This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0627
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL laying down measures concerning the European single market for electronic communications and to achieve a Connected Continent, and amending Directives 2002/20/EC, 2002/21/EC and 2002/22/EC and Regulations (EC) No 1211/2009 and (EU) No 531/2012
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van maatregelen inzake de Europese interne markt voor elektronische communicatie en om een connectief continent tot stand te brengen alsmede tot wijziging van Richtlijnen 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG en Verordeningen (EG) nr. 1211/2009 en (EU) nr. 531/2012
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van maatregelen inzake de Europese interne markt voor elektronische communicatie en om een connectief continent tot stand te brengen alsmede tot wijziging van Richtlijnen 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG en Verordeningen (EG) nr. 1211/2009 en (EU) nr. 531/2012
/* COM/2013/0627 final - 2013/0309 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van maatregelen inzake de Europese interne markt voor elektronische communicatie en om een connectief continent tot stand te brengen alsmede tot wijziging van Richtlijnen 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG en Verordeningen (EG) nr. 1211/2009 en (EU) nr. 531/2012 /* COM/2013/0627 final - 2013/0309 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND
VAN HET VOORSTEL 1.1. Doelstellingen van het voorstel Europa moet nieuwe bronnen van groei aanboren
om het concurrentievermogen te herstellen, innovatie te stimuleren en nieuwe
banen te creëren. De wereldeconomie ontwikkelt
zich tot een interneteconomie en ICT moet volledig worden erkend als bron van
slimme, duurzame en inclusieve groei. Europa
kan niet om de voordelen heen die netwerktechnologieën opleveren: deze nemen
50 % van de productiviteitsstijgingen in de afgelopen jaren binnen alle
sectoren voor hun rekening, scheppen vijf nieuwe banen voor elke twee banen die
verloren gaan en zijn de drijvende kracht achter innovatieve nieuwe diensten,
die op de hele wereld ingang kunnen vinden als zij de mogelijkheid hebben om te
groeien. De huidige fragmentatie belemmert de
groei en moet worden weggenomen, zodat Europa sterker uit de crisis
tevoorschijn kan komen. Op de
voorjaarsbijeenkomst van 2013 heeft de Europese Raad dit volledig
onderschreven; er werd geconcludeerd dat de Commissie uiterlijk in oktober 2013
verslag dient te doen over de resterende obstakels met betrekking tot de
voltooiing van een volledig functionerende digitale eengemaakte markt en dat
zij concrete maatregelen moet presenteren om de eengemaakte markt voor informatie-
en telecommunicatietechnologie zo spoedig mogelijk tot stand te brengen. De algemene
doelstelling van het voorstel is stappen te nemen in de richting van een
eengemaakte markt voor elektronische communicatie. Op deze markt: - kunnen burgers
en ondernemingen, zonder beperkingen vanwege grensoverschrijding of
ongerechtvaardigde extra kosten, overal in de Unie toegang krijgen tot
elektronische communicatiediensten; - kunnen
aanbieders van elektronische communicatienetwerken en -diensten overal in de EU
hun werkzaamheden uitvoeren, ongeacht hun eigen locatie of die van hun klanten. De Unie neemt al meer dan tien jaar
wetgevingsmaatregelen om deze markten te liberaliseren en te integreren; om die
reden is het van groot belang dat deze ambitieuze doelstelling wordt
verwezenlijkt. De in dit voorstel vervatte dringende en beslissende maatregelen
zijn bovendien van essentieel belang, omdat een aantal daarvan pas enige tijd
nadat zij zijn genomen alle beoogde effecten zullen hebben. Een eengemaakte
markt voor elektronische communicatie zou de concurrentie, investeringen en
innovatie in netwerken en diensten bevorderen, doordat de marktintegratie en
grensoverschrijdende investeringen in netwerken en de levering van diensten
worden gesteund. De voorgestelde specifieke
maatregelen moeten wat betreft de kwaliteit van de infrastructuur en de prijs,
onder meer in zakelijke modellen, leiden tot scherpere concurrentie, meer
innovatie en differentiatie alsmede tot gemakkelijkere planning van de
commerciële en technische elementen van beslissingen over investeringen met
betrekking tot de intrede of expansie op de markten voor draadloze of vaste
communicatienetwerken. Hierdoor worden andere
maatregelen ondersteund die zijn genomen ter bevordering van de ambitieuze, in
de Digitale agenda voor Europa vastgelegde doelstellingen en van de
verwezenlijking van een werkelijk eengemaakte digitale markt, waarop inhoud,
toepassingen en andere digitale diensten vrijelijk kunnen bewegen. Door scherpere concurrentie en betere integratie op
het gebied van infrastructuur in de hele Unie zouden daarnaast knelpunten
moeten verdwijnen en de behoefte aan regelgeving ex ante van de markten voor
elektronische communicatie moeten afnemen, waardoor deze sector na verloop van
tijd vergelijkbaar wordt met alle andere economische sectoren waarop
horizontale regulerings- en concurrentieregels van toepassing zijn. De toenemende beschikbaarheid van digitale
infrastructuren en diensten zou op haar beurt de keuze van de consument en de
kwaliteit van de diensten moeten verhogen en bijdragen aan de territoriale en
sociale samenhang, evenals de mobiliteit binnen de EU moeten vergemakkelijken. Voor de digitale economie in bredere zin zou een
beter werkende elektronische-communicatiesector in de hele Unie leiden tot een
grotere diversiteit en hogere kwaliteit van de zakelijke inputs, hetgeen kan
leiden tot productiviteitsstijgingen door ICT-gebruik en gemoderniseerde
overheidsdiensten. Het uiteindelijke doel is
om het Europese concurrentievermogen te ondersteunen in een wereld waarin het
functioneren en de groei steeds afhankelijker worden van de digitale economie. Om te zorgen voor integratie die tot een
eengemaakte markt leidt, moet er een aantal factoren worden aangepakt. Ten
eerste moeten onnodige belemmeringen binnen het machtigingsstelsel en de regels
voor dienstverlening worden verwijderd: als er in een lidstaat een machtiging
is verleend, moet die in alle andere lidstaten ook gelden, en aanbieders moeten
diensten kunnen leveren op basis van een consistente en stabiele toepassing van
wettelijke verplichtingen. Ten tweede moet er gezorgd worden voor een betere
harmonisatie inzake de toegang tot essentiële inputs door mobiele aanbieders in
de hele EU voorspelbare toewijzingsvoorwaarden en gecoördineerde tijdsschema’s
voor de toegang tot spectrum voor draadloze breedband te garanderen, en door de
wijzen van toegang tot Europese vaste netwerken te harmoniseren, zodat
aanbieders hun diensten gemakkelijker op de hele eengemaakte markt kunnen
aanbieden. Ten derde dienen een hoogwaardige consumentenbescherming binnen de
Unie en de bijbehorende gemeenschappelijke zakelijke voorwaarden te worden
gegarandeerd, met inbegrip van maatregelen om de mobiele roamingtoeslagen
geleidelijk te beëindigen en de toegang tot open internet te waarborgen. Voor
al deze specifieke kwesties biedt dit voorstel specifieke oplossingen, die van
groot essentieel zijn voor de besluitvorming op zakelijk en investeringsgebied
in deze sector alsmede voor de belangen van de consument. Al deze kwesties moeten
nu samen worden aangepakt, zodat de eengemaakte markt ten volle kan worden
benut. Daarnaast zijn er bredere kwesties met betrekking tot het opbouwen van
een eengemaakte digitale markt, zoals de regels die van toepassing zijn op
online-inhoud. Om de Europeanen te laten profiteren van
nieuwe, hoogwaardige en innovatieve diensten, moeten de investeringen in de
volgende generatie infrastructuur worden versneld. De
juiste regelgeving is van cruciaal belang voor een dynamische en concurrerende
markt. Het wettelijk kader moet de juiste balans bieden tussen risico en
rendement voor diegenen die bereid zijn te investeren.
Het kan tevens de fragmentatie van dienstverlening beëindigen, zodat de
volledige voordelen ervan ten goede komt aan alle bedrijfstakken en gebruikers
binnen de EU. Om deze doelstellingen te
ondersteunen, stelt de Commissie behalve dit voorstel ook een aanbeveling vast
over consistente verplichtingen tot non-discriminatie en kostenmethodologieën
om de concurrentie te bevorderen en investeringen in breedband aantrekkelijker
te maken[1]. Door deze aanbeveling worden de
concurrentie en investeringen in snelle netwerken bevorderd, doordat de prijzen
voor kopertoegang op lange termijn stabiel blijven, doordat wordt gegarandeerd
dat toegangvragende partijen gelijke toegang tot de netwerken van gevestigde
exploitanten hebben, waarmee gelijke voorwaarden voor alle partijen worden
gecreëerd, en doordat de voorwaarden worden bepaald waaronder tariefregulering
van NGA-netwerken niet meer gerechtvaardigd is. Daardoor krijgen investeerders
in dergelijke netwerken meer vrijheid om met het oog op de rentabiliteit
toepasselijke prijsstrategieën toe te passen bij aanwezigheid van concurrerende
infrastructuren, zoals gereguleerd koper, alsmede kabel in een aantal gebieden
en, in toenemende mate, mobiele netwerken van de vierde generatie. Dit voorstel dient tevens in samenhang met
andere recente of aanstaande initiatieven op dit gebied te worden beschouwd. Het voorstel bouwt voort op de voornaamste
richtlijnen uit 2002 inzake het aanbieden van elektronische communicatie die in
2009 zijn gewijzigd en ondersteunt deze door het invoeren van rechtstreeks
toepasselijke wettelijke bepalingen die in combinatie met de bepalingen van de
richtlijnen inzake onder meer machtigingen, toewijzing van spectrum en toegang
tot netwerken van kracht zijn. Het voorstel is
vastgesteld tegen de achtergrond van het Commissievoorstel voor een verordening
van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot maatregelen om de
kosten van de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken te
verlagen[2], waarin eveneens door middel van een enkel
instrument een aantal specifieke kostenelementen op basis van regelgeving in
diverse stadia van het investeringsproces in netwerken wordt benaderd; alles
bij elkaar genomen kunnen de kosten voor het uitrollen van breedband met
30 % worden teruggedrongen. Bij dit voorstel is er verder rekening mee
gehouden dat de aanbeveling van de Commissie betreffende relevante markten[3] in 2014 wordt herzien en dat de desbetreffende
voorbereidingen in een vergevorderd stadium zijn. Door een snelle vaststelling
en tenuitvoerlegging van dit voorstel kunnen het aantal en het bereik van de
markten waarvoor regelgeving ex ante geldt worden
teruggebracht, als onderdeel van de prospectieve analyse van de ontwikkeling
van de concurrentie op een eengemaakte markt. 1.2. Algemene context Tegenwoordig worden er veel nieuwe digitale
diensten en applicaties beschikbaar op de Europese eengemaakte markt. De innovatie- en groeikansen zijn vaak digitaal van
aard en dat geldt voor vrijwel elke economische sector, variërend van de
autobranche ("connected" auto's) tot energie (slimme netwerken) en
van overheidsdiensten (e-overheid) tot algemene diensten (e-gezondheid). Vrijwel elk soort bedrijf, van kleine starters tot
grote ondernemingen, heeft behoefte aan toegang tot een hoogwaardige
infrastructuur en bijbehorende diensten. Dit
gehele ecosysteem is afhankelijk van de verbindingsmogelijkheden van
elektronische communicatienetwerken. Europa bestaat momenteel uit 28 gescheiden
nationale communicatiemarkten, elk met een beperkt aantal spelers. Geen enkele aanbieder is actief in meer dan de
helft van de lidstaten; de meesten zijn in veel minder lidstaten actief. In
totaal bieden meer dan 200 aanbieders hun diensten aan op een markt van 510
miljoen klanten. De EU-regelgeving op het
gebied van bijvoorbeeld machtigingen, wettelijke voorwaarden, toewijzing van
spectrum en consumentenbescherming is op uiteenlopende manieren ten uitvoer
gelegd. Door deze gefragmenteerde situatie
worden de obstakels voor markttoegang hoger, alsmede de kosten voor aanbieders
die grensoverschrijdende diensten aan willen bieden. Dit belemmert hun
expansie. Dit vormt een scherp contrast met de
Verenigde Staten of China, die een eengemaakte markt van respectievelijk 330 en
1 400 miljoen klanten hebben, waarop vier tot vijf grote exploitanten
actief zijn en waar één stelsel van wetten, één machtigingstelsel en één
spectrumbeleid gelden. Door schaalvoordelen en nieuwe groeikansen kan
het rendement op investeringen in snelle netwerken hoger uitvallen en worden de
mededinging en het concurrentievermogen op wereldschaal bevorderd. In de EU kunnen aanbieders hier echter onvoldoende
van profiteren. Andere werelddelen leveren
belangrijke digitale inspanningen en doen aanzienlijke investeringen, die zowel
voor investeerders als klanten hun vruchten afwerpen. In Europa vinden
dergelijke verbeteringen echter niet snel genoeg plaats. Bovendien worden de consumenten geconfronteerd
met minder keuze, diensten die minder innovatief en van lagere kwaliteit zijn,
en betalen zij nog steeds veel geld voor internationaal bellen of roaming
binnen de EU. Hierdoor kunnen zij de momenteel
beschikbare digitale diensten niet ten volle benutten. Europa mist als gevolg daarvan een belangrijke
potentiële bron van groei. Aangezien ICT alom
vertegenwoordigd is, ondermijnt een gefragmenteerde markt voor elektronische
communicatie de efficiëntie en productiviteit van de gehele economie. Het onbenutte potentieel van een eengemaakte markt
voor elektronische communicatie in de EU kan naar schatting oplopen tot
0,9 % van het bbp oftewel 110 miljard euro per jaar[4]. De
voordelen van een interne markt voor zakelijke communicatiediensten bedragen
alleen al bijna 90 miljard euro per jaar[5]. Een gezonde telecommunicatiemarkt is gunstig
voor de digitale economie in bredere zin, die zeer dynamisch is en steeds meer
werkgelegenheid biedt. Er werken meer dan vier miljoen ICT-specialisten in de
EU en ondanks de recessie blijft dit aantal toenemen; daaruit blijkt duidelijk
hoe omvangrijk en stabiel deze bredere economische sector is. In de bredere
economische sector kan het verhogen van de ICT-investeringen, het verbeteren
van elektronische vaardigheden van de beroepsbevolking en het wijzigen van de
randvoorwaarden voor de interneteconomie het bbp met 5 % extra verhogen
tegen 2020[6].
Deze maatregelen kunnen 3,8 miljoen banen creëren[7]. Belemmeringen op
de markt voor elektronische communicatie beperken de voordelen van grensoverschrijdende
diensten binnen Europa: betere kwaliteit,
schaalvoordelen, meer investeringen, toenemende efficiëntie en sterkere
onderhandelingsposities. Dit heeft een
negatieve invloed op het bredere digitale ecosysteem, met inbegrip van Europese
fabrikanten van apparatuur en aanbieders van inhoudelijk materiaal of
toepassingen, van starters tot overheden. Het
heeft tevens een impact op economische sectoren zoals het bankwezen, de
autobranche, de logistiek, de detailhandel, de gezondheidszorg alsmede de sectoren
energie en transport, die afhankelijk zijn van verbindingsmogelijkheden om de
productiviteit te verbeteren door middel van, bijvoorbeeld, clouddiensten,
gekoppelde objecten en geïntegreerde dienstverlening. 1.3. Politieke achtergrond In de Digitale agenda voor Europa (DAE), een
kerninitiatief van de Europa 2020-strategie van de EU, is deze essentiële
rol van ICT en netwerkmogelijkheden al aangegeven. De
Agenda bevat tal van initiatieven ter bevordering van investeringen en de
concurrentiepositie en ter verlaging van de kosten van het uitrollen van
hogesnelheidsnetwerken, zodat alle Europeanen toegang hebben tot snelle
breedband. De Commissie heeft tevens een Grote
Coalitie voor ICT-banen in het leven geroepen met het oog op het
werkgelegenheidspotentieel in deze sector. De Commissie neemt tevens initiatieven om een
"eengemaakte digitale markt" te waarborgen en online-inhoud te
bevorderen, met inbegrip van e-commerce en e-overheid.
De Commissie heeft bovendien een herziening van de EU-verordening inzake
gegevensbescherming voorgesteld. Hiermee wordt de privacy van de burgers
beschermd en worden innovatie en zakelijke activiteiten op de eengemaakte markt
bevorder. Daarnaast heeft de Commissie een
strategie ontwikkeld ter bevordering van de cyberveiligheid en ter bescherming
van kritieke infrastructuur en netwerken in de EU[8], hetgeen cruciaal is voor het
vertrouwen van de burgers en consumenten in de online-omgeving. Door stappen te zetten in de richting van een
eengemaakte markt voor elektronische communicatie, zou het hele ecosysteem
"digitale eengemaakte markt" worden ondersteund. Voor een dergelijke markt zijn niet alleen moderne
infrastructuur, maar tevens innovatieve en veilige digitale diensten nodig. De Europese Raad benadrukte zodoende in de voorjaarsraad
2013 het belang van de digitale eengemaakte markt voor de groei en riep de
Commissie op om voor de Europese Raad van oktober concrete maatregelen te
presenteren om zo snel mogelijk een eengemaakte markt voor ICT te realiseren. Dit voorstel vormt samen met de aanbeveling van de
Commissie over consistente verplichtingen tot non-discriminatie en
kostenmethodologieën om de concurrentie te bevorderen en investeringen in
breedband aantrekkelijker te maken een reeks evenwichtige maatregelen die zijn
gericht op het zetten van stappen in de richting van de eengemaakte markt voor
telecommunicatie en op de bevordering van investeringen. 2. UITKOMSTEN
VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN VAN DE EFFECTBEOORDELING 2.1. Standpunten van belanghebbenden Aangezien er in conclusies van de
voorjaarsraad is bepaald dat er voorafgaand aan de Europese Raad van oktober
concrete voorstellen moeten worden gedaan, moesten de openbare raadplegingen op
zeer korte termijn worden uitgevoerd. Naast de specifieke raadplegings- en
adviesactiviteiten heeft de Commissie uitvoerig samengewerkt met een breed
scala van belanghebbendenorganisaties om de algemene stand van zaken op de
elektronische-communicatiemarkt te beoordelen en te kijken hoe er het beste een
eengemaakte markt kan worden gerealiseerd. De Commissie heeft opmerkingen
ontvangen van belanghebbenden uit alle segmenten van het bedrijfsleven,
consumentenorganisaties, het maatschappelijk middenveld alsmede de nationale
regelgevende instanties en overheden. Bovendien heeft de Commissie een aantal
adviesevenementen georganiseerd, waarop belanghebbenden uit alle segmenten van
het bedrijfsleven, consumenten en het maatschappelijk middenveld aanwezig waren[9]. Uit deze activiteiten is
gebleken dat een grote meerderheid van de belanghebbenden de probleemanalyse
van de Commissie deelt en erkent dat er dringende maatregelen nodig zijn. Bovendien zijn er discussies gevoerd in het
Europees Parlement en de Raad van ministers (Raad TTE). In de Raad waren de
meeste delegaties het eens over de analyse van het probleem en de behoefte aan
maatregelen om stappen te zetten in de richting van een werkelijk eengemaakte
markt, teneinde de concurrentie en de keuzemogelijkheden voor de consument te
waarborgen of verbeteren, de kwesties netneutraliteit en roaming aan te pakken
en regelgevingsarbitrage te voorkomen, en tegelijkertijd voor meer consistentie
in de regelgeving te zorgen, waaronder bij het beheer van spectrum, waarbij een
overdreven centralisatie van bevoegdheden moet worden vermeden. Uit de
discussies in het Europees Parlement bleek dat er veel steun is voor het
oogmerk van de Commissievoorstellen. Er werd met name op gewezen dat het voor
de eengemaakte markt voor elektronische communicatie van groot belang is
roaming af te schaffen, de consumentenbescherming te verbeteren en duidelijke
regels voor netneutraliteit vast te leggen. 2.2. Deskundigheid In 2012 werd er een belangrijke studie
voltooid over stappen in de richting van een werkelijk eengemaakte markt voor
e-communicatie, ook wel bekend als het verslag over de kosten wanneer de
eengemaakte telecommunicatiemarkt in Europa uitblijft[10]. In de studie wordt de
toestand van de eengemaakte markt voor elektronische communicatie in de EU
onderzocht en het economische potentieel van een eengemaakte markt geraamd. De Commissie heeft tevens gebruikgemaakt van
veel ander materiaal, zoals het jaarlijkse scorebord van de digitale agenda en
economische studies uitgevoerd door DG ECFIN, bijvoorbeeld over de fragmentatie
van de telecommunicatiemarkt in Europa[11].
In het kader van het raadplegingsmechanisme van de EU op grond van het
regelgevingskader is er tevens gewezen op inconsistente praktijken door de
nationale regelgevende instanties (nri’s) bij het reguleren van de relevante
markten. Bovendien heeft de Commissie, in het kader van het programma voor het
radiospectrumbeleid, vastgesteld dat de lidstaten op zeer uiteenlopende wijze
te werk gaan bij de verlening van machtigingen en het openstellen van
spectrumbanden voor technologieneutraal gebruik, voornamelijk wat betreft de
toepasselijke voorwaarden en de tijdschema's. 2.3. Effectbeoordeling van het voorstel voor
een verordening In lijn met het
beleid voor een betere regelgeving hebben de diensten van de Commissie een
effectbeoordeling van de beleidsalternatieven uitgevoerd. De fragmentatie op
regelgevingsgebied is voornamelijk te wijten aan de voornaamste
sectorspecifieke vereisten met betrekking tot het aanbieden van elektronische
communicatie die onder de EU-wetgeving vallen (het verlenen van machtigingen,
de toegang tot vaste en draadloze inputs, naleving van de voorschriften
betreffende de bescherming van eindgebruikers). Deze elementen hebben allemaal
zeer uiteenlopende kenmerken en de manieren om de fragmentatie op te heffen
zijn zodoende zeer verschillend, maar zij zijn allemaal van cruciaal belang
voor het overwinnen van de belangrijkste belemmeringen voor het geïntegreerd
aanbieden van elektronische-communicatienetwerken- en diensten in de Unie.
