 worden de volgende punten d) en e) toegevoegd:
“d) het beweren dat een milieuclaim geldt met betrekking tot toekomstige milieuprestaties zonder duidelijke, objectieve en verifieerbare verplichtingen en doelen, en zonder een onafhankelijk monitoringsysteem;
e) het maken van reclame over voordelen voor de consument, die binnen de relevante markt als een gangbare praktijk worden beschouwd.”
(3)In artikel 7 wordt het volgende lid 7) toegevoegd:
“7. Wanneer een handelaar een dienst aanbiedt waarmee producten worden vergeleken, onder meer via een duurzaamheidsinformatiemiddel, wordt informatie over de vergelijkingsmethode, de producten die met elkaar worden vergeleken en de leveranciers van die producten, alsmede over de maatregelen die van kracht zijn om die informatie actueel te houden, als essentieel beschouwd.”;
(4)Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.
Artikel 2
Wijzigingen van Richtlijn 2011/83/EU
Richtlijn 2011/83/EU wordt als volgt gewijzigd:
(1)Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
(a)het volgende punt 3 bis) wordt ingevoegd:
“3 bis) “energieverbruikend goed”: een goed dat afhankelijk is van energietoevoer (elektriciteit, fossiele brandstoffen en hernieuwbare energiebronnen) om als beoogd te functioneren;”;
(b)de volgende punten 14 bis) tot en met 14 sexies) worden ingevoegd:
“14 bis) “commerciële duurzaamheidsgarantie”: een commerciële duurzaamheidsgarantie van de producent als bedoeld in artikel 17 van Richtlijn (EU) 2019/771, op grond waarvan de producent gedurende de volledige looptijd van die garantie rechtstreeks jegens de consument aansprakelijk is voor reparatie of vervanging van de goederen;
14 ter) “duurzaamheid”: duurzaamheid zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 13, van Richtlijn (EU) 2019/771;
14 quater) “producent ”: producent zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 4, van Richtlijn (EU) 2019/771;
14 quinquies) “repareerbaarheidsscore”: een score die de repareerbaarheid van een goed aangeeft op basis van een overeenkomstig het Unierecht vastgestelde methode;
14 sexies) “software-update”: een gratis update, met inbegrip van een beveiligingsupdate, die nodig is om goederen met digitale elementen, digitale inhoud en digitale diensten conform Richtlijn (EU) 2019/770 en Richtlijn (EU) 2019/771 te houden;”;
(2)In artikel 5 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
(a)de volgende punten e bis) tot en met e quinquies) worden ingevoegd:
“e bis) voor alle goederen, eventueel door de producent ter beschikking gestelde, informatie over een voor de goederen verleende commerciële duurzaamheidsgarantie en de duur daarvan in tijdseenheden, wanneer die garantie het gehele goed dekt en een looptijd van meer dan twee jaar heeft;
e ter) voor energieverbruikende goederen, wanneer de producent de in punt e bis) bedoelde informatie niet ter beschikking heeft gesteld, informatie dat de producent geen informatie over het bestaan van een commerciële duurzaamheidsgarantie van meer dan twee jaar heeft verstrekt. Deze informatie moet ten minste even zichtbaar zijn als alle andere informatie over het bestaan en de voorwaarden van de diensten na verkoop en de commerciële garanties die overeenkomstig punt e) wordt verstrekt;
e quater) voor goederen met digitale elementen, wanneer deze informatie door de producent ter beschikking is gesteld, de minimumperiode in tijdseenheden waarin de producent software-updates ter beschikking stelt, tenzij de overeenkomst voorziet in een doorlopende levering van de digitale inhoud of digitale dienst gedurende een bepaalde periode. Wanneer overeenkomstig punt e bis) informatie over het bestaan van een commerciële duurzaamheidsgarantie is verstrekt, wordt de informatie over de updates verstrekt indien deze updates gedurende een langere periode dan de commerciële duurzaamheidsgarantie worden verstrekt;
