EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 20.12.2016
COM(2016) 812 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
Europese structuur- en investeringsfondsen 2014-2020
Samenvattend verslag van 2016 over de jaarlijkse uitvoeringsverslagen van de programma's voor de periode 2014-2015
Europese structuur- en investeringsfondsen 2014-2020
Samenvattend verslag van 2016 over de jaarlijkse uitvoeringsverslagen van de programma's voor de periode 2014-2015
1.Inleiding
Ondanks de tekenen van economisch herstel hebben veel lidstaten en regio's nog steeds te kampen met een onzekere groei en structurele tekortkomingen. De economische en sociale ongelijkheden tussen en binnen de lidstaten houden aan en het totale investeringsniveau ligt nog steeds lager dan het niveau van voor de crisis. De nieuwe generatie programma's in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) 2014-2020 biedt aanzienlijke mogelijkheden voor publieke en private investeringen ter ondersteuning van groei, werkgelegenheid en structurele transformatie.
Een totale investeringsinspanning ter waarde van 638 miljard EUR tussen 2014 en 2020; ongeveer één miljoen geselecteerde projecten ter waarde van 58,8 miljard EUR (reeds opgelopen tot 128,8 miljard EUR in het najaar van 2016); 274 000 ondernemingen die steun ontvangen; 2,7 miljoen mensen die zijn geholpen in hun zoektocht naar een baan, opleiding of onderwijs; en investeringen om de biodiversiteit van 11,1 miljoen hectare landbouwgrond te verbeteren. Dit zijn enkele voorlopige resultaten die naar voren komen in de door de lidstaten ingediende jaarlijkse uitvoeringsverslagen voor 2016 over de uitvoering van de ESI-fondsen in de eerste twee jaar van de programmeringscyclus.
In december 2015 is in de mededeling "Investeren in banen en groei – naar een optimale inzet van de Europese structuur- en investeringsfondsen" een samenvatting verstrekt van de resultaten van de onderhandelingen met alle lidstaten over de partnerschapsovereenkomsten en de programma's. In deze mededeling is ook gewezen op de verwachte bijdrage van de vijf ESI-fondsen aan de groeistrategie van de EU, het Investeringsplan voor Europa en de aanpak van structurele uitdagingen en hervormingen in de lidstaten. De ESI-fondsen dragen ook rechtstreeks bij tot de politieke prioriteiten van de Commissie.
Dit verslag is het eerste van een reeks jaarlijkse verslagen aan de EU-instellingen over de uitvoering van de ESI-fondsen. Deze inventarisatie is uitgevoerd in het kader van de belangrijke nieuwigheden die in 2014 zijn geïntroduceerd ter verbetering van de kwaliteit van de uitgaven, zoals thematische concentratie, sterkere banden met economisch bestuur, ex-antevoorwaarden, betere mechanismen voor resultaatgerichtheid en prestatiemeting. De inventarisatie beantwoordt aan twee formele vereisten: a) samenvatting van de door de lidstaten en regio's ingediende jaarlijkse uitvoeringsverslagen voor 2016 over de 533 programma's voor de periode 2014-2015 en b) synthese van de beschikbare evaluaties van deze programma's.
Hierin wordt een samenvatting gegeven van de informatie over de selectie van projecten en de resultaten van indicatoren in de praktijk en over de totstandbrenging van uitvoeringsmechanismen door de lidstaten en regio's. De inventarisatie vormt een aanvulling op de technische analyse van mei 2016 vanuit het EU-begrotingsperspectief van de begrotingsuitvoering van de ESI-fondsen.
In deel 2 hieronder wordt een overzicht gegeven van de voortgang bij de uitvoering tot eind 2015 en worden de inspanningen om deugdelijke strategieën en mechanismen uit te werken om doeltreffende investeringen te verrichten beschreven. In deel 3 wordt dieper ingegaan op de voortgang op de belangrijkste thematische gebieden. Deel 4 bevat een samenvatting van de lopende werkzaamheden met het oog op een gedegen evaluatie van de beleidsuitvoering.
2.Overzicht van de inspanningen om de ESI-fondsen te programmeren en investeringen goed op gang te krijgen
In 2014 en 2015 hadden de nationale en regionale autoriteiten drie hoofddoelen: a) de onderhandelingen afronden en de aanneming van de nieuwe programma's goedkeuren, b) de nieuwe programma's initiëren en c) de uitvoering van de programma's voor 2007-2013 met succes voltooien.
De vertraagde aanneming van het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 had een domino-effect op de goedkeuring van de wetgeving inzake de ESI-fondsen. Het proces om een akkoord over de programma's voor 2014-2020 te bereiken en de verwachte resultaten van deze programma's zijn in december 2015 gepresenteerd. Eind 2014 waren 220 programma's aangenomen. Het leeuwendeel – 313 programma's – was echter voltooid in 2015, waarbij 181 programma's pas in het tweede semester waren afgerond. Als gevolg daarvan waren veel programma's aan het einde van 2015 nog steeds bezig met de selectie van hun eerste projecten, hoewel er ook vorderingen gerapporteerd zijn voor de meerderheid van de programma's die in 2015 zijn aangenomen.
De generatie ESI-fondsprogramma's voor 2014-2020 is meer gericht op resultaten, transparantie en verantwoording: tot en met 2023 zal voor elk programma een jaarlijks uitvoeringsverslag moeten worden ingediend dat een gedetailleerde kwantitatieve bepaling van de voortgang met betrekking tot financiën, outputs en verwachte resultaten moet bevatten. Dit brengt de programma's duidelijk in overeenstemming met het initiatief "Resultaatgerichte EU-begroting".
2.1.Overzicht van de geboekte voortgang
Sinds de bijwerking van het ESI Funds Open Data Platform kan het financiële volume van de projectselectie worden geraadpleegd, alsook de prognoses en resultaten voor gemeenschappelijke indicatoren zoals gerapporteerd voor de programma's in de jaarlijkse uitvoeringsverslagen voor 2016.
2.1.1.Financieel overzicht
Wat de EU-betalingen aan de lidstaten betreft, was aan het einde van 2015 in totaal 15,4 miljard EUR uitbetaald. Dit kwam overeen met 13,8 % van de EU-verbintenissen voor 2014 en 2015 en bestond voornamelijk uit voorfinancieringen.
In de jaarlijkse uitvoeringsverslagen voor 2016 met betrekking tot de jaren 2014 en 2015 hebben de lidstaten de financiële toewijzingen aan geselecteerde projecten aangemeld bij de Commissie. Het totale volume van de projecten die voor ondersteuning zijn geselecteerd, bedroeg 58,8 miljard EUR, ofwel 9,2 % van het totale geplande investeringsvolume voor de periode 2014-2020. De EU-bijdrage aan de geselecteerde projecten wordt geraamd op 41,8 miljard EUR.
De uitsplitsing van het volume van de projectselectie naar thematische doelstelling, zoals aangemeld door de lidstaten aan het eind van 2015, is weergegeven in tabel 1 hieronder.
Tabel 1: Totale kosten van geselecteerde projecten volgens thematische doelstelling (in miljoen EUR) en het percentage van de projectselectie aan het einde van 2015
TD-code
|
Thematische doelstellingen
|
Totale geplande investering
in miljoen EUR
|
Totale subsidiabele kosten van geselecteerde projecten aan het einde van 2015
in miljoen EUR
|
Percentage van de projectselectie voor 2015
|
01
|
Onderzoek en innovatie
|
59 549,3
|
3 378,4
|
5,7 %
|
02
|
Informatie- en communicatietechnologieën
|
18 297,6
|
736,7
|
4,0 %
|
03
|
Concurrentiekracht van het mkb
|
83 593,6
|
7 476,6
|
8,9 %
|
04
|
Koolstofarme economie
|
52 777,2
|
2 274,0
|
4,3 %
|
05
|
Aanpassing aan de klimaatverandering en risicopreventie
|
37 783,6
|
6 554,2
|
17,3 %
|
06
|
Milieubescherming en efficiënt hulpbronnengebruik
|
72 316,2
|
7 573,0
|
10,5 %
|
07
|
Netwerkinfrastructuren in de vervoer- en energiesector
|
66 659,5
|
4 139,6
|
6,2 %
|
08
|
Duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid
|
46 390,9
|
6 456,9
|
13,9 %
|
09
|
Sociale inclusie
|
53 551,9
|
4 966,8
|
9,3 %
|
10
|
Beroepsopleiding en onderwijs
|
42 315,6
|
5 749,8
|
13,6 %
|
11
|
Doelmatig openbaar bestuur
|
6 080,2
|
680,7
|
11,2 %
|
12
|
Ultraperifere en dunbevolkte gebieden
|
220,5
|
47,8
|
21,7 %
|
BM
|
Beëindigde maatregelen
|
928,0
|
-
|
0,0 %
|
|
Meerdere thematische doelstellingen (EFRO/CF/ESF)
|
78 980,5
|
6 077,2
|
7,7 %
|
TB
|
Technische bijstand
|
18 712,1
|
2 674,3
|
14,3 %
|
|
Totaal
|
638 157
|
58 786
|
9,2 %
|
Bron: Commissie, op basis van door de programma's gerapporteerde gegevens
De laatst gerapporteerde financiële gegevens voor het najaar van 2016 laten een sterke toename zien wat betreft het volume van de geselecteerde projecten. Het totale financiële volume van de geselecteerde projecten was in negen maanden tijd meer dan verdubbeld van 58,8 miljard EUR tot 128,8 miljard EUR (20,2 % van de geplande investering).
