Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020PC0460

    Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot oprichting van het fonds voor een rechtvaardige transitie

    COM/2020/460 final

    Brussel, 28.5.2020

    COM(2020) 460 final

    2020/0006(COD)

    Gewijzigd voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot oprichting van het fonds voor een rechtvaardige transitie


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    Op 14 januari 2020 heeft de Europese Commissie haar wetgevingsvoorstel 1 tot oprichting van het fonds voor een rechtvaardige transitie aangenomen, samen met een voorstel 2 tot wijziging van haar wetgevingsvoorstel inzake de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen.

    In overeenstemming met de doelstelling om de EU-klimaatneutraliteit tegen 2050 op doeltreffende en eerlijke wijze te verwezenlijken, is het fonds voor een rechtvaardige transitie gericht op het verlichten van de economische, ecologische en sociale kosten van de transitie naar klimaatneutraliteit ten bate van de gebieden die het zwaarst door de transitie worden getroffen. De steun van het Fonds is gericht op maatregelen voor economische omschakeling, omscholing van getroffen werknemers en hulp bij het zoeken naar werk.

    De uitbraak van het coronavirus (“COVID-19”) heeft veel regeringen ertoe aangezet om ongekende maatregelen te nemen om de pandemie in te dammen. Dit heeft op zijn beurt geleid tot een scherpe daling van het productieniveau in veel economieën, met ernstige sociale gevolgen. Dit zal in de komende jaren aanzienlijke uitdagingen voor openbare financiën en schuldbeheer met zich meebrengen, die op hun beurt de overheidsinvesteringen die nodig zijn voor het economisch herstel kunnen beperken.

    Bovendien verschillen de nationale en regionale capaciteiten om de gevolgen van de crisis aan te pakken tussen de lidstaten en de regio’s als gevolg van de verschillende economische structuren en begrotingssituaties. Als deze verschillen niet worden aangepakt, kunnen zij leiden tot asymmetrisch herstel en tot grotere regionale verschillen, die op hun beurt de interne markt, de financiële stabiliteit van de eurozone en de Unie als geheel kunnen ondermijnen.

    Om vergroting van de verschillen te voorkomen en een ongelijk herstelproces te vermijden, is het daarom noodzakelijk om op korte en middellange termijn aanvullende steun aan de lidstaten en de regio’s te verlenen, teneinde hun economieën en samenlevingen te helpen de situatie het hoofd te bieden en een snel en duurzaam herstel van hun economieën te waarborgen.

    In verband hiermee moeten de investeringen in de groene transitie worden versneld om de voorwaarden te scheppen die nodig zijn voor langetermijngroei in Europa en om de Europese economie bestendig te maken tegen toekomstige schokken. Dit moet in de toekomstige programma’s en investeringsprioriteiten volledig tot uiting worden gebracht. Het versneld afstappen van de winning van fossiele brandstoffen en koolstofintensieve activiteiten door middel van gerichte steun voor economische diversificatie en het scheppen van nieuwe economische kansen en banen heeft een enorm potentieel om de Europese economie te doen groeien. De regio’s en burgers in staat stellen de overgang naar een klimaatneutrale economie met succes aan te pakken, moet voorop staan bij onze inspanningen.

    Daarom wordt voorgesteld aanvullende middelen van 35 613 048 000 EUR (in lopende prijzen) beschikbaar te stellen voor het fonds voor een rechtvaardige transitie. Van deze aanvullende middelen moet 2 810 048 000 EUR uit begrotingskredieten komen, waardoor het niveau van het programma in het kader van het volgende MFK uitkomt op 11 270 459 000 EUR; deze moeten worden toegewezen tijdens de lopende onderhandelingen op het niveau van de Europese Raad. De resterende aanvullende middelen van 32 803 000 000 EUR zullen betrekking hebben op de periode van 2021 tot en met 2024 en zullen de vorm aannemen van externe bestemmingsontvangsten uit het herstelinstrument voor Europa.

    Deze bedragen zullen onder de lidstaten worden verdeeld naar rato van hun vermogen om de noodzakelijke investeringen te financieren om het hoofd te bieden aan de transitie naar klimaatneutraliteit overeenkomstig de in bijlage I bij de voorgestelde verordening inzake een fonds voor een rechtvaardige transitie beschreven methode.

    In afwijking van de in het Financieel Reglement vastgestelde regels die van toepassing zijn op externe bestemmingsontvangsten moeten deze aanvullende middelen voldoen aan de toepasselijke in de GB-verordening vastgestelde regels, met inbegrip van de bepalingen inzake vastleggingen en vrijmakingen, zodra zij aan programma’s zijn toegewezen.

