Ez a dokumentum az EUR-Lex webhelyről származik.
Dokumentum 62012CJ0141
Y.S.
Y.S.
1. Harmonisatie van de wetgevingen – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Richtlijn 95/46 – Werkingssfeer – Begrip persoonsgegevens – Document ter voorbereiding van de beslissing over de verlening van een verblijfstitel waarin gegevens over de aanvrager en een juridische analyse zijn opgenomen – Gegevens daaronder begrepen – Juridische analyse daarvan uitgesloten
(Richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, sub a, en 12, sub b)
2. Harmonisatie van de wetgevingen – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Richtlijn 95/46 – Uitlegging tegen de achtergrond van de grondrechten
(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie; richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad)
3. Harmonisatie van de wetgevingen – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Richtlijn 95/46 – Recht van de betrokkene op toegang tot de persoonsgegevens – Verplichting tot verstrekking van een overzicht, in begrijpelijke vorm, van de gegevens – Omvang
(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 8, lid 2; richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, sub b, en 12, sub a)
4. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Algemene of hypothetische vragen
(Art. 258 VWEU)
5. Grondrechten – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Recht op behoorlijk bestuur – Recht van eenieder om inzage te krijgen in het hem betreffende dossier – Recht dat niet tegen de lidstaten kan worden ingeroepen
(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41, lid 2, sub b)
1. Artikel 2, sub a, van richtlijn 95/46 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens moet in die zin worden uitgelegd dat gegevens over de aanvrager van een verblijfstitel die zijn weergegeven in een bestuurlijk document waarin de gronden worden uiteengezet die de beslismedewerker aanvoert tot staving van het ontwerpbesluit dat hij moet opstellen in het kader van de procedure die voorafgaat aan de vaststelling van een besluit over de aanvraag van een dergelijke titel, en in voorkomend geval die welke zijn weergegeven in de juridische analyse die dat document bevat, persoonsgegevens in de zin van deze bepaling zijn, maar dat die analyse als zodanig niet aldus kan worden gekwalificeerd.
Een dergelijke juridische analyse vormt immers geen informatie over de aanvrager van de verblijfstitel, maar hooguit, voor zover die analyse niet beperkt blijft tot een zuiver abstracte uitlegging van het recht, informatie over de beoordeling en de toepassing van dat recht door de bevoegde autoriteit op de situatie van de aanvrager, waarbij die situatie met name wordt vastgesteld middels de hem betreffende persoonsgegevens waarover die autoriteit beschikt.
Voorts kan een dergelijke analyse, anders dan de gegevens betreffende de aanvrager van de verblijfstitel die in een dergelijk document staan en de feitelijke basis kunnen vormen voor de juridische analyse daarin, zelf niet door die aanvrager worden gecontroleerd op de juistheid ervan en worden gerectificeerd uit hoofde van artikel 12, sub b, van richtlijn 95/46.
In die omstandigheden zou met de uitbreiding van het recht op inzage van de aanvrager van een verblijfstitel tot die juridische analyse in werkelijkheid niet het doel van deze richtlijn worden gediend, dat erin bestaat de bescherming van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van die aanvrager te waarborgen met betrekking tot de verwerking van hem betreffende gegevens, maar het doel dat erin bestaat hem een recht van toegang tot bestuurlijke documenten te verzekeren, waarop richtlijn 95/46 echter niet ziet.
(cf. punten 38, 40, 45, 46, 48, dictum 1)
2. Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 54)
3. Artikel 12, sub a, van richtlijn 95/46 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en artikel 8, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moeten in die zin worden uitgelegd dat de aanvrager van een verblijfstitel recht heeft op inzage in alle hem betreffende persoonsgegevens die het voorwerp van een verwerking door de nationale overheid vormen in de zin van artikel 2, sub b, van deze richtlijn. Om aan dit recht te voldoen, volstaat het dat aan die aanvrager een volledig overzicht, in begrijpelijke vorm, van deze gegevens wordt gegeven, dat wil zeggen in een vorm die deze aanvrager in staat stelt kennis te nemen van die gegevens en te controleren of zij juist zijn en zijn verwerkt in overeenstemming met deze richtlijn, opdat hij eventueel de hem bij die richtlijn verleende rechten kan uitoefenen.
Voor zover aan de met dat recht op inzage nagestreefde doelstelling volledig kan worden voldaan met een andere vorm van verstrekking, kan de betrokkene dus noch aan artikel 12, sub a, van richtlijn 95/46 noch aan artikel 8, lid 2, van het Handvest het recht ontlenen om een afschrift te verkrijgen van het originele document of bestand waarin die gegevens staan. Teneinde de betrokkene geen toegang te geven tot andere informatie dan de hem betreffende persoonsgegevens, kan deze een afschrift krijgen van het originele document of bestand waarin die andere informatie onleesbaar is gemaakt.
(cf. punten 58, 60, dictum 2)
4. Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 63)
5. Artikel 41, lid 2, sub b, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moet in die zin worden uitgelegd dat de aanvrager van een verblijfstitel zich tegenover de nationale autoriteiten niet op deze bepaling kan beroepen.
Uit de bewoordingen van artikel 41 van het Handvest volgt immers duidelijk dat dit niet is gericht tot de lidstaten, maar uitsluitend tot de instellingen, organen en instanties van de Unie.
