Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0535

Ipatau/Raad

Zaak C‑535/14 P

Vadzim Ipatau

tegen

Raad van de Europese Unie

„Hogere voorziening — Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid — Beperkende maatregelen ten aanzien van de Republiek Belarus — Ontvankelijkheid — Beroepstermijn — Rechtsbijstand — Opschortende werking — Effectieve rechterlijke bescherming — Rechten van verdediging — Evenredigheidsbeginsel”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 18 juni 2015

  1. Gerechtelijke procedure — Beroepstermijnen — Verval van recht — Strikte toepassing van de Unieregels

  2. Gerechtelijke procedure — Beroepstermijnen — Verzoek om kosteloze rechtsbijstand — Opschorting van de beroepstermijn — Voorwaarden — Vermelding in genoemd verzoek van de handeling waartegen het beroep wordt ingesteld

    (Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 96, lid 4)

  3. Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid — Beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus — Bevriezing van tegoeden — Rechten van verdediging — Mededeling van bezwarende elementen — Later besluit waarbij de naam van de verzoeker wordt gehandhaafd op de lijst van personen of entiteiten waarvoor die maatregelen gelden — Geen nieuwe gronden — Schending van het recht om te worden gehoord — Geen

    (Besluit 2012/642/GBVB van de Raad; verordening nr. 1017/2012 van de Raad)

  4. Beroep tot nietigverklaring — Middelen — Ontbrekende of ontoereikende motivering — Beoordelingsfout — Onderscheid

    (Art. 263 VWEU en 296 VWEU)

  5. Europese Unie — Rechterlijk toezicht op de rechtmatigheid van de handelingen van de instellingen — Beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus — Bevriezing van de tegoeden van bepaalde personen en entiteiten wegens de situatie in Belarus — Omvang van het toezicht

    (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47; besluiten 2011/666/GBVB en 2012/642/GBVB van de Raad; verordeningen nr. 1000/2011 en nr. 1017/2012 van de Raad)

  6. Hogere voorziening — Middelen — Loutere herhaling van de voor het Gerecht aangevoerde middelen en argumenten — Niet-ontvankelijkheid

    (Art. 256 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 169, lid 2)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 14)

  2.  De voor de instelling van een beroep tegen een handeling bepaalde termijn wordt overeenkomstig artikel 96, lid 4, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht slechts geschorst door de indiening van een verzoek om rechtsbijstand, wanneer in dat verzoek om rechtsbijstand duidelijk is vermeld dat die handeling een handeling was waartegen het in te stellen beroep is gericht.

    (cf. punten 15, 18)

  3.  De Raad moet in het kader van de vaststelling van een besluit waarbij de naam van een persoon of entiteit wordt gehandhaafd op een lijst van personen of entiteiten waarvoor ten aanzien van de Republiek Belarus vastgestelde beperkende maatregelen gelden, het recht van die persoon of die entiteit om voorafgaandelijk te worden gehoord, in acht nemen wanneer hij ten aanzien van die persoon of entiteit in het besluit waarbij diens naam op de lijst wordt gehandhaafd, nieuwe gegevens in aanmerking neemt, dat wil zeggen gegevens die niet voorkwamen in het oorspronkelijke besluit waarbij de betrokkene op die lijst werd geplaatst.

    Wanneer de redenen voor de handhaving van de naam van een persoon op de lijst van de personen op wie genoemde beperkende maatregelen van toepassing zijn, niet wezenlijk zijn gewijzigd en is gebleken dat die persoon reeds opmerkingen bij de Raad had ingediend en dan ook wist dat hij voortdurend over dat recht beschikte, a fortiori wanneer de ten aanzien van de Republiek Belarus vastgestelde beperkende maatregelen, met het oog op een eventuele verlenging ervan, met regelmatige tussenpozen opnieuw werden bezien, kan er geen sprake zijn van schending van de rechten van verdediging van de betrokken persoon.

    (cf. punten 26‑28)

  4.  De motiveringsplicht van artikel 296 VWEU is een wezenlijk vormvoorschrift dat moet worden onderscheiden van de vraag naar de gegrondheid van de motivering, die de inhoudelijke rechtmatigheid van de litigieuze handeling betreft. De motivering van een beslissing houdt immers in dat de gronden waarop deze beslissing berust, formeel tot uitdrukking worden gebracht. Indien die gronden berusten op vergissingen, tasten deze de inhoudelijke wettigheid van de beslissing aan, maar niet de motivering ervan, die toereikend kan zijn, ook al zijn de uiteengezette gronden onjuist. De grieven en argumenten ter betwisting van de gegrondheid van een handeling treffen derhalve geen doel in het kader van een middel betreffende een ontbrekende of ontoereikende motivering.