Oplossingen zijn met name nodig op de volgende specifieke gebieden: a)
obstakels als gevolg van nationale machtigingsregelingen in combinatie met
inconsistente benaderingen op regelgevingsgebied door de nri's; b) gebrek aan
coördinatie bij de spectrumtoewijzing en de bijbehorende voorwaarden alsmede onzekerheid
wat betreft de regelgeving over de beschikbaarheid van frequenties; c) gebrek
aan wholesaleproducten waarmee er op het netwerk van een andere aanbieder
diensten kunnen worden aangeboden met consistente interoperabiliteitsniveaus
voor diensten, in het kader van marktmaatregelen of onderhandelingen op basis
van wederkerigheid; d) fragmentatie van de regels inzake
consumentenbescherming, waardoor het niveau van consumentenbescherming ongelijk
is en de zakelijke voorwaarden uiteenlopen, waaronder hoge kosten voor roaming
en internationale telefoongesprekken alsmede het blokkeren of afknijpen van
diensten. Om deze bronnen
van fragmentatie aan te pakken, zijn er drie beleidsopties geselecteerd die
nader zijn geanalyseerd. De eerste optie was gebaseerd op het regelgevingskader
voor elektronische communicatie in de huidige vorm. De tweede optie betrof een
enkel wettelijk instrument (een verordening) dat de regelgeving alleen waar
nodig voor een eengemaakte EU-markt voor elektronische communicatie aanpast, op
basis van versterkte EU-coördinatie. De derde optie omvatte de inhoud van de
tweede optie, maar verving de huidige beheersstructuur door een enkele
regelgevende instantie binnen de EU voor een volledige coördinatie van de
regelgeving. Elke beleidsoptie is beoordeeld op de
doeltreffendheid om de beleidsdoelstellingen te verwezenlijken, met specifieke
nadruk op de kosten en baten voor de aanbieders en afnemers, met inbegrip van
de impact op de structuur van de elektronische-communicatie-industrie in de EU,
de economie, banen, het consumentensurplus en het milieu. In het
effectbeoordelingsverslag wordt geconcludeerd dat de tweede optie de best
beschikbare is. Ten eerste is de Europese machtiging gericht op het verminderen
van de administratieve last voor Europese aanbieders, die hierdoor op
regelgevingsgebied consistent te werk zouden gaan. Door het
radiospectrumgebruik op de eengemaakte markt te coördineren, is een
gesynchroniseerde beschikbaarheid van spectruminput en de toepassing van
consistente voorwaarden met betrekking tot het gebruik ervan in heel Europa
gewaarborgd, zodat het spectrum doeltreffend wordt gebruikt. Bovendien draagt
dit bij aan een voorspelbaar klimaat voor investeringen in snelle netwerken en
in de ruime dekking daardoor, hetgeen op lange termijn in het belang van de
eindgebruiker is. De beschikbaarheid
van gestandaardiseerde wholesaletoegangsproducten op EU-niveau als potentiële
maatregel met betrekking tot aanmerkelijke marktmacht geeft de aanbieders van
vaste netwerken de mogelijkheid om hun verbindingsdiensten met een hoog
kwaliteitsniveau aan te bieden aan klanten in de hele Unie. Naar verwachting
heeft deze beschikbaarheid een positief effect op investeringen, met name over
de grenzen van de lidstaten heen, waardoor de toegang tot nieuwe markten en het
tegemoetkomen aan de behoeften van klanten voor bedrijven gemakkelijker wordt,
waarbij zij hoogwaardige toegangsproducten kunnen aanbieden. Hierdoor wordt de
concurrentie bevorderd en moeten aanbieders hun aanbod verbeteren door te investeren
in infrastructuur en diensten. Door
gemeenschappelijke regels over de kwaliteit van diensten beschikken de
gebruikers over de vrijheid toegang te hebben tot de diensten en toepassingen
die zij kiezen, op basis van duidelijke contractvoorwaarden in de hele Unie,
waarbij hun toegang tot internet niet ongerechtvaardigd wordt afgeknepen of
geblokkeerd. Daarnaast waarborgen deze regels de mogelijkheid om
gespecialiseerde diensten voor de levering van specifieke inhoud, toepassingen
en diensten met een hogere kwaliteit van dienstverlening aan te schaffen. Meer
transparantie en sterkere contractuele rechten zouden waarborgen dat er
tegemoet wordt gekomen aan het belang dat de consument stelt in hoogwaardige en
betrouwbare diensten. Bovendien zou de concurrentiewerking van de markt
hierdoor worden verbeterd. Ten slotte zijn de
maatregelen inzake ongerechtvaardigde prijsverschillen tussen binnenlandse
gesprekken en gesprekken binnen de EU alsmede inzake het faciliteren van de
levering van "Roaming Like At Home"-diensten op basis van
roamingovereenkomsten erop gericht ongerechtvaardigde extra kosten voor
elektronische-communicatiediensten over grenzen heen af te schaffen. Deze optie zou kortom de juridische
voorspelbaarheid en transparantie op de meest efficiënte en tijdige wijze
vergroten. Met name zouden de scherpere concurrentieverhoudingen op de markten,
het grotere aantal gemeenschappelijke exploitatievoorwaarden (inputtoegang,
consumentspecifieke regels) en het doorwerken van schaalvoordelen als gevolg van
klantenprijselasticiteit of concurrentiedruk moeten leiden tot meer
convergentie. Het investeringsklimaat heeft op den duur baat bij de hogere
concurrentiedruk die aanspoort om te differentiëren, en bij de toegenomen
schaalvoordelen, de grotere mate van voorspelbaarheid op regelgevingsgebied en
gunstigere voorwaarden voor de massadistributie van innovatieve diensten. Deze
voorstellen zouden naar verwachting voor meer banen zorgen, maar de precieze
impact op maatschappelijk vlak en op de werkgelegenheid is in dit stadium
moeilijk te bepalen. De Commissie zal bij het toezien op en beoordelen van de
wetgeving extra aandacht aan dit aspect schenken. Bij optie 1 (toepassing van het huidige
regelgevingskader) en optie 3 (volledige wijziging van de reguleringsaanpak met
betrekking tot pan-Europese diensten) zou het ten opzichte van de
voorkeursoptie drie tot vijf jaar langer duren om de gewenste resultaten te
behalen, waarbij een potentiële groei van het bbp van 3,7 % over de
periode 2015-2020 verloren zou gaan. De voorkeursoptie
zou daarnaast het snelst resultaten opleveren en ervoor zorgen dat alle
specifieke doelstellingen worden verwezenlijkt. Deze optie is derhalve wat
betreft de economische en maatschappelijke voordelen het gunstigste van alle
overwogen opties. De Raad voor
effectbeoordeling heeft op 6 september 2013 advies uitgebracht over deze
effectbeoordeling. Het verslag en de samenvatting worden samen
met het voorstel gepubliceerd. 3. JURIDISCHE
ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL 3.1. Rechtsgrondslag Het voorstel is gebaseerd op artikel 114
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangezien het
betrekking heeft op de interne markt voor elektronische communicatie en het
functioneren daarvan. 3.2. Subsidiariteit Binnen het huidige regelgevingskader is het
niet mogelijk gebleken de daarin vastgelegde doelstelling betreffende het
creëren van een eengemaakte markt voor elektronische communicatie volledig te
verwezenlijken. De nationale regels kunnen verenigbaar met het bestaande
regelgevingskader van de EU zijn en toch van elkaar verschillen. Hierdoor wordt
het exploiteren en aanschaffen van diensten over grenzen heen belemmerd en
wordt het op grond van de EU-wetgeving gewaarborgde vrijelijk aanbieden van
elektronische communicatie ingeperkt. Dit heeft een rechtstreeks effect op de
werking van de interne markt. De lidstaten beschikken niet over de bevoegdheid
om de huidige regelgeving te veranderen en waardoor daartoe ook niet
aangemoedigd. Er zijn maatregelen op EU-niveau nodig om de
onderliggende oorzaken van het probleem aan te pakken. Ten eerste wordt de
huidige fragmentatie als gevolg van de nationale dimensie van de algemene
machtigingsstelsels tegengegaan door de invoering van een EU-machtiging. Een
EU-machtigingsmechanisme in combinatie met controle in het eigen land op het
intrekken en/of opschorten van machtigingen vergemakkelijkt de registratie van
EU-aanbieders en de coördinatie van de zwaarste handhavingsmaatregelen die op
hen van toepassing zijn. De Commissie krijgt de bevoegdheid om nationale
regelgevende instanties voorstellen in te laten trekken die met het EU-recht
onverenigbaar zijn. Voor dergelijke bedrijven betekent het voorstel zodoende
dat de samenhang in de regelgeving en de voorspelbaarheid groter worden. Door
het voorstel wordt de convergentie op het gebied van gereguleerde
toegangsvoorwaarden voor vaste en draadloze inputs veel groter, waardoor het
gemakkelijker wordt om in heel Europa diensten aan te bieden. Door de volledige
harmonisatie van de rechten van de eindgebruiker hebben burgers en aanbieders
in de hele EU vergelijkbare rechten en plichten; met name hebben zij de
mogelijkheid om, onder gelijke voorwaarden, diensten over de grens te
verkrijgen en aan te bieden. Aan het subsidiariteitsbeginsel wordt voldaan,
aangezien de interventie door de EU uitsluitend gericht is op het verwijderen
van bepaalde belemmeringen voor de eengemaakte markt. Ten eerste is de EU-machtiging beschikbaar
voor aanbieders die van plan zijn op Europees niveau activiteiten te
ontplooien; over de wettelijke verplichtingen die inherent zijn aan de plaats
waar een netwerk zich bevindt of een dienst wordt geleverd, beslist net als
voorheen de nationale regelgevende instantie van de desbetreffende lidstaat. De
inkomsten uit de toewijzing van spectrum blijven ten goede komen aan de
betrokken lidstaat. Gedetailleerde regelgevingsbeginselen met betrekking tot
spectrumgebruik die de overkoepelende doelstelling uit het EU-regelgevingskader
aanvullen, vallen grotendeels onder de bevoegdheden van de lidstaten. Op
soortgelijke wijze is de kennisgevingsprocedure inzake spectrum ten opzichte
van de Commissie gebaseerd op een controle van de juridische verenigbaarheid.
Derhalve wordt het oordeel van de Commissie niet vervangen door het oordeel van
de lidstaten en zijn er meerdere waarborgen ingebouwd, zoals de
onderzoeksprocedure in het kader van de comitéprocedure. De voordelen die een
algemene machtiging oplevert, gelden ook voor het gebruik van draadloze
toegangspunten met een klein bereik, maar deze uitbreiding blijft beperkt tot
kleinschalige toepassingen met een laag vermogen die door middel van
uitvoeringsmaatregelen precies zijn vastgelegd. Ten slotte valt het opleggen
van Europese virtuele toegangsproducten net als voorheen onder de nationale
regelgevende instantie van de lidstaat waar het netwerk zich bevindt; hiervoor
dient zij eerst op basis van het bestaande kader een marktanalyse uit te
voeren. Voor de harmonisering van virtuele toegangsproducten wordt het in het
bestaande kader vastgelegde mechanisme toegepast dat ook voor fysieke
wholesaletoegangsproducten geldt. 3.3. Evenredigheid De EU-maatregelen zijn beperkt tot hetgeen
nodig is om de vastgestelde doelstellingen te verwezenlijken. De maatregelen
zijn gericht op de aanpak van duidelijke knelpunten met betrekking tot de
eengemaakte markt, waarbij het bestaande regelgevingskader slechts in zoverre
wordt gewijzigd dat de voorwaarden worden geschapen waaronder nieuwe
grensoverschrijdende markten voor elektronische communicatie zich op EU-niveau
kunnen ontwikkelen. Op die manier kan de tweeledige doelstelling voor de
eengemaakte markt worden verwezenlijkt, namelijk het vrijelijk aanbieden en
consumeren van elektronische-communicatiediensten. Door het bestaande
regelgevingskader, waaronder de manier waarop nationale regelgevende instanties
toezien op de markt, grotendeels ongemoeid te laten, wordt daarnaast voorkomen
dat de activiteiten worden verstoord van aanbieders die ervoor kiezen op
nationaal (of subnationaal) niveau actief te blijven. De ontwikkeling van nieuwe markten dient
bovendien plaats te vinden volgens het beginsel van "betere
regelgeving", dat wil zeggen door de regelgevingsdruk geleidelijk af te
laten nemen als markten concurrerend blijken te zijn in een meer geïntegreerde
Europese context, waarbij rekening moet worden gehouden met de
toezichtbevoegdheden van de nationale regelgevende instanties en waarbij de
mededinging ex post moet worden gecontroleerd. Dit biedt de meeste voordelen,
omdat de nationale regelgevende instanties ook het geschiktst zouden zijn om
rekening te houden met specifieke nationale kenmerken bij (i) het reguleren van
de toegang tot fysieke infrastructuren die door hun aard geografisch gezien
beperkt blijven tot nationaal of regionaal niveau; en (ii) het ingaan op de vragen
van consumenten binnen de nationale context (met name op taalgebied). De voorgestelde maatregelen zullen derhalve
geen wezenlijke verandering brengen in de governance en er evenmin voor zorgen
dat bevoegdheden naar Europees niveau worden verschoven, bijvoorbeeld aan een
regelgevende EU-instantie of door middel van de pan-Europese verlening van
spectrummachtigingen. Met de voorgestelde oplossingen zijn de
desbetreffende belanghebbenden op de meest tijdige en doeltreffende manier in
staat om de synergie-effecten van een grote eengemaakte markt te benutten en
inefficiënties binnen hun werkzaamheden en investeringen te verminderen.
Tegelijkertijd zorgt het voorstel ervoor dat aanbieders die ervoor kiezen hun
diensten in één lidstaat aan te bieden onder de huidige regels blijven vallen.
Bovendien kunnen zij profiteren van verbeterde en duidelijkere regels inzake
eindgebruikersrechten alsmede van meer voorspelbaarheid inzake de toegang tot
spectruminputs en hoogwaardige toegangsproducten voor vaste netwerken. 3.4. Grondrechten Er is onderzoek gedaan naar de gevolgen van
het voorstel voor de grondrechten zoals de vrijheid van meningsuiting en
informatie, de vrijheid van ondernemerschap, non-discriminatie,
consumentenbescherming en de bescherming van persoonsgegevens. Met name zal de
verordening de toegang tot open internet waarborgen, zorgen voor uitgebreide,
volledig geharmoniseerde eindgebruikersrechten, de vrijheid van ondernemerschap
op Europese schaal doen toenemen en op termijn leiden tot een vermindering van
de sectorspecifieke regelgeving. 3.5. Keuze van het instrument De Commissie stelt een verordening voor,
aangezien hierdoor wordt gewaarborgd dat belemmeringen voor de eengemaakte
markt worden verwijderd door het bestaande regelgevingskader voor elektronische
communicatie aan te vullen. Het voorstel omvat specifieke, rechtstreeks
toepasselijke rechten en plichten voor aanbieders en eindgebruikers alsmede
coördinatiemechanismen met betrekking tot bepaalde inputs op Europees niveau om
het aanbieden van grensoverschrijdende elektronische-communicatiediensten te
vergemakkelijken. Een verordening is bijvoorbeeld op een gebied als open
internet en het beheer van dataverkeer belangrijk, aangezien daarvoor een
werkelijk gemeenschappelijke aanpak nodig is om van meet af aan een halt toe te
roepen aan de huidige tendens van uiteenlopende nationale oplossingen en om te
waarborgen dat zowel geïntegreerd netwerkbeheer als de ontwikkeling van
online-inhoud, toepassingen en diensten op gemeenschappelijke wijze in de hele
Unie beschikbaar worden gesteld. 3.6. Structuur van het voorstel en de
voornaamste rechten en verplichtingen Algemene bepalingen (hoofdstuk I,
artikelen 1 en 2) Hoofdstuk I omvat de algemene bepalingen,
met inbegrip van relevante definities. Hier worden de regelgevingsbeginselen
vastgelegd, op grond waarvan de betrokken regelgevende instanties te werk gaan
wanneer zij deze verordening en de bepalingen van het bestaande kader
toepassen. De EU-machtiging (hoofdstuk II,
artikelen 3 tot en met 7) Aanbieders die diensten in verschillende
lidstaten willen aanbieden, moeten op dit moment in elk van die lidstaten een
machtiging aanvragen. De verordening voorziet in een EU-machtiging op basis van
een meldingssysteem in de lidstaat waar de hoofdvestiging van de Europese
elektronische-communicatieaanbieder zich bevindt (de lidstaat van herkomst) en
bepaalt welke voorwaarden van toepassing zijn. De intrekking en/of opschorting
van de EU-machtiging is onderworpen aan controle door de lidstaat van herkomst.
Houders van een EU-machtiging hebben recht op gelijke wettelijke behandeling in
vergelijkbare situaties binnen en tussen de lidstaten. Nieuwe marktpartijen en
kleinere grensoverschrijdende aanbieders worden vrijgesteld van administratieve
lasten en bijdragen aan de financiering van universele diensten in andere
landen dan de lidstaat van herkomst (gastlanden). Houders van een EU-machtiging
zullen daarnaast diensten in heel Europa kunnen aanbieden, die zijn gebaseerd
op een consistentere toepassing van de wettelijke verplichtingen. Door de Europese machtiging worden derhalve
onnodige administratieve belemmeringen weggenomen en wordt gewaarborgd dat
Europese aanbieders consistentere rechten en plichten hebben, op basis waarvan
zij binnen de hele EU activiteiten kunnen ontplooien en kunnen profiteren van
schaalvoordelen. Europese inputs (hoofdstuk III) Afdeling 1 (artikelen 8 tot en
met 16) Mobiele aanbieders in Europa beschikken
vandaag de dag niet over de noodzakelijke voorspelbaarheid ten aanzien van
spectrumbeschikbaarheid in de EU; zij worden geconfronteerd met uiteenlopende
toewijzingsvoorwaarden. Hierdoor is het moeilijker om op lange termijn te
plannen, grensoverschrijdend te investeren en schaalvergroting te realiseren.
Een dergelijke fragmentarische situatie leidt ertoe dat fabrikanten van
apparatuur hun producten ontwerpen voor andere markten met een grotere omvang
en groeivooruitzichten. Om een einde aan deze onhoudbare situatie te maken,
moet de harmonisatie van spectrum-inputs als volgt worden gewaarborgd: ·
Gemeenschappelijke regelgevingsbeginselen
vastleggen waarvan de lidstaten gebruik moeten maken bij het bepalen van de
voorwaarden inzake het gebruik van spectrum dat geharmoniseerd is voor
draadloze breedbandcommunicatie. ·
De Commissie de bevoegdheid geven om
uitvoeringshandelingen vast te stellen waarmee de beschikbaarheid van spectrum,
de tijdschema's voor de toewijzing en de duur van gebruiksrechten voor spectrum
worden geharmoniseerd. ·
Invoeren van een raadplegingsmechanisme dat de
Commissie in staat stelt om nationale ontwerpmaatregelen met betrekking tot de
toewijzing en het gebruik van spectrum te herzien. ·
Vereenvoudiging van de voorwaarden voor de
toepassing en het aanbieden van draadloze breedbandtoegang met laag vermogen
(WiFi, kleine cellen) om de concurrentie te bevorderen en de overbelasting van
netwerken terug te dringen. Afdeling 2 (artikelen 17 tot en
met 20) Geharmoniseerde, hoogwaardige virtuele toegang
tot vaste netwerken vergemakkelijkt de markttoegang en het aanbieden van
grensoverschrijdende diensten voor zowel eindgebruikers als ondernemingen, en
helpt bij het bevorderen van concurrentie en investeringen. Op dit moment zijn
virtuele vaste toegangsproducten binnen de EU uiteenlopend gedefinieerd.
Virtuele toegang tot vaste netwerken om grensoverschrijdende diensten te
verlenen, wordt als volgt geharmoniseerd: ·
Vaststelling van gemeenschappelijke kenmerken van
op EU-niveau geharmoniseerde virtuele breedbandtoegangsproducten (virtuele
ontbundeling, IP-bitstream en afgevende segmenten van huurlijnen), indien
aanbieders met aanmerkelijke marktmacht hiertoe verplicht zijn. ·
Dienovereenkomstig moeten de nationale regelgevende
instanties bij het opleggen van reguleringsmaatregelen rekening houden met de
invoering van dergelijke geharmoniseerde toegangsproducten, met inachtneming
van de bestaande concurrentie en investeringen op infrastructuurgebied en van
de overkoepelende evenredigheidseisen. In een bepaling van het voorstel is ook
rekening gehouden met het besluitvormingsproces: bij de verplichtingen die
betreffende de beheersing van wholesaleprijzen aan NGA-netwerken worden
opgelegd, dient tevens rekening te worden gehouden met concurrentiebeperkingen
als gevolg van alternatieve infrastructuur, doeltreffende garanties inzake
non-discriminerende toegang en het niveau van de retailconcurrentie wat betreft
de prijs, keuze en kwaliteit. ·
Aanbieders van elektronische communicatie hebben
het recht om onder redelijke voorwaarden geharmoniseerde
connectiviteitsproducten met een gegarandeerde kwaliteit van dienstverlening
aan te bieden en toegang tot die producten te hebben, waardoor nieuwe soorten
onlinediensten mogelijk worden. Rechten van eindgebruikers
(hoofdstuk IV, artikelen 21 tot en met 29) In Europa worden zowel de aanbieders als de
eindgebruikers van elektronische communicatie geconfronteerd met inconsistente
regels betreffende de rechten van de eindgebruikers. Dit leidt tot ongelijke
niveaus van bescherming en een verscheidenheid aan uiteenlopende regels waaraan
in elke lidstaat moet worden voldaan. Deze fragmentatie is duur voor aanbieders
en onbevredigend voor eindgebruikers, belemmert uiteindelijk het aanbieden van
grensoverschrijdende diensten en heeft een negatieve impact op de bereidheid
van de eindgebruikers om dit soort diensten af te nemen. Om een passend niveau
van consumentenbescherming binnen de EU te garanderen, worden de regels
geharmoniseerd waarin de rechten van de eindgebruikers zijn vastgelegd,
waaronder: –
non-discriminatie tussen bepaalde nationale en
intracommunautaire communicatie (tenzij de verschillen objectief
gerechtvaardigd zijn); –
verplichte precontractuele en contractuele
informatie; –
verbeterde transparantie en faciliteiten om
torenhoge rekeningen te voorkomen; –
het recht om het contract na zes maanden kosteloos
op te zeggen (exclusief de restwaarde van gesubsidieerde apparatuur of andere
aanbiedingen); –
de verplichting voor aanbieders om te zorgen voor
een ongehinderde verbinding met alle inhoud, toepassingen of diensten die door
de eindgebruikers worden gebruikt (ook wel aangeduid als netneutraliteit) en
regulering van het gebruik van beheersmaatregelen op het gebied van dataverkeer
door de aanbieders met betrekking tot de algemene internettoegang.
Tegelijkertijd wordt het juridische kader voor gespecialiseerde diensten met
een verbeterde kwaliteit verduidelijkt. Overstappen vergemakkelijken
(hoofdstuk V, artikel 30) Door verbeterde overstapregels worden de
markttoegang en de concurrentie tussen de aanbieders van elektronische
communicatie bevorderd en worden eindgebruikers in staat gesteld om
gemakkelijker te kiezen voor de aanbieder die het best beantwoordt aan hun
specifieke behoeften. Er worden geharmoniseerde beginselen vastgesteld die van
toepassing zijn op de overstap, zoals kostenoriëntatie, beheer van de procedure
door de ontvangende aanbieder en automatische beëindiging van het contract met
de overdragende aanbieder. Organisatorische en slotbepalingen
(hoofdstuk VI, artikelen 31 tot en met 40) Dit hoofdstuk omvat ten eerste algemene
bepalingen betreffende sanctiebevoegdheden van de bevoegde nationale
autoriteiten en regels voor de bevoegdheid van de Commissie om gedelegeerde of
uitvoeringshandelingen vast te stellen. Bovendien omvat het wijzigingen aan de
kaderrichtlijnen alsmede aan de roaming- en Berec-verordening. Met name met het
oog op de marktregulering ex ante en het feit dat de nri's nog steeds
verantwoordelijk zijn voor de respectievelijke (nationale) markten, zijn de
wijzigingen gericht op een grotere samenhang en stabiliteit binnen de EU met
betrekking tot de beoordeling van markten door de nri's en het opleggen van
wettelijke verplichtingen aan de houders van een EU-machtiging; hierdoor moet
worden voorkomen dat er aan aanbieders voor hetzelfde marktfalen in elke
lidstaat waarin zij actief zijn, andere verplichtingen worden opgelegd. Daarom
is bepaald dat de Commissie bevoegd is te eisen dat aan bedrijven met een
EU-machtiging opgelegde corrigerende maatregelen worden ingetrokken. Verder
wordt er rechtszekerheid geboden met betrekking tot de criteria voor het bepalen
van de markten waarop dergelijke maatregelen ex ante worden toegepast, waarbij
tevens rekening wordt gehouden met concurrentiebeperkingen als gevolg van
gelijkwaardige, door "over de top" (OTT)-spelers aangeboden diensten.
De Roaming III-verordening omvat structurele
maatregelen die voor meer concurrentie op de markt zullen zorgen, maar is naar
verwachting niet afdoende om een situatie te scheppen waarin klanten op reis in
andere lidstaten gewoon hetzelfde consumptiegedrag als thuis vertonen, en evenmin
om ervoor te zorgen dat alle roamingtoeslagen in Europa worden afgeschaft.
Artikel 37 bouwt derhalve voort op de roamingverordening en biedt
stimuleringsmaatregelen voor aanbieders om roaming aan te bieden tegen het
binnenlandse prijsniveau. Het voorstel introduceert een vrijwillig mechanisme
op basis waarvan mobiele aanbieders bilaterale of multilaterale
roamingovereenkomsten kunnen aangaan, wat hen in staat stelt om de
wholesaleroamingkosten te internaliseren en om uiteindelijk in juli 2016
roamingdiensten aan te bieden tegen het binnenlandse prijsniveau, terwijl het
risico op prijsarbitrage wordt beperkt. Dergelijke roamingovereenkomsten zijn
als zodanig niet nieuw op de markt. Roamingovereenkomsten bestaan al en stellen
de deelnemers in staat bij het aanbieden van roamingdiensten tussen de
verdragsluitende partijen schaalvoordelen te verwezenlijken, onder voorwaarde
dat het mededingingsrecht wordt nageleefd. In het voorstel is echter voorzien
dat dergelijke overeenkomsten worden gemeld, zodat de transparantie ervan wordt
verbeterd. De voorgestelde vrijwillige regeling is erop gericht te stimuleren
dat dergelijke legitieme schaalvoordelen via het aanbieden van roamingdiensten
tegen het binnenlandse prijsniveau aan de consumenten worden doorgegeven, op voorwaarde
dat roaming in de hele Unie beschikbaar is en dat consumenten in de hele Unie
na verloop van tijd van dergelijke aanbiedingen gebruik kunnen maken.
