This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62022CJ0582
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 7 maart 2024.
Die Länderbahn GmbH DLB e.a. tegen Bundesrepublik Deutschland.
Prejudiciële verwijzing – Spoorwegvervoer – Richtlijn 2012/34/EU – Toegang tot spoorweginfrastructuur – Heffing van gebruiksrechten – Artikel 56 – Nationale toezichthoudende instantie voor de spoorwegsector – Bevoegdheden – Toetsing van infrastructuurgebruiksrechten waarvan het toepassingstijdvak voorbij is – Bevoegdheid om de ongeldigheid ex tunc vast te stellen en terugbetaling van de rechten te gelasten.
Zaak C-582/22.
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 7 maart 2024.
Die Länderbahn GmbH DLB e.a. tegen Bundesrepublik Deutschland.
Prejudiciële verwijzing – Spoorwegvervoer – Richtlijn 2012/34/EU – Toegang tot spoorweginfrastructuur – Heffing van gebruiksrechten – Artikel 56 – Nationale toezichthoudende instantie voor de spoorwegsector – Bevoegdheden – Toetsing van infrastructuurgebruiksrechten waarvan het toepassingstijdvak voorbij is – Bevoegdheid om de ongeldigheid ex tunc vast te stellen en terugbetaling van de rechten te gelasten.
Zaak C-582/22.
Court reports – general
ECLI identifier: ECLI:EU:C:2024:213
Zaak C‑582/22
Die Länderbahn GmbH e.a.
tegen
Bundesrepublik Deutschland
(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Verwaltungsgericht Köln)
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 7 maart 2024
„Prejudiciële verwijzing – Spoorwegvervoer – Richtlijn 2012/34/EU – Toegang tot spoorweginfrastructuur – Heffing van gebruiksrechten – Artikel 56 – Nationale toezichthoudende instantie voor de spoorwegsector – Bevoegdheden – Toetsing van infrastructuurgebruiksrechten waarvan het toepassingstijdvak voorbij is – Bevoegdheid om de ongeldigheid ex tunc vast te stellen en terugbetaling van de rechten te gelasten”
Vervoer – Spoorwegvervoer – Richtlijn 2012/34 – Toedeling van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten – Heffing van rechten voor het gebruik van de infrastructuur – Taken van de toezichthoudende instantie – Controle van de rechtmatigheid van rechten voor het gebruik van infrastructuur – Nationale regeling die de bevoegdheid van die instantie uitsluit om dat na te gaan voor vergoedingen die in het verleden zijn geïnd en de ongeldigheid daarvan ex tunc vast te stellen – Ontoelaatbaarheid
(Richtlijn 2012/34 van het Europees Parlement en de Raad, artikel 56, leden 1, 6 en 9)
(zie punten 47‑49, 55, 57, 68, dictum 1)
Vervoer – Spoorwegvervoer – Richtlijn 2012/34 – Toedeling van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten – Heffing van rechten voor het gebruik van de infrastructuur – Taken van de toezichthoudende instantie – Recht van spoorwegondernemingen om de rechtmatigheid van infrastructuurgebruiksrechten te betwisten – Beperkingen in de tijd – Beginsel van procedurele autonomie – Naleving van de beginselen van gelijkwaardigheid en rechtszekerheid
(Richtlijn 2012/34 van het Europees Parlement en de Raad, artikel 56, leden 1, 9 en 10)
(zie punten 64‑66)
Vervoer – Spoorwegvervoer – Richtlijn 2012/34 – Toedeling van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten – Heffing van rechten voor het gebruik van de infrastructuur – Taken van de toezichthoudende instantie – Verplichting om die instantie de bevoegdheid te verlenen om terugbetaling van de infrastructuurgebruiksrechten te gelasten – Geen – Nationale regeling op grond waarvan de burgerlijke rechter terugbetaling kan gelasten – Toelaatbaarheid – Voorwaarden
(Richtlijn 2012/34 van het Europees Parlement en de Raad, art. 56, lid 9)
(zie punten 71‑75, 77, 78, dictum 2)