De financiële gegevens van 2014-2015 bieden een eerste momentopname van de eerste vorderingen. Er zijn aanwijzingen dat de eerste vorderingen in de praktijk bij de selectie van projecten, globaal genomen, in grote lijnen vergelijkbaar zijn met de positie aan het einde van 2009 (voor de periode 2007-2013) toen de projectselectie in het kader van het cohesiebeleid op een vergelijkbaar niveau stond. Net als toen verschilt de voortgang bij de selectie van projecten en bij de verwezenlijking van de streefindicatoren echter per lidstaat en per project. Dit is het gevolg van zowel de timing van de rapportageverplichting als het feit dat veel programma's pas in 2015 zijn aangenomen en nog van start moesten gaan.
Aangezien de gegevens voor 2015 erg onvolledig zijn, verschaffen zij geen grondslag waaruit gedegen algemene conclusies kunnen worden getrokken over het welslagen of de kans op welslagen van de start van de programmering in de lidstaten. De momentopname voor 2015 geeft duidelijk geen goed beeld van de activiteiten binnen een volledig jaar. Naar verwachting zullen de gegevens van eind 2016 een meer representatief beeld schetsen van de voortgang bij de uitvoeringsactiviteiten na een volledig of bijna een volledig jaar, wat betreft projectselectie, uitgaven en de verwezenlijking van werkelijke voordelen.
Bijlagen 1.1 en 1.2 bevatten een uitsplitsing naar fonds van de volumes van de geselecteerde projecten voor respectievelijk eind 2015 en het najaar van 2016. In bijlagen 2.1 en 2.2 staan dezelfde financiële gegevens zoals die door elke lidstaat zijn gerapporteerd. Uit een vergelijking van de twee momentopnames blijkt reeds dat de eerste uitvoeringstrends dynamisch zijn, met meer homogene percentages van de projectselectie in de lidstaten en thematische doelstellingen in het najaar van 2016. Hoewel de Commissie zich ervan bewust is dat de rapportage van de projectselectie voor sommige programma's in het najaar van 2016 ontoereikend is, zijn er in de meest recente gegevens ook aanwijzingen van een trage voortgang op specifieke gebieden.
2.1.2.Voortgang bij de verwezenlijking van de programmadoelstellingen
De jaarlijkse uitvoeringsverslagen voor 2016 verschaffen informatie over de voortgang bij de verwezenlijking van de programmadoelstellingen. De voortgang wordt gemeten aan de hand van het aantal geselecteerde projecten en hun verwachte bijdrage aan deze doelstellingen.
Aan het einde van 2015 hadden de lidstaten en regio's 989 000 projecten geselecteerd, variërend van grote investeringen in infrastructuur tot individuele steun aan landbouwbedrijven. De totaalcijfers die aan het einde van 2015 waren gerapporteerd voor de verschillende metingen van de programmaprestaties luiden als volgt:
-alle ESI-fondsen financieren tot dusver geselecteerde projecten ter ondersteuning van 274 000 ondernemingen;
-2,7 miljoen deelnemers hebben geprofiteerd van door het ESF gesteunde projecten;
-11,1 miljoen hectare landbouwgrond of 6 % van de benutte landbouwgrond is geselecteerd voor steunverlening ten behoeve van landbeheer om de biodiversiteit beter te beschermen;
-24 % van de totale plattelandsbevolking (69 miljoen inwoners) behoort tot geselecteerde plaatselijke Leader-actiegroepen;
-meer dan 10 % van de plaatselijke actiegroepen voor de visserij is operationeel en er worden strategieën voor plaatselijke ontwikkeling geselecteerd.
Kader 1: Overzicht van steun aan ondernemingen uit alle ESI-fondsen
De steun aan ondernemingen, met inbegrip van landbouw- en visserijbedrijven, wordt voornamelijk gepland volgens de speciale thematische doelstelling om de concurrentiekracht van het mkb te verbeteren, maar bijvoorbeeld ook volgens de TD's inzake onderzoek en innovatie, de digitale economie en de koolstofarme economie. Alle ESI-fondsen zijn gericht op de steun aan ondernemingen. De voortgang bij de steun aan ondernemingen aan het einde van 2015 komt duidelijk naar voren in de jaarlijkse uitvoeringsverslagen voor 2016.
-De geselecteerde concrete acties hadden betrekking op in totaal 274 000 ondernemingen. Dit komt overeen met ongeveer 13,6 % van het streefdoel om 2 miljoen ondernemingen te steunen tegen het einde van de periode.
-De geselecteerde projecten zullen steun bieden of hebben steun geboden aan 138 000 ondernemingen in het kader van het EFRO, 89 000 micro-, kleine en middelgrote ondernemingen in het kader van het ESF en 47 000 landbouwbedrijven in het kader van het Elfpo (jonge landbouwers en investeringen in materiële activa in landbouwbedrijven).
2.2.Uitvoeringsmechanismen van het bouwprogramma
De doeltreffendheid en de kwaliteit van de programma's berusten op drie pijlers: a) deugdelijke structuren en procedures, b) de naleving van voorwaarden om bestaande belemmeringen voor investeringen weg te nemen, en c) duidelijke afstemming met de prioriteiten van het Europees semester.
Ten eerste vereist de succesvolle start van een programma in gedeeld beheer dat de nationale of regionale managementautoriteiten de programmastructuren en -processen opzetten om te zorgen voor deugdelijke en kwalitatief hoogstaande investeringen tijdens de looptijd van het programma. Betrokken kernactiviteiten:
De aanwijzing van verantwoordelijke instanties;
De mobilisering van belanghebbenden, uitvoeringsorganen en potentiële begunstigden;
De oprichting van toezichtcomités (de selectie van leden en de ontwikkeling van regels en procedures);
De aanpassing of ontwikkeling van IT-toepassingen (met inbegrip van e-cohesie om de communicatie met begunstigden te vergemakkelijken) en systemen voor projecttoezicht (waaronder in sommige gevallen gegevens over individuele deelnemers);
De omschrijving van de selectiecriteria en aankondiging van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen voor de verschillende investeringsgebieden, waarbij voldoende tijd aan aanvragers wordt gegeven om voorstellen uit te werken en aanvragen in te dienen en te beoordelen, gevolgd door de afsluiting van de inschrijvingen en het bereiken van een akkoord over materiële informatie (indicator) over de geselecteerde concrete acties.
Al deze elementen vormden in 2014 en 2015 een groot punt van zorg voor de programma-autoriteiten en worden vaak beschreven in de jaarlijkse uitvoeringsverslagen. De invoering van deze elementen was niet alleen van groot belang voor de succesvolle start van de programma's maar vormt ook het fundament voor de noodzakelijke inspanningen op middellange en lange termijn om te zorgen voor kwalitatief hoogstaande en resultaatgerichte investeringen met de steun van meerdere belanghebbenden in elk programma.
Ten tweede moeten de lidstaten en regio's voldoen aan de voorwaarden inzake doeltreffende en doelmatige investeringen die worden medegefinancierd uit de ESI-fondsen – de zogenaamde ex-antevoorwaarden.
Bij de goedkeuring van de programma's was aan ongeveer 75 % van alle ex-antevoorwaarden voldaan. Voor het overige heeft de Commissie specifieke actieplannen vastgesteld die de meerderheid van de lidstaten tegen het einde van 2016 moet voltooien. De Commissie heeft per 31 oktober 2016 bevestigd dat een derde van de actieplannen voltooid is. Er is ook aanzienlijke voortgang geboekt met de meeste overige actieplannen. De lidstaten zijn verplicht om informatie over de voltooiing van deze actieplannen op te nemen in de jaarlijkse uitvoeringsverslagen of de nationale voortgangsverslagen die medio 2017 moeten worden ingediend.
Kader 2: Meerwaarde van ex-antevoorwaarden
Ex-antevoorwaarden verbeteren de doeltreffendheid en doelmatigheid van investeringen die worden ondersteund door de ESI-fondsen en hebben ook een positief effect op de bredere publieke en private investeringen in de lidstaten. Zij hebben met name betrekking op:
-De vaststelling van strategische kaders en managementplannen die bijdragen tot de prioritering van investeringen teneinde de behoeften op Europees, nationaal of regionaal niveau te weerspiegelen;
-De wegneming van belemmeringen voor investeringen op een aantal gebieden dat wordt medegefinancierd uit de ESI-fondsen;
-De waarborging van nationale regelgevende kaders die in overeenstemming zijn met de wetgeving op de belangrijkste gebieden van de interventies van de ESI-fondsen;
-De verbetering van de institutionele en administratieve capaciteit van het openbaar bestuur, alsmede van de begunstigden van steun uit de ESI-fondsen.