Tegelijkertijd zorgt het voorstel voor het nodige evenwicht dat aanbieders in
staat stelt om hun retailaanbiedingen aan te passen en geleidelijk te
waarborgen dat al hun klanten daarvan kunnen profiteren. Zonder bilaterale of
multilaterale roamingovereenkomsten kan realistisch beschouwd niet worden
verwacht dat een aanbieder zelf binnen de beoogde periode in staat is om
roaming tegen het binnenlandse prijsniveau in de hele Unie aan te bieden. Tot slot zijn er veranderingen aan de
Berec-verordening nodig om het Berec meer stabiliteit te bieden en het in staat
te stellen een meer strategische rol te spelen, in het bijzonder door de
aanstelling van een professioneel driejaarlijks voorzitterschap. 4. GEVOLGEN
VOOR DE BEGROTING Het voorstel voor een verordening heeft geen
gevolgen voor de begroting van de Unie. In het bijzonder heeft het voorstel om
verordening (EG) nr. 1211/2009 te wijzigen geen gevolgen voor het aantal
personeelsformatieposten of de financiële bijdrage van de EU aan het Bureau van
het Berec; het voorstel is in overeenstemming met de cijfers in de
desbetreffende mededeling van het Europees Parlement en de Raad (COM(2013)519
final). 2013/0309 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot vaststelling van maatregelen inzake de
Europese interne markt voor elektronische communicatie en om een connectief
continent tot stand te brengen alsmede tot wijziging van Richtlijnen 2002/20/EG,
2002/21/EG en 2002/22/EG en Verordeningen (EG) nr. 1211/2009 en (EU) nr. 531/2012 (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES
PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, Gezien het voorstel van de
Europese Commissie, Na toezending van het
ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het
Europees Economisch en Sociaal Comité[12], Gezien het advies van het
Comité van de Regio’s[13], Handelend volgens de
gewone wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1)
Europa moet alle bronnen van groei aanspreken om
uit de crisis te komen, werkgelegenheid te creëren en zijn concurrentiepositie
te herstellen. Het herstellen van de groei en het creëren van werkgelegenheid
in de Unie vormen het doel van de Europa 2020-strategie. Tijdens zijn
voorjaarsbijeenkomst van 2013 heeft de Europese Raad gewezen op het belang van
de eengemaakte digitale markt voor groei en opgeroepen tot concrete
maatregelen, teneinde zo snel mogelijk een interne markt voor informatie- en
communicatietechnologie (ICT) te realiseren. In lijn met de doelstellingen van
de Europa 2020-strategie en met deze oproep wordt met deze verordening de
totstandkoming van een interne markt voor elektronische communicatie beoogd
door het voltooien en aanpassen van het bestaande EU-regelgevingskader voor
elektronische communicatie. (2)
De Digitale Agenda voor Europa (DAE), een van de vlaggenschipinitiatieven
van de Europa 2020-strategie, heeft reeds de rol van ICT en
netwerkconnectiviteit als onmisbare basis voor de ontwikkeling van onze
economie en samenleving erkend. Voordat Europa de vruchten van de digitale
transformatie kan plukken, moet de Unie een dynamische interne markt voor
elektronische communicatie voor alle sectoren binnen Europa realiseren. Een
dergelijke interne communicatiemarkt vormt de ruggengraat van een innovatieve
en ‘slimme’ digitale economie en een basis voor een digitale interne markt,
waar onlinediensten vrijelijk de grens over kunnen. (3)
In een naadloze interne markt voor elektronische
communicatie moeten de vrijheid om elektronische-communicatienetwerken en
-diensten aan elke klant binnen de EU aan te bieden en het recht van iedere
eindgebruiker om het beste aanbod op de markt te kiezen, worden verzekerd en
mogen deze niet worden gehinderd door de fragmentatie van markten langs
nationale grenzen. Het huidige regelgevingskader voor elektronische
communicatie kan deze fragmentatie niet volledig verhelpen: er zijn nog altijd
nationale machtigingenstelsels in plaats van een Europese machtiging, er zijn
nationale regelingen voor toewijzing van spectrum, er zijn verschillen in
beschikbaarheid van toegangsproducten voor elektronische-communicatieaanbieders
in verschillende lidstaten en er gelden verschillende sectorspecifieke
consumentenvoorschriften. De regels van de Unie definiëren in veel gevallen
slechts een basislijn en worden door de lidstaten vaak op uiteenlopende wijze
uitgevoerd. (4)
Een echte interne markt voor elektronische
communicatie moet concurrentie, investeringen en innovatie in nieuwe en
verbeterde netwerken en diensten bevorderen door marktintegratie en
grensoverschrijdende aanbieding van diensten te stimuleren. De interne markt
moet zodoende bijdragen aan het behalen van de ambitieuze doelen voor
hogesnelheidsbreedband, zoals gesteld in de DAE. De toenemende beschikbaarheid
van digitale infrastructuren en diensten moet anderzijds de keuze van de
consument, de kwaliteit van de dienstverlening en de diversiteit van de inhoud
verhogen en bijdragen aan de territoriale en sociale samenhang, evenals de
mobiliteit binnen de Unie vergemakkelijken. (5)
De voordelen van een interne markt voor
elektronische communicatie moeten zich uitstrekken tot een breder digitaal
ecosysteem dat fabrikanten van apparatuur, aanbieders van inhoud en
toepassingen van de Unie alsook de bredere economie omvat, met sectoren als het
bankwezen, de autobranche, de logistiek, de detailhandel, energie en transport,
die afhankelijk zijn van connectiviteit om hun productie te verbeteren
bijvoorbeeld door middel van wijdverspreide cloudtoepassingen, gekoppelde
objecten en mogelijkheden voor geïntegreerde dienstverlening voor de
verschillende onderdelen van het bedrijf. De overheid en de zorgsector moeten
eveneens profiteren van de grotere beschikbaarheid van e-overheidsdiensten en
e-gezondheidszorg. Het aanbod van culturele inhoud en diensten in het algemeen
kan in de interne markt voor elektronische communicatie ook worden uitgebreid.
Het aanbieden van connectiviteit via elektronische- communicatienetwerken en
-diensten is zo belangrijk voor de bredere economie en samenleving dat
ongerechtvaardigde sectorspecifieke lasten, ongeacht of deze al dan niet door
regelgeving worden opgelegd, dienen te worden vermeden. (6)
Deze verordening is gericht op de voltooiing van de
interne markt voor elektronische communicatie met maatregelen op drie brede,
met elkaar verbonden assen. Ten eerste moet deze verordening de vrijheid
waarborgen om grens- en netwerkoverschrijdende
elektronische-communicatiediensten in verschillende lidstaten aan te bieden,
voortbouwend op het concept van één EU-machtiging, die de nodige voorwaarden
schept om meer samenhang en voorspelbaarheid te bereiken in de inhoud en
tenuitvoerlegging van sectorspecifieke regelgeving in de Unie. Ten tweede is
het noodzakelijk de toegang tot essentiële inputs voor grensoverschrijdende
levering van elektronische-communicatienetwerken en ‑diensten onder meer
convergerende voorwaarden mogelijk te maken, niet alleen voor draadloze
breedbandcommunicatie waarvoor zowel spectrum met vergunning als spectrum
zonder vergunning belangrijk is, maar ook voor connectiviteit op basis van
vaste lijnen. Ten derde moet deze verordening, om de omstandigheden voor de
bedrijfswereld gelijk te schakelen en het digitale vertrouwen van de burgers op
te bouwen, de regels voor de bescherming van de eindgebruikers en in het
bijzonder de consumenten harmoniseren. Hieronder vallen regels inzake
non-discriminatie, contractuele informatie, beëindiging van contracten en
overstapmogelijkheden naast regels inzake toegang tot online-inhoud,
-toepassingen en -diensten en verkeersbeheer, die niet alleen de eindgebruikers
beschermen maar tevens de voortdurende werking van het internet-ecosysteem als
een motor van innovatie garanderen. Bovendien moeten verdere hervormingen op
het gebied van roaming de eindgebruikers het vertrouwen geven om verbonden te
blijven wanneer zij binnen de Unie reizen, en moeten deze hervormingen na
verloop van tijd een stimulans vormen voor convergerende prijs- en andere
voorwaarden binnen de Unie. (7)
Deze verordening vormt derhalve een aanvulling van
het bestaande regelgevingskader van de Unie (Richtlijn 2002/19/EG van het
Europees Parlement en de Raad[14],
Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad[15], Richtlijn 2002/21/EG van het
Europees Parlement en de Raad[16],
Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad[17], Richtlijn 2002/58/EG van het
Europees Parlement en de Raad[18],
Richtlijn 2002/77/EG van de Commissie[19],
evenals Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad[20], Verordening (EU) nr. 531/2012
van het Europees Parlement en de Raad[21]
en Besluit nr. 243/2012/EU van het Europees Parlement[22]) en van de toepasselijke
nationale wetgeving vastgesteld in overeenstemming met het recht van de Unie,
door voor zowel aanbieders als eindgebruikers van elektronische communicatie
specifieke rechten en plichten in te voeren, door in de bestaande richtlijnen
en in Verordening (EU) nr. 531/2012 de nodige wijzigingen aan te brengen, om
een grotere convergentie te verzekeren, alsmede door middel van een aantal
inhoudelijke wijzigingen die aan een meer concurrerende interne markt
beantwoorden. (8)
De maatregelen in deze verordening zijn conform het
beginsel van technologische neutraliteit; dat wil zeggen dat zij geen regels
opleggen noch discrimineren ten gunste van het gebruik van een bepaald soort
technologie. (9)
Het aanbieden van grensoverschrijdende
elektronische communicatie is nog steeds aan grotere beperkingen onderworpen
dan communicatie die beperkt blijft tot de landsgrenzen. In het bijzonder
worden grensoverschrijdende aanbieders nog steeds geconfronteerd met een
meldingsplicht en moeten zij vergoedingen betalen in individuele lidstaten van
ontvangst. Houders van de EU-machtiging moeten worden onderworpen aan één enkel
meldingssysteem in de lidstaat van hun hoofdvestiging (lidstaat van herkomst),
wat de administratieve lasten voor grensoverschrijdende aanbieders zal
verminderen. De EU-machtiging geldt voor elke onderneming die
elektronische-communicatiediensten en -netwerken aanbiedt of voornemens is dit
in meer dan één lidstaat te gaan doen, waardoor de onderneming gebruik kan
maken van de rechten verbonden aan de vrijheid om in overeenstemming met deze
verordening in elke lidstaat elektronische-communicatiediensten en ‑netwerken
aan te bieden. De EU-machtiging die voor aanbieders van
elektronische-communicatiediensten in lidstaten het juridische kader op basis van
de algemene machtiging in de lidstaat van herkomst definieert, moet de
effectiviteit waarborgen van de vrijheid om elektronische-communicatiediensten
en -netwerken in de hele Unie aan te bieden. (10)
Het aanbieden van grensoverschrijdende
elektronische-communicatiediensten of ‑netwerken kan, afhankelijk van
verschillende factoren, zoals het soort netwerk of diensten, de omvang van de
benodigde fysieke infrastructuur of het aantal abonnees in de verschillende
lidstaten, diverse vormen aannemen. Het voornemen om grensoverschrijdende
elektronische-communicatiediensten aan te bieden of om een
elektronisch-communicatienetwerk in meer dan één lidstaat te exploiteren kan
worden aangetoond door activiteiten zoals onderhandelingen over overeenkomsten
inzake toegang tot netwerken binnen de lidstaat of marketing via een website in
de taal van de beoogde lidstaat. (11)
Ongeacht hoe de aanbieder
elektronische-communicatienetwerken wenst te exploiteren of
grensoverschrijdende elektronische-communicatiediensten wenst aan te bieden,
moet de regelgeving zoals van toepassing op een Europese elektronische-
communicatieaanbieder neutraal zijn ten aanzien van de commerciële keuzes
waarop de organisatie van functies en activiteiten in de lidstaten berust.
Daarom moet de lidstaat waar de strategische beslissingen betreffende het
aanbieden van de elektronische-communicatienetwerken of -diensten worden
genomen, worden aangemerkt als lidstaat van herkomst van een Europese
elektronische-communicatieaanbieder, ongeacht de bedrijfsstructuur van de
onderneming. (12)
De EU-machtiging moet worden gebaseerd op de
algemene machtiging in de lidstaat van herkomst. De machtiging mag niet worden
onderworpen aan voorwaarden die reeds van toepassing zijn krachtens bestaande
nationale wetgeving welke niet specifiek voor de
elektronische-communicatiesector is. Daarnaast moeten de bepalingen van deze
verordening en van Verordening (EU) nr. 531/2012 ook gelden voor Europese
aanbieders van elektronische communicatie. (13)
De meeste sectorspecifieke voorwaarden, bijvoorbeeld
in verband met toegang tot of veiligheid en integriteit van netwerken of
toegang tot noodhulpdiensten, zijn sterk gebonden aan de plaats waar het
netwerk zich bevindt of waar de dienst wordt verleend. Dientengevolge kan een
Europese aanbieder van elektronische communicatie onderworpen worden aan
voorwaarden van de lidstaat waarin hij actief is, voor zover dit in deze
verordening niet anders is bepaald. (14)
Wanneer een lidstaat een bijdrage van de sector
verlangt om de verplichtingen met betrekking tot de universele dienst en de
administratieve kosten van de nationale regelgevende instanties te financieren,
moeten de criteria en procedures voor de verdeling van de bijdragen evenredig
en niet-discriminerend zijn ten aanzien van de Europese aanbieders van elektronische
communicatie, om zo de toegang tot de grensoverschrijdende markt niet te
belemmeren, met name voor nieuwkomers en kleinere aanbieders. Indien van
individuele ondernemingen bijdragen worden gevraagd, moet derhalve rekening
worden gehouden met het marktaandeel van de bijdragende onderneming wat de in
de desbetreffende lidstaat gerealiseerde omzet betreft, en moet een de-minimisdrempel
worden toegepast. (15)
Er moet voor worden gezorgd dat Europese aanbieders
van elektronische communicatie in vergelijkbare omstandigheden niet worden
gediscrimineerd door verschillende lidstaten en dat in de interne markt
consistente regulerende praktijken worden toegepast, met name wat betreft de
maatregelen die binnen de werkingssfeer van de artikelen 15 of 16 van Richtlijn 2002/21/EG
of de artikelen 5 of 8 van Richtlijn 2002/19/EG vallen. Europese
aanbieders van elektronische communicatie moeten daarom recht hebben op gelijke
behandeling door de verschillende lidstaten in objectief vergelijkbare
situaties om meer geïntegreerde multiterritoriale activiteiten mogelijk te
maken. Voorts moeten er in deze gevallen specifieke procedures op EU-niveau
zijn voor de toetsing van ontwerpbesluiten inzake corrigerende maatregelen in
de zin van artikel 7 bis van Richtlijn 2002/21/EG, om ongerechtvaardigde
verschillen in de verplichtingen van Europese aanbieders van elektronische
communicatie in verschillende lidstaten te voorkomen. (16)
De regelgevende en toezichthoudende bevoegdheden
over Europese aanbieders van elektronische communicatie moeten worden verdeeld
tussen de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst, met het oog op
het verminderen van de belemmeringen voor toegang, terwijl verzekerd moet
worden dat de toepasselijke voorwaarden voor het aanbieden van
elektronische-communicatiediensten en -netwerken daadwerkelijk worden
nageleefd. Hoewel elke nationale regelgevende instantie toezicht moet houden op
de naleving van de overeenkomstig EU-recht op haar grondgebied toepasselijke
voorwaarden, met inbegrip van sancties en voorlopige maatregelen, moet alleen
de nationale regelgevende instantie in de lidstaat van herkomst gemachtigd zijn
de rechten van een Europese aanbieder van elektronische communicatie om in de
Unie of in een deel hiervan elektronische-communicatienetwerken en -diensten
aan te bieden, in te trekken of op te schorten. (17)
Het radiospectrum is een publiek goed en een
essentiële hulpbron van de interne markt voor mobiele, draadloze breedband- en
satellietcommunicatie in de Unie. De ontwikkeling van draadloze breedbandcommunicatie
draagt bij tot de verwezenlijking van de Digitale Agenda voor Europa en met
name het doel om tegen 2020 de burgers van de Unie toegang tot breedband met
een snelheid van ten minste 30 Mbps te verlenen, en de Unie van breedband met
de hoogst mogelijke snelheid en capaciteit te voorzien. De Unie loopt echter
achter op andere regio’s van wereldformaat – Noord-Amerika, Afrika en
delen van Azië – met betrekking tot de invoering en penetratie van de nieuwste
generatie draadloze breedbandtechnologieën die nodig zijn om deze
beleidsdoelstellingen te realiseren. Het stapsgewijze proces om de 800 MHz-band
voor draadloze breedbandcommunicaties te vergunnen en ter beschikking te
stellen, waarbij meer dan de helft van de lidstaten uitstel vragen of er niet
in slagen tegen de in Besluit 243/2012 van het Europees Parlement en de
Raad inzake het programma voor het radiospectrumbeleid (RSPP)[23] gestelde termijn, bewijst dat
er dringend maatregelen nodig zijn zelfs binnen de looptijd van het huidige
RSPP. Maatregelen van de Unie om in overeenstemming met Beschikking nr.
676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad[24] de voorwaarden inzake
beschikbaarheid en efficiënt gebruik van het radiospectrum voor draadloze
breedbandcommunicatie te harmoniseren zijn niet voldoende gebleken om dit
probleem aan te pakken. (18)
De toepassing van uiteenlopende nationale
beleidslijnen leidt tot gebrek aan samenhang en fragmentatie van de interne
markt, hetgeen de uitrol van EU-brede diensten en de voltooiing van de interne
markt voor draadloze breedbandcommunicatie belemmert. Dit kan in het bijzonder
leiden tot ongelijke voorwaarden voor toegang tot deze diensten en de
concurrentie tussen in verschillende lidstaten gevestigde ondernemingen
belemmeren en investeringen in meer geavanceerde netwerken en technologieën en
de opkomst van innovatieve diensten beknotten, waardoor burgers en bedrijven
hoogwaardige veel voorkomende diensten mislopen en aanbieders van draadloze
breedband de efficiëntiewinst van grootschalige en beter geïntegreerde werkzaamheden
moeten missen. Daarom moeten maatregelen van de Unie met betrekking tot
bepaalde aspecten van toewijzing van radiospectrum samengaan met de
ontwikkeling van breed geïntegreerde dekking van geavanceerde draadloze
breedbandcommunicatiediensten in de Unie. Tegelijkertijd moeten de lidstaten
het recht behouden om maatregelen te nemen voor de organisatie van hun
radiospectrum met het oog op de openbare orde, openbare veiligheid en defensie. (19)
Aanbieders van elektronische communicatiediensten,
waaronder mobiele aanbieders of consortia van dergelijke aanbieders, moeten in
staat zijn om ten gunste van de eindgebruikers collectief een efficiënte en
betaalbare dekking van een groot deel van het grondgebied van de Unie te
organiseren en daarvoor over verschillende lidstaten radiospectrum te gebruiken
met vergelijkbare voorwaarden, procedures, kosten, timing, duur van
geharmoniseerde banden en aanvullende radiospectrumpakketten zoals combinaties
van lagere en hogere frequenties voor dekking van dichtbevolkte en minder
bevolkte gebieden. Initiatieven met het oog op een betere coördinatie en
samenhang zullen tevens de voorspelbaarheid van het investeringsklimaat voor
netwerken verbeteren. Deze voorspelbaarheid wordt ook sterk bevorderd door
duidelijke beleidskeuzen in de zin van langdurige gebruiksrechten voor
radiospectrum, zonder af te doen aan het feit dat deze rechten in sommige
lidstaten een onbepaald karakter hebben, hetgeen op zijn beurt gekoppeld wordt
aan duidelijke voorwaarden voor overdracht, huur of gedeeld gebruik van een
deel van het radiospectrum dat aan een dergelijk individueel gebruiksrecht
onderworpen is. (20)
De coördinatie en de samenhang van gebruiksrechten
voor het radiospectrum moeten worden verbeterd, althans voor de banden die voor
draadloze, vaste, nomadische en mobiele breedbandcommunicatie zijn
geharmoniseerd. Dit omvat de banden die op ITU-niveau zijn gespecificeerd voor
geavanceerde systemen voor internationale mobiele telecommunicatie (IMT),
evenals banden die voor RLAN worden gebruikt, zoals 2,4 GHz en 5 GHz. Verder
zullen daartoe ook banden behoren die in de toekomst geharmoniseerd kunnen
worden voor draadloze breedbandcommunicatie, zoals bedoeld in artikel 3,
onder b), van het RSPP en het advies van de Beleidsgroep radiospectrum
(RSPG) op het gebied van "strategische uitdagingen voor Europa in het
aanpakken van de groeiende vraag naar het radiospectrum voor draadloze
breedband" van 13 juni 2013, zoals in de nabije toekomst de
700 MHz-, 1,5 GHz- en 3,8-4,2 GHz-banden. (21)
De samenhang tussen de verschillende nationale
procedures voor radiospectrumtoewijzing moet worden bevorderd door middel van
duidelijkere bepalingen op het gebied van toepasselijke criteria voor timing
van procedures voor vergunningverlening, de duur waarvoor gebruiksrechten worden
verleend, regels voor vergoedingen en betaling, capaciteits- en
dekkingsverplichtingen, definitie van de radiospectrumruimte en
radiospectrumblokken die onder een gunningsprocedure vallen, objectieve
drempelvereisten voor de bevordering van daadwerkelijke concurrentie,
voorwaarden voor de verhandelbaarheid van gebruiksrechten, waaronder
voorwaarden voor gedeeld spectrumgebruik. (22)
Beperking van de opgelegde vergoedingen tot wat
nodig is voor een optimaal beheer van het radiospectrum, met een evenwicht tussen
directe betalingen en periodieke vergoedingen, zal investeringen in de
infrastructuur en de uitrol van technologie stimuleren en de daarmee gepaard
gaande kostenbesparingen zullen aan de eindgebruikers ten goede komen. (23)
Beter gesynchroniseerde toewijzing van
radiospectrum en doortastende uitrol van draadloze breedband binnen de Unie
moeten de behaalde schaalvoordelen in gerelateerde sectoren, zoals de sectoren
voor netwerkapparatuur en eindapparaten, ondersteunen. Deze bedrijfstakken
kunnen op hun beurt meer dan recentelijk het geval was, rekening houden met
initiatieven en beleidsmaatregelen van de Unie ten aanzien van het gebruik van
het radiospectrum. Daarom moet een procedure voor harmonisatie van tijdschema’s
voor toekenning en minimale of gebruikelijke duur van gebruiksrechten in deze
banden worden vastgesteld. (24)
Wat de overige belangrijke inhoudelijke voorwaarden
betreft die aan gebruiksrechten van radiospectrum voor draadloze breedband
kunnen worden gekoppeld, wordt de convergente toepassing door afzonderlijke
lidstaten van de in deze verordening vastgestelde beginselen en criteria
bevorderd door een coördinatiemechanisme waarbij de Commissie en de bevoegde
autoriteiten van de andere lidstaten de gelegenheid krijgen vóór de toekenning
van gebruiksrechten door een bepaalde lidstaat opmerkingen te maken en de
Commissie rekening houdend met de standpunten van lidstaten de uitvoering van
elk voorstel dat niet in overeenstemming met het Unierecht blijkt, kan
verhinderen. (25)
Gezien de enorme groei van de vraag naar
radiospectrum voor draadloos breedband moeten oplossingen voor alternatieve,
wat spectrumgebruik efficiënte toegang tot draadloos breedband worden
bevorderd. Dit omvat het gebruik van draadloze
toegangssystemen met laag vermogen en kort bereik zoals zogenaamde
‘hotspots’ van Radio Local Area Networks (RLAN-netwerken, ook wel bekend als
‘WiFi’), alsmede netwerken van cellulaire toegangspunten met een laag vermogen
(ook wel bekend als feston-, pico- of metrocellen). (26)
Aanvullende draadloze toegangssystemen zoals RLAN,
in het bijzonder publiek toegankelijke RLAN-toegangspunten, geven
eindgebruikers in toenemende mate toegang tot het internet en verlenen mobiele
aanbieders de mogelijkheid mobiel verkeer af te leiden door gebruik te maken
van geharmoniseerd radiospectrum zonder dat een individuele vergunning of
individueel gebruiksrecht van radiospectrum noodzakelijk is. (27)
De meeste RLAN-toegangspunten worden op dit moment
door particuliere gebruikers gebruikt als een lokaal draadloos verlengstuk van
hun vaste breedbandverbinding. Als eindgebruikers er binnen de grenzen van hun
eigen internetabonnement voor kiezen om hun RLAN-toegang met anderen te delen,
kan de draadloze datacapaciteit door de beschikbaarheid van een groot aantal
toegangspunten, met name in dichtbevolkte gebieden, worden gemaximaliseerd door
hergebruik van radiospectrum en kan hierdoor een kosteneffectieve
complementaire draadloze breedbandinfrastructuur worden gecreëerd die voor
andere eindgebruikers toegankelijk is. Daarom moeten onnodige beperkingen voor
eindgebruikers om de toegang tot hun eigen RLAN-toegangspunten met andere
eindgebruikers te delen of verbinding te maken met deze toegangspunten, worden
opgeheven of tegengegaan. (28)
Daarnaast moeten onnodige beperkingen op de
opstelling en onderlinge koppeling van RLAN-toegangspunten ook worden
opgeheven. Overheidsinstanties of aanbieders van openbare diensten maken in hun
gebouwen steeds meer gebruik van RLAN-toegangspunten voor eigen doeleinden,
bijvoorbeeld gebruik door hun eigen personeel, om een kosteneffectieve toegang
tot e-overheidsdiensten voor de burgers te realiseren of om slimme
overheidsdiensten met real-time informatie te bieden, zoals voor openbaar
vervoer of verkeersbeheer. Deze instanties kunnen de burger ook algemeen
toegang tot dergelijke toegangspunten verlenen als een ondersteunende dienst
bij diensten die op deze locatie aan het publiek worden aangeboden, en zij
moeten dit kunnen doen in overeenstemming met de mededingings- en
aanbestedingsregels. Het ter beschikking stellen van lokale toegang tot
elektronische-communicatienetwerken in of rond een privéwoning of een beperkte
openbare ruimte als nevendienst voor een andere activiteit die niet van
dergelijke toegang afhankelijk is, zoals RLAN-hotspots die op dit plaats aan
klanten van andere commerciële activiteiten of aan het algemene publiek
beschikbaar worden gesteld, kan niet worden beschouwd als het aanbieden van
elektronische communicatie. (29)
Draadloze toegangspunten met laag vermogen en kort
bereik bestaan uit zeer kleine en onopvallende apparatuur, vergelijkbaar met
wifirouters in de huiskamer. De technische kenmerken, wat opstelling en gebruik
in verschillende lokale contexten betreft, die onder een algemene machtiging
vallen, moeten op EU-niveau worden gespecificeerd zonder onrechtmatige
beperkingen ten gevolge van individuele planologische of andere vergunningen.
