Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61998CJ0281

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1. Prejudiciële vragen - Bevoegdheid van Hof - Grenzen - Kennelijk irrelevante vraag

    [EG-Verdrag, art. 177 (thans art. 234 EG)]

    2. Vrij verkeer van personen - Werknemers - Verdragsbepalingen - Verbod van discriminatie op grond van nationaliteit - Werkingssfeer - Arbeidsvoorwaarden vastgesteld door particulieren - Daaronder begrepen

    [EG-Verdrag, art. 48 (thans, na wijziging, art. 39 EG)]

    3. Vrij verkeer van personen - Werknemers - Toegang tot arbeid in loondienst - Vereiste van talenkennis - Werkgever die in kader van vergelijkend onderzoek voor aanwerving van personeel kandidaten verplicht, door plaatselijk bestuur afgegeven tweetaligheidsattest te behalen - Ontoelaatbaarheid

    [EG-Verdrag, art. 48 (thans, na wijziging, art. 39 EG)]

    Samenvatting

    1. In het kader van de prejudiciële procedure van artikel 177 van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 234 EG) is het uitsluitend een zaak van de nationale rechter aan wie het geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid draagt voor de te geven beslissing, om, gelet op de bijzonderheden van elk geval, te oordelen over de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis alsmede over de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt. Een verzoek van een nationale rechter kan slechts worden afgewezen wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het gemeenschapsrecht geen verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding.

    ( cf. punt 18 )

    2. Het in artikel 48 van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 39 EG) geformuleerde verbod van discriminatie op grond van nationaliteit, dat in algemene bewoordingen is gesteld en niet in het bijzonder tot de lidstaten is gericht, is ook van toepassing op door particulieren vastgestelde arbeidsvoorwaarden.

    ( cf. punten 30, 36 )

    3. Artikel 48 van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 39 EG) verzet zich ertegen dat een werkgever kandidaten in het kader van een vergelijkend onderzoek voor de aanwerving van personeel de verplichting oplegt, hun talenkennis te bewijzen door middel van één enkel diploma dat in één enkele provincie van een lidstaat wordt afgegeven.

    Die verplichting benadeelt immers de onderdanen van andere lidstaten, aangezien iemand die niet in die provincie woont, weinig mogelijkheden heeft om het diploma, een tweetaligheidsattest, te behalen, en moeilijk of zelfs onmogelijk bedoelde betrekking zal kunnen bekomen. De verplichting wordt niet gerechtvaardigd door overwegingen die niets van doen hebben met de nationaliteit van de betrokken personen en evenredig zijn aan het rechtmatig nagestreefde doel. Ofschoon het rechtmatig kan zijn, van een kandidaat voor een betrekking talenkennis van een zeker niveau te verlangen, en ofschoon het bezit van een diploma als het attest een criterium kan zijn om die kennis te beoordelen, moet de onmogelijkheid om deze kennis met enig ander middel, en met name met in andere lidstaten behaalde andere gelijkwaardige kwalificaties, te bewijzen, als onevenredig aan het nagestreefde doel worden beschouwd. De verplichting levert dus een met artikel 48 van het Verdrag strijdige discriminatie op grond van nationaliteit op.

    ( cf. punten 39-40, 44-46 en dictum )

    Top