    (cf. punt 37)

  5.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 42)

  6.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 56‑59)

Top

Zaak C‑535/14 P

Vadzim Ipatau

tegen

Raad van de Europese Unie

„Hogere voorziening — Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid — Beperkende maatregelen ten aanzien van de Republiek Belarus — Ontvankelijkheid — Beroepstermijn — Rechtsbijstand — Opschortende werking — Effectieve rechterlijke bescherming — Rechten van verdediging — Evenredigheidsbeginsel”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 18 juni 2015

  1. Gerechtelijke procedure – Beroepstermijnen – Verval van recht – Strikte toepassing van de Unieregels

  2. Gerechtelijke procedure – Beroepstermijnen – Verzoek om kosteloze rechtsbijstand – Opschorting van de beroepstermijn – Voorwaarden – Vermelding in genoemd verzoek van de handeling waartegen het beroep wordt ingesteld

    (Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 96, lid 4)

  3. Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus – Bevriezing van tegoeden – Rechten van verdediging – Mededeling van bezwarende elementen – Later besluit waarbij de naam van de verzoeker wordt gehandhaafd op de lijst van personen of entiteiten waarvoor die maatregelen gelden – Geen nieuwe gronden – Schending van het recht om te worden gehoord – Geen

    (Besluit 2012/642/GBVB van de Raad; verordening nr. 1017/2012 van de Raad)

  4. Beroep tot nietigverklaring – Middelen – Ontbrekende of ontoereikende motivering – Beoordelingsfout – Onderscheid

    (Art. 263 VWEU en 296 VWEU)

  5. Europese Unie – Rechterlijk toezicht op de rechtmatigheid van de handelingen van de instellingen – Beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus – Bevriezing van de tegoeden van bepaalde personen en entiteiten wegens de situatie in Belarus – Omvang van het toezicht

    (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47; besluiten 2011/666/GBVB en 2012/642/GBVB van de Raad; verordeningen nr. 1000/2011 en nr. 1017/2012 van de Raad)

  6. Hogere voorziening – Middelen – Loutere herhaling van de voor het Gerecht aangevoerde middelen en argumenten – Niet-ontvankelijkheid

    (Art. 256 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 169, lid 2)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 14)

  2.  De voor de instelling van een beroep tegen een handeling bepaalde termijn wordt overeenkomstig artikel 96, lid 4, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht slechts geschorst door de indiening van een verzoek om rechtsbijstand, wanneer in dat verzoek om rechtsbijstand duidelijk is vermeld dat die handeling een handeling was waartegen het in te stellen beroep is gericht.

    (cf. punten 15, 18)

  3.  De Raad moet in het kader van de vaststelling van een besluit waarbij de naam van een persoon of entiteit wordt gehandhaafd op een lijst van personen of entiteiten waarvoor ten aanzien van de Republiek Belarus vastgestelde beperkende maatregelen gelden, het recht van die persoon of die entiteit om voorafgaandelijk te worden gehoord, in acht nemen wanneer hij ten aanzien van die persoon of entiteit in het besluit waarbij diens naam op de lijst wordt gehandhaafd, nieuwe gegevens in aanmerking neemt, dat wil zeggen gegevens die niet voorkwamen in het oorspronkelijke besluit waarbij de betrokkene op die lijst werd geplaatst.

    Wanneer de redenen voor de handhaving van de naam van een persoon op de lijst van de personen op wie genoemde beperkende maatregelen van toepassing zijn, niet wezenlijk zijn gewijzigd en is gebleken dat die persoon reeds opmerkingen bij de Raad had ingediend en dan ook wist dat hij voortdurend over dat recht beschikte, a fortiori wanneer de ten aanzien van de Republiek Belarus vastgestelde beperkende maatregelen, met het oog op een eventuele verlenging ervan, met regelmatige tussenpozen opnieuw werden bezien, kan er geen sprake zijn van schending van de rechten van verdediging van de betrokken persoon.

    (cf. punten 26‑28)

  4.  De motiveringsplicht van artikel 296 VWEU is een wezenlijk vormvoorschrift dat moet worden onderscheiden van de vraag naar de gegrondheid van de motivering, die de inhoudelijke rechtmatigheid van de litigieuze handeling betreft. De motivering van een beslissing houdt immers in dat de gronden waarop deze beslissing berust, formeel tot uitdrukking worden gebracht. Indien die gronden berusten op vergissingen, tasten deze de inhoudelijke wettigheid van de beslissing aan, maar niet de motivering ervan, die toereikend kan zijn, ook al zijn de uiteengezette gronden onjuist. De grieven en argumenten ter betwisting van de gegrondheid van een handeling treffen derhalve geen doel in het kader van een middel betreffende een ontbrekende of ontoereikende motivering.

    (cf. punt 37)

  5.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 42)

  6.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 56‑59)

Top