Enkele voorbeelden van de toepassing van ex-antevoorwaarden en de voordelen ervan:
-Italië heeft een nationale strategie inzake breedband (voorwaarde 2.2) aangenomen die is afgestemd op de EU 2020-doelstellingen die ernaar streven de nog bestaande kloven te dichten. De strategie heeft tot doel te voorzien in een breedbanddekking van minstens 100 Mbps voor hoogstens 85 % van de Italiaanse bevolking en een dekking van minstens 30 Mbps voor de hele Italiaanse bevolking tegen 2020;
-Polen heeft met succes de uitvoering van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen (voorwaarde 4.1 inzake energie-efficiëntie) voltooid. Zonder deze ex-antevoorwaarde zou het langer hebben geduurd om dit proces te voltooien;
-In Letland heeft de uitwerking van de nationale strategie voor slimme specialisatie (voorwaarde 1.1) bijgedragen tot de structurele hervormingen in de O&I-sector, met inbegrip van een hervorming van onderzoeksinstellingen. Dit heeft er ook toe bijgedragen de steun op prioritaire gebieden te richten;
-In Roemenië is de nationale strategie voor het terugdringen van voortijdig schoolverlaten aangenomen (voorwaarde 10.1), wat zich heeft vertaald in de desbetreffende territoriale niveaus. Het doel is het schoolbezoek te verhogen en het vroegtijdig schoolverlaten terug te dringen door middel van een partnerschapsbenadering en een gedegen toezichtmechanisme;
-In Polen werd in 2015 de algemene ex-antevoorwaarde 3 inzake handicaps vervuld door de aanneming van een agenda voor acties op het gebied van gelijke kansen, non-discriminatie en gendergelijkheid voor EU-middelen. Het Poolse ministerie van Economische Ontwikkeling heeft ervoor gezorgd dat de overeenkomstige richtsnoeren verplicht zijn voor alle managementautoriteiten. Bovendien zijn er toegankelijkheidsambtenaren aangewezen en zien de diensten van de Commissie, samen met het Poolse ministerie van Economische ontwikkeling, toe op de tenuitvoerlegging van deze bepalingen tot uitvoering van de artikelen 6 en 7 van de GB-verordening;
-Estland heeft het ontwikkelingsplan voor de volksgezondheid 2009-2020 ontwikkeld en verbeterd om te voldoen aan de ex-antevoorwaarde 9.3 voor de gezondheidssector. Dit plan brengt de nodige infrastructuurinvesteringen op lange termijn in kaart, waarbij rekening wordt gehouden met de verwachte demografische trends, en bevat een kader om investeringen op gang te brengen en de kosteneffectiviteit van en de toegang tot gezondheidszorgstelsels te verbeteren;
-Finland heeft een nationale wetgeving aangenomen die garandeert dat er administratieve capaciteit beschikbaar is met het oog op de uitvoering van een controle-, inspectie- en handhavingssysteem overeenkomstig het gemeenschappelijk visserijbeleid.
De Commissie zal in het voorjaar van 2017 een werkdocument opstellen over de toegevoegde waarde van ex-antevoorwaarden. Eind 2017 wordt in het strategische verslag over de verschillende ESI-fondsen definitief geanalyseerd of aan de ex-antevoorwaarden werd voldaan. Halverwege 2017 zal in een mededeling over slimme specialisatie (EAC 1.1) een overzicht worden gegeven van de resultaten, uitdagingen, geleerde lessen en toekomstige acties van de Commissie om via de meer dan 120 nationale en regionale strategieën voor slimme specialisatie innovatiegerichte groei en banen te creëren. Daarin zal met name uiteen worden gezet hoe deze strategieën een bottom-up territoriale aanpak kunnen combineren met de prioriteiten en het beleid van de Commissie en hoe zij synergieën kunnen bevorderen tussen rechtstreeks en gezamenlijk beheerde EU-fondsen die innovatie, onderzoek en concurrentievermogen ondersteunen.
Ten derde, wat betreft de sterkere band met het economisch bestuur van de EU en het Europees semester, was meer dan twee derde van de landenspecifieke aanbevelingen in 2014 relevant voor investeringen in het kader van de ESI-fondsen (in het bijzonder het EFRO en het ESF) en zijn zij derhalve in de programmaprioriteiten van de lidstaten zijn opgenomen. Deze hebben betrekking op hervormingen op zes hoofdgebieden: onderzoek en innovatie, energie en vervoer, gezondheidszorg, arbeidsmarktparticipatie, onderwijs, sociale inclusie en hervorming van het openbaar bestuur. De Commissie zal in het voorjaar van 2017 de studie "Steun uit ESI-fondsen voor de uitvoering van de landenspecifieke aanbevelingen en voor structurele hervormingen in lidstaten" afronden. In deze studie zal geanalyseerd worden hoe er in de uit de ESI-fondsen gefinancierde programma's rekening is gehouden met de voor de investeringen relevante specifieke aanbevelingen per land van de jaren voorafgaand aan de aanneming van programma’s. De nationale voortgangsverslagen die in 2017 moeten worden ingediend, zullen ook informatie en een beoordeling bevatten over de wijze waarop de programma's bijdragen tot de groeistrategie van Unie en de relevante specifieke aanbevelingen per land.
3.Uitvoeringsoverzicht volgens belangrijkste thema's
Het volume van de geplande investeringen en de verwachte resultaten van de ESI-fondsen zijn in december 2015 gepresenteerd. Dit verslag geeft een overzicht van de eerste vorderingen bij de uitvoering van de programma's in 2014 en 2015 wat betreft het financiële volume van de geselecteerde projecten en de voortgang bij de verwerving en verwezenlijking van gemeenschappelijke outputs en resultaten die gericht zijn op de inhoud van de jaarlijkse uitvoeringsverslagen van de programma's voor 2016.
Tabel 1 hierboven verschaft een overzicht van het financiële volume en het percentage van de projectselectie dat eind 2015 volgens thematische doelstelling is gerapporteerd voor de ESI-fondsen. Wat de indicatoren betreft, is dit verslag gebaseerd op de prognoses van de verwachte bijdrage van de geselecteerde projecten en de resultaten die zijn gerapporteerd in het kader van de gemeenschappelijke indicatoren voor elk fonds. Voorbeelden van ondersteunde projecten worden eveneens verstrekt.
3.1.Concurrentievermogen van O&I, ICT en het mkb
In totaal is, voornamelijk uit het EFRO en het Elfpo, ongeveer 181 miljard EUR aan steun verleend voor investeringen op dit gebied. Er zijn projecten ter waarde van ongeveer 7 % van dit bedrag (meer dan 11,5 miljard EUR) geselecteerd en daarvan bevonden er zich aan het einde van 2015 al veel in de uitvoeringsfase.
Er is 3,4 miljard EUR toegewezen aan specifieke onderzoeks- en innovatieprojecten in het kader van het EFRO en het Elfpo en dit maakt 5,7 % van het geplande totaalbedrag voor 2014-2020 uit. Aan het einde van 2015 zouden volgens de prognoses 19 000 ondernemingen profiteren van geselecteerde EFRO-regelingen ter bevordering van de samenwerking met onderzoeksinstellingen (15 % van het streefdoel), terwijl volgens de prognoses 5 000 onderzoekers zullen profiteren van een verbeterde OTO-infrastructuur (7 % van het streefdoel).
Er zijn reeds ongeveer 200 operationele groepen opgericht in het kader van het Europees Innovatiepartnerschap voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw (EIP-AGRI). Deze uit het Elfpo gefinancierde projecten hebben tot doel innovatieve oplossingen voor een concurrerende en duurzame landbouw- en bosbouwsector te bevorderen.
Fase II van het pan-Europees project "Extreme Light Infrastructure – nuclear physics" (het nationaal programma voor onderzoek naar de infrastructuur van extreem licht) in Magurele, Roemenië is geselecteerd en zal 140 miljoen EUR aan steun uit het EFRO ontvangen. Dit onderzoeksproject betreffende lasers met hoge intensiteit is toegankelijk voor onderzoekers uit publieke en particuliere organisaties uit de hele wereld. Er werken reeds 100 onderzoekers aan het project en naar verwachting zullen nog eens 100 onderzoekers meewerken na de voltooiing. Het project levert ook sociaal-economische voordelen op en schept een meerwaarde voor de regio (nieuwe banen, moderne infrastructuur, bedrijfsontwikkeling, hogere zichtbaarheid en hoger ontwikkelingspotentieel).
Een belangrijk grensoverschrijdend partnerschap wordt ondersteund in het grensoverschrijdende gebied Öresund-Kattegat-Skagerrak om de bestaande neutron- en synchrotronfaciliteiten te exploiteren en een internationale OTOI-capaciteit te ontwikkelen. Het project omvat de oprichting van een nieuw netwerk voor 150 onderzoekers uit universiteiten en het bedrijfsleven, en vormt het grootste partnerschap van zijn soort dat ooit door Interreg in die regio is ondersteund.
Een lokale levensmiddelencluster in Neder-Oostenrijk heeft een operationele EIP-groep opgericht voor een seizoensgebonden, energie-efficiënte en innovatieve groenteteelt. De operationele groep brengt landbouwers, onderzoekers, adviseurs en een innovatiemakelaar samen voor de ontwikkeling van een innovatief marktsegment, met inbegrip van de analyse en optimalisatie van de werkprocedure in de richting van de teelt en verkoop van wintergroenten. Een ander verwacht resultaat is de economische en ecologische beoordeling van de teelt van wintergroenten.