De evenredigheid van maatregelen waarbij de onder een algemene machtiging
vallende technische kenmerken voor een dergelijk gebruik worden gespecificeerd,
dient te worden gewaarborgd op basis van kenmerken die aanzienlijk
restrictiever zijn dan de toepasselijke maximumdrempels in de EU-maatregelen
die betrekking hebben op parameters zoals het uitgangsvermogen. (30)
Lidstaten moeten ervoor zorgen dat andere lidstaten
door het beheer van het radiospectrum op nationaal niveau niet worden belet het
radiospectrum te gebruiken waar zij recht op hebben of om hun verplichtingen
met betrekking tot de banden waarvan het gebruik op EU-niveau is
geharmoniseerd, na te leven. Voortbouwend op de bestaande activiteiten van de
Beleidsgroep radiospectrum (RSPG) is een coördinatiemechanisme nodig om te
verzekeren dat iedere lidstaat billijke toegang tot radiospectrum heeft en dat
de resultaten van de coördinatie samenhangend en afdwingbaar zijn. (31)
Uit de ervaring met de tenuitvoerlegging van het
regelgevingskader van de Unie blijkt dat de bestaande bepalingen die een
samenhangende toepassing van regelgevende maatregelen vereisen en mee moeten
bijdragen aan de ontwikkeling van de interne markt, niet genoeg stimulansen
hebben gecreëerd om toegangsproducten te ontwerpen op basis van geharmoniseerde
normen en processen, met name op het gebied van vaste netwerken. Wanneer zij in
verschillende lidstaten werken, ondervinden aanbieders moeilijkheden om toegangsproducten
met de juiste kwaliteit en netwerk- en diensteninteroperabiliteit te vinden en
als deze inputs beschikbaar zijn, vertonen zij uiteenlopende technische
kenmerken. Dit verhoogt de kosten en vormt een belemmering voor het aanbieden
van grensoverschrijdende diensten. (32)
De integratie van de interne markt voor
elektronische communicatie wordt versneld indien een kader wordt vastgesteld
waarin een aantal belangrijke Europese virtuele producten worden omschreven die
voor aanbieders van elektronische-communicatiediensten van groot belang zijn
voor het aanbieden van grensoverschrijdende diensten en waarin op basis van
centrale parameters en minimumkenmerken een EU-brede strategie wordt opgesteld
in een steeds sterker wordende IP-omgeving. (33)
Voor de operationele behoeften waarop een aantal
virtuele producten berusten, moet een oplossing worden geboden. In gevallen
waarin een aanbieder met aanmerkelijke marktmacht op basis van de
kaderrichtlijn en de toegangsrichtlijn ertoe wordt verplicht op een specifiek toegangspunt
binnen zijn netwerk onder gereguleerde voorwaarden toegang te verlenen, moeten
Europese virtuele breedbandtoegangsproducten beschikbaar zijn. Ten eerste moet
efficiënte grensoverschrijdende toegang worden vergemakkelijkt door middel van
geharmoniseerde producten waarmee grensoverschrijdende aanbieders hun
eindgebruikers snel en met een voorspelbare en toereikende kwaliteit kunnen
voorzien van initiële diensten, met inbegrip van diensten aan zakelijke klanten
met meerdere locaties in verschillende lidstaten, wanneer dit op basis van een
marktanalyse noodzakelijk en evenredig zou zijn. Deze geharmoniseerde producten
moeten gedurende een toereikende periode beschikbaar zijn om toegang vragende
ondernemingen en aanbieders in staat te stellen investeringen op middellange en
lange termijn te plannen. (34)
Ten tweede vormen verfijnde virtuele
toegangsproducten die van toegang vragende ondernemingen een hoger
investeringsniveau vergen en hen een hoger niveau van controle en
differentiatie verschaffen, met name door toegang op een lager lokaal niveau te
verschaffen, de sleutel tot het creëren van de voorwaarden voor een duurzame
concurrentie op de interne markt. Derhalve moeten deze belangrijke
wholesaleproducten voor toegang tot toegangsnetwerken van de nieuwe generatie
(next-generation access, NGA) worden geharmoniseerd om grensoverschrijdende
investeringen te vergemakkelijken. Dergelijke virtuele
breedbandtoegangsproducten moeten zodanig zijn ontworpen dat zij gelijkwaardige
functionaliteiten hebben als fysieke ontbundeling, zodat nationale regelgevende
instanties op grond van de evenredigheidsbeoordeling overeenkomstig
Richtlijn 2002/19/EG over een breder scala van potentiële corrigerende
maatregelen op wholesaleniveau kunnen beschikken. (35)
Ten derde is het eveneens noodzakelijk een
wholesaletoegangsproduct voor afgevende segmenten van huurlijnen met verbeterde
interfaces te harmoniseren, om voor de meest veeleisende zakelijke gebruikers
grensoverschrijdende levering van bedrijfskritische connectiviteitsdiensten mogelijk
te maken. (36)
In de context van geleidelijke migratie naar
‘volledige IP-netwerken’ belemmert het gebrek aan beschikbaarheid van
connectiviteitsproducten op basis van het IP-protocol voor verschillende
klassen diensten met garandeerde kwaliteit van dienstverlening, die
communicatiepaden tussen netwerkdomeinen en over netwerkgrenzen heen zowel
binnen als tussen de lidstaten mogelijk maken, de ontwikkeling van applicaties
die op toegang tot andere netwerken berusten, waardoor de technologische
innovatie beperkt blijft. Bovendien verhindert deze situatie de verdere
verspreiding van efficiëntiewinsten ten gevolge van het beheer en het aanbod
van IP-netwerken en connectiviteitsproducten met gegarandeerde kwaliteit van
dienstverlening, in het bijzonder betere beveiliging, betrouwbaarheid,
flexibiliteit, kosteneffectiviteit en snellere termijnen voor productlevering,
waar netwerkaanbieders, dienstverleners en eindgebruikers de vruchten van
plukken. Het is daarom noodzakelijk de wijze waarop deze producten worden
ontwerpen en beschikbaar worden gesteld, te harmoniseren en dit onder redelijke
voorwaarden, waaronder indien daarom wordt gevraagd, de mogelijkheid voor de
betrokken elektronische-communicatieondernemingen om kruisleveringen te
verrichten. (37)
De ontwikkeling van Europese virtuele
breedbandtoegangsproducten overeenkomstig deze verordening moet haar weerslag
krijgen in de wijze waarop de nationale regelgevende instanties de meest
geschikte oplossingen inzake toegang tot netwerken van aanbieders met aanmerkelijke
marktmacht beoordelen. Anderzijds moet overregulering worden vermeden door een
onnodig groot aantal wholesaletoegangsproducten die op basis van een
marktanalyse zouden worden opgelegd of onder andere voorwaarden worden
geleverd. Met name mag de invoering van Europese virtuele toegangsproducten op
zich er niet toe leiden dat een bepaalde aanbieder meer gereguleerde
toegangsproducten krijgt opgelegd. Bovendien mag de noodzaak voor nationale
regelgevende instanties om na de goedkeuring van deze verordening te
onderzoeken of in plaats van de bestaande wholesaletoegangsproducten een
Europees virtueel breedbandtoegangsproduct dient te worden opgelegd en om na te
gaan of het passend is in het kader van een toekomstige marktanalyse waarin zij
aanmerkelijke marktmacht zouden vaststellen, een Europees virtueel
breedbandtoegangsproduct op te leggen, niet afdoen aan hun
verantwoordelijkheid, namelijk dat zij overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn
2002/21/EG de meest passende en evenredige maatregel moeten aanwijzen om het
vastgestelde concurrentieprobleem te verhelpen. (38)
In het belang van de voorspelbaarheid van de
regelgeving moeten belangrijke elementen van de evoluerende reguleringspraktijk
onder het huidige wettelijke kader, die een invloed hebben op de wijze waarop
wholesaletoegangsproducten waaronder virtuele breedbandtoegangsproducten voor
NGA-netwerken beschikbaar worden gesteld, ook in de wetgeving worden opgenomen.
Het gaat hierbij om bepalingen die het belang duidelijk moeten maken, in de
analyse van wholesaletoegangsproducten en in het bijzonder in de vraag of er
behoefte is aan prijscontrole op deze toegang tot NGA-netwerken, van de relatie
die bestaat tussen concurrentiedruk vanwege alternatieve vaste en draadloze
infrastructuren, effectieve garanties voor niet-discriminerende toegang en het
bestaande niveau van concurrentie in de retailhandel op het gebied van prijs,
keuze en kwaliteit. Deze laatste afweging bepaalt uiteindelijk de voordelen
voor de eindgebruikers. Bijvoorbeeld kunnen nationale regelgevende instanties
bij het verrichten van hun individuele analyse overeenkomstig artikel 16 van
Richtlijn 2002/21/EG en onverminderd de vaststelling van aanmerkelijke
marktmacht en de toepassing van het EU-mededingingsrecht, van oordeel zijn dat
waar er twee vaste NGA-netwerken bestaan, de marktomstandigheden voldoende
concurrerend zijn om netwerken tot netwerkverbetering aan te zetten en om een
ontwikkeling naar het aanbieden van ultrasnelle diensten in gang te zetten,
hetgeen een van de belangrijke parameters is voor concurrentie op
detailhandelniveau. (39)
Het is te verwachten dat de toegenomen concurrentie
binnen de interne markt na verloop van tijd zal leiden tot een vermindering van
sectorspecifieke regulering op basis van marktanalyses. Een van de resultaten
van de voltooiing van de interne markt is immers een grotere tendens naar
daadwerkelijke mededinging op de relevante markten, met ex-posttoepassing
van het mededingingsrecht dat in toenemende mate toereikend wordt geacht om de
marktwerking te garanderen. Met het oog op juridische transparantie en
voorspelbaarheid van grensoverschrijdende regelgeving moeten duidelijke en
bindende criteria worden verstrekt over de manier waarop moet worden beoordeeld
of een markt nog steeds het opleggen van ex-ante regelgevende verplichtingen
rechtvaardigt, waarbij wordt verwezen naar het voortbestaan van knelpunten en
het vooruitzicht op concurrentie, met name infrastructuurconcurrentie, en de
concurrentieomstandigheden op retailniveau op basis van parameters als prijs,
keuze en kwaliteit, wat uiteindelijk relevant is voor de eindgebruikers en voor
het wereldwijde concurrentievermogen van de Europese economie. Dit moet de
basis vormen voor opeenvolgende herzieningen van de lijst van markten die voor
ex- ante regelgeving in aanmerking komen en moet nationale regelgevers
helpen hun inspanningen te richten op gebieden waar de concurrentie nog niet
effectief is en om dit op convergerende wijze te doen. De invoering van een
echte interne markt voor elektronische communicatie kan bovendien van invloed
zijn op de geografische omvang van de markten, zowel voor sectorspecifieke
regelgeving op basis van concurrentiebeginselen als voor de toepassing van het
mededingingsrecht zelf. (40)
Verschillen in de nationale tenuitvoerlegging van
sectorspecifieke regels voor bescherming van eindgebruikers vormen ernstige
belemmeringen voor de interne digitale markt, met name in de vorm van hogere
kosten voor naleving van regelgeving door aanbieders van elektronische
communicatie die hun diensten ook in andere lidstaten willen aanbieden.
Bovendien ondermijnt de fragmentatie en onzekerheid over het niveau van
bescherming dat in de verschillende lidstaten wordt geboden, het vertrouwen van
de eindgebruikers die afgeschrikt worden van de aankoop van elektronische-communicatiediensten
in het buitenland. Om de doelstelling van de Unie inzake opheffing van
belemmeringen voor de interne markt te bereiken moeten de bestaande,
uiteenlopende nationale wettelijke maatregelen worden vervangen door een enkele
en volledig geharmoniseerde reeks sectorspecifieke regels die een hoogwaardige
bescherming van eindgebruikers creëert. Een dergelijke volledige harmonisatie
van de wettelijke bepalingen mag de aanbieder van elektronische communicatie
niet verhinderen de eindgebruiker contractuele regelingen aan te bieden die
verder gaan dan dit niveau van bescherming. (41)
Aangezien deze verordening slechts bepaalde
sectorspecifieke regels harmoniseert, mag zij geen afbreuk doen aan de algemene
regels inzake consumentenbescherming zoals vastgesteld door Uniewetgeving en
ten uitvoer gelegd in nationale wetgeving. (42)
Waar de bepalingen in de hoofdstukken 4 en 5 van
deze verordening betrekking hebben op eindgebruikers, gelden deze bepalingen
niet alleen voor consumenten maar ook voor andere categorieën van
eindgebruikers, met name micro-ondernemingen. Op individueel verzoek moeten
andere zakelijke eindgebruikers dan consumenten middels een individueel
contract kunnen afwijken van bepaalde regels. (43)
De voltooiing van de interne markt voor
elektronische communicatie vereist tevens het wegnemen van belemmeringen voor
eindgebruikers met betrekking tot de toegang tot
elektronische-communicatiediensten binnen de Unie. Overheidsdiensten mogen
daarom geen belemmeringen voor grensoverschrijdende aanschaf van deze diensten
opwerpen of in stand houden. Aanbieders van elektronische-communicatiediensten
aan het publiek mogen eindgebruikers de toegang niet ontzeggen of beperken of
hen discrimineren op grond van hun nationaliteit of lidstaat van verblijf.
Differentiatie moet echter mogelijk zijn op basis van objectief
gerechtvaardigde verschillen in kosten, risico’s en marktomstandigheden zoals
variaties binnen de vraag en prijsstelling van concurrenten. (44)
Er blijven zeer aanzienlijke prijsverschillen
bestaan, zowel voor vaste als mobiele communicatie, tussen spraak- en
sms-communicatie in eigen land en communicatie die in een andere lidstaat wordt
afgegeven. Hoewel er aanzienlijke verschillen bestaan tussen landen, aanbieders
en tariefpakketten en tussen vaste en mobiele diensten, blijft dit zwakkere
consumenten treffen en blijft dit de naadloze communicatie binnen de Unie
hinderen. Dit gebeurt ondanks een zeer sterke daling en convergentie in
absolute zin van afgiftetarieven in de verschillende lidstaten en de lage prijzen
op de doorvoermarkten. Bovendien moet de overgang naar een volledige
IP-omgeving voor elektronische communicatie te zijner tijd een extra
kostenbesparing teweegbrengen. Elk belangrijk verschil in de retailtarieven
tussen binnenlandse langeafstandscommunicatie, dit zijn andere gesprekken dan
die welke plaatsvinden binnen een lokale zone zoals aangegeven door een
geografische nummercode in het nationale nummerplan, en vaste communicatie die
in een ander lidstaat wordt afgegeven, moet daarom worden gerechtvaardigd op
basis van objectieve criteria. De retailtarieven voor internationale mobiele
communicatie mogen niet hoger liggen dan de Europese gereguleerde spraak- en
sms-tarieven voor roaminggesprekken en sms-berichten, zoals beschreven in
Verordening (EU) nr. 531/2012, behalve wanneer gerechtvaardigd op basis
van objectieve criteria. Dergelijke criteria kunnen extra kosten en een
redelijke marge hierop omvatten. Andere objectieve factoren kunnen betrekking
hebben op verschillen in de desbetreffende prijselasticiteit en de gemakkelijke
beschikbaarheid voor alle eindgebruikers van alternatieve tarieven van
aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek, die tegen weinig of
geen extra kosten grensoverschrijdende communicatie binnen de EU bieden, of van
diensten van de informatiemaatschappij met vergelijkbare functies, op
voorwaarde dat eindgebruikers door hun aanbieders actief over dergelijke
alternatieven worden geïnformeerd. (45)
De afgelopen decennia heeft het internet zich
ontwikkeld tot een open platform voor innovatie met lage drempels voor
eindgebruikers, aanbieders van inhoud en toepassingen en aanbieders van
internettoegang. Het bestaande regelgevingskader is gericht op de bevordering
van de mogelijkheden voor eindgebruikers om toegang te verkrijgen tot
informatie en deze informatie te delen en toepassingen en diensten van hun
keuze te gebruiken. Onlangs is uit het verslag van het Orgaan van regelgevende
instanties voor elektronische communicatie (Berec) inzake
verkeersbeheerpraktijken van mei 2012 en uit een studie in opdracht van het
uitvoerend agentschap voor consumenten en gezondheid van december 2012 over de
werking van de markt van internettoegang en het verstrekken van deze toegang
uit het oogpunt van de consument echter gebleken dat een groot aantal
eindgebruikers af te rekenen heeft met verkeersbeheerpraktijken die specifieke
toepassingen blokkeren of vertragen. Deze trends vereisen duidelijke regels op
EU-niveau om het open internet te handhaven en om fragmentatie als gevolg van
uiteenlopende maatregelen van afzonderlijke lidstaten te voorkomen. (46)
De vrijheid van eindgebruikers om toegang te
verkrijgen tot informatie, wettige inhoud, toepassingen en diensten en om deze
informatie te verspreiden, is afhankelijk van de naleving van het recht van de
Unie en van overeenstemmende nationale wetgeving. Deze verordening bepaalt de
limieten voor eventuele beperkingen van deze vrijheid door aanbieders van
elektronische communicatie maar doet geen afbreuk aan andere wetgeving van de
Unie, met inbegrip van auteursrechtelijke regels en Richtlijn 2000/31/EG. (47)
Op een open internet mogen aanbieders van
elektronische communicatie binnen contractueel overeengekomen begrenzingen op
datavolume en snelheden voor internetdiensten bepaalde inhoud, applicaties of
diensten of specifieke soorten daarvan niet blokkeren, vertragen, reduceren of
discrimineren, met uitzondering van een beperkt aantal redelijke
verkeersbeheersmaatregelen. Dergelijke maatregelen dienen transparant,
evenredig en niet-discriminerend te zijn. Redelijk verkeersbeheer omvat de
preventie of belemmering van ernstige misdrijven, waaronder vrijwillige acties
van aanbieders om de toegang tot en de verspreiding van kinderporno te
voorkomen. Het minimaliseren van de effecten van netwerkcongestie moet worden beschouwd
als redelijk, op voorwaarde dat de netwerkcongestie slechts tijdelijk is of
zich in uitzonderlijke omstandigheden voordoet. (48)
Op volume gebaseerde tarieven moeten verenigbaar
met het beginsel van het open internet worden geacht wanneer eindgebruikers een
tarief kunnen kiezen dat met hun normale dataverbruik overeenstemt, en dit op
basis van transparante informatie over de voorwaarden en de gevolgen van een
dergelijke keuze. Tegelijkertijd moeten deze tarieven de aanbieders van
elektronische communicatie in staat stellen de netwerkcapaciteit beter aan te
passen aan de verwachte datavolumes. Het is essentieel dat de eindgebruikers
volledig worden geïnformeerd alvorens in te stemmen met datavolume- of
snelheidsbeperkingen en de toepasselijke tarieven, dat zij hun verbruik te
allen tijde kunnen volgen en, indien gewenst, gemakkelijk uitbreidingen van de
beschikbare datavolumes kunnen krijgen. (49)
Onder eindgebruikers is ook vraag naar diensten en
toepassingen die van aanbieders van elektronische communicatie of van de
aanbieders van inhoud, toepassingen of diensten een hoger niveau van
gegarandeerde kwaliteit van dienstverlening vergen. Dergelijke diensten kunnen
onder meer bestaan uit het uitzenden van omroepprogramma’s via het
internetprotocol (IP-TV), videoconferenties en bepaalde toepassingen binnen de
gezondheidszorg. Eindgebruikers moeten daarom ook vrij zijn om met aanbieders
van elektronische communicatie of aanbieders van inhoud, toepassingen of
diensten overeenkomsten aan te gaan inzake het leveren van gespecialiseerde
diensten met een verbeterde kwaliteit van dienstverlening. (50)
Verders is er vraag van aanbieders van inhoud,
toepassingen en diensten naar levering van doorgiftediensten op basis van
flexibele kwaliteitsparameters, met inbegrip van lagere niveaus van voorrang
voor niet-tijdsgevoelig verkeer. De mogelijkheid dat aanbieders van inhoud,
toepassingen en diensten met aanbieders van elektronische communicatie over een
dergelijke flexibiliteit van de dienstniveaus kunnen onderhandelen, is noodzakelijk
om gespecialiseerde diensten te kunnen leveren en zal naar verwachting een
belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van nieuwe diensten zoals
M2M-communicatie (machine-to-machine). Tegelijkertijd moeten deze regelingen
aanbieders van elektronische communicatie in staat stellen een beter evenwicht
in het verkeer te bereiken en netwerkcongestie te voorkomen. Aanbieders van
inhoud, toepassingen en diensten en aanbieders van elektronische communicatie
moeten daarom vrij zijn om gespecialiseerde dienstverleningsovereenkomsten met
vastgestelde kwaliteitsniveaus te sluiten, zolang deze overeenkomsten de
algemene kwaliteit van internettoegangsdiensten niet in wezen schaden. (51)
Nationale regelgevende instanties spelen een
essentiële rol om te waarborgen dat eindgebruikers deze vrijheid van open
internettoegang daadwerkelijk kunnen uitoefenen. Daartoe moeten regelgevende
instanties toezicht- en rapportageverplichtingen hebben en moeten zij
verzekeren dat aanbieders van elektronische communicatie hun verplichtingen
naleven en niet-discriminerende, hoogwaardige internettoegangsdiensten
beschikbaar stellen, zonder dat deze worden aangetast door gespecialiseerde
diensten. Wanneer zij oordelen over de mogelijke algemene aantasting van
internettoegangsdiensten, moeten nationale regelgevende instanties rekening
houden met kwaliteitsparameters als timing en betrouwbaarheid (wachttijden of
“latency”, spreiding in tijdsvertraging of "jitter", pakketverlies),
niveau en gevolgen van netwerkcongestie, reële snelheden ten opzichte van
geadverteerde snelheden, performantie van internettoegangsdiensten in
vergelijking met gespecialiseerde diensten en kwaliteit zoals ervaren door
eindgebruikers. Nationale regelgevende instanties moeten de bevoegdheid krijgen
om aanbieders van elektronische communicatie gezamenlijk of individueel
minimumeisen voor kwaliteit van dienstverlening op te leggen als dit nodig is
om algemene aantasting/verslechtering van de kwaliteit van de
internettoegangsdiensten te voorkomen. (52)
Maatregelen om een betere transparantie en
vergelijkbaarheid te verzekeren van prijzen, tarieven, voorwaarden en
parameters voor kwaliteit van dienstverlening, waaronder de elementen die
specifiek zijn voor internettoegangsdiensten, moeten de eindgebruikers beter in
staat stellen hun keuze van aanbieders te optimaliseren en aldus volledig
profijt te hebben van de concurrentie. (53)
Eindgebruikers moeten adequaat worden geïnformeerd
over de prijs en het soort aangeboden dienst voordat zij een dienst aankopen.
Deze informatie moet tevens onmiddellijk voordat de verbinding van het gesprek
tot stand komt, duidelijk worden vermeld indien een oproep naar een specifiek
nummer of dienst gebonden is aan bepaalde prijsvoorwaarden, zoals in het geval
van betaalnummers die vaak een speciaal tarief hebben. Wanneer deze
verplichting voor de dienstverlener onevenredig is ten aanzien van de duur en
de kostprijs van de tariefinformatie in vergelijking met de gemiddelde
gespreksduur en het prijsrisico voor de eindgebruiker, kan de nationale
regelgevende instantie een afwijking verlenen. Eindgebruikers moeten tevens
worden geïnformeerd wanneer een gratis telefoonnummer extra kosten meebrengt. (54)
Aanbieders van elektronische-communicatiediensten
moeten hun eindgebruikers onder andere adequaat informeren over hun diensten
en tarieven, parameters voor de kwaliteit van dienstverlening, toegang tot
noodhulpdiensten en eventuele beperkingen, en de keuze van diensten en
producten voor gehandicapten. Deze informatie moet op een duidelijke en
transparante manier worden aangeboden en afgestemd zijn op de lidstaten waar de
diensten worden verricht, en moet worden geactualiseerd in geval van
wijzigingen. Aanbieders moeten van deze informatieverplichtingen worden
vrijgesteld voor aanbiedingen waarover individueel wordt onderhandeld. (55)
Beschikbaarheid van vergelijkbare informatie over
producten en diensten is cruciaal om eindgebruikers in staat te stellen een
onafhankelijke beoordeling van de offertes te maken. De ervaring leert dat de
beschikbaarheid van betrouwbare en vergelijkbare informatie het vertrouwen van
de eindgebruiker in het gebruik van de diensten verhoogt en leidt tot een
grotere bereidheid tot het maken van een keuze. (56)
Contracten zijn een belangrijk middel om
eindgebruikers een hoge mate van transparantie en rechtszekerheid te geven.