    Om ervoor te zorgen dat de lidstaten en regio’s hun middelen voor het cohesiebeleid kunnen blijven gebruiken om de economische, sociale en territoriale cohesie te ondersteunen, zullen voor de aanvullende middelen van het herstelinstrument voor Europa geen overdrachten van nationale toewijzingen in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds plus vereist worden.

    Verenigbaarheid met andere instrumenten van de Unie

    De uit het fonds voor een rechtvaardige transitie verleende steun gaat vergezeld van een specifieke regeling voor een rechtvaardige transitie in het kader van InvestEU. De regeling zal een breder scala aan investeringen ondersteunen, met name door bij te dragen aan de transitie door steun te verlenen aan koolstofarme en klimaatbestendige activiteiten, zoals hernieuwbare investeringen en energie-efficiëntieregelingen. De regeling zal ook de beschikbaarstelling van financiering voor energie- en vervoersinfrastructuur — met inbegrip van gasinfrastructuur en stadsverwarming — maar ook decarbonisatieprojecten, de economische diversificatie van de regio’s en sociale infrastructuur mogelijk maken.

    Daarnaast zal een nieuwe, met de EIB uit te voeren leningsfaciliteit om de publieke sector te ondersteunen bij het combineren van subsidies uit EU-middelen met leningen van de EIB voor overheidsinstanties, worden verstrekt, ter ondersteuning van de regio’s die volgens de plannen voor een rechtvaardige transitie het zwaarst worden getroffen.

    Er zal worden gezorgd voor synergie en complementariteit tussen de drie pijlers via de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie, waarin de ontwikkelingsbehoeften van de gebieden die het zwaarst door de klimaattransitie worden getroffen, zullen worden aangegeven.

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    Het optreden van de EU is gerechtvaardigd op grond van artikel 174, lid 1, VWEU, waarin staat dat de Unie “haar optreden gericht op de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang” ontwikkelt en vervolgt, en zich “in het bijzonder ten doel [stelt], de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio’s en de achterstand van de minst begunstigde regio’s te verkleinen”.

    Om het fonds voor een rechtvaardige transitie op te kunnen richten, moet het voorstel worden gebaseerd op artikel 175 VWEU, waarin uitdrukkelijk wordt bepaald dat de Unie de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 174 steunt door middel van haar optreden via de structuurfondsen, de EIB en de andere bestaande financieringsinstrumenten.

    In artikel 175, lid 3, VWEU is ook bepaald dat: “Indien specifieke maatregelen buiten de fondsen om noodzakelijk blijken, kunnen zulke maatregelen, onverminderd de maatregelen waartoe in het kader van ander beleid van de Unie wordt besloten, door het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s worden vastgesteld.”.

    Het voorstel moet ook worden gebaseerd op artikel 322, lid 1, onder a), VWEU om gerichte afwijkingen van het Financieel Reglement mogelijk te maken.

    Subsidiariteit en evenredigheid

    Overeenkomstig artikel 4, lid 2, VWEU heeft de Unie met de lidstaten gedeelde bevoegdheden op het gebied van economische, sociale en territoriale samenhang en bepaalde aspecten van het sociaal beleid. De Unie is ook bevoegd om het optreden van de lidstaten op het gebied van onderwijs, beroepsopleiding en industrie te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen (artikel 6 VWEU).

    De uitvoering van het Fonds voor een rechtvaardige transitie onder gedeeld beheer is gebaseerd op het subsidiariteitsbeginsel. Onder gedeeld beheer delegeert de Commissie strategische programmerings- en uitvoeringstaken aan de lidstaten en regio’s. Het optreden van de Unie wordt zo beperkt tot wat noodzakelijk is om de in de Verdragen vastgestelde doelstellingen van de Unie te verwezenlijken.

    Gedeeld beheer is erop gericht ervoor te zorgen dat besluiten zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen en dat optreden op EU-niveau gerechtvaardigd is in het licht van de mogelijkheden en specifieke kenmerken op nationaal, regionaal of lokaal niveau. Gedeeld beheer brengt Europa dichter bij zijn burgers en verbindt lokale behoeften en Europese doelstellingen met elkaar. Daarenboven verhoogt het de betrokkenheid bij de EU-doelstellingen aangezien de lidstaten en de Commissie beslissingsbevoegdheid en verantwoordelijkheid delen en de programma’s gezamenlijk medefinancieren.