(cf. punten 67, 69, dictum 3)
Gevoegde zaken C‑141/12 en C‑372/12
YS
tegen
Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel
en
Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel
tegen
M
en
S
(verzoeken van de Rechtbank Middelburg en van de Raad van State om een prejudiciële beslissing)
„Prejudiciële verwijzing — Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens — Richtlijn 95/46/EG — Artikelen 2, 12 en 13 — Begrip ‚persoonsgegevens’ — Omvang van het recht van de betrokkene op toegang — Gegevens betreffende de aanvrager van een verblijfstitel en juridische analyse in een bestuurlijk document ter voorbereiding van de beslissing — Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Artikelen 8 en 41”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 17 juli 2014
Harmonisatie van de wetgevingen – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Richtlijn 95/46 – Werkingssfeer – Begrip persoonsgegevens – Document ter voorbereiding van de beslissing over de verlening van een verblijfstitel waarin gegevens over de aanvrager en een juridische analyse zijn opgenomen – Gegevens daaronder begrepen – Juridische analyse daarvan uitgesloten
(Richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, sub a, en 12, sub b)
Harmonisatie van de wetgevingen – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Richtlijn 95/46 – Uitlegging tegen de achtergrond van de grondrechten
(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie; richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad)
Harmonisatie van de wetgevingen – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Richtlijn 95/46 – Recht van de betrokkene op toegang tot de persoonsgegevens – Verplichting tot verstrekking van een overzicht, in begrijpelijke vorm, van de gegevens – Omvang
(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 8, lid 2; richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, sub b, en 12, sub a)
Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Algemene of hypothetische vragen
(Art. 258 VWEU)
Grondrechten – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Recht op behoorlijk bestuur – Recht van eenieder om inzage te krijgen in het hem betreffende dossier – Recht dat niet tegen de lidstaten kan worden ingeroepen
(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41, lid 2, sub b)
Artikel 2, sub a, van richtlijn 95/46 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens moet in die zin worden uitgelegd dat gegevens over de aanvrager van een verblijfstitel die zijn weergegeven in een bestuurlijk document waarin de gronden worden uiteengezet die de beslismedewerker aanvoert tot staving van het ontwerpbesluit dat hij moet opstellen in het kader van de procedure die voorafgaat aan de vaststelling van een besluit over de aanvraag van een dergelijke titel, en in voorkomend geval die welke zijn weergegeven in de juridische analyse die dat document bevat, persoonsgegevens in de zin van deze bepaling zijn, maar dat die analyse als zodanig niet aldus kan worden gekwalificeerd.
Een dergelijke juridische analyse vormt immers geen informatie over de aanvrager van de verblijfstitel, maar hooguit, voor zover die analyse niet beperkt blijft tot een zuiver abstracte uitlegging van het recht, informatie over de beoordeling en de toepassing van dat recht door de bevoegde autoriteit op de situatie van de aanvrager, waarbij die situatie met name wordt vastgesteld middels de hem betreffende persoonsgegevens waarover die autoriteit beschikt.
Voorts kan een dergelijke analyse, anders dan de gegevens betreffende de aanvrager van de verblijfstitel die in een dergelijk document staan en de feitelijke basis kunnen vormen voor de juridische analyse daarin, zelf niet door die aanvrager worden gecontroleerd op de juistheid ervan en worden gerectificeerd uit hoofde van artikel 12, sub b, van richtlijn 95/46.
In die omstandigheden zou met de uitbreiding van het recht op inzage van de aanvrager van een verblijfstitel tot die juridische analyse in werkelijkheid niet het doel van deze richtlijn worden gediend, dat erin bestaat de bescherming van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van die aanvrager te waarborgen met betrekking tot de verwerking van hem betreffende gegevens, maar het doel dat erin bestaat hem een recht van toegang tot bestuurlijke documenten te verzekeren, waarop richtlijn 95/46 echter niet ziet.
(cf. punten 38, 40, 45, 46, 48, dictum 1)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 54)
Artikel 12, sub a, van richtlijn 95/46 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en artikel 8, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moeten in die zin worden uitgelegd dat de aanvrager van een verblijfstitel recht heeft op inzage in alle hem betreffende persoonsgegevens die het voorwerp van een verwerking door de nationale overheid vormen in de zin van artikel 2, sub b, van deze richtlijn. Om aan dit recht te voldoen, volstaat het dat aan die aanvrager een volledig overzicht, in begrijpelijke vorm, van deze gegevens wordt gegeven, dat wil zeggen in een vorm die deze aanvrager in staat stelt kennis te nemen van die gegevens en te controleren of zij juist zijn en zijn verwerkt in overeenstemming met deze richtlijn, opdat hij eventueel de hem bij die richtlijn verleende rechten kan uitoefenen.
Voor zover aan de met dat recht op inzage nagestreefde doelstelling volledig kan worden voldaan met een andere vorm van verstrekking, kan de betrokkene dus noch aan artikel 12, sub a, van richtlijn 95/46 noch aan artikel 8, lid 2, van het Handvest het recht ontlenen om een afschrift te verkrijgen van het originele document of bestand waarin die gegevens staan. Teneinde de betrokkene geen toegang te geven tot andere informatie dan de hem betreffende persoonsgegevens, kan deze een afschrift krijgen van het originele document of bestand waarin die andere informatie onleesbaar is gemaakt.
(cf. punten 58, 60, dictum 2)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 63)
Artikel 41, lid 2, sub b, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moet in die zin worden uitgelegd dat de aanvrager van een verblijfstitel zich tegenover de nationale autoriteiten niet op deze bepaling kan beroepen.
Uit de bewoordingen van artikel 41 van het Handvest volgt immers duidelijk dat dit niet is gericht tot de lidstaten, maar uitsluitend tot de instellingen, organen en instanties van de Unie.
(cf. punten 67, 69, dictum 3)