Aanbieders van elektronische communicatie moeten eindgebruikers duidelijke en
begrijpelijke informatie bieden over alle essentiële elementen van het
contract, voordat de eindgebruiker aan dit contract gebonden is. Deze
informatie is verplicht en mag niet worden gewijzigd, behalve na latere
instemming van zowel de eindgebruiker als de aanbieder. De Commissie en een
aantal nationale regelgevende instanties hebben onlangs aanzienlijke
verschillen geconstateerd tussen de geadverteerde snelheid van
internettoegangsdiensten en de snelheid die uiteindelijk beschikbaar is voor de
eindgebruikers. Aanbieders van elektronische communicatiediensten moeten
eindgebruikers daarom vóór het sluiten van het contract informeren over de
snelheid en andere kwaliteitsparameters die zij op de hoofdlocatie van de
eindgebruiker realistisch kunnen leveren. (57)
Met betrekking tot de eindapparatuur moeten
contracten eventuele beperkingen vermelden die door de aanbieder van
elektronische communicatie worden opgelegd inzake het gebruik van de
apparatuur, bijvoorbeeld door middel van de vergrendeling van de sim-kaart van
mobiele apparaten (“sim-locking”) en andere kosten bij de opzegging van het
contract vóór de overeengekomen einddatum. Er mogen geen kosten worden aangerekend
na het verstrijken van de overeengekomen contractduur. (58)
Om zeer hoge rekeningen te voorkomen moeten
eindgebruikers maximumbedragen kunnen vaststellen voor hun verbruikskosten voor
gesprekken en internettoegangsdiensten. Deze faciliteit dient gratis te zijn,
en er moet een passende melding zijn bij het naderen van de limiet, die nadien
opnieuw kan worden geraadpleegd. Bij het bereiken van de limiet kunnen de
eindgebruikers niet langer diensten ontvangen of daarvoor kosten aangerekend
krijgen, tenzij dit uitdrukkelijk met de leverancier overeenkomen is en zij om
verdere levering verzoeken. (59)
Uit de ervaringen van de lidstaten en uit een
recente studie in opdracht van het uitvoerend agentschap voor consumenten en
gezondheid is gebleken dat lange contractperioden en automatische of
stilzwijgende verlengingen van contracten een ernstige belemmering vormen voor
het overstappen naar een andere aanbieder. Het is dus wenselijk dat
eindgebruikers hun contract zes maanden na de sluiting kosteloos kunnen
opzeggen. In een dergelijk geval kan de eindgebruiker worden verzocht om de
aanbieder te compenseren voor de restwaarde van gesubsidieerde eindapparatuur
of de waarde pro rata temporis van andere promoties. Contracten die
stilzwijgend zijn verlengd, moeten met één maand opzegtermijn kunnen worden
beëindigd. (60)
Elke belangrijke wijziging van de door de aanbieder
opgelegde contractvoorwaarden ten nadele van de eindgebruiker, bijvoorbeeld met
betrekking tot kosten, tarieven, datavolumebeperkingen, datasnelheden, dekking
of verwerking van persoonsgegevens, moet de eindgebruiker het recht geven om
het contract kosteloos op te zeggen. (61)
Bundels bestaande uit elektronische communicatie en
andere diensten, zoals lineaire omroepdiensten, komen steeds vaker voor en
vormen een belangrijk onderdeel van de concurrentie. Wanneer uiteenlopende
contractregels voor de opzegging van de overeenkomst van toepassing zijn op de
verschillende diensten van deze bundels, worden de eindgebruikers effectief
verhinderd om naar concurrerende aanbiedingen voor de hele bundel of delen
hiervan over te stappen. De bepalingen van deze verordening met betrekking tot
het opzeggen van de overeenkomst en het overstappen moet daarom op alle
onderdelen van een dergelijke bundel van toepassing zijn. (62)
Om volledig van de concurrerende omgeving te
profiteren, moeten eindgebruikers in staat zijn om weloverwogen keuzes te maken
en op een andere aanbieder over kunnen stappen wanneer dit in hun belang is.
Eindgebruikers moeten dan ook kunnen overstappen zonder gehinderd te worden
door juridische, technische of procedurele belemmeringen, zoals
contractvoorwaarden en kosten. Nummeroverdraagbaarheid leidt tot aanzienlijk
meer keuzevrijheid voor de consument en tot effectieve concurrentie. De
operatie moet zo snel mogelijk worden uitgevoerd zodat het nummer binnen één
werkdag na de sluiting van de overeenkomst tot overdracht van het nummer daadwerkelijk
wordt geactiveerd. Vereffening van openstaande facturen mag geen voorwaarde
zijn om een verzoek om overdracht uit te voeren. (63)
Om de toepassing van one-stopshops te bevorderen en
om de ervaring van een naadloze overstap voor eindgebruikers te
vergemakkelijken, moet het overstapproces door de ontvangende aanbieder van
elektronische communicatie worden geleid. De overdragende aanbieder van elektronische
communicatie mag het overdrachtsproces niet vertragen of hinderen. Er moet op
zo groot mogelijke schaal gebruik worden gemaakt van geautomatiseerde processen
en een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens moet worden
gewaarborgd. Beschikbaarheid van transparante, accurate en tijdige informatie
over de overstap moet het vertrouwen van de eindgebruiker in de overstap
verhogen en zijn bereidheid verhogen om actief deel te nemen aan de
concurrentie. (64)
Contracten met overdragende aanbieders van
elektronische communicatie moeten na de overstap automatisch, zonder bijkomende
stappen vanwege de eindgebruiker, worden geannuleerd. In geval van
prepaid-diensten moet het niet uitgegeven creditsaldo aan de overstappende
consument worden terugbetaald. (65)
Eindgebruikers moeten continuïteit ervaren wanneer
belangrijke identificatiemiddelen zoals e-mailadressen veranderen. Voor dit
doel en om ervoor te zorgen dat e-mailberichten niet verloren gaan, moeten
eindgebruikers de mogelijkheid hebben om kosteloos te kiezen voor een
e-maildoorstuurfaciliteit, aangeboden door de aanbieder van
internettoegangsdiensten, ingeval de eindgebruiker een e-mailadres via de
overdragende aanbieder heeft. (66)
De bevoegde nationale autoriteiten kunnen de
algemene processen voor nummeroverdraagbaarheid en overstappen bepalen,
rekening houdend met de technologische ontwikkeling en de behoefte aan een
snel, efficiënt en consumentvriendelijk overstapproces. De bevoegde nationale
autoriteiten moeten de mogelijkheid hebben evenredige maatregelen te nemen om
de eindgebruikers tijdens het overstapproces op een adequate manier te
beschermen, met inbegrip van passende sancties om risico’s van misbruik of
vertragingen waarbij eindgebruikers zonder hun instemming naar een andere
aanbieder worden overgeschakeld, te minimaliseren. Zij moeten in dergelijke
gevallen eveneens een mechanisme voor automatische vergoeding van de
eindgebruiker kunnen instellen. (67)
De nationale regelgevende instanties moeten
doeltreffende maatregelen kunnen nemen om toe te zien op de naleving van deze
verordening en om deze te handhaven en zij moeten ook bevoegdheid krijgen om
financiële of administratieve sancties op te leggen in geval van schending van
de verordening. (68)
Om rekening te kunnen houden met markt- en
technische ontwikkelingen dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden
gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de
Werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot de
aanpassing van de bijlagen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie
tijdens de voorbereiding passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen.
Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient de
Commissie erop toe te zien dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig
en op passende wijze bij het Europees Parlement en de Raad worden ingediend. (69)
Om eenvormige omstandigheden voor de uitvoering van
deze verordening te waarborgen, dienen aan de Commissie de uitvoerende
bevoegdheden worden overgedragen met betrekking tot het besluit waarbij
lidstaten ertoe worden verplicht hun plannen voor naleving aan te passen aan
een gemeenschappelijk tijdrooster voor het verlenen van gebruiksrechten en het
toestaan van daadwerkelijk gebruik. (70)
De uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de
harmonisatie en coördinatie met betrekking tot vergunning van het
radiospectrum, kenmerken van draadloze toegangspunten met een klein bereik,
coördinatie tussen lidstaten voor wat betreft de toewijzing van radiospectrum
en methodologische regels met betrekking tot Europese virtuele
toegangsproducten en de vrijwaring van internettoegang en redelijk
verkeersbeheer en kwaliteit van dienstverlening, moeten worden
uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het
Europees Parlement en de Raad[25]. (71)
Om de samenhang tussen het doel en de benodigde
maatregelen om de interne markt voor elektronische communicatie op grond van
deze verordening en een aantal specifieke bestaande wettelijke bepalingen te
waarborgen en om belangrijke elementen van de evoluerende reguleringspraktijk
te weerspiegelen, moeten Richtlijn 2002/21/EG, Richtlijnen 2002/20/EG
en 2002/22/EG en Verordening nr. 531/2012 worden aangepast. Dit houdt het
voorschrift in dat Richtlijn 2002/21/EG en de bijbehorende richtlijnen in
overeenstemming met deze verordening moeten worden gelezen, alsmede de
introductie van versterkte bevoegdheden van de Commissie om de samenhang van
corrigerende maatregelen voor Europese aanbieders van elektronische
communicatie met aanmerkelijke marktmacht in de context van het Europese
raadplegingsmechanisme te waarborgen, de harmonisatie van de criteria die
gebruikt worden bij de definitie van de relevante markten en bij de beoordeling
van de concurrentie, de aanpassing van het kennisgevingssysteem uit hoofde van
Richtlijn 2002/20/EG in het licht van de EU-machtiging alsook de
intrekking van bepalingen betreffende de voorwaarden inzake minimale
harmonisatie van de eindgebruikersrechten waarin Richtlijn 2002/22/EG
voorziet, die redundant zijn geworden vanwege de volledige harmonisatie waarin
deze verordening voorziet. (72)
De mobiele communicatiemarkt binnen de Unie blijft
gefragmenteerd, zonder mobiel netwerk dat alle lidstaten dekt. Als gevolg
daarvan moeten roamingaanbieders van een aanbieder in de bezochte lidstaat
roamingdiensten afnemen wanneer zij aan hun binnen de Unie reizende
binnenlandse klanten mobiele communicatiediensten willen aanbieden. Deze
wholesaletarieven vormen een aanzienlijke belemmering voor het aanbieden van
roamingdiensten op een prijsniveau dat met binnenlandse mobiele diensten
overeenstemt. Daarom moeten verdere maatregelen worden genomen om het verlagen
van deze kosten te vergemakkelijken. Commerciële of technische overeenkomsten
tussen roamingaanbieders die een virtuele uitbreiding van hun netwerkdekking
over de gehele Unie mogelijk maken, bieden de mogelijkheid om de
wholesalekosten te internaliseren. Om passende stimulansen te bieden moeten een
aantal wettelijke verplichtingen zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr.
531/2012 van het Europees Parlement en de Raad[26]
worden aangepast. Met name de verplichting van binnenlandse aanbieders om hun
klanten in staat te stellen spraak-, sms-, en dataroamingdiensten via een
alternatieve roamingaanbieder af te nemen, mag niet op deze aanbieders van
toepassing zijn wanneer roamingaanbieders door hun eigen netwerken of door
middel van bilaterale of multilaterale roamingovereenkomsten ervoor zorgen dat
hun klanten in de Unie automatisch roamingtarieven tegen het niveau van
binnenlandse tarieven aangeboden, onder voorbehoud van een overgangsperiode
waarin deze toegang reeds is verleend. (73)
Met bilaterale of multilaterale
roamingovereenkomsten kan een mobiele aanbieder roaming van zijn binnenlandse
klanten op netwerken van partners behandelen als diensten die in aanzienlijke
mate evenwaardig zijn aan de levering van diensten aan deze klanten op zijn
eigen netwerken, hetgeen een merkbare weerslag heeft op zijn retailprijzen voor
een dergelijke virtuele on-netdekking in de EU. Een dergelijke regeling op wholesaleniveau
kan de ontwikkeling van nieuwe roamingproducten mogelijk maken, waardoor de
keuze en concurrentie op retailniveau toeneemt. (74)
De Digitale Agenda voor Europa en Verordening nr.
531/2012 stellen als beleidsdoel dat het verschil tussen roaming- en binnenlandse
tarieven nul moet benaderen. In de praktijk vereist dit dat consumenten die in
een van de breed waarneembare categorieën van binnenlandse consumptie vallen, geïdentificeerd aan de hand van diverse
in de binnenlandse detailhandel aangeboden pakketten van een van de partijen, in
volle vertrouwen het typische binnenlandse consumptiepatroon dat verbonden is
aan hun respectieve binnenlandse verbruikspakket, moeten kunnen voortzetten
wanneer zij van tijd tot tijd binnen de Unie reizen, zonder dat er extra kosten
boven op hun binnenlands verbruik komen. Deze brede categorieën kunnen worden
geïdentificeerd aan de hand van de bestaande handelspraktijk, bijvoorbeeld door
verwijzing naar het onderscheid in de binnenlandse detailhandel tussen prepaid-
en postpaid-klanten, GSM only-pakketten (die gesprekken en tekstberichten
inhouden); pakketten die aangepast zijn aan verschillende consumptievolumes;
pakketten voor zakelijk gebruik en voor consumenten; pakketten in de
kleinhandel die prijzen per verbruikte eenheid (bijvoorbeeld belminuten,
megabytes aan data) hanteren of die een hoeveelheid eenheden aanbieden
(bijvoorbeeld gespreksminuten, megabytes van dataverkeer) en ongeacht het
werkelijke verbruik in een forfaitaire vergoeding voorzien. De diversiteit van
de tariefschema's en -pakketten in de detailhandel waarover de klanten op de
binnenlandse mobiele markten in de Unie beschikken, voldoet aan de wisselende
behoeften van de eindgebruiker binnen een concurrerende markt. Deze
flexibiliteit op de binnenlandse markten moet tevens haar weerslag vinden op de
roamingmarkt binnen de Unie, waarbij rekening moet worden gehouden met het feit
dat de vraag van roamingaanbieders naar wholesale-inputs van onafhankelijke
netwerkaanbieders in verschillende lidstaten nog steeds een reden kan zijn om
limieten inzake redelijk gebruik op te leggen indien voor dit verbruik van
roamingdiensten binnenlandse tarieven worden toegepast. (75)
Hoewel het in de eerste plaats aan de
roamingaanbieders zelf is om het redelijke karakter te bepalen van de volumes
van de gesprekken, sms en data in roamingverkeer die onder het binnenlandse
tarief vallen, moeten de nationale regelgevende instanties de toepassing van
deze redelijke gebruikslimieten door de roamingaanbieders controleren en moeten
zij ervoor zorgen dat deze limieten in de contracten uitdrukkelijk worden
gedefinieerd aan de hand van gedetailleerde kwantitatieve informatie, in termen
die begrijpelijk en transparant zijn voor de klanten. Daarbij moeten de
regelgevende instanties zoveel mogelijk rekening houden met de desbetreffende
richtsnoeren van Berec. In zijn richtsnoeren moet Berec de verschillende
gebruikspatronen identificeren, gebaseerd op de achterliggende trends in
spraak-, data- en sms-verkeer op EU-niveau en de evolutie van de verwachtingen
ten aanzien van met name het draadloze dataverbruik. (76)
Voorts moet het dankzij de aanzienlijke daling in
het recente verleden van de mobiele afgiftetarieven in de Unie nu mogelijk
worden de extra roamingkosten voor inkomende gesprekken af te schaffen. (77)
Om de activiteiten van Berec stabiliteit en
strategisch leiderschap te verlenen, moet de raad van regelgevers
vertegenwoordigd worden door een voltijdse voorzitter, die door de raad van
regelgevers wordt benoemd op basis van zijn verdiensten, vaardigheden, kennis
van de elektronische-communicatiemarkten en de spelers daarvan, en zijn
ervaring op het gebied van toezicht en regulering, na een open
selectieprocedure die door de raad van regelgevers wordt georganiseerd en
beheerd met bijstand van de Commissie. Voor de aanwijzing van de eerste
voorzitter van de raad van regelgevers moet de Commissie onder meer een lijst
van kandidaten opstellen op basis van verdiensten, vaardigheden, kennis van de
elektronische-communicatiemarkten en de spelers hiervan, en ervaring op het
gebied van toezicht en regulering. Voor de daaropvolgende aanwijzingen moet de
mogelijkheid voor de Commissie om deze lijst op te stellen worden geëvalueerd
in een verslag dat opgemaakt dient te worden overeenkomstig deze verordening.
Het Bureau van Berec moet derhalve bestaan uit de voorzitter van de raad van
regelgevers, een comité van beheer en een administratief directeur. (78)
Richtlijnen 2002/20/EG, 2002/21/EG en
2002/22/EG en Verordening (EG) nr.1211/2009 en Verordening (EU) nr. 531/2012
moeten zodoende dienovereenkomstig worden gewijzigd. (79)
De Commissie kan Berec in overeenstemming met
Verordening (EG) nr. 1211/2009 altijd om advies verzoeken wanneer zij dit
nodig acht voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze verordening. (80)
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en
respecteert de rechten en beginselen van het handvest van fundamentele rechten
van de Europese Unie, in het bijzonder artikel 8 (bescherming van
persoonsgegevens), artikel 11 (vrijheid van meningsuiting en informatie),
artikel 16 (vrijheid om een bedrijf te voeren), artikel 21
(non-discriminatie) en artikel 38 (consumentenbescherming). (81)
Aangezien de doelstelling van deze verordening,
namelijk het vaststellen van wettelijke beginselen en gedetailleerde regels
voor de voltooiing van een interne Europese markt voor elektronische
communicatie, niet voldoende door de lidstaten kan worden gerealiseerd en
derhalve, gelet op de omvang en de gevolgen ervan, beter verwezenlijkt kan
worden op het niveau van de Unie, kan de Unie in overeenstemming met het
subsidiariteitsbeginsel als vervat in artikel 5 van het Verdrag
betreffende de Europese Unie, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in
hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet
verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken, HEBBEN DE VOLGENDE
VERORDENING VASTGESTELD: Hoofdstuk I
Algemene bepalingen Artikel
1 – Doel en toepassingsgebied 1.
Deze verordening stelt de regelgevingsbeginselen en nadere regels vast die
nodig zijn voor de voltooiing van een Europese interne markt voor elektronische
communicatie waarin: (a)
aanbieders van elektronische-communicatiediensten en -netwerken het recht, de
mogelijkheid en de stimulans krijgen om hun netwerken te ontwikkelen, uit te
breiden en te exploiteren en om diensten aan te bieden, ongeacht waar de
aanbieder is gevestigd en ongeacht of zijn klanten zich in de Unie bevinden, (b)
burgers en bedrijven het recht en de mogelijkheid hebben om toegang te
verkrijgen tot concurrerende, veilige en betrouwbare communicatiediensten,
ongeacht of deze diensten binnen de Unie worden aangeboden, zonder te worden
gehinderd door grensoverschrijdende beperkingen of ongerechtvaardigde extra
kosten. 2.
Deze verordening stelt in het bijzonder regelgevingsbeginselen vast op grond
waarvan het Orgaan van Europese regelgevende instanties
voor elektronische communicatie (Berec) en de
nationale bevoegde autoriteiten, elk binnen zijn eigen bevoegdheden, in
samenhang met de bepalingen van de Richtlijnen 2002/19/EG, 2002/20/EG,
2002/21/EG en 2002/22/EG handelen: a)
om vereenvoudigde, voorspelbare en convergente regelgevende voorwaarden met
betrekking tot belangrijke administratieve en commerciële parameters te
verzekeren, met inbegrip van de evenredigheid van individuele verplichtingen
die op grond van een marktanalyse kunnen worden opgelegd; b)
om duurzame concurrentie binnen de interne markt en het mondiale
concurrentievermogen van de Unie te bevorderen en om sectorspecifieke
marktregulering overeenkomstig te verminderen als en wanneer deze
doelstellingen worden bereikt; c)
om investeringen en innovatie te bevorderen in nieuwe en verbeterde
infrastructuren met hoge capaciteit die de gehele Unie kunnen bereiken en
kunnen inspelen op de veranderende vraag van eindgebruikers; d)
om innovatieve en hoogwaardige dienstverlening te vergemakkelijken; e)
om de beschikbaarheid en het zo efficiënt mogelijke gebruik van radiospectrum
te verzekeren, ongeacht hiervoor een algemene machtiging dan wel individuele
gebruiksrechten vereist zijn, voor draadloze breedbanddiensten ter
ondersteuning van innovatie, investeringen, banen en voordelen voor de
eindgebruiker; f)
om de belangen van de burgers en eindgebruikers met betrekking tot
connectiviteitsmogelijkheden te dienen, door het investeringsklimaat te
bevorderen voor een verbetering van de keuze en de kwaliteit van de toegang tot
het netwerk en van de dienstverlening, en door de mobiliteit binnen de gehele
Unie en zowel sociale als territoriale inclusie te vergemakkelijken. 3.
Om de uitvoering van de algemene beginselen van lid 2 te waarborgen,
voorziet deze verordening voorts in de nodige nadere bepalingen voor: (a)
een EU-machtiging voor Europese aanbieders van elektronische communicatie; (b)
verdere convergentie van de regelgeving wat betreft de noodzaak en
evenredigheid van de maatregelen die door de nationale regelgevende instanties
aan de Europese aanbieders van elektronische communicatie worden opgelegd; (c)
het geharmoniseerde aanbod op EU-niveau van bepaalde groothandelsproducten voor
breedband onder convergente reglementaire voorwaarden; (d)
een gecoördineerd Europees kader voor de toewijzing van geharmoniseerd
radiospectrum voor draadloze breedbandcommunicatiediensten, waardoor een
Europese draadloze ruimte tot stand kan worden gebracht; (e)
de harmonisatie van regels met betrekking tot de rechten van eindgebruikers en
de bevordering van effectieve concurrentie op de detailhandelsmarkten, waardoor
een Europese consumentenruimte tot stand kan worden gebracht; (f)
de afschaffing van ongerechtvaardigde toeslagen voor communicatie binnen de
Unie en voor roamingverkeer in de Unie. Artikel
2 – Definities Voor
het doel van deze verordening zullen de definities zoals opgenomen in de
Richtlijnen 2002/19/EG, 2002/20/EG, 2002/21/EG, 2002/22/EG en 2002/77/EG van
toepassing zijn. De
volgende definities zijn ook van toepassing: (1)
"Europese aanbieder van elektronische communicatie": een in de Unie
gevestigde onderneming die elektronische-communicatienetwerken of -diensten
aanbiedt of voornemens is dit te doen, rechtstreeks dan wel door middel van een
of meerdere dochterondernemingen, gericht op meer dan één lidstaat en die niet
kan worden beschouwd als een dochteronderneming van een andere aanbieder van
elektronische communicatie; (2)
"aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek": een
onderneming die openbare elektronische-communicatienetwerken of openbare
elektronische-communicatiediensten aanbiedt; (3)
"dochteronderneming": een onderneming waarin een andere onderneming
direct of indirect: (i)
de bevoegdheid heeft om meer dan de helft van de stemrechten uit te oefenen, of (ii)
de bevoegdheid heeft om meer dan de helft van de leden van de raad van
toezicht, raad van bestuur of ondernemingen die het bedrijf juridisch
vertegenwoordigen, te benoemen, of (iii)
het recht heeft om de zaken van de onderneming te leiden; (4)
"EU-machtiging": het wettelijke kader van een Europese aanbieder van
elektronische communicatie in de Unie, op basis van de algemene machtiging in
de lidstaat van herkomst en in overeenstemming met deze verordening; (5)
"lidstaat van herkomst": de lidstaat waar de Europese aanbieder van
elektronische communicatie zijn hoofdvestiging heeft; (6)
"hoofdvestiging": de plaats van vestiging in de lidstaat waar de
belangrijkste beslissingen met betrekking tot de investeringen en het aanbieden
van elektronische-communicatiediensten of -netwerken binnen de Unie worden
genomen; (7)
"lidstaat van ontvangst": elke andere lidstaat dan de lidstaat van
herkomst waar een Europese aanbieder van elektronische communicatie
elektronische-communicatienetwerken of -diensten aanbiedt; (8) "geharmoniseerd radiospectrum voor
draadloze breedbandcommunicatie": radiospectrum waarvoor de voorwaarden
voor beschikbaarheid en efficiënt gebruik op EU-niveau worden geharmoniseerd,
voornamelijk op grond van Beschikking 676/2002/EG van het Europees Parlement en
de Raad,[27]
en dat bestemd is voor elektronische-communicatiediensten uitgezonderd omroep; (9)
"draadloos toegangspunt met een klein bereik": draadloze
netwerktoegangsapparatuur met laag vermogen van kleine omvang die binnen een
klein bereik werkt en al dan niet deel uitmaakt van een openbaar, terrestrisch
mobiel communicatienetwerk, en is uitgerust met een of meerdere antennes met
lage visuele impact, waarmee aan het publiek toegang tot
elektronische-communicatienetwerken wordt verleend, ongeacht de onderliggende
netwerktopologie; (10)
"Radio Local Area Network" (RLAN): een draadloos toegangssysteem met
laag vermogen dat binnen een klein bereik werkt, met een laag risico op
interferentie met andere dergelijke systemen die in de nabijheid door andere
gebruikers zijn opgesteld, dat spectrum op niet-exclusieve basis gebruikt
waarvan de voorwaarden voor beschikbaarheid en efficiënt gebruik op EU-niveau zijn
geharmoniseerd; (11)
"virtuele breedbandtoegang": een vorm van groothandelstoegang tot
breedbandnetwerken bestaande uit een virtuele toegangslink naar de lokalen van
de klant over elke toegangsnetwerkarchitectuur, met uitzondering van fysieke
ontbundeling, samen met een transmissiedienst naar een bepaalde reeks
overdrachtspunten en met inbegrip van specifieke netwerkelementen, specifieke
netwerkfunctionaliteiten en ondersteunende IT-systemen; (12)
"connectiviteitsproduct met gegarandeerde servicekwaliteit (ASQ)":
een product dat op de internet protocol exchange (IP-exchange) ter beschikking
wordt gesteld waarmee klanten een IP-communicatieverbinding kunnen opzetten
tussen een punt van interconnectie en een of meerdere aansluitpunten op het
vaste netwerk, en waarmee gedefinieerde niveaus van
end-to-end-netwerkprestaties mogelijk zijn om aan eindgebruikers specifieke
diensten te bieden op basis van de levering van een vastgestelde kwaliteit van
dienstverlening, gebaseerd op specifieke parameters; (13)
"langeafstandscommunicatie": stem- of berichtendiensten die worden
afgegeven buiten de plaatselijke centrale en regionale tariefzones zoals
geïdentificeerd met een geografische gebiedscode in het nationale nummerplan; (14)
"internettoegangsdienst": een openbare
elektronische-communicatiedienst die aansluiting op het internet biedt en
derhalve connectiviteit tussen vrijwel alle eindpunten die met het internet
verbonden zijn, ongeacht de gebruikte netwerktechnologie; (15)
"gespecialiseerde dienst": een elektronische-communicatiedienst of
enig andere dienst die de mogelijkheid biedt om toegang te verkrijgen tot
specifieke inhoud, toepassingen of diensten of een combinatie hiervan en
waarvan de technische kenmerken end-to-end zijn gecontroleerd of die de mogelijkheid
biedt gegevens van of naar een bepaald aantal partijen of eindpunten te
verzenden respectievelijk te ontvangen, die niet op de markt wordt aangeboden
of niet op grote schaal wordt gebruikt als vervanging voor
internettoegangsdiensten; (16)
"ontvangende aanbieder van elektronische communicatie aan het
publiek": de aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek
waarnaar het telefoonnummer of de dienst wordt overgedragen; (17)
"overdragende aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek":
de aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek vanwaar het
telefoonnummer of de dienst wordt overgedragen. Hoofdstuk II
EU-machtiging Artikel
3 - De vrijheid om elektronische communicatie aan te bieden binnen de Unie 1.
