Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62006CJ0345

    Samenvatting van het arrest

    Zaak C-345/06

    Gottfried Heinrich

    (verzoek van de Unabhängige Verwaltungssenat im Land Niederösterreich om een prejudiciële beslissing)

    „Artikel 254, lid 2, EG — Verordening (EG) nr. 1049/2001 — Artikel 2, lid 3 — Verordening (EG) nr. 622/2003 — Beveiliging van luchtvaart — Bijlage — Lijst van aan boord van luchtvaartuigen verboden voorwerpen — Niet-bekendmaking — Bindende kracht”

    Conclusie van advocaat-generaal E. Sharpston van 10 april 2008   I ‐ 1661

    Arrest van het Hof (Grote kamer) van 10 maart 2009   I ‐ 1697

    Samenvatting van het arrest

    Vervoer – Luchtvervoer – Vaststelling van gemeenschappelijke regels op gebied van beveiliging van burgerluchtvaart – Verordening nr. 622/2003 – Bijlage

    (Art. 254, lid 2, EG; verordening nr. 2320/2002 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 2, en 8; verordening nr. 622/2003 van de Commissie, bijlage)

    De bijlage bij verordening nr. 622/2003 tot vaststelling van maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart, zoals gewijzigd bij verordening nr. 68/2004, welke bijlage niet is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, heeft geen bindende kracht, voor zover zij beoogt verplichtingen op te leggen aan particulieren. Inzonderheid de maatregelen ter aanpassing van de lijst van voorwerpen die verboden zijn in de om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones of aan boord van luchtvaartuigen, in de bijlage bij verordening nr. 2320/2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart, kunnen, voor zover zij in de bijlage bij verordening nr. 622/2003 staan, niet worden ingeroepen jegens particulieren.

    In dit verband volgt uit de bewoordingen zelf van artikel 254, lid 2, EG, dat een communautaire verordening slechts rechtsgevolgen kan sorteren wanneer zij in het Publicatieblad werd bekendgemaakt.

    Bovendien kan een besluit van een gemeenschapsinstelling niet worden tegengeworpen aan natuurlijke en rechtspersonen in een lidstaat voordat deze ervan kennis hebben kunnen nemen door een regelmatige bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Inzonderheid het rechtszekerheidsbeginsel vereist dat een gemeenschapsregeling de belanghebbenden in staat stelt de omvang van de verplichtingen die zij hun oplegt, nauwkeurig te kennen. De justitiabelen moeten immers hun rechten en verplichtingen ondubbelzinnig kunnen kennen en dienovereenkomstig hun voorzieningen kunnen treffen.

    Maatregelen ter aanpassing van de lijst van verboden voorwerpen in de bijlage bij verordening nr. 2320/2002 moeten, voor zover daarbij verplichtingen worden opgelegd aan particulieren, hoe dan ook worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. De vraag of deze maatregelen en de regels waarop zij betrekking hebben, rechtstreeks verplichtingen opleggen aan particulieren dan wel de lidstaten verplichten dit te doen, is in dit verband niet van belang. In beide gevallen is de bekendmaking ervan in het Publicatieblad immers verplicht.

    Bovendien bevat verordening nr. 2320/2002, en inzonderheid artikel 4, lid 2, ervan, geen enkele rechtsgrondslag op grond waarvan de Commissie, in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheid krachtens deze bepaling, de geheimhoudingsregeling van artikel 8 van deze verordening kan toepassen op maatregelen ter aanpassing van de lijst van verboden voorwerpen in de bijlage bij verordening nr. 2320/2002. Hieruit volgt dat verordening nr. 622/2003, indien daarbij daadwerkelijk wijzigingen zijn aangebracht in voornoemde lijst van verboden voorwerpen, in zoverre noodzakelijkerwijs ongeldig is.

    (cf. punten 42-44, 59-63 en dictum)

    Top