Er is 737 miljoen EUR toegewezen aan projecten in het kader van de thema's inzake digitale economie en dit maakte eind 2015 4 % uit van het geplande totaalbedrag. Voor het EFRO had deze activiteit voornamelijk betrekking op de projectselectie in EE, FI, FR, IT, PL, SE en SK. De meeste activiteiten die tot dusver zijn geselecteerd, houden geen verband met de gemeenschappelijke indicatoren van het fonds die beschikbaar zijn in het kader van dit thema.
Hieronder volgen de eerste voorbeelden van de geboekte voortgang.
In Finland wordt de eerste fase van "Open Data of the Six Cities" (Helsinki, Espoo, Vantaa, Tampere, Turku en Oulu) ondersteund met 3,4 miljoen EUR aan EU- en nationale middelen. De steun zal leiden tot gemeenschappelijke publicatieplatforms en vergunningen om openbare gegevens op grote schaal beschikbaar te stellen. De doelstelling bestaat erin innovatie te bevorderen door de gegevens als grondstof voor nieuwe diensten ter beschikking te stellen van ondernemingen en ontwikkelaars. De zes deelnemende steden bieden een aantrekkelijke testomgeving en markt voor nieuwe proeven en diensten.
In Frankrijk is een project geselecteerd om 77 000 huishoudens in Provence-Alpes-Côte d'Azur te voorzien van een snelle breedbandverbinding.
De concurrentiekracht van het mkb is een prioriteit in het kader van EFRO-, Elfpo- en EFMZV-programma's. De EU heeft eind 2015 7,5 miljard EUR aan steun toegewezen aan specifieke projecten (8,9 % van het geplande totaalbedrag).
Er is EFRO-financiering toegekend aan projecten ter ondersteuning van 113 000 mkb-bedrijven. Acht lidstaten (DE, ES, FI, FR, IE, PT, SE, UK) en verschillende Interreg-programma's zijn goed voor 95 % van deze prognoses; 85 000 van deze ondernemingen zullen worden ondersteund met advies en begeleiding; er worden 25 000 start-ups voorspeld; in dit vroege stadium zullen naar verwachting 65 000 banen rechtstreeks worden gecreëerd in de gesteunde ondernemingen.
Meer dan 30 000 landbouwbedrijven zijn geselecteerd voor investeringsactiviteiten ter verbetering van de concurrentiekracht (9 % van het streefdoel). 10 000 landbouwers zijn geselecteerd voor steun om deel te nemen aan kwaliteitsregelingen (8 % van het streefdoel).
Ongeveer 80 % van de EFMZV-projecten die zijn gepland in de periode, heeft tot doel het mkb te versterken en de concurrentiekracht van de vloot en aquacultuurbedrijven te verhogen. De start van de uitvoering is relatief langzaam verlopen, aangezien eind 2015 slechts 10 % van de geselecteerde projecten toegespitst was op de ontwikkeling van het mkb.
Het mkb-initiatief dat in 2015 in Spanje is aangenomen, is het grootste en eerste instrument van dit type dat met EFRO-steun is opgezet. De uitvoering verloopt sneller dan verwacht. In maart 2016 waren reeds overeenkomsten met financiële instellingen ondertekend voor 76 % van de totale EFRO-toewijzing voor garanties en de financiële intermediairs hadden al leningen verstrekt aan ongeveer 14 000 mkb-bedrijven voor een totaal volume van 1,4 miljard EUR. Gezien het succes ervan, is het mogelijk dat Spanje de EFRO-toewijzing aan het mkb-initiatief zal verhogen.
Het Elfpo zal in Spanje eveneens een belangrijke rol spelen om tegemoet te komen aan de behoeften van mkb-bedrijven in de agrovoedingsmiddelensector aan investeringen en innovatieve oplossingen. De eerste projecten zijn reeds geselecteerd en ontvangen overheidssteun ter waarde van 170 miljoen EUR (het Elfpo zal 8 500 projecten ondersteunen, die naar verwachting 1,5 miljard EUR aan overheidssteun zullen ontvangen). Deze investeringen zullen bijvoorbeeld de kwaliteit van de landbouwproducten verbeteren of een efficiënter gebruik van water en energie mogelijk maken.
Het Hongaarse programma voor economische ontwikkeling en innovatie is gericht op de verhoging van de concurrentiekracht en productiviteit van het mkb. Er zijn bijna 2 900 contracten gesloten en er is een bedrag van bijna 200 miljoen EUR uitbetaald aan ondernemingen, gaande van micro- tot middelgrote bedrijven. Veel van deze ondernemingen komen uit de armste delen van het land waar projectpromotoren worden aangemoedigd door gunstiger omstandigheden.
In Frankrijk zijn 9 150 jonge landbouwers geselecteerd die in 2015 195 miljoen EUR aan aanloopsteun uit het Elfpo zullen ontvangen. Tegelijkertijd hebben 3 600 jonge landbouwers in het kader van de overgangsregels van het Elfpo en met een steun van 57 miljoen EUR hun start-upprojecten met succes uitgevoerd.
3.2.Koolstofarme economie, klimaatverandering, milieu en vervoer- en energienetwerken
De ESI-fondsen investeren meer dan 260 miljard EUR op het gebied van duurzame ontwikkeling. Aan het einde van 2015 was reeds meer dan 20 miljard EUR toegewezen aan specifieke projecten, hetgeen ongeveer 9 % van het totale bedrag (van 4,3 % tot 10,5 %) uitmaakt voor alle fondsen die rechtstreeks bijdragen (EFRO, CF, Elfpo en EFMZV).
Wat de prioriteiten inzake de koolstofarme economie betreft, is steun verleend voor 2,3 miljard EUR aan investeringen (4,3 % van de geplande investering). De prognose voor de geselecteerde Elfpo-projecten voorziet in een dekking van 1 miljoen hectare landbouw- of bosbouwgrond voor koolstofopslag- of instandhoudingsacties (25 % van het totale streefdoel, wat overeenstemt met 2,4 % van de totale oppervlakte cultuurgrond) en 1,6 miljoen hectare landbouwgrond valt onder managementcontracten met het oog op de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en ammoniak (31 % van het streefdoel, wat overeenstemt met 3 % van de totale oppervlakte cultuurgrond).
Litouwen heeft het "Jessica II"-fonds gesteund met 150 miljoen EUR om het "programma voor de modernisering van flatgebouwen" te financieren. Dit programma beoogt de modernisering van de energie-efficiëntie van woongebouwen in Litouwen via preferentiële leningen. In december 2015 was 100 miljoen EUR uitbetaald aan het fonds en was 40 miljoen EUR uitgekeerd via 270 leenovereenkomsten. Dit heeft geleid tot een beter energieverbruik voor meer dan 1 014 huishoudens en de broeikasgasuitstoot is met 2 400 ton verminderd.
Letland heeft een project gelanceerd om een netwerk van 218 laadpunten voor elektrische voertuigen tot stand te brengen dat het hele land moet bestrijken tegen 2021. Het doel van het project is de afhankelijkheid van olieproducten in het vervoersysteem te verminderen en gebruik te maken van innoverende technologieën in de vervoersector.
Met betrekking tot klimaatverandering en risicopreventie is een projectselectie ter waarde van 6,6 miljard EUR gerapporteerd (17,3 % van het geplande totaalbedrag). Tot dusver heeft het Elfpo steun verleend voor 11,1 miljoen hectare landbouwgrond ten behoeve van specifiek landbeheer om de biodiversiteit beter te beschermen (36 % van het landbouwareaal dat moet worden ondersteund) en er is steun verleend voor 1,6 miljoen hectare ten behoeve van de omschakeling naar/het behoud van biologische landbouw (15,7% van het landbouwareaal dat moet worden ondersteund).
In Thüringen, Duitsland, een deelstaat die gevoelig is voor overstromingen en in de afgelopen 15 jaar meermaals is getroffen door zware overstromingen, hadden in 2014 en 2015 bijna 13 000 personen baat bij de EFRO-maatregelen ter bescherming tegen overstromingen. In Eisenach kan als gevolg hiervan bijvoorbeeld naar schatting een potentiële schade van ongeveer 180 miljoen EUR worden vermeden.
In de Duitse deelstaat Sleeswijk-Holstein zullen de geselecteerde investeringsprojecten voor overstromings- en kustbescherming voor plattelandsgebieden 102 miljoen EUR ontvangen. In 2015 is uit het Elfpo reeds 73 miljoen EUR steun verleend ten behoeve van overstromings- en kustbescherming.
Wat de prioriteiten inzake milieubescherming en efficiënt hulpbronnengebruik betreft, is een totale investering van 7,6 miljard EUR toegewezen aan projecten (10,5 % van het geplande totaalbedrag). Dit omvat geselecteerde Elfpo-projecten met overheidsuitgaven van in totaal meer dan 420 miljoen EUR ten behoeve van doelstellingen op het gebied van hernieuwbare energie en water- en energie-efficiëntie. In het kader van het EFRO en het CF zijn er nog geen significante waarden gerapporteerd voor de gemeenschappelijke indicatoren die de outputs meten met betrekking tot afvalrecyclingcapaciteit, betere afvalwaterbehandeling of betere watervoorziening, hoewel de programma's waarden voor specifieke indicatoren hebben gerapporteerd. Ongeveer 90 % van alle projecten die eind 2015 waren geselecteerd voor EFMZV-steun, bevordert een efficiënt hulpbronnengebruik en de bescherming van het milieu. De meeste van deze projecten zijn gericht op de bescherming en het herstel van de mariene biodiversiteit door de fysieke controle van aanlandingen aanzienlijk te verbeteren en het volume van ongewenste vangsten te verminderen, en zo de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid te ondersteunen.