Een Europese aanbieder van elektronische communicatie heeft het recht om binnen
de Unie netwerken en diensten voor elektronische communicatie aan te bieden en
de rechten uit te oefenen die verbonden zijn met het aanbieden van dergelijke
netwerken en diensten in elke lidstaat waar hij actief is op grond van een
EU-machtiging, die uitsluitend is onderworpen aan de in artikel 4 bedoelde
kennisgevingsvereisten. 2.
De Europese aanbieder van elektronische communicatie is onderworpen aan de
regels en voorwaarden die in elke betrokken lidstaat gelden overeenkomstig het
EU-recht, tenzij anders is bepaald in deze verordening en onverminderd het bepaalde in
Verordening (EU) nr. 531/2012. 3.
In afwijking van artikel 12 van Richtlijn 2002/20/EG kan een Europese
aanbieder van elektronische communicatie alleen aan in de lidstaat van
ontvangst toepasselijke administratieve kosten worden onderworpen wanneer de
aanbieder in die lidstaat een jaaromzet voor elektronische communicatiediensten
heeft die meer bedraagt dan 0,5% van de totale nationale omzet voor
elektronische communicatie. Bij het opleggen van deze kosten wordt uitsluitend
rekening gehouden met de omzet voor elektronische-communicatiediensten in de
betrokken lidstaat. 4.
In afwijking van artikel 13, lid 1, onder b, van
Richtlijn 2002/22/EG kan een Europese aanbieder van elektronische
communicatie alleen aan de in de lidstaat van ontvangst verplichte bijdragen
voor de netto kosten van universele dienstverplichtingen worden onderworpen
wanneer de aanbieder in die lidstaat een jaaromzet voor
elektronische-communicatiediensten heeft die meer bedraagt dan 3% van de totale
nationale omzet voor elektronische communicatie. Bij het opleggen van
dergelijke bijdragen wordt uitsluitend rekening gehouden met de omzet in de
betrokken lidstaat. 5.
Een Europese aanbieder van elektronische communicatie heeft het recht op
gelijke behandeling door de nationale regelgevende instanties van verschillende
lidstaten in objectief vergelijkbare situaties. 6.
In het geval van een geschil tussen ondernemingen waarbij een Europese
aanbieder van elektronische communicatie betrokken is en dat betrekking heeft
op verplichtingen die overeenkomstig Richtlijnen 2002/19/EG,
2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG, deze verordening of Verordening (EU) nr. 531/2012 van
toepassing zijn in een lidstaat van ontvangst, mag de aanbieder van
elektronische communicatie de nationale regelgevende instantie in de lidstaat
van herkomst raadplegen, en die kan een advies geven om ervoor te zorgen dat de
regelgevende praktijken consistent worden ontwikkeld. De nationale regelgevende
instantie in de lidstaat van ontvangst houdt bij de beslechting van het geschil
zoveel mogelijk rekening met het advies van de nationale regelgevende instantie
van de lidstaat van herkomst. 7.
Europese aanbieders van elektronische communicatie die op de datum van
inwerkingtreding van deze verordening het recht hebben om in meer dan één
lidstaat elektronische-communicatienetwerken en -diensten aan te bieden, doen
de in artikel 4 bedoelde kennisgeving uiterlijk op 1 juli 2016. Artikel
4 - Kennisgevingsprocedure voor Europese aanbieders van elektronische
communicatie 1.
Alvorens in ten minste één lidstaat activiteiten op te starten, dient een
Europese aanbieder van elektronische communicatie overeenkomstig deze verordening
één enkele kennisgeving in bij de regelgevende instantie van de lidstaat van
herkomst. 2.
De kennisgeving bevat een verklaring betreffende het aanbieden van
elektronische-communicatienetwerken en -diensten of betreffende de intentie om
deze aan te bieden, en gaat uitsluitend vergezeld van de volgende gegevens: (a) de naam van de
aanbieder, zijn rechtspositie en rechtsvorm, registratienummer, de plaats waar
de aanbieder in het handelsregister of een vergelijkbaar openbaar register
staat ingeschreven, het geografische adres van de hoofdvestiging, een
contactpersoon, een korte beschrijving van de aangeboden/aan te bieden
netwerken of diensten, met inbegrip van de aanwijzing van de lidstaat van
herkomst; (b) de lidsta(a)t(en) van
ontvangst waar de diensten en netwerken rechtstreeks of via een
dochtermaatschappij worden aangeboden of zullen worden aangeboden, en in het
laatstgenoemde geval, de naam, rechtspositie en rechtsvorm, het geografisch
adres, het registratienummer, de plaats waar de aanbieder in het
handelsregister of een vergelijkbaar openbaar register van de lidstaat van
ontvangst staat ingeschreven en een contactpunt voor alle betrokken
dochtermaatschappijen en hun respectieve werkingsgebieden. Wanneer een dochtermaatschappij gezamenlijk wordt gecontroleerd door
twee of meer aanbieders van elektronische communicatie met hoofdvestigingen in
verschillende lidstaten, wijst de dochtermaatschappij voor de toepassing van
deze verordening onder de lidstaten van de moedermaatschappijen de relevante
lidstaat van herkomst aan, en de moedermaatschappij in die lidstaat van
herkomst geeft daarvan dienovereenkomstig kennis. De
kennisgeving wordt ingediend in de taal of talen die van toepassing zijn in de
lidstaat van herkomst en in de lidstaten van ontvangst. 3.
Elke wijziging van de overeenkomstig lid 2 ingediende informatie wordt
binnen één maand na de wijziging ter beschikking gesteld van de nationale
regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst. Wanneer de te melden
wijziging betrekking heeft op het voornemen om
elektronische-communicatienetwerken of -diensten aan te bieden in een lidstaat
van ontvangst die niet onder een eerdere kennisgeving valt, kan de Europese
aanbieder van elektronische communicatie bij kennisgeving de activiteiten in
die lidstaat van ontvangst opstarten. 4.
De niet-naleving van de in dit artikel bedoelde kennisgevingsverplichting is
een inbreuk op de gemeenschappelijke voorwaarden die in de lidstaat van
herkomst voor de Europese aanbieder van elektronische communicatie gelden. 5.
De nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst stuurt de
overeenkomstig lid 2 ontvangen informatie en alle overeenkomstig lid 3
ontvangen wijzigingen van die informatie binnen één week na ontvangst van de
informatie of wijziging door naar de nationale regelgevende instanties van de
betrokken lidstaten van ontvangst en het BEREC-bureau. Het
BEREC-bureau onderhoudt een publiek toegankelijk register van kennisgevingen
die overeenkomstig deze verordening zijn ingediend. 6.
Op verzoek van een Europese aanbieder van elektronische communicatie levert de
nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst overeenkomstig
artikel 9 van Richtlijn 2002/20/EG een verklaring af waaruit blijkt dat de
betrokken onderneming aan de EU-machtiging is onderworpen. 7.
Wanneer een of meerdere nationale regelgevende instanties in verschillende
lidstaten van mening zijn dat de aanwijzing van de lidstaat van herkomst in een
overeenkomstig lid 2 ingediende kennisgeving of in een overeenkomstig lid 3
aangemelde wijziging van de verstrekte informatie, niet of niet langer overeenstemt met de hoofdvestiging van de
onderneming overeenkomstig deze verordening,
verwijzen zij de kwestie naar de Commissie, met opgave van de redenen waarop de
beoordeling is gebaseerd. Een kopie van deze verwijzing wordt ter informatie
naar het BEREC-bureau gestuurd. Nadat de Commissie de betrokken Europese
aanbieder van elektronische communicatie en de nationale regelgevende instantie
van de betwiste lidstaat van herkomst in de gelegenheid heeft gesteld om hun
standpunten kenbaar te maken, neemt zij binnen drie maanden na de verwijzing
van de kwestie een besluit om de lidstaat van herkomst van de betrokken
onderneming aan te wijzen overeenkomstig deze verordening. Artikel
5 –Naleving van de EU-machtiging 1.
Overeenkomstig haar nationale wetgeving ter uitvoering van
de in artikel 10 van Richtlijn 2002/20/EG
bedoelde procedures ziet de nationale regelgevende instantie van elke betrokken
lidstaat erop toe en zorgt zij ervoor dat Europese aanbieders van elektronische
communicatie de regels en voorwaarden naleven die overeenkomstig artikel 3
op hun grondgebied gelden. 2.
De nationale regelgevende instantie van een lidstaat van ontvangst geeft aan de
nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst alle relevante
informatie door met betrekking tot individuele maatregelen die ten aanzien van
een Europese aanbieder van elektronische communicatie zijn genomen met het oog
op de naleving van de regels en voorwaarden die overeenkomstig artikel 3 op
haar grondgebied gelden. Artikel
6 –Opschorting en intrekking van de rechten van Europese aanbieders van
elektronische communicatie om elektronische communicatie aan te bieden 1.
Onverminderd maatregelen betreffende de opschorting of intrekking van
gebruiksrechten voor spectrum of nummers die door een betrokken lidstaat zijn
toegekend en onverminderd overeenkomstig lid 3 genomen voorlopige maatregelen,
kan alleen de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst de
rechten van een Europese aanbieder van elektronische communicatie om
elektronische communicatie aan te bieden in de Unie of een deel ervan,
opschorten of intrekken overeenkomstig de nationale wetgeving ter uitvoering
van artikel 10, lid 5, van Richtlijn 2002/20/EG. 2.
Wanneer er sprake is van ernstige of herhaalde inbreuken op de regels en
voorwaarden die overeenkomstig artikel 3 in een lidstaat van ontvangst gelden
en de maatregelen die de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van
ontvangst met het oog op de naleving heeft genomen, hebben gefaald, informeert
zij de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst en
verzoekt zij haar de in lid 1 bedoelde maatregelen te nemen. 3.
Zolang de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst geen
definitief besluit over een overeenkomstig lid 2 ingediend verzoek heeft
genomen, kan de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van ontvangst
overeenkomstig de nationale wetgeving ter uitvoering van artikel 10, lid 6, van
Richtlijn 2002/20/EG, dringende voorlopige maatregelen nemen wanneer zij over
bewijs beschikt dat de overeenkomstig artikel 3 op haar grondgebied geldende
regels en voorwaarden zijn overtreden. In afwijking van de termijn van drie
maanden waarin artikel 10, lid 6, van Richtlijn 2002/20/EG voorziet, kunnen
deze voorlopige maatregelen blijven gelden totdat de nationale regelgevende
instantie van de lidstaat van herkomst een definitief besluit neemt. De
Commissie, het BEREC en de nationale regelgevende instanties van de lidstaat
van herkomst en andere lidstaten van ontvangst worden tijdig van de genomen
voorlopige maatregel in kennis gesteld. 4.
Wanneer de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst
voornemens is een besluit te nemen om overeenkomstig lid 1 de rechten van een
Europese aanbieder van elektronische communicatie op te schorten of in te
trekken, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een lidstaat van
ontvangst, brengt zij haar voornemen ter kennis van de nationale regelgevende instanties
van de lidstaten die door dat besluit zouden worden geraakt. De nationale
regelgevende instantie van een lidstaat van ontvangst kan binnen een maand een
standpunt formuleren. 5.
De nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst neemt een
definitief besluit, zoveel mogelijk rekening houdend met eventuele standpunten
van de nationale regelgevende instanties van de betrokken lidstaten van
ontvangst, en brengt dit binnen een week na de aanneming ervan ter kennis van
de Commissie, het BEREC en de nationale regelgevende instanties van de
lidstaten van ontvangst die door het besluit worden geraakt. 6.
Wanneer de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst heeft
besloten de rechten van een Europese aanbieder van elektronische communicatie
overeenkomstig lid 1 op te
schorten of in te trekken, neemt de nationale regelgevende instantie van elke
betrokken lidstaat van ontvangst passende maatregelen om te voorkomen dat de
Europese aanbieder van elektronische communicatie op haar grondgebied de
diensten of netwerken waarop het besluit betrekking heeft, blijft aanbieden. Artikel
7 – Coördinatie van handhavingsmaatregelen 1.
Bij de toepassing van artikel 6 neemt de nationale regelgevende instantie
van de lidstaat van herkomst met dezelfde zorgvuldigheid toezichts- of
handhavingsmaatregelen met betrekking tot een elektronische-communicatiedienst
of -netwerk die in een andere lidstaat wordt aangeboden of daar schade heeft
veroorzaakt, als wanneer de betrokken elektronische-communicatiedienst of
-netwerk in de lidstaat van herkomst zou worden aangeboden. 2.
De lidstaten zorgen ervoor dat de juridische documenten betreffende de
krachtens de artikelen 5 en 6 genomen maatregelen op hun grondgebied
kunnen worden betekend. Hoofdstuk III
Europese inbreng Afdeling
1 - Coördinatie van het gebruik van het radiospectrum binnen de eengemaakte
markt Artikel
8 - Toepassingsgebied en algemene bepalingen 1.
Deze afdeling is van toepassing op het geharmoniseerde
radiospectrum voor draadloze breedbandcommunicatie. 2. Deze afdeling doet geen afbreuk aan het
recht van de lidstaten om gebruik te maken van opgelegde vergoedingen om het
optimale gebruik van radiospectrumbronnen overeenkomstig artikel 13 van
Richtlijn 2002/20/EG te waarborgen en hun radiospectrum te organiseren en te
gebruiken ten behoeve van de openbare orde, openbare veiligheid en defensie. 3.
Bij de uitoefening van de in deze afdeling verleende bevoegdheden houdt de
Commissie zo veel mogelijk rekening met het relevante advies van de Beleidsgroep
Radiospectrum (BRS), opgericht op grond van Besluit 2002/622/EG van de
Commissie[28]. Artikel
9 – Gebruik van het radiospectrum voor draadloze breedbandcommunicatie:
regelgevingsbeginselen 1. De voor het
radiospectrum bevoegde nationale autoriteiten dragen
bij aan de ontwikkeling van een draadloze omgeving waarin investeringen en
concurrerende voorwaarden voor draadloze hogesnelheidsbreedbandcommunicatie
convergeren, en die de planning en exploitatie van geïntegreerde
multiterritoriale netwerken en diensten mogelijk maakt en tot schaalvoordelen
leidt, waardoor innovatie, economische groei en het langetermijnvoordeel voor
de eindgebruikers worden bevorderd. De
nationale bevoegde autoriteiten onthouden zich van de toepassing van procedures
of het opleggen van voorwaarden voor het gebruik van het radiospectrum die
Europese aanbieders van elektronische communicatie onnodig kunnen hinderen bij
het verstrekken van geïntegreerde elektronische-communicatienetwerken en
-diensten in meerdere lidstaten of in de hele EU. 2. De nationale bevoegde autoriteiten passen de minst belastende
machtigingsprocedure toe voor het toestaan van het gebruik van het
radiospectrum, op basis van objectieve, transparante, niet-discriminerende en
evenredige criteria, op een zodanige wijze dat de flexibiliteit en de
efficiëntie van het gebruik van het radiospectrum worden geoptimaliseerd en dat
in de hele EU vergelijkbare omstandigheden worden bevorderd voor geïntegreerde
multiterritoriale investeringen en activiteiten van Europese aanbieders van
elektronische communicatie. 3.
Bij de vaststelling van de machtigingsvoorwaarden en -procedures voor het
gebruik van het radiospectrum moeten de nationale bevoegde autoriteiten met
name rekening houden met de gelijke behandeling van bestaande en potentiële
aanbieders en van Europese aanbieders van elektronische communicatie en andere
ondernemingen. 4.
Onverminderd het in lid 5 bepaalde moeten de nationale bevoegde
autoriteiten rekening houden met de volgende regelgevingsbeginselen en deze,
waar nodig, verenigen bij het vaststellen van de machtigingsvoorwaarden en
-procedures voor gebruiksrechten van het radiospectrum: a)
het optimaliseren van het belang van de eindgebruiker, met inbegrip van het
belang dat eindgebruikers hebben bij doeltreffende langetermijninvesteringen en
innovatie op het gebied van draadloze netwerken en diensten en bij effectieve
concurrentie; b)
het waarborgen van het meest efficiënte gebruik en meest effectieve beheer van
het radiospectrum; c)
het waarborgen van voorspelbare en vergelijkbare voorwaarden om de planning van
netwerkinvesteringen en -diensten op een multiterritoriale basis te bevorderen
en schaalvoordelen te behalen; d)
het waarborgen van de noodzakelijkheid en evenredigheid van de opgelegde
voorwaarden, onder meer middels een objectieve beoordeling van de vraag of het
gerechtvaardigd is om aanvullende voorwaarden op te leggen die ten gunste of in
het nadeel van bepaalde aanbieders kunnen uitvallen; e)
het waarborgen van een brede territoriale dekking van draadloze breedbandnetwerken
met hoge snelheid en een hoge mate van penetratie en consumptie van aanverwante
diensten. 5.
Bij de afweging om een van de in artikel 10 bedoelde specifieke voorwaarden met
betrekking tot gebruiksrechten van het radiospectrum op te leggen, moeten de
nationale bevoegde autoriteiten met name rekening houden met de criteria die in
dat artikel zijn vastgelegd. Artikel
10 – Relevante criteria voor het gebruik van het radiospectrum 1. Bij het bepalen van de hoeveelheid en soort radiospectrum
dat toegewezen dient te worden in een bepaalde procedure voor het verlenen van
gebruiksrechten voor het radiospectrum, moeten de nationale bevoegde
autoriteiten rekening houden met: (a)
de technische kenmerken van de diverse beschikbare radiospectrumbanden; (b)
de mogelijke combinatie van complementaire banden binnen één enkele procedure;
en (c)
de relevantie van coherente portefeuilles van gebruiksrechten voor het
radiospectrum in verschillende lidstaten voor het aanbieden van netwerken of
diensten binnen de gehele EU-markt of een aanzienlijk deel ervan. 2. Bij het bepalen
of er een minimale of maximale belasting van het
radiospectrum moet worden gespecificeerd, wat ten aanzien van een gebruiksrecht
binnen een bepaalde band of combinatie van complementaire banden zou worden
bepaald, zullen de nationale bevoegde autoriteiten het volgende waarborgen: (a)
het meest efficiënte gebruik van het radiospectrum in overeenstemming met
artikel 9, lid 4, onder b, rekening houdend met de kenmerken van
de betrokken band of banden; (b)
efficiënte netwerkinvesteringen overeenkomstig artikel 9, lid 4,
onder a. Dit
lid doet geen afbreuk aan de toepassing van lid 5 ten aanzien van de
voorschriften betreffende de maximale belasting van het radiospectrum. 3. De nationale
bevoegde autoriteiten zullen ervoor zorgen dat de
vergoedingen voor het gebruiksrecht van het radiospectrum in voorkomend geval: (a)
een deugdelijke afspiegeling zijn van de sociale en economische waarde van het
radiospectrum, met inbegrip van gunstige externe effecten; (b)
onderbenutting vermijden en investeringen in de capaciteit, dekking en
kwaliteit van het netwerk en de diensten bevorderen; (c)
discriminatie vermijden en gelijke kansen tussen aanbieders, met inbegrip van
bestaande en potentiële aanbieders, bevorderen; (d)
een optimale verdeling tussen directe en eventuele periodieke betalingen
bereiken, vooral gelet op de noodzaak om een snelle verdeling van netwerken en
benutting van het radiospectrum overeenkomstig artikel 9, lid 4,
onder b) en e), te bevorderen. Dit
lid doet geen afbreuk aan de toepassing van lid 5 ten aanzien van de
omstandigheden die leiden tot verschillende tarieven tussen de aanbieders, die
met het oog op het bevorderen van de effectieve concurrentie worden vastgelegd. 4. De nationale bevoegde autoriteiten mogen alleen
verplichtingen opleggen om een minimale territoriale dekking te bereiken
wanneer deze overeenkomstig artikel 9, lid 4, onder d),
noodzakelijk en evenredig zijn om specifieke doelstellingen van algemeen belang
op nationaal niveau te bereiken. Bij het opleggen van dergelijke verplichtingen
moeten de nationale bevoegde autoriteiten rekening houden met: (a)
de reeds bestaande dekking van het nationale grondgebied door de bevoegde
diensten of andere elektronische communicatiediensten; (b)
het minimaliseren van het aantal aanbieders die mogelijk aan deze
verplichtingen onderworpen zijn; (c)
de mogelijkheid van lastenverdeling en wederkerigheid tussen de verschillende
aanbieders, waaronder aanbieders van andere elektronische communicatiediensten; (d)
de benodigde investeringen om deze dekking te bereiken en de noodzaak om deze
investeringen in de van toepassing zijnde vergoedingen weer te geven; (e)
de technische geschiktheid van de desbetreffende banden voor efficiënte
levering van brede territoriale dekking. 5. Indien moet worden bepaald of een van de maatregelen ter
bevordering van effectieve concurrentie zoals uiteengezet in artikel 5, lid 2,
van Besluit nr. 243/2012/EG van het Europees Parlement en de Raad,[29]
moeten worden opgelegd, moeten de nationale bevoegde autoriteiten hun besluit
baseren op een objectieve, prospectieve beoordeling van het volgende, rekening
houdend met marktomstandigheden en beschikbare benchmarks: (a)
de vraag of effectieve concurrentie al dan niet bij het ontbreken van
dergelijke maatregelen zal worden gehandhaafd of bereikt, en (b)
de waarschijnlijke gevolgen van dergelijke tijdelijke maatregelen op de
bestaande en toekomstige investeringen door marktdeelnemers. 6. De nationale
bevoegde autoriteiten moeten bepalen onder welke
voorwaarden ondernemingen een deel of het geheel van hun individuele
gebruiksrechten voor het radiospectrum aan andere ondernemingen mogen
overdragen of verhuren, met inbegrip van het delen van het radiospectrum. Bij
het opleggen van dergelijke verplichtingen moeten de nationale bevoegde
autoriteiten rekening houden met: (a)
het optimaliseren van het efficiënt gebruik van het radiospectrum
overeenkomstig artikel 9, lid 4, onder b); (b)
het mogelijk maken van exploitatie van gunstige deelmogelijkheden; (c)
het verenigen van de belangen van bestaande en potentiële rechthebbenden; (d)
het creëren van een beter functionerende en meer liquide markt voor toegang tot
het radiospectrum. Dit
lid doet geen afbreuk aan de toepassing van mededingingsregels op
ondernemingen. 7. De nationale
bevoegde autoriteiten staan het delen van passieve en
actieve infrastructuur en de gezamenlijke verdeling van infrastructuur van
draadloze breedbandcommunicatie toe, rekening houdend met: (a)
de toestand van de op infrastructuur gebaseerde concurrentie en eventuele op
aanvullende diensten gebaseerde concurrentie; (b)
de vereisten van het efficiënt gebruik van het radiospectrum; (c)
verhoogde keuzemogelijkheden en een hoogwaardigere dienstverlening voor
eindgebruikers; (d)
technologische innovatie. Dit
lid doet geen afbreuk aan de toepassing van mededingingsregels op
ondernemingen. Artikel
11 - Aanvullende bepalingen met betrekking tot de voorwaarden voor het gebruik
van het radiospectrum 1. Wanneer de technische voorwaarden voor de beschikbaarheid en het
efficiënte gebruik van het geharmoniseerde radiospectrum voor draadloze
breedbandcommunicatie het mogelijk maken om het relevante radiospectrum onder
een algemene regeling te gebruiken, vermijden de nationale bevoegde
autoriteiten dat bijkomende voorwaarden worden
opgelegd en voorkomen zij alternatief gebruik ten gevolge van de belemmering
van de effectieve toepassing van een dergelijke harmoniseerde regeling. 2. De nationale
bevoegde autoriteiten stellen machtigingsvoorwaarden
vast volgens welke een individuele machtiging of een individueel gebruiksrecht
kan worden geannuleerd of ingetrokken in het geval permanent verzuimd wordt
gebruik te maken van het relevante radiospectrum. Voor de intrekking of
annulering kan een passende vergoeding worden geboden wanneer het verzuim om
het radiospectrum te gebruiken, te wijten is aan redenen die buiten de
invloedssfeer van de aanbieder liggen en die objectief gerechtvaardigd kunnen
worden. 3. In overeenstemming met de mededingingsregels en met het oog
op het tijdig vrijmaken of delen van voldoende geharmoniseerd radiospectrum
binnen kostenefficiënte banden voor draadloze breedbanddiensten met een hoge
capaciteit, houden de nationale bevoegde autoriteiten rekening met de noodzaak om te voorzien in: (a)
passende vergoedingen of aanmoedigingspremies voor bestaande gebruikers van
radiospectrum, of houders van een gebruiksrecht daarop, onder andere door deze
op te nemen in het biedsysteem of middels een vast bedrag voor gebruiksrechten;
of in (b)
aanmoedigingspremies die door de bestaande houders van het gebruiksrecht van
het radiospectrum worden betaald. 4. De nationale
bevoegde autoriteiten houden rekening met de noodzaak om overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Besluit
nr. 243/2012/EG de passende minimale technologische prestatieniveaus voor
verschillende banden aan te passen met het oog op de verbetering van de
spectrale efficiëntie en onverminderd de krachtens Besluit nr. 676/2002
genomen maatregelen. Bij
de vaststelling van deze niveaus dienen zij met name: (a)
rekening te houden met de cycli van de technologische ontwikkeling en
vernieuwing van de apparatuur, in het bijzonder eindapparatuur; en (b)
het principe van technologische neutraliteit toe te passen om het
gespecificeerde prestatieniveau te bereiken overeenkomstig artikel 9 van
Richtlijn 2002/21/EG. Artikel
12 - Harmonisatie van bepaalde machtigingsvoorwaarden op het gebied van
draadloze breedbandcommunicatie 1.