    Keuze van het instrument

    Als belangrijkste EU-beleid om structurele veranderingen in Europese regio’s aan te pakken, vormt het cohesiebeleid het juiste kader voor het Fonds voor een rechtvaardige transitie. Het biedt financiële steun voor investeringen op een groot aantal gebieden die bijdragen tot groei en werkgelegenheid, en het werkt samen met actoren in het veld.

    Het voorziet ook in een geïntegreerde plaats-specifieke aanpak, die zorgt voor synergie en samenhang tussen investeringen die uit het Fonds voor een rechtvaardige transitie worden ondersteund, en investeringen die door de gebruikelijke programma’s van het cohesiebeleid worden ondersteund. Hierdoor zal de economische ontwikkeling en reconversie van de betrokken regio’s worden versneld.

    Bovendien waarborgt het cohesiebeleid de betrokkenheid van de lidstaten en de regio’s. Dit is van cruciaal belang voor het Fonds voor een rechtvaardige transitie, dat verankerd moet worden in op maat gesneden territoriale transitiestrategieën, die de talrijke sociale, economische en milieu-uitdagingen van de transitie op alomvattende wijze aanpakken.

    In het kader van het cohesiebeleid is de keuze van het instrument een verordening van het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure als bedoeld in artikel 175, lid 3, van het Verdrag.

    3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

    Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

    N.v.t.

    Raadpleging van belanghebbenden

    Er zijn geen externe belanghebbenden geraadpleegd. Het voorstel sluit echter aan bij de besprekingen die de afgelopen weken in het kader van de onderhandelingen over het voorstel tot oprichting van een fonds voor een rechtvaardige transitie met de lidstaten en het Europees Parlement zijn gevoerd.

    Met name is in het ontwerpverslag van de rapporteur van de Commissie regionale ontwikkeling (REGI) en het advies van de Begrotingscommissie een aanzienlijke verhoging van de begroting van het JTF voorgesteld.

    Bijeenbrengen en gebruik van expertise

    N.v.t.

    Effectbeoordeling

    De doelstellingen en de belangrijkste kenmerken van het fonds voor een rechtvaardige transitie worden door de effectbeoordeling 3 ter voorbereiding van het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en inzake het Cohesiefonds 4 ondersteund.

    In de voorgestelde wijzigingen van het JTF-voorstel wordt rekening gehouden met de toegenomen uitdagingen, voor de meeste regio’s, van de recente COVID-19-pandemie. Afgezien van een verhoging van de middelen zijn de wijzigingen beperkt; de architectuur en de hoekstenen van het oorspronkelijke voorstel zijn niet gewijzigd. Er is daarom geen afzonderlijke effectbeoordeling uitgevoerd.

    Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

    N.v.t.

    Grondrechten

    N.v.t.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    De aanvullende middelen uit de begrotingskredieten in het kader van het MFK 2021-2027 zullen in de jaren 2021-2027 tot extra vastleggingen en in de jaren 2022-2027 en daarna tot betalingen leiden.

    De aanvullende middelen die in het kader van het voorstel voor het herstelinstrument voor Europa worden gefinancierd, zullen leiden tot extra vastleggingen in de jaren 2021, 2022 en 2023 en in 2024, en tot betalingen in de jaren 2021 tot en met 2027, op basis van externe bestemmingsontvangsten.

    5.OVERIGE ELEMENTEN

    Artikelsgewijze toelichting

    De voorgestelde wijzigingen van het JTF-voorstel zijn gericht op de volgende elementen:

    ·verhoging van de middelen door middel van aanvullende begrotingskredieten en externe bestemmingsontvangsten;

    ·geen verplichting om deze aanvullende middelen die in het kader van het herstelinstrument voor Europa worden gefinancierd, aan te vullen met overdrachten uit het EFRO en het ESF+;

    ·wijziging van bijlage I om deze aan te passen aan het hogere niveau van de voorgestelde middelen.

    2020/0006 (COD)

    Gewijzigd voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot oprichting van het fonds voor een rechtvaardige transitie

    Voorstel van de Commissie COM(2020)22 wordt als volgt gewijzigd:

    1.De preambule wordt als volgt gewijzigd:

    a)de eerste alinea vervangen door:

    “Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, derde alinea, en artikel 322, lid 1, onder a),”

    b)een nieuw, zesde lid wordt ingevoegd:

    Gezien het advies van de Rekenkamer 5 ,”;

    2.De volgende overweging 8bis wordt ingevoegd:

    “8bis De door het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgestelde financiële voorschriften zijn op deze verordening van toepassing. Deze regels zijn neergelegd het Financieel Reglement en bepalen met name de procedure om de begroting vast te stellen en uit te voeren door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen en indirecte uitvoering, en voorzien in controles van de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde regels hebben eveneens betrekking op de bescherming van de begroting van de Unie bij algemene tekortkomingen in de lidstaten op het gebied van de rechtsstaat, aangezien de rechtsstaat een essentiële voorwaarde is voor goed financieel beheer en een doeltreffende EU-financiering.”;