e quinquies) voor digitale inhoud en digitale diensten, indien de aanbieder ervan een andere partij dan de handelaar is en dergelijke informatie ter beschikking stelt, de minimumperiode in tijdseenheden waarin de aanbieder software-updates levert, tenzij de overeenkomst voorziet in een doorlopende levering van de digitale inhoud of digitale dienst gedurende een bepaalde periode;”
(b)de volgende punten i) en j) worden toegevoegd:
i) waar van toepassing, de repareerbaarheidsscore voor de goederen;
j) indien punt i) niet van toepassing is, door de producent beschikbaar gestelde informatie over de beschikbaarheid van reserveonderdelen, inclusief de hiervoor geldende bestelprocedure, en over de beschikbaarheid van een gebruikers- en reparatiehandleiding.”;
(3) In artikel 6 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
(a)de volgende punten m bis) tot en met m quinquies) worden ingevoegd:
“m bis) voor alle soorten goederen, eventueel door de producent ter beschikking gestelde, informatie over een voor de goederen verleende commerciële duurzaamheidsgarantie en de duur daarvan in tijdseenheden, wanneer die garantie het gehele goed dekt en een looptijd van meer dan twee jaar heeft;
m ter) voor energieverbruikende goederen, wanneer de producent de in punt m bis) bedoelde informatie niet ter beschikking heeft gesteld, informatie dat de producent geen informatie over het bestaan van een commerciële duurzaamheidsgarantie van meer dan twee jaar heeft verstrekt. Deze informatie moet ten minste even zichtbaar zijn als alle andere informatie over het bestaan en de voorwaarden van de diensten na verkoop en de commerciële garanties die overeenkomstig punt m) wordt verstrekt;
m quater) voor goederen met digitale elementen, wanneer deze informatie door de producent ter beschikking is gesteld, de minimumperiode in tijdseenheden waarin de producent software-updates ter beschikking stelt, tenzij de overeenkomst voorziet in een doorlopende levering van de digitale inhoud of digitale dienst gedurende een bepaalde periode. Wanneer overeenkomstig punt m bis) informatie over het bestaan van een commerciële duurzaamheidsgarantie is verstrekt, wordt de informatie over de updates verstrekt indien deze updates gedurende een langere periode dan de commerciële duurzaamheidsgarantie worden verstrekt;
m quinquies) voor digitale inhoud en digitale diensten, indien de aanbieder ervan een andere partij dan de handelaar is en dergelijke informatie ter beschikking stelt, de minimumperiode in tijdseenheden waarin de aanbieder software-updates levert, tenzij de overeenkomst voorziet in een doorlopende levering van de digitale inhoud of digitale dienst gedurende een bepaalde periode;”
(b)de volgende punten u) en v) worden toegevoegd:
“u) waar van toepassing, de repareerbaarheidsscore voor de goederen;
v) indien punt u) niet van toepassing is, door de producent beschikbaar gestelde informatie over de beschikbaarheid van reserveonderdelen, inclusief de hiervoor geldende bestelprocedure, en over de beschikbaarheid van een gebruikers- en reparatiehandleiding.”;
(4)in artikel 8, lid 2, wordt de eerste alinea vervangen door:
“Indien een overeenkomst op afstand die op elektronische wijze wordt gesloten een betalingsverplichting voor de consument inhoudt, wijst de handelaar de consument op duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zijn bestelling plaatst, op de in artikel 6, lid 1, punt a), e), m bis), m ter), o) en p), genoemde informatie.”.
Artikel 3
Verslaglegging door de Commissie en evaluatie
De Commissie dient uiterlijk op [vijf jaar na de vaststelling] bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze richtlijn.
Dat verslag gaat, in voorkomend geval, vergezeld van relevante wetgevingsvoorstellen.
Artikel 4
Omzetting
1.De lidstaten dienen uiterlijk op [achttien maanden vanaf de vaststelling] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Zij passen die bepalingen uiterlijk toe vanaf [24 maanden vanaf de vaststelling].
Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De voorschriften voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 6
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement
Voor de Raad
De voorzitter
De voorzitter