In Nederland is voor 130 000 hectare steun uitgetrokken uit het Elfpo om de biodiversiteit of het waterbeheer te verbeteren, bv. door een beter gebruik van meststoffen en bestrijdingsmiddelen. De efficiëntie van de milieuacties is eveneens verhoogd door middel van een nieuwe, innovatieve, op samenwerking gebaseerde aanpak. Landbouwers hebben meer flexibiliteit om de acties aan te passen aan veranderende factoren zoals weersomstandigheden.
Wat investeringen in strategische netwerken betreft, zijn belangrijke TEN-T- en andere investeringen in vervoer gepland in het kader van het EFRO en het Cohesiefonds. De totale projectselectie bedroeg aan het einde van 2015 4,1 miljard EUR (6,2 % van het geplande bedrag). Met betrekking tot vervoerprojecten kunnen de volgende opmerkelijke voorbeelden van geselecteerde projecten worden vermeld:
Bijna 150 km aan opnieuw aangelegde of verbeterde TEN-T-spoorlijnen in Estland en bijna 140 km in Polen zijn reeds geselecteerd voor financiering;
In Polen zal bijna 320 km aan nieuwe TEN-T-wegen worden opgeleverd in het kader van de geselecteerde projecten.
Kader 3: Integratie van klimaatmaatregelen in ESI-fondsen voor de periode 2014-2020
Klimaatmaatregelen worden in de ESI-fondsen opgenomen door middel van het regelgevingskader. Er wordt in alle fondsen een gemeenschappelijke methode toegepast voor de berekening van steun op het gebied van klimaatverandering. De methode stelt specifieke categorieën voor steun aan klimaatmaatregelen vast, waarbij een weging van nul, 40 % of 100 % wordt toegekend. Alle fondsen dragen positief bij aan klimaatmaatregelen. In totaal zal ongeveer 25 % van de ESI-fondsen de doelstellingen betreffende klimaatmaatregelen in de periode 2014-2020 ondersteunen. Het EFRO en het Elfpo zijn de twee fondsen die de meeste steun verlenen voor klimaatmaatregelen.
De jaarlijkse uitvoeringsverslagen van de programma's voor 2017 zullen voor het eerst rapporteren over de steun die is gebruikt voor doelstellingen op het gebied van klimaatverandering. De Commissie zal in haar samenvattende verslag voor 2017 de gerapporteerde informatie inzake klimaatmaatregelen samenvatten en zal op het ESI Funds Open Data Platform een gedetailleerd overzicht verschaffen van de klimaatgerelateerde uitgaven.
3.3.Werkgelegenheid, sociale inclusie en onderwijs
Op dit gebied is meer dan 168 miljard EUR aan steun gepland, met name uit het ESF, maar ook uit het EFRO, het Elfpo en het EFMZV. Er zijn projecten ter waarde van meer dan 12 % van dit bedrag (meer dan 11,5 miljard EUR) geselecteerd en veel projecten hadden aan het einde van 2015 al steun verleend aan mensen.
Het ESF is, naast het YEI, EFRO, Elfpo en EFMZV, het belangrijkste EU-fonds dat in werkgelegenheid, sociale inclusie en onderwijs investeert.
Globaal genomen vertoonde het ESF aan het einde van 2015 een gemiddeld percentage van projectselectie van 13,3 %, waardoor de weg is vrijgemaakt voor een grotere bijdrage van de ESI-fondsen aan de Europa 2020-doelstellingen op deze gebieden. De uitsplitsing van het percentage van de projectselectie naar thematische doelstelling voor de ESI-fondsen als geheel is te vinden in tabel 1.
In geaggregeerde vorm hebben de acties in het kader van het ESF en het YEI het volgende verwezenlijkt:
2,7 miljoen deelnemers
, onder wie 1,6 miljoen werklozen en 700 000 inactieven;
Onder deze deelnemers waren er 235 000 aan het werk naar aanleiding van een concrete actie in het kader van het ESF of YEI, hadden er 181 000 een kwalificatie behaald na de deelname aan een concrete actie in het kader van het ESF of YEI;
100 000 deelnemers volgden onderwijs of een opleiding dankzij de steun in het kader van het ESF of YEI;
275 000 kansarme deelnemers aan uit het ESF of YEI gefinancierde concrete acties waren op zoek naar een baan, volgden onderwijs/een opleiding, hadden een kwalificatie behaald of waren aan het werk, met inbegrip van werk als zelfstandige.
De uitvoering van concrete acties op het gebied van werkgelegenheid (TD8) was eind 2015 in alle lidstaten aan de gang, zij het in verschillende mate wat betreft de uiteenlopende investeringsprioriteiten. ESF-interventies die de toegang tot de arbeidsmarkt moeten verhogen, bereiken reeds voldoende werklozen (1,1 miljoen) en inactieven (230 000). De uitvoering van concrete acties in verband met zelfstandige arbeid en actief en gezond ouder worden, kende een betrekkelijk langzame start.
In Polen heeft het door het ESF gefinancierde nationale programma steun verleend aan 122 900 deelnemers, onder wie 110 600 werklozen (90 % van alle deelnemers), 11 100 inactieven (9 %) en 1 200 mensen aan het werk. Als gevolg daarvan hebben meer dan 46 600 mensen een baan gevonden, hebben 7 500 mensen een kwalificatie behaald en zijn 1 500 mensen begonnen met het volgen van onderwijs of een opleiding.
Zweden is een van de lidstaten waar snelle voortgang is geboekt met de uitvoering van het YEI. 6 215 jongeren (15-24 jaar) hebben deelgenomen aan uit het YEI gesteunde activiteiten, of 31 % van de beoogde 20 000 deelnemers tegen 2018. 3 362 deelnemers hebben de activiteiten vóór eind december 2015 voltooid, van wie 25 % voltijds werk en nog eens 25 % deeltijds werk heeft gevonden.
Kader 4: Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI)
De Commissie heeft in haar mededeling "Drie jaar jongerengarantie en jongerenwerkgelegenheidsinitiatief" reeds belangrijke inzichten verschaft met betrekking tot de eerste resultaten van het YEI.
Ondanks de vroege subsidiabiliteit van het YEI (vanaf 1 september 2013) en de toename van de voorfinanciering in 2015, hebben de lidstaten moeilijkheden ondervonden die hebben geleid tot een lagere uitvoeringsgraad in de praktijk dan verwacht. Uit de jaarlijkse uitvoeringsverslagen blijkt dat de lidstaten stappen hebben ondernemen om deze problemen op te lossen door de uitvoeringsstructuren, -procedures en -hulpmiddelen te versterken en af te stemmen. De overgrote meerderheid van de YEI-programma's (75 %) stelt dat de uitvoering van het YEI volledig of grotendeels strookt met hun oorspronkelijke planning. Dit is een zeer positief signaal voor de toekomstige uitvoering. Aan het einde van 2015 hadden 501 000 jongeren deelgenomen aan een uit het YEI gesteunde concrete actie en daarvan:
-hebben er 203 000 een door het YEI gesteunde actie voltooid, onder wie 80 250 langdurig werklozen;
-hebben er 82 000 na de deelname een aanbod van werk, verder onderwijs, een leerlingplaats of een stage ontvangen;
-waren er 109 000 die na de deelname aan een door het YEI gesteunde actie onderwijs of een opleiding volgden, een kwalificatie hebben behaald of aan het werk waren.
Aan het einde van juli 2016 hadden de lidstaten verklaard dat 1,4 miljoen jongeren baat hadden bij het YEI.
Sociale inclusie (TD9) is, na TD10 Onderwijs en beroepsopleiding, het gebied waar de meest zichtbare voortgang voor het ESF kan worden opgetekend. De eerste gegevens over de uitvoering zijn veelbelovend. Van de 631 000 ESF-deelnemers was 39,8 % afkomstig uit huishoudens waarin niemand werk heeft en behoorde 32,1 % tot de groep migranten, deelnemers met een buitenlandse achtergrond, minderheden, waaruit blijkt dat de nadruk ligt op deelnemers die het meest behoefte hebben aan steun. 55 000 deelnemers hebben al een baan gevonden.
Voor het EFRO was er aan het einde van 2015 sprake van een marginale voortgang bij de ondersteuning van de gezondheidsinfrastructuur. De steun aan geselecteerde strategieën voor geïntegreerde stedelijke ontwikkeling betreft 1,7 miljoen mensen (5 % van het streefdoel).
In Nederland hebben 94 000 deelnemers die ver van de arbeidsmarkt afstaan, ESF-steun ontvangen in het kader van het onderdeel actieve inclusie; deze deelnemers bestonden voor 89 % uit kansarme deelnemers en voor 49 % uit jongeren jonger dan 25 jaar.