    3.De volgende overweging 9bis wordt ingevoegd:

    “(9 bis) Overeenkomstig Verordening [herstelinstrument voor Europa] en binnen de grenzen van de daarin toegewezen middelen moeten herstel- en veerkrachtsmaatregelen in het kader van het fonds voor een rechtvaardige transitie worden genomen om de ongekende gevolgen van de COVID-19-crisis aan te pakken.  Die aanvullende middelen moeten op zodanige wijze worden gebruikt dat de inachtneming van de in de verordening [herstelinstrument voor Europa] vastgestelde termijnen wordt gewaarborgd.”;

    4.Artikel 3, lid 2, wordt vervangen door:

    “2.    De middelen voor het JTF in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” die voor de periode 2021‑2027 beschikbaar zijn voor vastlegging in de begroting, bedragen 11 270 459 000 EUR in lopende prijzen, die al naargelang het geval verhoogd kunnen worden met in de begroting van de Unie toegewezen aanvullende middelen en andere middelen overeenkomstig de toepasselijke basishandeling.

    0,35 % van het in de eerste alinea vermelde bedrag wordt toegewezen voor technische bijstand op initiatief van de Commissie.”

    5.De volgende overweging 3bis wordt ingevoegd:

    “Artikel 3bis

    Middelen van het instrument voor het herstel van de Europese Unie

    1.De in artikel 2 van Verordening [herstelinstrument voor Europa] bedoelde maatregelen worden uitgevoerd in het kader van het fonds voor een rechtvaardige transitie met een bedrag van 32 803 000 000 EUR in lopende prijzen van het in artikel 3, lid 2, onder a), punt vi), van die verordening bedoelde bedrag, onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 4, leden 3, 4 en 8, van die verordening.

    Dit bedrag wordt beschouwd als andere middelen als bedoeld in artikel 3, lid 2, en vormt externe bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

    Zij worden in aanvulling op de totale middelen als bedoeld in artikel 3 beschikbaar gesteld voor vastlegging in de begroting in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” voor de jaren 2021 tot en met 2024, en wel als volgt:

    2021: 7 954 600 000 EUR;

    2022: 8 114 600 000 EUR;

    2023: 8 276 600 000 EUR;

    2024: 8 441 600 000 EUR.

    Daarnaast wordt 15 600 000 EUR in lopende prijzen beschikbaar gesteld voor administratieve uitgaven uit de in de eerste alinea bedoelde middelen.

    2.0,35 % van het in de eerste alinea van lid 1 vermelde bedrag wordt toegewezen voor technische bijstand op initiatief van de Commissie.

    3.De jaarlijkse verdeling van het in lid 1 bedoelde bedrag door de lidstaten wordt opgenomen in het in artikel 3, lid 3, bedoelde besluit van de Commissie overeenkomstig de in bijlage I vastgestelde methode.

    4.In afwijking van artikel [21 bis] van Verordening (EU) [nieuwe GB-verordening] is er voor het in lid 1 bedoelde bedrag geen aanvullende steun uit het EFRO of het ESF+ vereist.

    5.In afwijking van artikel 14, lid 3, van het Financieel Reglement zijn de vrijmakingsregels van titel VII, hoofdstuk IV, van Verordening (EU) [nieuwe GB-verordening] van toepassing op de vastleggingen in de begroting op basis van de in lid 1 bedoelde middelen. In afwijking van artikel 12, lid 4, onder c), van het Financieel Reglement worden deze middelen niet gebruikt voor een vervolgprogramma of -actie.”;

    6.Artikel 2, lid 2, wordt vervangen door:

    “2. De prioriteit of prioriteiten van het JTF omvatten de JTF-middelen die bestaan uit de volledige of gedeeltelijke JTF-toewijzing voor de lidstaten en de overeenkomstig artikel [21 bis] van Verordening (EU) [nieuwe GB-verordening] overgedragen middelen. Het totaal van de middelen die van het EFRO en het ESF+ naar het JTF worden overgedragen, bedraagt ten minste anderhalf maal het bedrag van steun uit het JTF voor die prioriteit, met uitzondering van de in artikel 3bis, lid 1, bedoelde middelen, maar niet meer dan driemaal dat bedrag.”;

    7.Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit voorstel. 

