This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62009CJ0270
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1. Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Belastbare handelingen – Diensten die onder bezwarende titel worden verricht – Verschuldigdheid van belasting
(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 2, punt 1, 9, lid 2, sub a, en 10, lid 2, eerste alinea)
2. Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Vrijstellingen voorzien in Zesde richtlijn – Vrijstelling van verhuur van onroerend goed
(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 13, B, sub b)
1. De door een marktdeelnemer in het kader van een optieprogramma verrichte diensten, waaronder de kenmerkende dienst die erin bestaat contractuele rechten genaamd „points rights” toe te kennen waarmee de contractant punten kan krijgen die hij jaarlijks kan inwisselen tegen een recht op tijdelijk gebruik van een woning in de vakantieresorts van de dienstverrichter of op een verblijf in een hotel of op andere diensten die niet in de contractuele documenten zijn gepreciseerd, moeten worden gekwalificeerd op het tijdstip waarop de klant die aan een dergelijk systeem deelneemt, de oorspronkelijk verworven rechten inwisselt tegen een door deze marktdeelnemer aangeboden dienst. Bij de inwisseling van deze rechten tegen een verblijf in een hotel of een recht op tijdelijk gebruik van een residentie vormen deze diensten dienstverrichtingen in samenhang met een onroerend goed in de zin van artikel 9, lid 2, sub a, van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting, welke diensten worden verricht op de plaats van de ligging van dit hotel of van deze residentie.
In een dergelijk systeem, waar formeel geen timesharerechten worden uitgewisseld, gebeurt de verwerving van „points rights” in het kader van het optieprogramma immers met de bedoeling om deze rechten te ruilen tegen in het kader van dit optieprogramma aangeboden diensten. De werkelijke dienst met het oog waarop „points rights” worden verworven, is dus de dienst die bestaat in het ter beschikking van de deelnemers aan dit programma stellen van de verschillende mogelijke tegenprestaties die tegen de uit deze rechten voortvloeiende punten kunnen worden verkregen, waarbij de dienst niet volledig is verstrekt zolang deze punten niet zijn ingewisseld. Hieruit volgt dat, wanneer de dienst bestaat uit een verblijf in een hotel of in een recht op tijdelijk gebruik van een residentie, de band tussen de verstrekte dienst en de door de klant betaalde tegenprestatie, bestaande uit punten die voortvloeien uit vooraf verworven rechten, ontstaat op het tijdstip van de inwisseling van de punten tegen concrete diensten.
Daarbij komt dat, aangezien enerzijds de klant op het ogenblik van de verwerving van „points rights” niet precies kan weten welke residenties of andere diensten gedurende een bepaald jaar beschikbaar zullen zijn of wat de waarde van een verblijf in deze residenties of van deze diensten in punten is, en het anderzijds de dienstverrichter is die het klassement in punten van de beschikbare residenties en de diensten bepaalt, zodat de keuze van de klant al meteen beperkt is tot residenties en diensten die voor hem, gelet op het aantal punten dat hij heeft, beschikbaar zijn, zijn de wezenlijk elementen voor de verschuldigdheid van de belasting over de toegevoegde waarde niet voorhanden op het tijdstip van de oorspronkelijke verwerving van rechten als de „points rights”. Aangezien de werkelijke dienst pas wordt verkregen wanneer de klant zijn tevoren verworven „points rights” inwisselt, kan pas op dat ogenblik sprake zijn van het belastbaar feit en van het verschuldigd worden van belasting in de zin van artikel 10, lid 2, eerste alinea, van de Zesde richtlijn.
Bijgevolg kan in een dergelijk systeem het naargelang van het soort verrichte dienst toepasselijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde pas worden bepaald op het ogenblik dat de klant de punten die voortvloeien uit de tevoren verworven rechten, inwisselt tegen het tijdelijk gebruik van een residentie, een verblijf in een hotel of een andere dienst. De plaats van de dienstverrichting is dus de plaats van de ligging van de residentie of het hotel waar de klant na inwisseling van deze punten mag verblijven.
(cf. punten 17, 23, 27‑30, 32‑33, 42, 53, dictum 1)
2. In een systeem zoals een optieprogramma, waarvan de kenmerkende dienst erin bestaat contractuele rechten genaamd „points rights” toe te kennen waarmee de contractant punten kan krijgen die hij jaarlijks kan inwisselen tegen een recht op tijdelijk gebruik van een woning in de vakantieresorts van de dienstverrichter of op een verblijf in een hotel of op andere diensten die niet in de contractuele documenten zijn gepreciseerd, vormt, wanneer de klant de aanvankelijk verworven rechten inwisselt tegen een recht op tijdelijk gebruik van een residentie, deze dienstverrichting een verhuring van een onroerend goed in de zin van artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting. Dit voorschrift staat echter niet eraan in de weg dat de lidstaten deze dienstverrichting van de vrijstelling uitsluiten.
Het recht op tijdelijk gebruik van een residentie, verkregen in ruil voor de aanvankelijk verworven rechten, voldoet immers aan de voorwaarden van een verhuring, aangezien de klant na inwisseling van zijn punten tegen een dergelijk recht aanspraak heeft op het gebruik van een onroerend goed als ware hij de eigenaar ervan en gedurende een specifieke periode ieder ander van het genot van dat recht kan uitsluiten, en dat gebruiksrecht dus kenmerken vertoont die overeenkomen met het begrip „verhuring” in de zin van artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn. Wat de in punt 1 van deze bepaling vermelde uitsluiting betreft, die niet alleen betrekking heeft op accommodatie in het hotelbedrijf, maar eveneens op het verstrekken van accommodatie in het kader van andere sectoren met een soortgelijke functie, moet de uitdrukking „sectoren met een soortgelijke functie” ruim moet worden uitgelegd, aangezien zij beoogt te verzekeren dat het tijdelijk verstrekken van accommodatie op overeenkomstige wijze als in het hotelbedrijf, dat potentieel met dit laatste concurreert, aan belasting wordt onderworpen. De lidstaten beschikken over een beoordelingsmarge bij het bepalen van de accommodatieverstrekkingen die in afwijking van de vrijstelling voor verpachting en verhuring van onroerende goederen overeenkomstig artikel 13, B, sub b, punt 1, van de Zesde richtlijn moeten worden belast. Het staat dus aan de lidstaten om bij de omzetting van deze bepaling in nationaal recht de criteria vast te stellen die zij geschikt achten om het onderscheid te maken tussen belastbare handelingen en niet-belastbare handelingen, te weten de verpachting en de verhuring van onroerende goederen. Bijgevolg staat artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn niet eraan in de weg dat een lidstaat de overdracht onder bezwarende titel van rechten op tijdelijk gebruik van residenties van derden aan belasting over de toegevoegde waarde onderwerpt.
(cf. punten 47, 49‑52, 54, dictum 2)