This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61999CJ0192
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
Gemeenschapsrecht Uitlegging Inaanmerkingneming van verklaringen Verklaringen van Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende definitie van woord onderdanen"
(Toetredingsakte van 1972, verklaring van de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende de definitie van het woord onderdanen", vervangen door de verklaring van 1982)
$$De verklaring van de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van 1972 betreffende de definitie van het woord onderdanen", gehecht aan de slotakte van het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland moet, als instrument dat verband houdt met het Verdrag, in aanmerking worden genomen bij de uitlegging hiervan, en in het bijzonder bij de bepaling van de personele werkingssfeer van het Verdrag.
Ofschoon unilateraal, diende deze verklaring een vraagstuk op te helderen, dat voor de andere verdragsluitende partijen bijzonder gewichtig was, namelijk welke onderdanen van het Verenigd Koninkrijk onder de bepalingen van het Verdrag, inzonderheid die betreffende het vrije verkeer van personen, zouden vallen. De andere verdragsluitende partijen waren zich ten volle bewust van de inhoud ervan en de toetredingsvoorwaarden zijn op die grondslag bepaald. Bovendien zijn door de aanvaarding van deze verklaring aan personen die niet aan de definitie van onderdaan van het Verenigd Koninkrijk beantwoordde, geen rechten ontnomen waarop zij krachtens het gemeenschapsrecht aanspraak konden maken. Het gevolg was eerder dat deze rechten nooit zijn ontstaan.
Door de verklaring van de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van 1982 betreffende de definitie van het woord onderdanen", werd die van 1972 aangepast, hetgeen nodig was geworden omdat in 1981 een nieuwe wet op de nationaliteit was vastgesteld. Zij had in wezen betrekking op dezelfde categorieën van personen als de verklaring van 1972 en is door de andere lidstaten niet betwist. Bijgevolg moet met deze laatste verklaring te rade worden gegaan ter bepaling of een persoon de hoedanigheid van onderdaan van een lidstaat van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland in de zin van het gemeenschapsrecht bezit.
( cf. punten 23-27 en dictum )