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

    De voorzitter    De voorzitter

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

    1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

    Gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie

    1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

    9 Milieu- en klimaatactie (2021-2027)

    1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

     een nieuwe actie 

     een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 6  

    X de verlenging van een bestaande actie 

     de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

    1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

    1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

    Voorgesteld wordt het voorstel voor de verordening tot oprichting van een fonds voor een rechtvaardige transitie te wijzigen om ervoor te zorgen dat de noodzakelijke investeringen in de groene transitie worden versneld om de voorwaarden te scheppen die nodig zijn voor langetermijngroei in Europa en om de Europese economie bestendig te maken tegen toekomstige schokken. Daarom wordt voorgesteld aanvullende middelen van 35 613 048 000 EUR (in lopende prijzen) beschikbaar te stellen voor het fonds voor een rechtvaardige transitie. Van deze aanvullende middelen moet 2 810 048 000 EUR in lopende prijzen uit begrotingskredieten komen, waardoor het niveau van het programma in het kader van het volgende MFK uitkomt op 11 270 459 000 EUR; deze moeten worden toegewezen tijdens de lopende onderhandelingen op het niveau van de Europese Raad. De resterende aanvullende middelen van 32 803 000 000 EUR zullen betrekking hebben op de periode van 2021 tot en met 2024 en zullen de vorm aannemen van externe bestemmingsontvangsten uit het herstelinstrument voor Europa.

    1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

    In overeenstemming met de doelstelling om de EU-klimaatneutraliteit tegen 2050 op doeltreffende en eerlijke wijze te verwezenlijken, is het fonds voor een rechtvaardige transitie erop gericht de economische, ecologische en sociale kosten van de transitie naar klimaatneutraliteit voor de gebieden die het zwaarst door de transitie worden getroffen te verlichten. De steun van het Fonds is gericht op maatregelen voor economische omschakeling, omscholing van getroffen werknemers en hulp bij het zoeken naar werk.

    De uitbraak van het coronavirus (“COVID-19”) heeft veel regeringen ertoe aangezet om ongekende maatregelen te nemen om de pandemie in te dammen. Dit heeft op zijn beurt geleid tot een scherpe daling van het productieniveau in veel economieën, met ernstige sociale gevolgen. Dit zal in de komende jaren aanzienlijke uitdagingen voor openbare financiën en schuldbeheer met zich meebrengen, die op hun beurt de overheidsinvesteringen die nodig zijn voor het economisch herstel kunnen beperken.

    Bovendien verschillen de nationale en regionale capaciteiten om de gevolgen van de crisis aan te pakken tussen de lidstaten en de regio’s als gevolg van de verschillende economische structuren en begrotingssituaties. Als deze verschillen niet worden aangepakt, kunnen zij leiden tot asymmetrisch herstel en tot grotere regionale verschillen, die op hun beurt de interne markt, de financiële stabiliteit van de eurozone en de Unie als geheel kunnen ondermijnen.

    Om vergroting van de verschillen te voorkomen en een ongelijk herstelproces te vermijden, is het daarom noodzakelijk om op korte en middellange termijn aanvullende steun aan de lidstaten en de regio’s te verlenen, teneinde hun economieën en samenlevingen te helpen de situatie het hoofd te bieden en een snel en duurzaam herstel van hun economieën te waarborgen.

    1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

    1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

    De uit het fonds voor een rechtvaardige transitie verleende steun gaat vergezeld van een specifieke regeling voor een rechtvaardige transitie in het kader van InvestEU. De regeling zal een breder scala aan investeringen ondersteunen, met name door bij te dragen aan de transitie door steun te verlenen aan koolstofarme en klimaatbestendige activiteiten, zoals hernieuwbare investeringen en energie-efficiëntieregelingen. De regeling zal ook de beschikbaarstelling van financiering voor energie- en vervoersinfrastructuur — met inbegrip van gasinfrastructuur en stadsverwarming — maar ook decarbonisatieprojecten, de economische diversificatie van de regio’s en sociale infrastructuur mogelijk maken.

    Daarnaast zal een nieuwe, met de EIB uit te voeren leningsfaciliteit om de publieke sector te ondersteunen bij het combineren van subsidies uit EU-middelen met leningen van de EIB voor overheidsinstanties, worden verstrekt, ter ondersteuning van de regio’s die volgens de plannen voor een rechtvaardige transitie het zwaarst worden getroffen.

    Er zal worden gezorgd voor synergie en complementariteit tussen de drie pijlers via de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie, waarin de ontwikkelingsbehoeften van de gebieden die het zwaarst door de klimaattransitie worden getroffen, zullen worden aangegeven.

