EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019L2034

Prudentieel toezicht op beleggingsondernemingen

Prudentieel toezicht op beleggingsondernemingen

 

SAMENVATTING VAN:

Richtlijn (EU) 2019/2034 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen

WAT IS HET DOEL VAN DE RICHTLIJN?

In de richtlijn, ook bekend als de richtlijn betreffende beleggingsondernemingen, worden de regels voor beleggingsondernemingen vastgesteld over:

  • het aanvangskapitaal;
  • de toezichtsbevoegdheden en -instrumenten voor het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen door de bevoegde autoriteiten;
  • het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen overeenkomstig Verordening (EU) 2019/2033 (zie samenvatting);
  • de openbaarmakingsvereisten voor bevoegde autoriteiten.

KERNPUNTEN

De richtlijn:

  • is van toepassing op beleggingsondernemingen waaraan een vergunning is verleend en die onder toezicht staan op grond van Richtlijn 2014/65/EU (zie samenvatting), ook bekend als de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten (MiFID 2), hetgeen een rechtskader biedt voor effectenmarkten, beleggingstussenpersonen en handelsplatformen;
  • is niet van toepassing op beleggingsondernemingen waarvan de geconsolideerde activa gelijk zijn aan of groter zijn dan 15 miljard EUR (d.w.z. “klasse 1”) — deze vallen onder Richtlijn 2013/36/EU (zie samenvatting).

Betrokken nationale autoriteiten:

  • houden toezicht op de activiteiten van beleggingsondernemingen en, in voorkomend geval, van beleggingsholdings en gemengde financiële holdings;
  • hebben alle nodige bevoegdheden met betrekking tot het verkrijgen van informatie en het uitvoeren van onderzoek, met inbegrip van de bevoegdheid controles ter plaatse te verrichten;
  • beschikken over alle nodige deskundigheid, middelen, operationele capaciteit, bevoegdheden en onafhankelijkheid om hun taken uit te oefenen;
  • kunnen op effectieve en evenredige wijze ingrijpen in de activiteit van beleggingsondernemingen, door bijvoorbeeld het bedrag van het eigen vermogen te verhogen dat zij moeten hebben om in overeenstemming te zijn met hun risicoprofiel;
  • ontvangen alle nodige informatie van beleggingsondernemingen;
  • werken nauw samen met andere overheidsinstanties of -organen die toezicht houden op kredietinstellingen* en financiële instellingen in hun lidstaat, met het Europees Systeem voor financieel toezicht en met het Europees Comité voor systeemrisico’s;
  • wisselen informatie uit, met name over mogelijke problemen en risico’s, en werken samen met autoriteiten in andere lidstaten;
  • nemen de gevolgen in overweging die hun besluiten kunnen hebben voor het financiële stelsel van andere lidstaten alsmede van de Europese Unie (EU) in haar geheel;
  • nemen het beroepsgeheim en vertrouwelijke informatie in acht;
  • kunnen samenwerkingsregelingen sluiten met toezichthoudende autoriteiten van derde landen;
  • gebruiken informatie over beloningsschalen om de trends en praktijken inzake beloning te beoordelen;
  • maken informatie openbaar, inclusief de toepasselijke wetgeving, criteria en methoden die zij hanteren voor toezicht en statistische gegevens die zij hebben verzameld.

In Verordening (EU) 2019/2033 worden de kapitaalvereisten voor beleggingsondernemingen vastgelegd. De richtlijn betreffende beleggingsondernemingen geeft nationale autoriteiten de bevoegdheid om hieraan vereisten toe te voegen.

Administratieve sancties en andere administratieve maatregelen:

  • zijn van toepassing op inbreuken op de richtlijn, de nationale omzetting ervan en Verordening 2019/2033, zoals verzuiming om de betrokken autoriteiten juiste informatie te verstrekken;
  • zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend;
  • nemen alle relevante omstandigheden in aanmerking, zoals de ernst en de duur van de inbreuk;
  • omvatten mogelijk een geldelijke sanctie van:
    • tot 10 % van de totale netto-jaaromzet of tweemaal het bedrag van de als gevolg van de inbreuk behaalde winsten of vermeden verliezen indien het een bedrijf betreft, of
    • tot 5 miljoen EUR indien het een persoon betreft;
  • worden, indien toegepast, op de website van de betrokken autoriteit gepubliceerd met inbegrip van de details van de inbreuk en de overtreder, en gemeld aan de Europese Bankautoriteit.

Beleggingsondernemingen:

  • moeten al hun transacties registreren en de onder deze richtlijn en Verordening (EU) 2019/2033 vallende systemen en processen documenteren zodat betrokken autoriteiten effectief toezicht kunnen houden;
  • moeten over geschikte interne procedures beschikken die hun werknemers in staat stellen inbreuken op de richtlijn, de omzetting ervan naar nationale wetgeving en Verordening 2019/2033 te melden;
  • moeten beschikken over solide governanceregelingen, met inbegrip van:
    • een duidelijke organisatiestructuur met nader omschreven, transparante en samenhangende verantwoordelijkheden,
    • doeltreffende processen voor de detectie, het beheer, de monitoring en de rapportage van de risico’s waaraan zij of anderen kunnen worden blootgesteld,
    • passende internecontrolemechanismen, waaronder degelijke administratieve en boekhoudkundige procedures,
    • beleidslijnen op het gebied van beloning die in overeenstemming zijn met een degelijk en doeltreffend risicobeheer;
  • moeten jaarlijks informatie over bijkantoren in andere EU-lidstaten of derde landen verstrekken, zoals omzet, winst en verlies en aantal werknemers;
  • mogen, indien zij buitengewone openbare financiële steun genieten, geen variabele beloningen uitkeren aan leden van het leidinggevende orgaan.