De nationale bevoegde autoriteiten stellen een tijdschema op voor de toekenning
van gebruiksrechten of de verlenging van deze rechten overeenkomstig de
voorwaarden van de bestaande rechten, die van toepassing zijn op het
geharmoniseerde radiospectrum voor draadloze breedbandcommunicatie. De
duur van het gebruiksrecht of de data voor opeenvolgende vernieuwingen worden
lang voorafgaand aan de relevante procedure opgenomen in het tijdschema zoals
bedoeld in de eerste alinea. Bij de opstelling van de tijdsschema’s, duur en
hernieuwingscycli wordt rekening gehouden met de noodzaak voor een voorspelbaar
investeringsklimaat, de effectieve mogelijkheid om alle relevante nieuwe
radiospectrumbanden vrij te geven die voor draadloze breedbandcommunicatie zijn
geharmoniseerd en de periode voor de afschrijving van investeringen tegen
concurrerende voorwaarden. 2. Met het oog op het
waarborgen van een coherente uitvoering van lid 1 in de gehele Unie en
vooral het in staat stellen van de gesynchroniseerde beschikbaarheid van
draadloze diensten binnen de Unie, kan de Commissie, door middel van uitvoeringshandelingen: (a) een gemeenschappelijk schema opstellen
voor de Unie als geheel, of aangepast aan de omstandigheden van verschillende
categorieën lidstaten, de datum of data waarop de gebruiksrechten voor een
geharmoniseerde band of een combinatie van complementaire geharmoniseerde
banden zullen worden verleend en het feitelijk gebruik van het radiospectrum
zal worden toegestaan voor exclusieve of gedeeltelijke levering van draadloze
breedbandcommunicatie in de gehele Unie; (b) een minimale duur voor de toegewezen
rechten binnen de geharmoniseerde banden bepalen; (c) een gesynchroniseerde verval- of
hernieuwingsdatum voor de gehele Unie bepalen in het geval van toegewezen
rechten die niet voor onbepaalde tijd zijn; (d) de vervaldatum van de bestaande
gebruiksrechten van geharmoniseerde banden buiten die voor draadloze
breedbandcommunicatie bepalen, of, in het geval van rechten van onbepaalde
duur, de datum waarop het gebruiksrecht zal worden aangepast, om het aanbieden
van draadloze breedbandcommunicatie toe te staan. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de
in artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. 3. De Commissie kan tevens
uitvoeringshandelingen vaststellen die de vervaldatum of vernieuwingsdatum van
individuele gebruiksrechten voor het radiospectrum voor draadloze
breedbandcommunicatie in geharmoniseerde banden harmoniseert, die reeds bestaan
op de datum van vaststelling van deze handelingen, met het oog op de
synchronisatie van de vernieuwingsdatum of de herplaatsing van de
gebruiksrechten voor dergelijke banden, met inbegrip van mogelijke
synchronisatie met de datum van verlenging of herschikking van andere banden
die middels uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig lid 2 of dit lid zijn
geharmoniseerd. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in
artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Wanneer in dit lid bedoelde
uitvoeringshandelingen een geharmoniseerde datum voor vernieuwing of
herschikking van de gebruiksrechten voor het radiospectrum definiëren die na de
vervaldatum of vernieuwingsdatum van bestaande individuele gebruiksrechten van
het radiospectrum in een van de lidstaten valt, verlengen de nationale bevoegde
autoriteiten de bestaande rechten tot de geharmoniseerde datum onder dezelfde
voorheen geldende materiële machtigingsvoorwaarden, met inbegrip van de
toepasselijke periodieke vergoedingen. Wanneer de overeenkomstig de tweede alinea
toegekende verlenging significant is ten opzichte van de oorspronkelijke duur
van het gebruiksrecht, mag de nationale bevoegde instantie de verlenging van de
gebruiksrechten onderwerpen aan enige aanpassing van de voorheen geldende
machtigingsvoorwaarden die in het licht van de gewijzigde omstandigheden
noodzakelijk zijn, met inbegrip van het opleggen van extra kosten. Deze extra
kosten worden gebaseerd op een pro rata temporis toepassing op de
initiële vergoeding voor de oorspronkelijke gebruiksrechten die uitdrukkelijk
op basis van de oorspronkelijk geplande duur werd berekend. De in dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen
vereisen geen verkorting van de duur van de bestaande gebruiksrechten binnen
een lidstaat, behalve overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Richtlijn
2002/20/EG en zijn niet van toepassing op bestaande rechten van onbepaalde
duur. Wanneer de Commissie overeenkomstig lid 2 een
uitvoeringshandeling aanneemt, kan zij de bepalingen van dit lid mutatis
mutandis toepassen op de eventuele gebruiksrechten van de betrokken
geharmoniseerde band voor draadloze breedband. 4. Bij het aannemen van de in de leden 2 en 3
bedoelde uitvoeringshandelingen houdt de Commissie rekening met: (a) de in artikel 9 bedoelde
regelgevingsbeginselen; (b) objectieve verschillen binnen de Unie met
betrekking tot de behoefte aan extra radiospectrum voor het aanbieden van
draadloze breedband, rekening houdend met het gemeenschappelijke radiospectrum
dat nodig is voor geïntegreerde netwerken met dekking over meerdere lidstaten; (c) de voorspelbaarheid van de
exploitatievoorwaarden voor bestaande gebruikers van het radiospectrum; (d) de oppak-, ontwikkelings- en
investeringscycli van opeenvolgende generaties draadloze
breedbandtechnologieën; (e) de vraag onder eindgebruikers naar
draadloze breedbandcommunicatie met een hoge capaciteit. Bij de bepaling van de tijdschema’s voor
verschillende categorieën lidstaten die nog geen individuele gebruiksrechten
hebben verleend en gebruik van de geharmoniseerde band in kwestie reeds hebben
toegestaan, houdt de Commissie rekening met eventuele opmerkingen van de
lidstaten met betrekking tot de wijze waarop de radiospectrumrechten historisch
zijn toegekend, de gronden van beperking zoals bedoeld in artikel 9,
leden 3 en 4, van Richtlijn 2002/21/EG, de mogelijke noodzaak om de band
in kwestie te ontruimen, de effecten op het gebied van concurrentie of geografische
of technische beperkingen, rekening houdend met het effect op de interne markt.
De Commissie zorgt ervoor dat de uitvoering niet onnodig wordt uitgesteld en
dat alle variaties in de tijdschema’s tussen de lidstaten niet leidt tot te
grote verschillen in de concurrentiepositie of regelgeving tussen de lidstaten. 5. Het in lid 2 bepaalde doet geen
afbreuk aan het recht van de lidstaten om gebruiksrechten te verlenen en
daadwerkelijk gebruik van een geharmoniseerde band voorafgaand aan het aannemen
van een uitvoeringhandeling met betrekking tot deze band toe te staan, met
inachtneming van de tweede alinea van dit lid, of voorafgaand aan de
geharmoniseerde datum voor een uitvoeringshandeling voor deze band. Wanneer nationale bevoegde autoriteiten voorafgaand
aan de vaststelling van uitvoeringshandelingen gebruiksrechten verlenen voor
geharmoniseerde banden stellen zij voorwaarden op voor een dergelijke
toekenning en met name voorwaarden met betrekking tot de duur, op een zodanige
wijze dat de belanghebbenden van deze gebruiksrechten er op worden gewezen dat
de Commissie uitvoeringshandelingen in overeenstemming met lid 2 tot
vaststelling van een minimale duur van dergelijke rechten of een
gesynchroniseerde afloop- of verleningscyclus voor de gehele Unie heeft
aangenomen. Deze alinea is niet van toepassing op het verlenen van rechten van
onbepaalde duur. 6. Voor de geharmoniseerde banden waarvoor een
gemeenschappelijk tijdschema voor het verlenen van gebruiksrechten en het
daadwerkelijke gebruik is opgenomen in een uitvoeringshandeling in
overeenstemming met lid 2, verstrekken de nationale bevoegde autoriteiten
tijdig voldoende gedetailleerde informatie aan de Commissie om de naleving te
waarborgen. De Commissie kan uitvoeringshandelingen aannemen waarin het formaat
en de procedures voor het verstrekken van dergelijke informatie worden
vastgesteld. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 33,
lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Wanneer de Commissie, na de herziening van
dergelijke gedetailleerde plannen die door een lidstaat zijn verstrekt, van
oordeel is dat het onwaarschijnlijk is dat de betreffende lidstaat in staat is
om aan het van toepassing zijnde tijdschema te voldoen, kan de Commissie een
besluit nemen om middels een uitvoeringhandeling de lidstaat te verplichten
zijn plannen op een passende manier aan te passen om de naleving te waarborgen.
Artikel
13 –Coördinatie van de machtigingsprocedures en -voorwaarden voor het gebruik
van het radiospectrum voor draadloos breedband in de interne markt 1. Wanneer een nationale bevoegde autoriteit
voornemens is het gebruik van het radiospectrum te onderwerpen aan een algemene
machtiging of individuele gebruiksrechten voor het radiospectrum te verlenen,
of om overeenkomstig artikel 14 van Richtlijn 2002/20/EG
verplichtingen met betrekking tot het gebruik van het radiospectrum vast te
stellen, stelt zij haar ontwerpmaatregel, samen met de motivering ervan, ter
beschikking van de Commissie en van de voor het radiospectrum bevoegde autoriteiten
van andere lidstaten, in voorkomend geval na het afronden van de in
artikel 6 van Richtlijn 2002/21/EG bedoelde openbare raadpleging en
in ieder geval pas in een stadium van de voorbereiding die het mogelijk maakt
de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten voldoende en
stabiele informatie over alle relevante kwesties te verstrekken. De nationale bevoegde autoriteit verstrekt
informatie waarin, indien van toepassing, ten minste de volgende zaken staan
beschreven: (a) type machtigingsproces; (b) timing van het machtigingsproces; (c) duur van de gebruiksrechten; (d) type en hoeveelheid beschikbaar
radiospectrum, als geheel of voor een bepaalde onderneming; (e) bedrag en structuur van de te betalen
vergoedingen; (f) compensatie of prikkels met betrekking tot
de ontruiming of het delen van het radiospectrum door bestaande gebruikers; (g) dekkingsverplichtingen; (h) groothandelstoegang, nationale of
regionale roamingvereisten; (i) reservering van radiospectrum voor
bepaalde soorten aanbieders, of de uitsluiting van bepaalde soorten aanbieders; (j) voorwaarden met betrekking tot de
toewijzing, overdracht of accumulatie van gebruiksrechten; (k) mogelijkheden om radiospectrum op een
gedeelde basis te gebruiken; (l) delen van infrastructuur; (m) minimale technologische prestatieniveaus; (n) toegepaste beperkingen overeenkomstig
artikel 9, leden 3 en 4, van Richtlijn 2002/21/EG; (o) herroeping of intrekking van één of
meerdere gebruiksrechten of een wijziging van de gebruiksrechten of voorwaarden
verbonden aan dergelijke rechten die niet als minimaal kunnen worden gezien in
de zin van artikel 14, lid 1, van Richtlijn 2002/20/EG. 2. De nationale bevoegde autoriteiten en de
Commissie kunnen binnen een termijn van twee maanden opmerkingen indienen bij
de bevoegde instantie. Deze termijn van twee maanden wordt niet verlengd. Bij de in dit artikel bedoelde beoordeling van
de ontwerpmaatregel houdt de Commissie in het bijzonder rekening met: (a) de voorwaarden van
Richtlijnen 2002/20/EG en 2002/21/EG en Besluit
nr. 243/2012/EG; (b) de in artikel 9 bedoelde
regelgevingsbeginselen; (c) de relevante criteria voor bepaalde
specifieke voorwaarden uiteengezet in artikel 10 en de aanvullende
voorwaarden uiteengezet in artikel 11; (d) eventuele uitvoeringshandelingen die
overeenkomstig artikel 12 zijn vastgesteld; (e) samenhang met recente, lopende of geplande
procedures in andere lidstaten en mogelijke gevolgen voor de handel tussen de
lidstaten. Indien de Commissie de bevoegde instantie er
binnen deze termijn van op de hoogte stelt dat de ontwerpmaatregel een
belemmering vormt voor de interne markt of dat zij ernstige twijfels heeft over
de verenigbaarheid met het Unierecht, wordt de aanneming van de
ontwerpmaatregel nog twee maanden langer uitgesteld. De Commissie informeert in
dat geval ook de bevoegde instanties van de andere lidstaten over haar
standpunt ten aanzien van de ontwerpmaatregel. 3. Binnen de in lid 2 vastgelegde
aanvullende termijn van twee maanden werken de Commissie en de desbetreffende
bevoegde instantie nauw samen om de meest geschikte en effectieve maatregel in
het licht van de in lid 2 vastgestelde criteria te vinden, rekening
houdend met het standpunt van marktdeelnemers en de noodzaak om de ontwikkeling
van een consistente regelgevende praktijk te waarborgen. 4. De bevoegde instantie kan in elke fase van
de procedure haar ontwerpmaatregel wijzigen, zoveel mogelijk rekening houdend
met de in lid 2 bedoelde opmerkingen van de Commissie. 5. Binnen de in lid 2 bedoelde
aanvullende periode van twee maanden kan de Commissie: a) een ontwerpbesluit aan het
communicatiecomité presenteren waarin verzocht wordt de ontwerpmaatregel van de
bevoegde instantie in te trekken. Het ontwerpbesluit gaat vergezeld van een
gedetailleerde en objectieve analyse van de redenen waarom de Commissie van
mening is dat de aangemelde ontwerpmaatregel niet moet worden aangenomen, samen
met specifieke voorstellen tot wijziging van de ontwerpmaatregel; of b) een besluit nemen haar standpunt ten
aanzien van de betrokken ontwerpmaatregel te wijzigen. 6. Indien de Commissie geen ontwerpbesluit
zoals bedoeld in lid 5, onder a), heeft voorgelegd of een beslissing
neemt zoals omschreven in lid 5, onder b), kan de betrokken bevoegde
autoriteit de ontwerpmaatregel aannemen. Indien de Commissie een ontwerpbesluit zoals
bedoeld in lid 5, onder a), heeft voorgelegd, mag de ontwerpmaatregel
voor een periode van ten hoogste van zes maanden na de kennisgeving
overeenkomstig lid 2, niet door de bevoegde instantie worden aangenomen. De Commissie kan besluiten om haar standpunt
ten opzichte van de betrokken ontwerpmaatregel gedurende elk stadium van de
procedure te wijzigen, ook na de indiening van een ontwerpbesluit aan het
communicatiecomité. 7. De Commissie neemt elk besluit om de bevoegde
instantie te verplichten haar ontwerpmaatregel in te trekken, door middel van
uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in
artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. 8. Wanneer de Commissie overeenkomstig lid 7
een besluit heeft genomen, wijzigt de bevoegde instantie de ontwerpmaatregel of
trekt zij deze in binnen zes maanden na de datum van kennisgeving van het
besluit van de Commissie. Wanneer de ontwerpmaatregel wordt gewijzigd,
organiseert de bevoegde instantie, indien nodig, een openbare raadpleging en
stelt zij de gewijzigde ontwerpmaatregel overeenkomstig lid 1 ter
beschikking van de Commissie. 9. De betrokken bevoegde instantie houdt
zoveel mogelijk rekening met eventuele opmerkingen van de bevoegde autoriteiten
van de andere lidstaten en de Commissie en kan, behalve in gevallen bedoeld in
lid 2, derde alinea, lid 6, tweede alinea en lid 7, de uiteindelijke
ontwerpmaatregel aannemen en de Commissie hiervan op de hoogte stellen. 10. De bevoegde instantie brengt de Commissie
op de hoogte van de resultaten van de procedure waarop haar maatregel
betrekking heeft zodra deze procedure is afgerond. Artikel
14 – Toegang tot lokale radionetwerken 1. De nationale bevoegde autoriteiten maken
het mogelijk dat het publiek via lokale radionetwerken toegang krijgt tot het
netwerk van een aanbieder van elektronische communicatie en maken ook het
gebruik van het geharmoniseerde radiospectrum voor dergelijke toegang mogelijk,
hetgeen uitsluitend aan een algemene machtiging kan worden onderworpen. 2. De nationale bevoegde autoriteiten
belemmeren de aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek niet
toegang tot hun netwerken te verlenen via lokale radionetwerken die zich
mogelijk op terreinen of in gebouwen van een eindgebruiker bevinden, mits de
algemene machtigingsvoorwaarden worden nageleefd en de eindgebruiker hiervoor
uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven. 3. Aanbieders van elektronische communicatie
aan het publiek mogen de volgende rechten niet eenzijdig beperken: a) het recht van de eindgebruikers om toe te
treden tot de lokale radionetwerken van hun keuze, aangeboden door derden; b) het recht van de eindgebruikers om
wederzijds of meer in het algemeen andere eindgebruikers toegang te verlenen
tot de netwerken van dergelijke aanbieders via lokale radionetwerken, onder
meer op basis van initiatieven van derde partijen die de lokale radionetwerken
van verschillende eindgebruikers samenbrengen en openbaar toegankelijk
maken. 4. De nationale bevoegde autoriteiten mogen
het recht van de eindgebruikers om wederzijds of meer in het algemeen andere
eindgebruikers toegang te verlenen tot de netwerken van dergelijke aanbieders
via lokale radionetwerken, onder meer op basis van initiatieven van derde
partijen die de lokale radionetwerken van verschillende eindgebruikers
samenbrengen en openbaar toegankelijk maken, niet beperken. 5. De nationale bevoegde autoriteiten mogen
het verlenen van publieke toegang tot lokale radionetwerken niet beperken: (a) door overheidsinstanties op of in de
onmiddellijke nabijheid van terreinen of gebouwen waar die overheidsinstanties
gevestigd zijn, wanneer dit ondergeschikt is aan de openbare diensten die daar
worden aangeboden; (b) door initiatieven van niet-gouvernementele
organisaties of overheden om de lokale radionetwerken van verschillende
eindgebruikers samen te brengen en onderling of meer algemeen toegankelijk te
maken, met inbegrip van, indien van toepassing, de lokale radionetwerken
waartoe publieke toegang wordt verleend zoals bedoeld onder a). 6. Een onderneming, overheidsinstantie of
andere eindgebruiker wordt niet geacht een aanbieder van elektronische
communicatie voor het publiek te zijn louter op grond van het feit dat publieke
toegang tot lokale radionetwerken wordt verleend, wanneer dat niet commercieel
van aard is of ondergeschikt is aan een andere commerciële activiteit of
openbare dienst die niet afhankelijk is van de overdracht van signalen via
dergelijke netwerken. Artikel
15 – Implementatie en exploitatie van draadloze toegangspunten met klein bereik 1. De nationale bevoegde autoriteiten staan de
implementatie, aansluiting en exploitatie van discrete draadloze toegangspunten
met klein bereik onder de algemene machtiging toe en belemmeren de
implementatie, aansluiting en exploitatie niet onnodig middels individuele
stedenbouwkundige vergunningen of op een andere manier wanneer dit gebruik in
overeenstemming is met de overeenkomstig lid 2 aangenomen
uitvoeringsmaatregelen. Dit lid doet geen afbreuk aan het
machtigingsstelsel voor het radiospectrum om draadloze toegangspunten met klein
bereik te bedienen. 2. Voor de toepassing van een uniforme
uitvoering van het algemene machtigingsproces voor de implementatie,
aansluiting en exploitatie van draadloze toegangspunten met klein bereik op
grond van lid 1, kan de Commissie, door middel van een
uitvoeringshandeling, technische kenmerken voor het ontwerp, implementatie en
exploitatie van draadloze toegangspunten met klein bereik specificeren. Als
deze technische specificaties worden nageleefd zal het discrete karakter bij
gebruik binnen verschillende lokale contexten worden gewaarborgd. De Commissie
specificeert deze technische kenmerken aan de hand van de maximale grootte,
kracht en elektromagnetische eigenschappen, evenals de visuele impact van de
ingezette draadloze toegangspunten met klein bereik. Deze technische kenmerken
voor het gebruik van draadloze toegangspunten met klein bereik moeten ten
minste voldoen aan de eisen van Richtlijn 2013/35/EU[30] en aan de drempels zoals uiteengezet
in Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad.[31] De gespecificeerde kenmerken voor de
implementatie, aansluiting en exploitatie van draadloze toegangspunten met
klein bereik die kunnen profiteren van lid 1, doen geen afbreuk aan de
essentiële vereisten van Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de
Raad betreffende het op de markt brengen van dergelijke producten.[32] Die uitvoeringshandelingen worden volgens de
in artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Artikel
16 – Radiospectrum-coördinatie tussen de lidstaten 1. Onverminderd hun verplichting uit hoofde
van de internationale overeenkomsten, waaronder ITU-radioregulering, verzekeren
de nationale bevoegde autoriteiten dat het gebruik van het radiospectrum op hun
grondgebied is georganiseerd en nemen zij met name alle nodige maatregelen
inzake radiospectrumtoewijzing opdat geen enkele andere lidstaat wordt
belemmerd in het toestaan van gespecificeerde geharmoniseerde banden op haar
grondgebied in overeenstemming met de EU-wetgeving. 2. Lidstaten werken nauw met elkaar samen op
het gebied van grensoverschrijdende coördinatie van het gebruik van het
radiospectrum om de naleving van lid 1 te waarborgen en te verzekeren dat
geen enkele lidstaat een billijke toegang tot het radiospectrum wordt ontzegd. 3. Elke betrokken lidstaat kan de beleidsgroep
radiospectrum verzoeken om van haar goede diensten gebruik te maken om zich en
andere lidstaten te laten bijstaan bij de naleving van dit artikel. De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen
aannemen om te verzekeren dat de gecoördineerde resultaten aan het voorschrift
van gelijke toegang tot het radiospectrum tussen de betrokken lidstaten
voldoen, om de praktische inconsistenties tussen de verschillende
gecoördineerde resultaten tussen de verschillende lidstaten op te lossen of om
de handhaving van de gecoördineerde oplossingen onder de EU-wetgeving uit te
voeren. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in
artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Afdeling 2 –
Europese virtuele toegangsproducten Artikel
17 – Europese virtuele breedbandtoegangsproducten 1.
De verstrekking van een virtueel breedbandtoegangsproduct opgelegd in
overeenstemming met de artikelen 8 en 12 van Richtlijn 2002/19/EG
wordt beschouwd als de verstrekking van een Europees virtueel
breedbandtoegangsproduct als het wordt verstrekt overeenkomstig de minimale
parameters die zijn opgenomen voor de in bijlage 1 genoemde aanbiedingen en
cumulatief aan de volgende inhoudelijke vereisten voldoet: (a) potentieel om als een hoogwaardig product
in de Unie te worden verkocht; (b) maximale mate van netwerk- en
dienstinteroperabiliteit en non-discriminerend netwerkbeheer tussen aanbieders,
consistent met netwerktopologie; (c) capaciteit om eindgebruikers te dienen tegen
concurrerende voorwaarden; (d) kostenefficiëntie, rekening houdend met de
capaciteit om op bestaande en nieuwe netwerken te worden uitgevoerd en samen te
gaan met andere toegangsproducten die op dezelfde netwerkinfrastructuur worden
verstrekt; (e) operationele effectiviteit, in het
bijzonder ten aanzien van, voor zover mogelijk, het beperken van
implementatie-obstakels en kosten voor virtuele breedbandtoegangsaanbieders en
virtuele breedbandtoegangszoekers; (f) ten aanzien van de regels voor de bescherming
van de persoonlijke levenssfeer, persoonsgegevens, beveiliging en integriteit
en transparantie van netwerken in overeenstemming met het Unierecht. 2.