    Het voorstel is beperkt tot specifieke wijzigingen die nodig zijn voor de vaststelling van de regels voor het ter beschikking stellen van aanvullende middelen en voor het gebruik daarvan. Het voorstel is in overeenstemming met de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen. De maatregelen zijn in overeenstemming met het voorstel van de Commissie voor een herstelfonds.

    Deze aanvullende bedragen zullen onder de lidstaten worden verdeeld naar rato van hun vermogen om de noodzakelijke investeringen te financieren om het hoofd te bieden aan de transitie naar klimaatneutraliteit overeenkomstig de in bijlage I bij de voorgestelde verordening inzake een fonds voor een rechtvaardige transitie beschreven methode. Om ervoor te zorgen dat de lidstaten en regio’s hun middelen voor het cohesiebeleid kunnen blijven gebruiken om de economische, sociale en territoriale cohesie te ondersteunen, zullen voor de aanvullende middelen van het herstelinstrument voor Europa geen overdrachten van nationale toewijzingen in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds plus vereist worden.

    1.5.Duur en financiële gevolgen 

    X beperkte geldigheidsduur

       van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

    X    financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot en met 2027 voor betalingskredieten.

     onbeperkte geldigheidsduur

    Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2021,

    gevolgd door een volledige uitvoering.

    1.6.Beheersvorm(en) 7  

    X Direct beheer door de Commissie (voor technische bijstand, ofwel voor 0,35 % van de toewijzing)

    X door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

       door de uitvoerende agentschappen

    X Gedeeld beheer met lidstaten

     Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

    ◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

    ◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

    ◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

    ◻ de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

    ◻ publiekrechtelijke organen;

    ◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

    ◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

    ◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

    2.BEHEERSMAATREGELEN 

    2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

    Vermeld frequentie en voorwaarden.

    Het voorstel is beperkt tot en gericht op het vaststellen van de regels die moeten worden gevolgd om de aanvullende middelen beschikbaar te maken. Deze regels gaan niet verder dan wat nodig is om aanvullende middelen beschikbaar te stellen en stellen de regels vast die van toepassing zijn op het gebruik van deze middelen.

    2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

    Het voorstel is beperkt tot en gericht op het vaststellen van de regels die moeten worden gevolgd om de aanvullende middelen beschikbaar te maken. Deze regels gaan niet verder dan wat nodig is om aanvullende middelen beschikbaar te stellen en stellen de regels vast die van toepassing zijn op het gebruik van deze middelen.

    2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

    Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

    Het voorstel is beperkt tot en gericht op het vaststellen van de regels die moeten worden gevolgd om de aanvullende middelen beschikbaar te maken. Deze regels gaan niet verder dan wat nodig is om aanvullende middelen beschikbaar te stellen en stellen de regels vast die van toepassing zijn op het gebruik van deze middelen.

    3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

    3.1.Rubriek van het meerjarige financiële kader en voorgesteld(e) nieuw(e) begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

    Rubriek van het meerjarige financiële kader

    Begrotingsonderdeel

    Soort uitgaven

    Bijdrage

    GK/NGK 8 .

    van EVA-landen 9

    van kandidaat-lidstaten 10

    van derde landen

    in de zin van artikel [21, lid 2, onder b),] van het Financieel Reglement

    3

    09 01 02 Ondersteunende uitgaven voor het fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF)”

    NGK

    NEEN

    NEEN

    NEEN

    NEEN

    3

    09 03 02 Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF) — Operationele technische bijstand

    GK

    NEEN

    NEEN

    NEEN

    NEEN

    3

    09 03 03 — JTF gefinancierd door herstelinstrument voor Europa

    GK

    NEEN

    NEEN

    NEEN

    NEEN

    3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

    3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    Rubriek van het meerjarige financiële kader

    3

    Het voorstel zal leiden tot extra vastleggingen in de jaren 2021 tot en met 2027 en tot betalingen in de jaren 2021 tot en met 2027 en na 2027.

    Van deze aanvullende middelen moet 2 810 048 000 EUR uit begrotingskredieten komen, waardoor het niveau van het programma in het kader van het volgende MFK uitkomt op 11 270 459 000 EUR; deze moeten worden toegewezen tijdens de lopende onderhandelingen op het niveau van de Europese Raad.

    De resterende aanvullende middelen zullen betrekking hebben op de periode van 2021 tot en met 2024 en zullen de vorm aannemen van externe bestemmingsontvangsten uit het herstelinstrument voor Europa op basis van externe bestemmingsontvangsten. De als externe bestemmingsontvangsten beschikbare bedragen zijn als bedoeld in artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement en vloeien voort uit de inleenactiviteiten van de Unie, zoals vastgesteld in Verordening (EU) XXX/XX (verordening herstelinstrument voor Europa). Van de externe bestemmingsontvangsten kan maximaal 15 600 000 EUR worden besteed aan administratieve uitgaven, met inbegrip van externe personeelskosten.

