This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62016CJ0436
Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 28 juni 2017.
Georgios Leventis en Nikolaos Vafeias tegen Malcon Navigation Co. ltd en Brave Bulk Transport ltd.
Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening (EG) nr. 44/2001 – Artikel 23 – Beding inzake aanwijzing van de bevoegde rechter – Forumkeuzebeding in een overeenkomst tussen twee vennootschappen – Schadevordering – Hoofdelijke aansprakelijkheid van de vertegenwoordigers van een van die vennootschappen voor strafbare feiten – Inroepbaarheid van dat beding door die vertegenwoordigers.
Zaak C-436/16.
Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 28 juni 2017.
Georgios Leventis en Nikolaos Vafeias tegen Malcon Navigation Co. ltd en Brave Bulk Transport ltd.
Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening (EG) nr. 44/2001 – Artikel 23 – Beding inzake aanwijzing van de bevoegde rechter – Forumkeuzebeding in een overeenkomst tussen twee vennootschappen – Schadevordering – Hoofdelijke aansprakelijkheid van de vertegenwoordigers van een van die vennootschappen voor strafbare feiten – Inroepbaarheid van dat beding door die vertegenwoordigers.
Zaak C-436/16.
Court reports – general
Zaak C‑436/16
Georgios Leventis
en
Nikolaos Vafeias
tegen
Malcon Navigation Co. ltd.
en
Brave Bulk Transport ltd.
(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Areios Pagos)
„Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening (EG) nr. 44/2001 – Artikel 23 – Beding inzake aanwijzing van de bevoegde rechter – Forumkeuzebeding in een overeenkomst tussen twee vennootschappen – Schadevordering – Hoofdelijke aansprakelijkheid van de vertegenwoordigers van een van die vennootschappen voor strafbare feiten – Inroepbaarheid van dat beding door die vertegenwoordigers”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 28 juni 2017
Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 44/2001 – Aanwijzing van de bevoegde rechter – Overeenkomst tot aanwijzing van de bevoegde rechter – Beding inzake aanwijzing van de bevoegde rechter in een overeenkomst tussen twee vennootschappen – Beding dat door de vertegenwoordigers van een van die vennootschappen niet kan worden ingeroepen ter betwisting van de bevoegdheid van een rechter om kennis te nemen van een beroep tot schadevergoeding dat ertoe strekt hen hoofdelijk aansprakelijk te stellen
(Verordening van de Raad nr. 44/2001, art. 23, lid 1)
Artikel 23, lid 1, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat een beding inzake aanwijzing van de bevoegde rechter in een overeenkomst tussen twee vennootschappen door de vertegenwoordigers van een van die vennootschappen niet kan worden aangevoerd ter betwisting van de bevoegdheid van een rechter om kennis te nemen van een beroep tot schadevergoeding dat ertoe strekt hen hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor strafbare feiten die zij in de uitoefening van hun functie zouden hebben gepleegd.
Artikel 23 van de Brussel I-verordening geeft duidelijk aan dat de werkingssfeer ervan beperkt is tot de gevallen waarin de partijen een gerecht hebben „aangewezen”. Het Hof heeft aldus erop gewezen dat de aangezochte rechter in limine litis moet nagaan of het beding inzake aanwijzing van de bevoegde rechter daadwerkelijk het voorwerp is geweest van wilsovereenstemming tussen partijen, die duidelijk en nauwkeurig tot uiting moet komen, waarbij de vormvereisten van artikel 23, lid 1, van de Brussel I-verordening er in dat verband toe strekken te waarborgen dat de wilsovereenstemming inderdaad vaststaat (arrest van 7 juli 2016, Hőszig,C‑222/15, EU:C:2016:525, punt 37en aldaar aangehaalde rechtspraak). Op die manier kan een in een overeenkomst opgenomen beding in beginsel inzake aanwijzing van de bevoegde rechter slechts effect sorteren in de betrekkingen tussen de partijen die met het sluiten van die overeenkomst hebben ingestemd (arrest van 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide,C‑352/13, EU:C:2015:335, punt 64en aldaar aangehaalde rechtspraak).
(zie punten 33‑35, 43 en dictum)