Duitsland heeft een programma voor opleiding op de werkplek opgezet dat taalondersteuning biedt aan maximaal 20 000 deelnemers met een migrantenachtergrond.
In Bulgarije is steun verleend aan kwetsbare groepen (ouderen en mensen met een handicap van alle leeftijden) door middel van geïntegreerde sociale en gezondheidszorgdiensten in alle 28 regio's van het land. Er zijn 14 000 ouderen en personen met permanente handicaps die niet in staat zijn voor zichzelf te zorgen, ondersteund door 13 600 persoonlijke hulpverleners en door de verlening van geïntegreerde diensten die de toegang vergemakkelijken tot sociale en gezondheidszorgfaciliteiten, gespecialiseerde voertuigen, professionele psychologische begeleiding en revalidatieprocedures.
Er zijn 785 (van de geplande 2 530) plaatselijke Leader-actiegroepen, geselecteerd die worden gefinancierd in het kader van het Elfpo. Zij hebben betrekking op 24 % van de totale plattelandsbevolking of 69 miljoen inwoners (het streefdoel is 57 % van de totale plattelandsbevolking). Leader-projecten in Duitsland, Finland en Zweden hebben de sociale inclusie van migranten ondersteund via activiteiten variërend van sociaal-culturele integratie tot initiatieven met een langetermijnperspectief die hen trachten te integreren in de arbeidsmarkt.
In Denemarken en Zweden zijn projecten geselecteerd in het kader van het EFMZV ter ondersteuning van de inzetbaarheid en de arbeidsmobiliteit in kustgemeenschappen.
Wat investeringen in onderwijs en beroepsopleiding (TD10) betreft, zijn ook aanzienlijke vorderingen geboekt met 539 000 deelnemers, van wie ten minste 47 % enkel primair en lager secundair onderwijs had gevolgd en 83 000 deelnemers aan het einde van 2015 reeds een kwalificatie hadden behaald dankzij steun uit het ESF.
In Portugal hebben beurzen in het kader van het operationeel programma "Menselijk kapitaal" betere toegang verschaft tot mogelijkheden in het hoger onderwijs voor bijna 50 000 deelnemers. Bovendien hebben meer dan 60 000 deelnemers reeds professionele opleidingen gevolgd.
Litouwen heeft met EFRO-steun de oprichting ondersteund van 42 000 nieuwe ruimten in de kinderopvang- of onderwijsinfrastructuur.
3.4.Versterking van de institutionele capaciteit en een doeltreffend openbaar bestuur
In totaal is ongeveer 6 miljard EUR geprogrammeerd ten behoeve van de versterking van de institutionele capaciteit en een doeltreffend openbaar bestuur. Deze steun was hoofdzakelijk afkomstig uit het ESF en voor een deel ook uit het EFRO. Meer dan 11 % van de totale begroting was eind 2015 toegewezen aan projecten.
De geselecteerde concrete acties hadden eind 2015 een totale waarde van 680 miljoen EUR. De projecten worden in BG, EE, FR, HR, IT, PL, en in het kader van Interreg uitgevoerd. 97 000 personeelsleden van de overheidsadministratie hebben steun gekregen in het kader van het ESF, waarbij 31 projecten door de lidstaten zijn gerapporteerd die gericht waren op overheidsadministraties of overheidsdiensten op nationaal, regionaal of lokaal niveau. In het kader van de geplande EFRO-steun hebben de Interreg-programma's aanzienlijke voortgang geboekt bij de selectie van projecten voor steun.
3.5.Voortgang bij de uitvoering van financiële instrumenten
De jaarlijkse uitvoeringsverslagen voor 2016 omvatten ook de eerste gedetailleerde rapportage over de financiële instrumenten (FI's) tot aan eind 2015. De algemene vooruitzichten zijn positief: 21 lidstaten melden dat zij vooruitgang hebben geboekt met de FI's. Het totale volume van de voor FI's vastgelegde programmabijdragen bedraagt 5 737 miljoen EUR (waarvan 5 163 miljoen EUR van de Europese structuur- en investeringsfondsen). Circa 20 % van de vastgelegde bedragen zijn betaald aan FI's (bijna uitsluitend in het kader van het EFRO en het CF). In dit vroege stadium zijn er aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten wat betreft de uitrol van FI's, variërend van landen die stappen aan het nemen zijn om ex-antebeoordelingen af te ronden tot FI's die al concrete resultaten hebben geboekt, genieten van het hefboomeffect en middelen zien terugvloeien die opnieuw kunnen worden geïnvesteerd.
De voortgang met de uitvoering van financiële instrumenten aan het einde van 2015 naar fonds en naar thema werd gepresenteerd in de samenvattingen van gegevens die de Commissie op 30 november 2016 heeft gepubliceerd.
3.6.Interreg
De uit het EFRO gefinancierde Interreg-programma's die onder de doelstelling inzake territoriale samenwerking vallen, hebben aan het einde van 2015 een financieel volume van 900 miljoen EUR voor geselecteerde projecten gegenereerd (7,4 % van het geplande bedrag). Voorbeelden van eerste tekenen van materiële voortgang in het kader van Interreg worden weergegeven in de geaggregeerde indicatoren (zie hierboven), in enkele voorbeelden die in het kader van de belangrijkste investeringsthema's zijn verstrekt en op de landenpagina van Interreg op het ESI Funds Open Data Platform.
4.Versterking van de evaluatie van de programma's
Voor 2014-2020 wordt een sterkere nadruk gelegd op de noodzaak om de gevolgen te evalueren van de beleidsmaatregelen die worden medegefinancierd door de ESI-fondsprogramma's. In de programma's zijn doelstellingen vastgesteld die specifiek zijn en die de met de investeringen nagestreefde veranderingen omschrijven. De evaluaties zijn essentieel om te bevestigen of deze veranderingen plaatsvinden en of de bijdragen van de programma's gunstig zijn voor de specifieke doelstellingen ervan.
Aan het einde van 2015 waren er maar weinig evaluaties van de resultaten en effecten in verband met de periode 2014-2020, voornamelijk als gevolg van het ontoereikende aantal voltooide projecten. De voornaamste uitzondering was het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief waarvoor 19 nationale evaluaties waren afgerond in juni 2016. De studies en evaluaties die door de programma's in 2014-2015 zijn uitgevoerd, waren gericht op de ex-postevaluatie van de programma's voor 2007-2013 en uitvoeringskwesties voor de periode 2014-2020. Volgens de evaluatieplannen zal dit patroon zich waarschijnlijk herhalen in 2016 en 2017.
Hoewel er begrijpelijkerwijs maar weinig evaluaties daadwerkelijk zijn uitgevoerd, waren de programma's in het kader van het cohesiebeleid actief bij de opstelling van de evaluatieplannen in overeenstemming met de verplichtingen voor 2014-2020. Voor het Elfpo en het EFMZV zijn evaluatieplannen als onderdeel van de operationele programma's goedgekeurd, maar voor de fondsen in het kader van het cohesiebeleid moeten evaluatieplannen binnen twaalf maanden na de goedkeuring van het programma worden gedefinieerd. De evaluatieplannen zijn nu grotendeels klaar om deze verplichting na te komen. De Commissie heeft de tot 30 juni 2016 ontvangen evaluatieplannen onderzocht en daaruit blijkt dat er in de programma's ongeëvenaarde werkzaamheden aan de gang zijn met het oog op een meer gedegen evaluatie van de uitvoering en de resultaten.
De evaluatieplannen zijn duidelijk over het beheer van de evaluatie en over de mededeling van de resultaten. Zij schieten echter tekort wat betreft het ontwerp en de methoden van de evaluatie en de gegevensbeschikbaarheid en -systemen. De Commissie is van mening dat de plannen voor de programma's in het kader van het cohesiebeleid regelmatig moeten worden getoetst en verder moeten worden verbeterd, in het bijzonder met betrekking tot die aspecten die een meer specifieke deskundigheid vereisen voor de planning en uitvoering van de evaluaties, de consolidering van het aantal evaluaties en het sneller verstrekken van bewijsmateriaal van gevolgen dan momenteel in bepaalde gevallen is gepland teneinde de toekomstige beleidsvorming te onderbouwen.
Een afzonderlijk werkdocument bevat een gedetailleerd overzicht van de tot dusver verrichte evaluaties en van de geplande evaluaties voor de periode 2014-2020. Het beschrijft ook de verschillende werkgebieden waarop de Commissie ondersteuning verleent voor de werkzaamheden van de programma's (netwerken, begeleiding, helpdesks enz.) en de evaluatiewerkzaamheden die door de Commissie zijn gepland voor de komende jaren.
Afgezien daarvan zijn ook de eigen ex-postevaluaties van de Commissie voor de periode 2007-2013 voltooid of zullen zij binnenkort worden voltooid.