Regels voor het toetsings- en evaluatieproces door de toezichthouder bepalen dat betrokken autoriteiten:

  • de regelingen, strategieën, processen en mechanismen die beleggingsondernemingen hebben ingevoerd met het oog op de naleving van deze richtlijn en Verordening (EU) 2019/2033 moeten toetsen en evalueren;
  • moeten eisen dat beleggingsondernemingen in een vroeg stadium de nodige maatregelen nemen indien zij niet voldoen aan de richtlijn en Verordening (EU) 2019/2033 of indien zij waarschijnlijk inbreuk zullen maken op de nationale bepalingen.

De Europese Bankautoriteit:

  • stelt, in overleg met de Europese Autoriteit voor effecten en markten, diverse ontwerpen voor technische reguleringsnormen op;
  • stelt een verslag op over de technische criteria die met ecologische, sociale en governancedoelstellingen verband houden;
  • beoordeelt de door betrokken autoriteiten verstrekte informatie over hun toetsings- en evaluatieprocessen teneinde in de gehele EU samenhang te creëren;
  • brengt verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de mate van convergentie die onder de toetsingsprocedure is gerealiseerd.

De Europese Commissie heeft vanaf 25 december 2019 gedurende vijf jaar de bevoegdheid om gelegeerde handelingen aan te nemen. Het Europees Parlement en de Raad kunnen deze bevoegdheid te allen tijde intrekken. De Commissie heeft sindsdien de volgende gedelegeerde handelingen aangenomen:

  • Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2154 met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van passende criteria voor het identificeren van categorieën personeelsleden wier beroepswerkzaamheden het risicoprofiel van een beleggingsonderneming of de activa die ze beheert wezenlijk beïnvloeden;
  • Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2155 met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de instrumenten die een goede weerspiegeling zijn van de kredietkwaliteit van de beleggingsonderneming in het kader van de lopende bedrijfsuitoefening en mogelijke alternatieve regelingen die mogen worden gebruikt voor de uitkering van een variabele beloning;
  • Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2153 met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de criteria om bepaalde beleggingsondernemingen te onderwerpen aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 575/2013 (zie samenvatting).

De Commissie werkt, in nauwe samenwerking met de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor effecten en markten, aan het opstellen van een verslag over verschillende aspecten van de richtlijn dat uiterlijk op 26 juni 2024 zal worden ingediend bij het Europees Parlement en de Raad.

VANAF WANNEER ZIJN DE REGELS VAN TOEPASSING?

Richtlijn (EU) 2019/2034 moest voor 26 juni 2021 in nationale wetgeving zijn omgezet, met uitzondering van de voorschriften voor dienstverlening op initiatief van de cliënt, die van toepassing zijn sinds 26 maart 2020.

ACHTERGROND

KERNBEGRIPPEN

Kredietinstelling. Een onderneming die deposito’s of andere terugbetaalbare gelden aantrekt bij het publiek en krediet verleent voor eigen rekening.

BELANGRIJKSTE DOCUMENT

Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 64-114)

Achtereenvolgende verbeteringen aan Richtlijn (EU) 2019/2034 werden in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2153 van de Commissie van 6 augustus 2021 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de criteria om bepaalde beleggingsondernemingen te onderwerpen aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 575/2013 (PB L 436 van 7.12.2021, blz. 9-10)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2155 van de Commissie van 13 augustus 2021 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen wat de specificatie betreft van de instrumenten die een goede weerspiegeling zijn van de kredietkwaliteit van de beleggingsonderneming in het kader van de lopende bedrijfsuitoefening en mogelijke alternatieve regelingen die mogen worden gebruikt voor de uitkering van een variabele beloning (PB L 436 van 7.12.2021, blz. 17-25)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2154 van de Commissie van 13 augustus 2021 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van passende criteria voor het identificeren van categorieën personeelsleden wier beroepswerkzaamheden het risicoprofiel van een beleggingsonderneming of de activa die ze beheert wezenlijk beïnvloeden (PB L 436 van 7.12.2021, blz. 11-16)

Richtlijn (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 1-63)

Zie de geconsolideerde versie.

Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349-496)

Zie de geconsolideerde versie.

Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190-348)

Zie de geconsolideerde versie.

Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338-436)

Zie de geconsolideerde versie.

Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1-337)

Zie de geconsolideerde versie.

Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1-73)

Zie de geconsolideerde versie.

Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32-96)

Zie de geconsolideerde versie.

Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1-27)

Zie de geconsolideerde versie.

Laatste bijwerking 28.06.2022

Naar boven