This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61990CJ0097
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
++++
Fiscale bepalingen - Harmonisatie van wetgevingen - Omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde - Aftrek van voorbelasting - Investeringsgoederen - Herziening van oorspronkelijke aftrek - Toepassingsvoorwaarden van artikel 20, lid 2, van Zesde richtlijn - Betrekken van goederen door belastingplichtige voor zijn economische activiteiten - Beoordelingscriteria - Belastingplichtige die aan deze voorwaarden voldoet - Recht op aftrek - Restrictieve nationale regeling - Onderworpen aan regels inzake afwijkingen
(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 4, 17, 20, lid 2, en 27, leden 1 en 5)
Artikel 20, lid 2, van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de herziening van de oorspronkelijke aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde voor investeringsgoederen beperkt zich ertoe, de berekeningsmethode voor de herziening van de oorspronkelijke aftrek vast te leggen. Het kan derhalve geen recht op aftrek in het leven roepen en evenmin de door een belastingplichtige in verband met zijn niet belaste handelingen betaalde belasting omzetten in aftrekbare belasting in de zin van artikel 17. Voor de toepassing ervan moet een particulier investeringsgoederen als belastingplichtige betrekken en ze bestemmen voor zijn economische activiteiten in de zin van artikel 4 van de richtlijn. Het onmiddellijke gebruik van de goederen voor belaste of vrijgestelde handelingen is in dat geval op zich echter geen voorwaarde voor de toepassing ervan.
Of een belastingplichtige in een concreet geval investeringsgoederen heeft betrokken ten behoeve van zijn economische activiteiten in de zin van artikel 4, is een feitelijke vraag die moet worden beoordeeld met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de betrokken goederen en het tijdsverloop tussen het moment waarop zij zijn betrokken, en dat van hun gebruik voor de economische activiteiten van de belastingplichtige.
Een belastingplichtige die goederen voor een economische activiteit gebruikt, heeft op het moment van verkrijging van die goederen recht op aftrek van de betaalde voorbelasting overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, hoe gering het gebruik voor bedrijfsdoeleinden in verhouding ook is. Een regel of administratieve praktijk die bij een beperkt, doch niettemin daadwerkelijk gebruik voor bedrijfsdoeleinden het recht op aftrek in algemene zin beperkt, vormt een afwijking van artikel 17 en is slechts geldig wanneer zij voldoet aan de vereisten van artikel 27, lid 1, of artikel 27, lid 5, van de richtlijn.