Dette dokument er et uddrag fra EUR-Lex
Dokument 62001CJ0078
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1. Vrij verkeer van goederen — Extern communautair douanevervoer — Vervoer onder dekking van carnet TIR — Overtredingen of onregelmatigheden — Plaats waar overtreding of onregelmatigheid is begaan — Overlegging van bewijs binnen gestelde vervaltermijn door organisatie die zich garant heeft gesteld — Toelaatbaarheid — (Verordening nr. 2454/93 van de Commissie, art. 454, lid 3, eerste alinea, en 455)
2. Vrij verkeer van goederen — Extern communautair douanevervoer — Vervoer onder dekking van carnet TIR — Overtredingen of onregelmatigheden — Plaats waar overtreding of onregelmatigheid is begaan — Overlegging van bewijs door organisatie die zich garant heeft gesteld — Duur en aanvang van termijn — Rechtszekerheidsbeginsel
3. Vrij verkeer van goederen — Extern communautair douanevervoer — Vervoer onder dekking van carnet TIR — Overtredingen of onregelmatigheden — Verplichtingen van lidstaat die overtreding vaststelt — Verplichting te onderzoeken waar overtreding daadwerkelijk is begaan, en wie schuldenaren van douanerechten zijn — Daarvan uitgesloten — (Verordening nr. 2454/93 van de Commissie, art. 454 en 455)
1. Artikel 454, lid 3, eerste alinea, van verordening nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, staat niet eraan in de weg dat een organisatie die zich garant heeft gesteld, en die door een lidstaat op basis van de met hem krachtens de TIR-overeenkomst gesloten borgtocht is gedagvaard tot betaling van douanerechten, mag bewijzen waar de overtreding of de onregelmatigheid is begaan, mits dit bewijs wordt geleverd binnen de in deze bepaling gestelde termijn, die een vervaltermijn is.
cf. punt 58, dictum 1
2. De artikelen 454, lid 3, eerste alinea, en 455, van verordening nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, moeten aldus worden uitgelegd dat de termijn waarbinnen een organisatie die zich garant heeft gesteld, welke door een lidstaat op basis van de met hem krachtens de TIR-overeenkomst gesloten borgtocht is gedagvaard tot betaling van douanerechten, het bewijs mag leveren van de plaats waar de overtreding of de onregelmatigheid is begaan, twee jaar bedraagt, te rekenen van de datum vanaf de tot haar gerichte vordering tot betaling.
Aangezien deze teksten immers kennelijk onjuist zijn en voorzien in meerdere termijnen die in aanmerking kunnen worden genomen, en gelet op het rechtszekerheidsbeginsel dat een algemeen beginsel van gemeenschapsrecht is en onder meer verlangt dat een regeling waarbij aan de belastingplichtige lasten worden opgelegd, duidelijk en nauwkeurig is omschreven, zodat de belastingplichtige ondubbelzinnig zijn rechten en verplichtingen kan kennen en dienovereenkomstig de nodige maatregelen kan treffen, is van de verschillende termijnen waarnaar de artikelen 454 en 455 van de uitvoeringsverordening verwijzen, de gunstigste termijn van toepassing op de organisatie die zich garant heeft gesteld.
cf. punten 71-73, dictum 2
3. De artikelen 454 en 455 van verordening nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek verplichten een lidstaat die een overtreding of onregelmatigheid in verband met vervoer onder geleide van een carnet TIR vaststelt, niet om naast het verrichten van de in artikel 455, lid 1, van de verordening bedoelde mededelingen en het zenden van een opsporingsbericht aan het douanekantoor van bestemming, ook nog te onderzoeken waar de overtreding of de onregelmatigheid daadwerkelijk is begaan en wie de schuldenaren van de douanerechten zijn, door een andere lidstaat om administratieve bijstand bij de opheldering van de feiten te verzoeken.
cf. punt 84, dictum 3