Ce document est extrait du site web EUR-Lex
Document 62008CJ0582
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Teruggaaf van belasting aan niet op grondgebied van Unie gevestigde belastingplichtigen
(Richtlijnen van de Raad 86/560, art. 2, en 2006/112, art. 169, sub c, 170 en 171)
Een lidstaat die de teruggaaf weigert van de als voorbelasting betaalde belasting over de toegevoegde waarde voor de in artikel 169, sub c, van richtlijn 2006/112 bedoelde verzekeringshandelingen en financiële handelingen die zijn verricht door niet op het grondgebied van de Unie gevestigde belastingplichtigen, voldoet aan de verplichtingen die op hem rusten krachtens de artikelen 169 tot en met 171 van richtlijn 2006/112 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, en artikel 2, lid 1, van de Dertiende richtlijn (86/560) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting.
De bepalingen van de Dertiende richtlijn, en met name artikel 2, lid 1, ervan, dat niet verwijst naar de in artikel 169, sub c, van richtlijn 2006/112 bedoelde handelingen, moeten immers worden beschouwd als lex specialis ten opzichte van de artikelen 170 en 171 van richtlijn 2006/112, die eraan in de weg staat dat aan het recht op teruggaaf, dat in algemene bewoordingen is neergelegd in bovengenoemd artikel 170, voorrang kan worden gegeven boven de duidelijke en precieze bewoordingen van artikel 2, lid 1, van de Dertiende richtlijn.
Zelfs indien zou worden aangenomen dat het ontbreken van een verwijzing naar artikel 169, sub c, van richtlijn 2006/112 een vergissing van de Uniewetgever is, dan nog staat het niet aan het Hof om een uitlegging te geven die ertoe strekt dat artikel 2, lid 1, te corrigeren. Bovendien kan het een lidstaat wiens regeling in overeenstemming is met de duidelijke en precieze bewoordingen van artikel 2, lid 1, van de Dertiende richtlijn, niet worden verweten dat hij de juist krachtens dat artikel 2, lid 1, op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen door hiervan geen uitlegging te geven die ertoe strekt die bepaling te corrigeren teneinde haar in overeenstemming te brengen met de algemene logica van het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en een vergissing van de gemeenschapswetgever niet te herstellen. In dit verband vereist het rechtszekerheidsbeginsel dat een Unieregeling de belanghebbenden in staat stelt de omvang van de verplichtingen die zij hun oplegt, nauwkeurig te kennen. De justitiabelen moeten immers hun rechten en verplichtingen ondubbelzinnig kunnen kennen en dienovereenkomstig hun voorzieningen kunnen treffen. Dat beginsel is ook relevant in het kader van de omzetting in nationaal recht van een richtlijn op fiscaal gebied. Van artikel 2, lid 1, van de Dertiende richtlijn kan immers niet in weerwil van de duidelijke en precieze bewoordingen ervan een uitlegging worden gegeven die ertoe strekt die bepaling te corrigeren en aldus de desbetreffende verplichtingen van de lidstaten uit te breiden.
(cf. punten 35, 46, 48, 51)