5.Conclusies
De programma's van de ESI-fondsen vormen een belangrijk investeringsinstrument van de Europese Unie en elke regio en elk land in de Europese Unie heeft baat bij het beleid. Het verbeterde rechtskader voor de programmeringsperiode 2014-2020 brengt aanzienlijke beleidsinnovaties teweeg die bijdragen aan het initiatief Resultaatgerichte EU-begroting. In het kader van de hervorming is een reeks moderne elementen voor kwalitatief hoogstaande investeringen ingevoerd. De omzetting in de praktijk van deze ambitieuze nieuwe aanpak in de lidstaten en regio's heeft tijd en middelen gevergd tijden de opstartfase om ervoor te zorgen dat in de noodzakelijke voorwaarden voor doeltreffende uitgaven is voorzien. Dit viel samen met de inspanningen om de programma's voor 2007-2013 te voltooien teneinde de investeringsmogelijkheden die zij bieden ten volle te benutten.
Het is nu cruciaal om de uitvoering van de nieuwe programma's te versnellen in de hele Europese Unie. Met name de selectie van projecten van goede kwaliteit en de doeltreffende uitvoering ervan moeten worden versneld om de investeringsambities en de verwachte sociaal-economische voordelen voor de burgers en ondernemingen te verwezenlijken. De lidstaten moeten ook sneller bewijzen van uitgaven aan de Commissie overleggen om een goede uitvoering van de EU-begroting mogelijk te maken.
De projectselectie en -uitgaven in de praktijk schetsen een nauwkeuriger beeld van de uitvoering dan de verrichting van betalingen door de EU. Uit het bewijsmateriaal van het financiële toezicht voor 2016 blijkt dat de uitvoering reeds is begonnen om vaart te maken met 124,3 miljard EUR aan investeringen – 20,2 % van het totaal voor de periode – die zijn toegewezen aan specifieke projecten in het najaar van 2016 ten opzichte van 58,8 miljard EUR aan het einde van 2015. Deze recentere gegevens laten een meer homogene voortgang zien in bijna alle lidstaten en thema 's. De ontwikkeling van deze trends zal verder worden beoordeeld in het kader van de rapportagecyclus voor 2017.
De rapportagecyclus voor programma's halverwege 2017, waaronder uitvoerige programmaverslagen in juni 2017 en de nationale voortgangsverslagen aan het einde van augustus 2017, zal een vollediger beeld geven van de uitvoering, de voortgang bij de verwezenlijking van investeringen en beleidsdoelstellingen, en zal meer kwalitatieve informatie verschaffen. Deze verslagen zullen in het bijzonder nadere informatie bevatten en de uitvoering ten opzichte van een lijst van strategische kwesties zal worden beoordeeld, waaronder bijvoorbeeld:
een beoordeling van de bijdrage tot de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen, de fondsspecifieke opdrachten, met inbegrip van de uitvoering van de relevante landenspecifieke aanbevelingen in het kader van Europees semester;
een eerste verslag over de voortgang bij de verwezenlijking van de financiële en materiële mijlpalen volgens de prestatiekaders die zullen worden gebruikt om de prestatiereserve toe te kennen in 2019;
een inventarisatie na de voltooiing van de actieplannen in verband met niet-vervulde ex-antevoorwaarden. (Indien actieplannen niet worden voltooid of ex-antevoorwaarden niet worden vervuld, kan de Commissie betalingen aan de betrokken programma's in 2017 opschorten.);
de toepassing van de mechanismen die zorgen voor coördinatie tussen de ESI-fondsen en andere financieringsinstrumenten van de Unie en de lidstaten en met de EIB (om synergieën en complementariteit met het Europees Fonds voor strategische investeringen op te nemen).
Een synthese van deze verslagen van de lidstaten zal aan het einde van 2017 door de Commissie worden opgesteld in een strategisch verslag.
BIJLAGEN
Bijlage 1.1: ESI-fondsen - financiële uitvoering volgens thematische doelstelling zoals gerapporteerd door de programma's (projectselectie)
31 december 2015 (in miljoen EUR)
TD
|
Thematische doelstellingen
|
Totale geplande investering
|
Totale subsidiabele kosten van geselecteerde projecten aan het einde van 2015
|
Percentage van projectselectie
|
|
|
|
EFRO
|
Elfpo
|
ESF/YEI
|
CF
|
EFMZV
|
Totaal
|
|
01
|
Onderzoek en innovatie
|
59 549,3
|
3 230,8
|
147,6
|
-
|
-
|
-
|
3 378,4
|
5,7 %
|
02
|
Informatie- en communicatietechnologieën
|
18 297,6
|
629,9
|
106,7
|
-
|
-
|
-
|
736,7
|
4,0 %
|
03
|
Concurrentiekracht van het mkb
|
83 593,6
|
3 145,9
|
4 294,3
|
-
|
-
|
36,4
|
7 476,6
|
8,9 %
|
04
|
Koolstofarme economie
|
52 777,2
|
1 131,3
|
1 129,7
|
-
|
13,0
|
-
|
2 274,0
|
4,3 %
|
05
|
Aanpassing aan de klimaatverandering en risicopreventie
|
37 783,6
|
263,1
|
6 176,0
|
-
|
115,0
|
-
|
6 554,2
|
17,3 %
|
06
|
Milieubescherming en efficiënt hulpbronnengebruik
|
72 316,2
|
196,5
|
6 587,4
|
-
|
663,0
|
126,1
|
7 573,0
|
10,5 %
|
07
|
Netwerkinfrastructuren in de vervoer- en energiesector
|
66 659,5
|
648,3
|
-
|
-
|
3 491,3
|
-
|
4 139,6
|
6,2 %
|
08
|
Duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid
|
46 390,9
|
29,9
|
199,2
|
6 226,2
|
-
|
1,6
|
6 456,9
|
13,9 %
|
09
|
Sociale inclusie
|
53 551,9
|
73,9
|
821,3
|
4 071,5
|
-
|
-
|
4 966,8
|
9,3 %
|
10
|
Beroepsopleiding en onderwijs
|
42 315,6
|
79,8
|
128,1
|
5 542,0
|
-
|
-
|
5 749,8
|
13,6 %
|
11
|
Doelmatig openbaar bestuur
|
6 080,2
|
180,2
|
-
|
500,5
|
-
|
-
|
680,7
|
11,2 %
|
12
|
Ultraperifere en dunbevolkte gebieden
|
220,5
|
47,8
|
-
|
-
|
-
|
-
|
47,8
|
21,7 %
|
BM
|
Beëindigde maatregelen
|
928,0
|
-
|
-
|
-
|
-
|
-
|
-
|
0,0 %
|
|
Meerdere thematische doelstellingen (EFRO/CF/ESF)
|
78 980,5
|
3 046,1
|
-
|
2 986,7
|
44,4
|
-
|
6 077,2
|
7,7 %
|
TB
|
Technische bijstand
|
18 712,1
|
1 159,4
|
298,7
|
851,6
|
363,7
|
1,0
|
2 674,3
|
14,3 %
|
|
Totaal
|
638 156,7
|
13 862,9
|
19 889,0
|
20 178,5
|
4 690,4
|
165,1
|
58 786,0
|
9,2 %
|
Bron: Commissie, op basis van door de programma's gerapporteerde gegevens
Bijlage 1.2: ESI-fondsen - financiële uitvoering volgens thematische doelstelling zoals gerapporteerd door de programma's (projectselectie)
Najaar 2016 (in miljoen EUR)
TD
|
Thematische doelstellingen
|
Totaal geprogrammeerd bedrag
2014-2020
|
Totale subsidiabele kosten van de geselecteerde projecten in het najaar van 2016
|
Percentage van projectselectie
|
|
|
|
EFRO
|
Elfpo
|
ESF/YEI
|
CF
|
EFMZV
|
Totaal
|
|
01
|
Onderzoek en innovatie
|
59 549,3
|
10 196,8
|
321,2
|
-
|
-
|
-
|
10 518,0
|
17,7 %
|
02
|
Informatie- en communicatietechnologieën
|
18 297,6
|
1 816,5
|
370,7
|
-
|
-
|
-
|
2 187,2
|
12,0 %
|
03
|
Concurrentiekracht van het mkb
|
83 593,6
|
8 532,7
|
7 831,7
|
-
|
-
|
36,4
|
16 400,8
|
19,6 %
|
04
|
Koolstofarme economie
|
52 777,2
|
2 709,8
|
1 518,8
|
-
|
1 174,0
|
-
|
5 402,6
|
10,2 %
|
05
|
Aanpassing aan de klimaatverandering en risicopreventie
|
37 783,6
|
497,1
|
8 555,7
|
-
|
1 178,0
|
-
|
10 230,7
|
27,1 %
|
06
|
Milieubescherming en efficiënt hulpbronnengebruik
|
72 316,2
|
1 734,5
|
9 464,8
|
-
|
2 393,4
|
126,1
|
13 718,8
|
19,0 %
|
07
|
Netwerkinfrastructuren in de vervoer- en energiesector
|
66 659,5
|
3 474,4
|
-
|
-
|
7 751,7
|
-
|
11 226,0
|
16,8 %
|
08
|
Duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid
|
46 390,9
|
247,2
|
498,2
|
11 222,4
|
-
|
1,6
|
11 969,4
|
25,8 %
|
09
|
Sociale inclusie
|
53 551,9
|
939,6
|
2 670,9
|
7 100,1
|
-
|
|
10 710,6
|
20,0 %
|
10
|
Beroepsopleiding en onderwijs
|
42 315,6
|
951,8
|
226,5
|
7 584,8
|
-
|
|
8 763,1
|
20,7 %
|
11
|
Doelmatig openbaar bestuur
|
6 080,2
|
378,1
|
-
|
909,2
|
-
|
|
1 287,3
|
21,2 %
|
12
|
Ultraperifere en dunbevolkte gebieden
|
220,5
|
234,0
|
-
|
-
|
-
|
|
234,0
|
106,1 %
|
BM
|
Beëindigde maatregelen
|
928,0
|
-
|
-
|
-
|
-
|
|
-
|
0,0 %
|
|
Meerdere thematische doelstellingen (EFRO/CF/ESF/EFMZV)
|
78 980,5
|
10 381,4
|
-
|
4 800,7
|
917,1
|
356,9 (2)
|
16 456,1
|
20,4 %
|
TB
|
Technische bijstand
|
18 712,1
|
2 213,3
|
490,4
|
1 588,9
|
902,0
|
|
5 195,6
|
27,8 %
|
|
Totaal
|
638 156,7
|
44 307,1
|
31 948,8
|
33 206,1
|
14 316,1
|
521,9
|
124 299,2
|
19,4 %
|
|
Ad-hocrapportage (ES)
|
|
4 500,0
|
|
|
|
|
|
|
|
Gecorrigeerd totaal
|
638 156,7
|
48 807,1
|
31 948,8
|
33 206,1
|
14 316.1
|
521,9
|
128 800,0
|
20,2%
|
Bron: Commissie, op basis van door de programma's gerapporteerde gegevens
Opmerkingen: (1) Voor meer informatie over de bron van deze gegevens, zie de voetnoten in bijlage 2.2.