    De indicatieve verdeling van de kredieten die in het kader van het MFK 2021-2027 worden gefinancierd, is als volgt:

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Na 2027

    TOTAAL

    Beleidskredieten

    Vastleggingen

    (1)

    416 600

    413 025

    408 037

    402 684

    396 953

    390 832

    381 917

    2 810 048

    Betalingen

    (2)

    60 055

    343 229

    444 024

    343 665

    409 011

    461 055

    749 008

    2 810 048

    TOTAAL kredieten

    Vastleggingen

    =1+3

    416 600

    413 025

    408 037

    402 684

    396 953

    390 832

    381 917

    2 810 048

    Betalingen

    =2+3

    60 055

    343 229

    444 024

    343 665

    409 011

    461 055

    749 008

    2 810 048

    De indicatieve uitsplitsing van de uitgaven uit externe bestemmingsontvangsten is als volgt:

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    TOTAAL

    Operationele uitgaven die worden gefinancierd uit de externe bestemmingsontvangsten van het herstelinstrument voor Europa

    Vastleggingen

    (1)

    7 954 600

    8 114 600

    8 276 600

    8 441 600

    32 787 400

    Betalingen

    (2)

    7 310 645

    7 726 658

    7 212 000

    6 294 109

    4 243 988

    32 787 400

    Uitgaven voor administratieve ondersteuning gefinancierd uit de externe bestemmingsontvangsten van het herstelinstrument voor Europa

    Vastleggingen = betalingen

    (3)

    2 400

    2 400

    2 400

    2 400

    2 000

    2 000

    2 000

    15 600

    Totale uitgaven gefinancierd uit de externe bestemmingsontvangsten van het herstelinstrument voor Europa

    Vastleggingen

    =1+3

    7 957 000

    8 117 000

    8 279 000

    8 444 000

    2 000

    2 000

    2 000

    32 803 000

    Betalingen

    =2+3

    7 313 045

    7 729 058

    7 214 400

    6 296 509

    4 245 988

    2 000

    2 000

    32 803 000



    Rubriek van het meerjarig financiële kader

    7

    “Administratieve uitgaven”

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Na 2027

    TOTAAL

    Personele middelen

    1 500

    1 500

    1 500

    1 500

    1 500

    1 500

    1 500

    10 500

    Andere administratieve uitgaven

    TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader

    (totaal vastleggingen = totaal betalingen)

    1 500

    1 500

    1 500

    1 500

    1 500

    1 500

    1 500

    10 500

    3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

    X    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    Jaren

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    TOTAAL

    RUBRIEK 7 
    van het meerjarige financiële kader

    Personele middelen

    1 500

    1 500

    1 500

    1 500

    1 500

    1 500

    1 500

    10 500

    Andere administratieve uitgaven

    Subtotaal RUBRIEK 7 
    van het meerjarige financiële kader

    Buiten RUBRIEK 7 
    van het meerjarige financiële kader

    Personele middelen

    2 400

    2 400

    2 400

    2 400

    2 000

    2 000

    2 000

    15 600

    Andere administratieve uitgaven

    Subtotaal buiten RUBRIEK 7 
    van het meerjarige financiële kader

    2 400

    2 400

    2 400

    2 400

    2 000

    2 000

    2 000

    15 600

    TOTAAL

    3 900

    3 900

    3 900

    3 900

    3 500

    3 500

    3 500

    26 100

    De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.



    3.2.2.1.Geraamde personeelsbehoeften

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

    X    Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Raming in voltijdequivalenten

    Jaren

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

    10

    10

    10

    10

    10

    10

    10

    Delegaties

    Onderzoek

    Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader 

    - zetel

    - delegaties

    Gefinancierd uit de begroting van het programma  11

    - zetel

    - delegaties

    Onderzoek

    Overige (bestemmingsontvangsten)

    30

    30

    30

    30

    25

    25

    25

    TOTAAL

    40

    40

    40

    40

    35

    35

    35

    De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen. Aanvullend personeel zal alleen extern personeel zijn en uitsluitend uit bestemmingsontvangsten worden gefinancierd.

    Beschrijving van de uit te voeren taken:

    Ambtenaren en tijdelijk personeel

    Extern personeel

    Arbeidscontractanten ter ondersteuning van de onderhandelingen over de nieuwe programma’s, toezicht op de uitvoering, met inbegrip van audit en financieel beheer, deelname aan het afsluitingsproces van de programma’s

    3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

    X    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

       Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

       voor de eigen middelen

       voor overige ontvangsten

    Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

    Gevolgen van het voorstel/initiatief

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Artikel ………….

    Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

    […]

    Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

    […]

    (1)    COM(2020) 22 final.
    (2)    COM(2020) 23 final.
    (3)    SWD(2018) 282 final.
    (4)    COM(2018) 372 final.
    (5)    PB C […] van […], blz. […].
    (6)    In de zin van artikel 58, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
    (7)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb:     https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx
    (8)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
    (9)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
    (10)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
    (11)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
    Top

    Brussel, 28.5.2020

    COM(2020) 460 final

    BIJLAGE

    bij

    Gewijzigd voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD




    tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie






    BIJLAGE

    “BIJLAGE I

    Toewijzingsmethode voor de middelen van het Fonds voor een rechtvaardige transitie

    Voor elke lidstaat worden de financiële middelen vastgesteld volgens de hiernavolgende stappen:

    a)    het aandeel van elke lidstaat wordt berekend als de gewogen som van de aandelen, bepaald op grond van de volgende criteria, die worden gewogen zoals vermeld:

    i)    de broeikasgasemissies van industriële installaties in regio’s van NUTS-niveau 2 waar de koolstofintensiteit, als bepaald door de verhouding tussen de broeikasgasemissies van industriële installaties zoals gerapporteerd door de lidstaten overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad 1 , en de bruto toegevoegde waarde van de industrie, met een factor van twee het gemiddelde van de EU-27 overschrijdt. Indien dat niveau in geen van de regio’s van NUTS-niveau 2 in een bepaalde lidstaat wordt overschreden, wordt rekening gehouden met de broeikasgasemissies van industriële installaties in de regio van NUTS-niveau 2 met de hoogste koolstofintensiteit (weging van 49 %),

    ii)    werkgelegenheid in de winning van steenkool en bruinkool (weging van 25 %),

    iii)    werkgelegenheid in de industrie in de regio’s van NUTS-niveau 2 die voor de toepassing van punt i) in aanmerking worden genomen (weging van 25 %),

    iv)    productie van turf (weging van 0,95 %),

    v)    productie van olieschalie (weging van 0,05 %);

    b)    de uit de toepassing van punt a) voortvloeiende toegewezen bedragen worden zodanig aangepast dat geen enkele lidstaat een bedrag van meer dan 8 miljard EUR ontvangt (in prijzen van 2018). De bedragen boven 8 miljard EUR per lidstaat worden in verhouding met de aan alle andere lidstaten toegewezen bedragen herverdeeld. Het aandeel van de lidstaten wordt dienovereenkomstig herberekend;

    c)    het uit de toepassing van punt b) voortvloeiende aandeel van de lidstaten wordt negatief of positief gecorrigeerd door een coëfficiënt van 1,5 maal het verschil waarmee het bni per hoofd van de bevolking (uitgedrukt in koopkrachtpariteit) van de betrokken lidstaat voor de periode 2015-2017, zoals gebruikt voor het cohesiebeleid in de context van de onderhandelingen over het MFK voor de periode 2021-2027, boven of onder het gemiddelde bni per hoofd van de bevolking van de lidstaten van de EU-27 ligt (welk gemiddelde wordt weergegeven als 100 %).

    Deze correctie is niet van toepassing op lidstaten waarvoor het toegewezen bedrag overeenkomstig punt b) is geplafonneerd;

    d)    de uit de toepassing van punt c) voortvloeiende toegewezen bedragen worden zodanig aangepast dat het definitief toegewezen bedrag uit het Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF) leidt tot een steunintensiteit per hoofd van de bevolking (berekend op grond van de gehele bevolking van de lidstaat) van ten minste 32 EUR (in prijzen van 2018) over de volledige periode.

    De bedragen om de minimale steunintensiteit te waarborgen worden proportioneel in mindering gebracht op de aan alle andere lidstaten toegewezen bedragen, met uitzondering van die waarvoor het toegewezen bedrag overeenkomstig punt b) is geplafonneerd.

    Het uit het Fonds voor een rechtvaardige transitie toegewezen bedrag is een aanvulling op het uit de punten 1 tot en met 16 van bijlage XXII bij het [voorstel voor een nieuwe GB-verordening] toegewezen bedrag en is niet opgenomen in de grondslag voor de toewijzing waarop de punten 10 tot en met 15 van bijlage XXII bij het [voorstel voor een nieuwe GB-verordening] van toepassing zijn.”.

    (1)    Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PB L 33 van 4.2.2006, blz. 1).
    Top