(2) Ad-hocrapportage door EFMZV-programma's tot eind oktober 2016.
Bijlage 2.1: ESI-fondsen - financiële uitvoering volgens lidstaat zoals gerapporteerd door de programma's (projectselectie) – 31 december 2015 (in miljoen EUR)
|
Toegewezen EU-bedrag
|
Totaal geprogrammeerd bedrag
|
Totale subsidiabele kosten van geselecteerde projecten
|
Percentage van projectselectie
|
|
2014-2020
|
2014-2020
|
eind 2015
|
|
|
|
(EU & nationaal)
|
|
|
AT
|
4 923
|
10 655,0
|
1 679,1
|
15,8 %
|
BE
|
2 710
|
6 040,8
|
2 146,7
|
35,5 %
|
BG
|
9 878
|
11 734,0
|
912,6
|
7,8 %
|
CY
|
874
|
1 120,0
|
3,0
|
0,3 %
|
CZ
|
23 980
|
32 291,4
|
966,4
|
3,0 %
|
DE
|
27 935
|
44 756,4
|
8 085,8
|
18,1 %
|
DK
|
1 540
|
2 264,7
|
419,9
|
18,5 %
|
EE
|
4 459
|
6 003,1
|
1 178,7
|
19,6 %
|
ES
|
37 401
|
53 278,1
|
1 077,9
|
2,0 %
|
FI
|
3 759
|
8 423,6
|
2 593,0
|
30,8 %
|
FR
|
26 736
|
45 784,5
|
5 760,2
|
12,6 %
|
GR
|
20 352
|
24 965,4
|
1 104,3
|
4,4 %
|
HR
|
10 742
|
12 677,1
|
1 993,6
|
15,7 %
|
HU
|
25 014
|
29 646,7
|
1 727,5
|
5,8 %
|
IE
|
3 358
|
6 131,4
|
1 771,6
|
28,9 %
|
IT
|
42 668
|
73 624,4
|
3 620,6
|
4,9 %
|
LT
|
8 386
|
9 947,2
|
873,0
|
8,8 %
|
LU
|
140
|
456,4
|
88,3
|
19,4 %
|
LV
|
5 634
|
6 908,0
|
605,3
|
8,8 %
|
MT
|
828
|
1 023,9
|
15,6
|
1,5 %
|
NL
|
1 881
|
3 731,6
|
231,9
|
6,2 %
|
PL
|
86 095
|
104 899,0
|
4 495,4
|
4,3 %
|
PT
|
25 793
|
32 691,9
|
4 956,1
|
15,2 %
|
RO
|
30 838
|
36 447,5
|
1 001,0
|
2,7 %
|
SE
|
3 647
|
7 980,0
|
1 936,0
|
24,3 %
|
SI
|
3 875
|
4 896,1
|
464,4
|
9,5 %
|
SK
|
15 344
|
20 078,2
|
925,4
|
4,6 %
|
TS
|
9 239
|
12 414,6
|
906,9
|
7,3 %
|
UK
|
16 417
|
27 285,6
|
7 246,1
|
26,6 %
|
Algemeen totaal
|
454 446,7
|
638 156,7
|
58 786,0
|
9,2 %
|
Bron: Commissie, op basis van door de programma's gerapporteerde gegevens
Bijlage 2.2: ESI-fondsen - financiële uitvoering volgens lidstaat zoals gerapporteerd door de programma's (projectselectie) – Najaar 2016 (in miljoen EUR)
|
Toegewezen EU-bedrag
|
Totaal geprogrammeerd bedrag
|
Totale subsidiabele kosten van geselecteerde projecten
|
Percentage van projectselectie
|
|
2014-2020
|
2014-2020
|
najaar 2016
|
|
|
|
(EU & nationaal)
|
|
|
AT
|
4 923
|
10 655,0
|
2 011,2
|
18,9 %
|
BE
|
2 710
|
6 040,8
|
2 538,5
|
42,0 %
|
BG
|
9 878
|
11 734,0
|
2 846,6
|
24,3 %
|
CY
|
874
|
1 120,0
|
56,9
|
5,1 %
|
CZ
|
23 980
|
32 291,4
|
3 092,4
|
9,6 %
|
DE
|
27 935
|
44 756,4
|
13 466,6
|
30,1 %
|
DK
|
1 540
|
2 264,7
|
651,6
|
28,8 %
|
EE
|
4 459
|
6 003,1
|
2 187,6
|
36,4 %
|
ES
|
37 401
|
53 278,1
|
2 586,4
|
4,9 %
|
FI
|
3 759
|
8 423,6
|
3 401,7
|
40,4 %
|
FR
|
26 736
|
45 784,5
|
9 481,7
|
20,7 %
|
GR
|
20 352
|
24 965,4
|
2 991,7
|
12,0 %
|
HR
|
10 742
|
12 677,1
|
1 148,9
|
9,1 %
|
HU
|
25 014
|
29 646,7
|
11 578,2
|
39,1 %
|
IE
|
3 358
|
6 131,4
|
2 058,7
|
33,6 %
|
IT
|
42 668
|
73 624,4
|
10 394,8
|
14,1 %
|
LT
|
8 386
|
9 947,2
|
2 248,4
|
22,6 %
|
LU
|
140
|
456,4
|
92,4
|
20,2 %
|
LV
|
5 634
|
6 908,0
|
1 654,0
|
23,9 %
|
MT
|
828
|
1 023,9
|
185,1
|
18,1 %
|
NL
|
1 881
|
3 731,6
|
1 019,0
|
27,3 %
|
PL
|
86 095
|
104 899,0
|
14 314,2
|
13,6 %
|
PT
|
25 793
|
32 691,9
|
11 063,9
|
33,8 %
|
RO
|
30 838
|
36 447,5
|
2 617,1
|
7,2 %
|
SE
|
3 647
|
7 980,0
|
2 689,1
|
33,7 %
|
SI
|
3 875
|
4 896,1
|
1 073,0
|
21,9 %
|
SK
|
15 344
|
20 078,2
|
3 436,7
|
17,1 %
|
TS
|
9 239
|
12 414,6
|
2 849,8
|
23,0 %
|
UK
|
16 417
|
27 285,6
|
10 207,3
|
37,4 %
|
Algemeen totaal
|
454 446,7
|
638 156,7
|
123 943,3
|
19,4 %
|
EFMZV ad-hoc-
rapportage
30/10/2016
|
|
|
356,9
|
|
Totaal met EFMZV
|
|
|
124 299,2
|
|
Bron: Commissie, op basis van door de programma's gerapporteerde gegevens
Opmerkingen:
In de bijlagen 1.2 en 2.2 ziet de periode waarop de volgens fonds gerapporteerde financiële gegevens betrekking heeft, er als volgt uit:
1.Voor programma's in het kader van het cohesiebeleid hebben de meest recente gegevens over projectselectie betrekking op 30 september 2016.
2.Voor programma's in het kader van het Elfpo hebben de meest recente gegevens over projectselectie betrekking op 31 augustus 2016.
3.Voor programma's in het kader van het EFMZV hebben de meest recente formeel gerapporteerde gegevens over projectselectie betrekking op 31 december 2015. Bijkomende ad-hocrapportage wordt afzonderlijk toegevoegd aan het einde van de bovenstaande tabel.
De financiële gegevens hierboven vormen een momentopname van de door de programma's per 9 november 2016 gerapporteerde gegevens en kunnen indien nodig op een later tijdstip door de programma's worden gewijzigd of aangevuld.
De volgende uiterste rapporteringstermijn voor programma's in het kader van het cohesiebeleid is 31 januari 2017 (voor financiële gegevens tot eind 2016).