De Commissie wordt gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen
overeenkomstig artikel 32 om bijlage I in het licht van de markt en
technologische ontwikkelingen aan te passen, om te kunnen blijven voldoen aan
de in lid 1 genoemde inhoudelijke vereisten. Artikel
18 – Regelgevende voorwaarden met betrekking tot Europese virtuele
breedbandtoegangsproducten 1.
Een nationale regelgevende instantie die eerder overeenkomstig de artikelen 8
en 12 van die richtlijn aan een aanbieder enige verplichting heeft opgelegd om
groothandeltoegang te verlenen aan een nieuwe-generatienetwerk, gaat na of het
passend en evenredig zou zijn om in de plaats daarvan een verplichting op te
leggen om een Europees virtueel breedbandtoegangsproduct te leveren dat
minimaal gelijkwaardige functionaliteiten biedt als het eerder opgelegde
groothandeltoegangsproduct. De
nationale regelgevende instanties zoals bedoeld in de eerste alinea, verrichten
de vereiste beoordeling van bestaande groothandeltoegangsoplossingen zo snel
mogelijk na de inwerkingtreding van deze verordening, ongeacht het tijdstip van
de analyse van de relevante markten overeenkomstig artikel 16, lid 6, van
Richtlijn 2002/21/EG. Wanneer
een nationale regelgevende instantie die eerder de verplichting tot de
verstrekking van virtuele breedbandtoegang heeft opgelegd na haar beoordeling
overeenkomstig de eerste alinea van mening is dat een Europees
breedbandtoegangsproduct niet geschikt is voor de specifieke omstandigheden,
neemt zij volgens de procedure van de artikelen 6 en 7 van
Richtlijn 2002/21/EG een beargumenteerde verklaring op in haar ontwerpmaatregel. 2.
Wanneer een nationale regelgevende instantie voornemens is om een verplichting
om overeenkomstig artikelen 8 en 12 van Richtlijn 2002/19/EG
groothandelstoegang te verstrekken aan een netwerk van de nieuwe generatie aan
de aanbieder op te leggen, houdt zij, naast de in artikel 12, lid 2,
van deze richtlijn genoemde factoren, met name rekening met de respectieve
verdiensten van het opleggen van (i)
een passieve groothandelsinvoer zoals fysieke ontbundelde toegang tot het
lokale aansluitnetwerk of het sub-netwerk; (ii)
een niet-fysieke of virtuele groothandelsinvoer die vergelijkbare
functionaliteiten biedt en met name een Europees virtueel
breedbandtoegangsproduct dat aan de materiële voorwaarden en parameters voldoet
zoals uiteengezet in artikel 17, lid 1, en bijlage I,
punt 1, van deze verordening. 3.
In afwijking van artikel 12, lid 3, van Richtlijn 2002/19/EG legt een
nationale regelgevende instantie, wanneer zij voornemens is om een aanbieder te
verplichten om overeenkomstig de artikelen 8 en 12 van die richtlijn een
virtuele breedbandtoegang te verstrekken, de verplichting op om een Europees
virtueel breedbandtoegangsproduct te verstrekken dat de meest relevante
functionaliteiten heeft om aan de in de beoordeling vastgestelde
regelgevingsbehoeften te voldoen. Wanneer een nationale regelgevende instantie
van mening is dat een Europees virtueel breedbandtoegangsproduct niet geschikt
is voor de specifieke omstandigheden, neemt zij volgens de in de
artikelen 6 en 7 van Richtlijn 2002/21/EG bedoelde procedure een
beargumenteerde verklaring op in haar ontwerpmaatregel. 4.
Tijdens de uit hoofde van leden 1, 2 of 3 noodzakelijke beoordeling of er
een verplichting tot het verstrekken van een Europees breedbandtoegangsproduct
moet worden opgelegd of niet, houdt de nationale regelgevende instantie
rekening met het belang van convergente reglementaire voorwaarden voor
groothandelstoegangsoplossingen voor de gehele Unie, de huidige en toekomstige
staat van de op infrastructuur gebaseerde concurrentie en de evolutie van marktomstandigheden
ten aanzien van de verstrekking van concurrerende nieuwe- generatienetwerken,
investeringen respectievelijk gedaan door ondernemingen met aanmerkelijke
marktmacht en de toegangszoekers, en de afschrijvingsperiode voor dergelijke
investeringen. De
nationale regelgevende instantie stelt zo nodig een overgangsperiode in voor de
vervanging van een bestaand groothandelstoegangsproduct door een Europees
virtueel toegangsproduct. 5.
In afwijking van artikel 9, lid 3, van Richtlijn 2002/19/EG zorgen
de nationale regelgevende instanties ervoor dat, wanneer een aanbieder de
verplichting heeft onder artikelen 8 en 12 van deze richtlijn om een
Europees virtueel breedbandtoegangsproduct te verstrekken, een
referentie-offerte wordt gepubliceerd die ten minste de elementen bevat die
zijn opgenomen in bijlage I, punten 1, 2 en 3, afhankelijk van welk
punt van toepassing is. 6.
In afwijking van artikel 16, lid 3, van Richtlijn 2002/21/EG
legt een nationale regelgevende instantie geen verplichte opzegtermijn op voor
het intrekken van een eerder opgelegde verplichting om een Europees virtueel
breedbandtoegangsproduct te verstrekken dat voldoet aan de materiële
verplichtingen en parameters overeenkomstig artikel 17, lid 1, en
bijlage I, punt 2, van deze verordening, als de betrokken aanbieder
dit product op verzoek van derde partijen vrijwillig onder eerlijke en
redelijke voorwaarden voor een verdere periode van drie jaar beschikbaar stelt. 7.
Wanneer een nationale regelgevende instantie, in het kader van een beoordeling
overeenkomstig lid 2 of 3, afweegt of zij prijscontroles moet opleggen of
handhaven overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2002/19/EG voor
groothandelstoegang aan netwerken van een nieuwe generatie, hetzij middels een
van de Europese virtuele breedbandtoegangsproducten of anderszins, houdt zij
rekening met de stand van de concurrentie met betrekking tot de prijzen, keuze
en kwaliteit van de producten op kleinhandelsniveau. Zij houdt rekening met de
doeltreffendheid van de bescherming tegen discriminatie op groothandelsniveau
en de stand van de op infrastructuur gebaseerde concurrentie van andere vaste
lijnen of draadloze netwerken, en geeft daarbij het nodige gewicht aan de rol
van de bestaande op infrastructuur gebaseerde concurrentie tussen nieuwe
generatie netwerken bij het bereiken van verdere verbeteringen voor
eindgebruikers, om te bepalen of de prijscontroles voor groothandelstoegang in
dit specifieke geval niet noodzakelijk of evenredig zijn. Artikel
19 – Connectiviteitsproduct met gegarandeerde kwaliteit van dienst (ASQ) 1.
Elke aanbieder heeft het recht om een Europees connectiviteitsproduct met ASQ
te verstrekken als omschreven in lid 4. 2.
Zoals gespecificeerd in lid 4 moet elke aanbieder elk redelijk verzoek
voor de verstrekking van een Europees connectiviteitsproduct met ASQ
schriftelijk ingediend door een erkende aanbieder van elektronische
communicatiediensten, honoreren. Elke weigering om een Europees ASQ product te
verstrekken, moet op objectieve criteria worden gebaseerd. De aanbieder deelt
binnen één maand na het schriftelijk verzoek de redenen voor een eventuele
afwijzing mee. Het
feit dat de partij die om de levering van een Europees connectiviteitsproduct
met ASQ verzoekt, niet in staat is of niet bereid is, hetzij binnen de Unie,
hetzij in een derde land, onder redelijke voorwaarden een Europees
connectiviteitsproduct met ASQ ter beschikking te stellen van de aangezochte
partij, wordt geacht een objectieve weigeringsgrond te zijn. 3.
Indien het verzoek wordt afgewezen of wanneer er binnen twee maanden na het
schriftelijk verzoek geen overeenkomst wordt bereikt over specifieke
voorwaarden met inbegrip van de prijs, hebben beide partijen overeenkomstig
artikel 20 van Richtlijn 2002/21/EG het recht om de kwestie aan de
betrokken nationale regelgevende instantie voor te leggen. In een dergelijk
geval kan artikel 3, lid 6, van deze verordening van toepassing zijn. 4.
De verstrekking van een connectiviteitsproduct zal als de verstrekking van een
Europees connectiviteitsproduct met ASQ worden beschouwd wanneer het product
overeenkomstig de minimale parameters in bijlage II wordt verstrekt en
cumulatief aan de volgende inhoudelijke eisen voldoet: (a)
potentieel om als een hoogwaardig product in de Unie te worden verkocht; (b)
het in staat stellen van dienstverleners om aan de behoeften van hun
eindgebruikers te voldoen; (c)
kosteneffectiviteit met inachtneming van bestaande oplossingen die op dezelfde
netwerken kunnen worden verstrekt; (d)
operationele effectiviteit, met name ten aanzien van, voor zover mogelijk, het
beperken van implementatie-obstakels en ontwikkelingskosten voor klanten; en (e)
het waarborgen van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,
persoonsgegevens, beveiliging en integriteit en transparantie van netwerken in
overeenstemming met het Unierecht. 5.
De Commissie wordt gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen
overeenkomstig artikel 32 om bijlage II in het licht van de markt en
technologische ontwikkelingen aan te passen, om te kunnen blijven voldoen aan
de in lid 4 genoemde inhoudelijke eisen. Artikel
20 – Maatregelen met betrekking tot Europese toegangsproducten 1.
Uiterlijk op 1 januari 2016 neemt de Commissie uitvoeringshandelingen aan
die de uniforme technische en methodologische voorwaarden voor de implementatie
van een Europees virtueel breedbandtoegangsproduct zoals bedoeld in
artikel 17 en bijlage I, punt 1, vastleggen in overeenstemming
met de criteria en parameters die daarin zijn gespecificeerd en die de
gelijkwaardigheid waarborgen van de functionaliteit van een dergelijk virtueel
groothandeltoegangsproduct voor nieuwe-generatienetwerken met die van fysiek
ontbundelde toegangsproducten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in
artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. 2.
De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met uniforme technische en
methodologische regels voor de implementatie voor één of meerdere Europese
toegangsproducten in de zin van artikelen 17 en 19 en bijlage I,
punten 2 en 3, en bijlage II, overeenkomstig de daarin
gespecificeerde criteria en parameters. Die uitvoeringshandelingen worden
volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure
vastgesteld. Hoofdstuk IV
Geharmoniseerde rechten van eindgebruikers Artikel
21 – Afschaffing van beperkingen en discriminatie 1.
De vrijheid van eindgebruikers om openbare elektronische-communicatienetwerken
of openbare elektronische-communicatiediensten te gebruiken die door een
onderneming in een andere lidstaat worden aangeboden, wordt niet door
overheidsinstanties beperkt. 2.
Aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek mogen eindgebruikers
geen discriminerende eisen of voorwaarden opleggen op basis van de
nationaliteit of verblijfplaats van de eindgebruikers voor de toegang of het
gebruik, tenzij dit objectief gerechtvaardigd is. 3. Tenzij dat objectief
gerechtvaardigd is, rekenen aanbieders van
elektronische-communicatiediensten aan het publiek geen tarieven aan voor
intra-EU-communicatie die in een andere lidstaat eindigt, die hoger zijn dan: a) wat vaste communicatie betreft, de
tarieven voor binnenlandse lange-afstandscommunicatie; b)
wat mobiele communicatie betreft, de euro-tarieven
voor gereguleerde spraak- en SMS-roaming, respectievelijk vastgesteld in
Verordening (EG) nr. 531/2012. Artikel
22 - Grensoverschrijdende geschillenbeslechting 1.
De buitengerechtelijke procedures die overeenkomstig artikel 34,
lid 1, van Richtlijn 2002/22/EG zijn vastgesteld, zijn ook van toepassing
op geschillen over contracten tussen consumenten en andere eindgebruikers, voor
zover deze buitengerechtelijke procedures ook voor hen openstaan, en aanbieders
van elektronische communicatie aan het publiek die in een andere lidstaat
gevestigd zijn. Op geschillen die binnen de werkingssfeer van Richtlijn
2013/11/EU[33] vallen, zijn de bepalingen van deze richtlijn van
toepassing. Artikel
23 – Vrij aanbieden en gebruiken van open internettoegang en redelijk
verkeersbeheer 1. Eindgebruikers zijn vrij om toegang te
krijgen tot informatie en inhoud en deze te delen, toepassingen uit te voeren
en de diensten van hun keuze via hun dienst voor internettoegang te gebruiken. Eindgebruikers
zijn vrij om met aanbieders van internettoegangsdiensten overeenkomsten te
sluiten over datavolumes en snelheden, en overeenkomstig
dergelijke overeenkomsten over datavolumes, gebruik te maken van aanbiedingen
van aanbieders van internetinhoud, toepassingen en diensten. 2. Eindgebruikers
zijn ook vrij om met aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek
of met aanbieders van inhoud, toepassingen en diensten, overeenkomsten te
sluiten voor het leveren van gespecialiseerde diensten met een verbeterde
kwaliteit. Om eindgebruikers
gespecialiseerde diensten te kunnen aanbieden, kunnen aanbieders van inhoud,
toepassingen en diensten en aanbieders van elektronische communicatie aan het
publiek, met elkaar overeenkomsten sluiten over de levering van de gerelateerde
datavolumes of verkeer als speciale diensten van een bepaalde kwaliteit of met
een toepassingsspecifieke capaciteit. Het verlenen van gespecialiseerde
diensten mag de kwaliteit van de diensten inzake internettoegang niet
herhaaldelijk of voortdurend verzwakken. 3. Dit artikel
doet geen afbreuk aan de Unie- of nationale wetgeving met betrekking tot de
rechtmatigheid van de verspreide informatie, inhoud, toepassingen of diensten. 4. Het uitoefenen
van de vrijheden zoals beschreven in de leden 1 en 2 wordt vergemakkelijkt
door het verstrekken van volledige informatie overeenkomstig artikel 25,
lid 1, artikel 26, lid 2, en artikel 27, leden 1 en 2. 5. Binnen de grenzen van contractueel
overeengekomen datavolumes en snelheden mogen aanbieders van
internettoegangsdiensten de vrijheden zoals beschreven in lid 1 niet
belemmeren door specifieke inhoud, toepassingen, diensten of specifieke klassen
daarvan te blokkeren, vertragen, degraderen of discrimineren, behalve in
gevallen waarin het noodzakelijk is om redelijke verkeersbeheermaatregelen te
nemen. Redelijke verkeersbeheermaatregelen moeten transparant, niet-discriminerend,
evenredig en noodzakelijk zijn om: a) de uitvoering van een wettelijke bepaling
of een rechterlijke uitspraak te implementeren of ernstige misdrijven te
voorkomen of te verhinderen; b) de integriteit en de veiligheid van het
netwerk, de diensten die via dit netwerk worden aangeboden en de terminals van
de eindgebruikers te beschermen; c) de overdracht van ongevraagde communicatie
aan eindgebruikers te voorkomen, die vooraf toestemming hebben gegeven voor
dergelijke beperkende maatregelen; d) de effecten
van de tijdelijke of uitzonderlijke overbelasting van het netwerk te
minimaliseren, mits gelijkwaardige soorten verkeer gelijk worden behandeld. Redelijk
verkeersbeheer brengt uitsluitend de gegevensverwerking met zich die
noodzakelijk en evenredig is om de in dit lid vermelde doelstellingen te
bereiken. Artikel
24 - Waarborgen voor de kwaliteit van de dienstverlening 1. De nationale regelgevende instanties zien
er strikt op toe en zorgen ervoor dat de eindgebruikers effectief kunnen
profiteren van de vrijheden zoals beschreven in artikel 23, leden 1
en 2, dat artikel 23, lid 5, wordt nageleefd en dat
niet-discriminerende internettoegangsdiensten voortdurend beschikbaar zijn en
dat deze een kwaliteitsniveau hebben dat de technologische vooruitgang weerspiegelt
en niet door gespecialiseerde diensten wordt belemmerd. Zij
zien in samenwerking met andere bevoegde nationale instanties ook toe op de
gevolgen van gespecialiseerde diensten voor culturele diversiteit en innovatie.
De nationale regelgevende instanties brengen jaarlijks
verslag uit aan de Commissie en het BEREC over hun toezicht en hun bevindingen.
2. Om de algemene achteruitgang van de
kwaliteit van de dienstverlening inzake internettoegangsdiensten te voorkomen
of om ervoor te zorgen dat eindgebruikers toegang krijgen tot inhoud of
informatie en deze kunnen delen of de applicaties en diensten van hun keuze te
kunnen toepassen, beschikken de nationale regelgevende instanties over de
bevoegdheid om minimale kwaliteitsvereisten op te leggen aan de aanbieders van
elektronische communicatie aan het publiek. De nationale
regelgevende instanties verstrekken de Commissie geruime tijd voordat zij
dergelijke vereisten opleggen, een samenvatting van de gronden om op te treden,
de voorgenomen vereisten en de voorgestelde aanpak. Deze informatie wordt
tevens ter beschikking gesteld van het BEREC. De Commissie kan, na die
informatie te hebben onderzocht, opmerkingen of aanbevelingen hieromtrent
formuleren, met name om ervoor te zorgen dat de voorgenomen vereisten geen
negatieve invloed hebben op de werking van de interne markt. De voorgenomen
vereisten worden niet opgelegd binnen twee maanden nadat de Commissie de
volledige informatie heeft ontvangen, tenzij de Commissie en de nationale
regelgevende instantie anders zijn overeengekomen, of wanneer de Commissie de
regelgevende instantie op de hoogte heeft gesteld van een verkorte
onderzoeksperiode, of wanneer de Commissie opmerkingen of aanbevelingen heeft
geformuleerd. De nationale regelgevende instanties houden zoveel mogelijk
rekening met de opmerkingen en aanbevelingen van de Commissie en informeren de
Commissie en het BEREC over de opgelegde vereisten. 3. De Commissie kan uitvoeringshandelingen
vaststellen waarin uniforme voorwaarden worden bepaald voor de implementatie
van de in dit artikel bedoelde verplichtingen van de nationale bevoegde
autoriteiten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 33,
lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Artikel
25 - Transparantie en publicatie van informatie 1. Tenzij over aanbiedingen individueel is
onderhandeld, publiceren aanbieders van elektronische communicatie aan het
publiek transparante, vergelijkbare, toereikende en actuele informatie over: a) hun naam, adres en contactgegevens; b) voor elk tariefplan van de geboden diensten en
de relevante kwaliteit van de dienstverleningsparameters, de geldende prijzen
(voor consumenten, met inbegrip van belastingen) en andere toepasselijke kosten
(toegang, gebruik, onderhoud en eventuele extra kosten), evenals de kosten met
betrekking tot eindapparatuur; c) geldende tarieven voor elk nummer of dienst
waarvoor bijzondere tariefvoorwaarden gelden; d) de kwaliteit van hun diensten, overeenkomstig de
uitvoeringshandelingen als bedoeld in lid 2; e) internettoegangsdiensten, waar aangeboden, met
vermelding van het volgende: (i)
daadwerkelijk beschikbare datasnelheid voor downloads en uploads in de lidstaat
van de gebruiker, met inbegrip van de piekuren; (ii)
het niveau van de geldende datavolumebeperkingen, indien van toepassing, de
prijzen voor het verhogen van het beschikbare datavolume op ad hoc of duurzame
basis, de beschikbare datasnelheden na volledige consumptie van het
toepasselijke datavolume en de hieraan verbonden kosten en de middelen voor
eindgebruikers om te allen tijde hun consumptieniveau te controleren; (iii)
een duidelijke en begrijpelijke uitleg over hoe datavolumebeperkingen, de
werkelijk beschikbare snelheid en andere kwaliteitsparameters en het
gelijktijdige gebruik van gespecialiseerde diensten met verbeterde kwaliteit
praktisch het gebruik van inhoud, toepassingen en diensten beïnvloeden. (iv)
informatie over de procedures die door de aanbieder zijn vastgesteld om het
verkeer te meten en te vormen om congestie van het netwerk te voorkomen en de
wijze waarop deze procedures de kwaliteit van de diensten en de bescherming van
persoonsgegevens kunnen beïnvloeden; f)
genomen maatregelen om de gelijkwaardigheid van toegang voor gehandicapte
eindgebruikers te waarborgen, met inbegrip van regelmatig bijgewerkte
informatie over de details van de producten en diensten die voor hen ontworpen
zijn; g) hun standaard contractvoorwaarden en criteria,
met inbegrip van de minimumcontractduur, de voorwaarden voor en alle kosten die van toepassing zijn
bij de vroegtijdige beëindiging van een contract, de procedures en directe
kosten die verband houden met overstappen en mobiliteit van nummers en andere
identificatoren en compensatieregelingen voor vertraging of misbruik van
overstapregelingen; h) toegang tot noodhulpdiensten en locatiegegevens
van de beller voor alle aangeboden diensten, eventuele beperkingen van de
geboden noodhulpdiensten overeenkomstig artikel 26 van
Richtlijn 2002/22/EG, en eventuele wijzigingen daarvan; i) de rechten met betrekking tot de universele dienstverlening,
met inbegrip van, indien van toepassing, de faciliteiten en diensten zoals
uiteengezet in bijlage I bij Richtlijn 2002/22/EG. De informatie wordt op een heldere, begrijpelijke
en gemakkelijk toegankelijke vorm in de officiële taal van de lidstaat waar de dienst wordt
aangeboden, gepubliceerd en regelmatig geactualiseerd. Op verzoek wordt de
informatie voorafgaand aan de publicatie aan de relevante nationale instanties
overgelegd. Elk verschil tussen de voorwaarden voor consumenten en andere
eindgebruikers wordt expliciet vermeld. 2. De Commissie kan
uitvoeringshandelingen vastleggen waarin de methoden
voor het meten van de snelheid van de internettoegangsdiensten, de kwaliteit
van de diensten en de methoden om deze te meten en de inhoud, vorm en wijze van
de te publiceren informatie worden gespecificeerd, met inbegrip van de
mogelijke kwaliteitscertificeringsregelingen. De Commissie houdt rekening met
de parameters, definities en meetmethoden zoals beschreven in bijlage III
bij Richtlijn 2002/22/EG. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in
artikel 33, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure vastgesteld. 3. Eindgebruikers dienen toegang te hebben tot
onafhankelijke beoordelingsinstrumenten waarmee zij de prestaties van de
toegang tot een elektronische-communicatienetwerk en diensten en de kosten van
alternatieve gebruikspatronen kunnen vergelijken. Daartoe stellen de lidstaten
een vrijwillige certificeringsregeling vast voor interactieve websites, gidsen
of soortgelijke instrumenten. De certificering vindts plaats op basis van
objectieve, transparante en evenredige criteria, met name de onafhankelijkheid
van de aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek, het gebruik
van duidelijke taal, het verstrekken van volledige en actuele informatie, en
een werkende, doeltreffende procedure voor klachtenbehandeling. Wanneer
gecertificeerde vergelijkingsfaciliteiten niet gratis of tegen een redelijke
prijs op de markt beschikbaar zijn, stellen de nationale regelgevende
instanties of andere bevoegde nationale instanties dergelijke faciliteiten zelf
of via derde partijen beschikbaar overeenkomstig de certificeringsvereisten. De
informatie die door aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek
wordt gepubliceerd, is kosteloos toegankelijk voor doeleinden in verband met
het beschikbaar stellen van vergelijkingsfaciliteiten. 4. Op verzoek van de bevoegde overheden verstrekken
aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek, in voorkomend geval
kosteloos informatie van algemeen belang aan de eindgebruikers, met dezelfde
middelen die normaal door hen worden gebruikt in de communicatie met
eindgebruikers. In een dergelijk geval wordt deze informatie door de relevante
overheden aan de aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek in
een gestandaardiseerd formaat verstrekt en kan deze onder meer op de volgende
onderwerpen betrekking hebben: (a) de meest voorkomende vormen van elektronische
communicatiediensten voor onwettige activiteiten of de verspreiding van
schadelijke inhoud, in het bijzonder wanneer dit het respect voor de rechten en
vrijheden van anderen in gevaar brengt, met inbegrip van schendingen van
gegevensbescherming, auteursrechten en andere gerelateerde rechten en de
juridische gevolgen hiervan; en (b) de beschermingsmaatregelen tegen risico’s voor
de persoonlijke veiligheid en onrechtmatige toegang tot persoonsgegevens bij
het gebruik van elektronische communicatiediensten. Artikel
26 - Informatievereisten voor contracten 1.
Voordat een contract betreffende de verstrekking van een aansluiting op een
openbaar elektronisch netwerk of openbare elektronische communicatiediensten
bindend wordt, moeten de aanbieders van elektronische communicatie aan het
publiek minimaal de volgende informatie verstrekken aan de consumenten en
andere eindgebruikers, tenzij uitdrukkelijk anders overeengekomen: (a)
de identiteit, het adres en de contactgegevens van de aanbieder en, indien
verschillend, het adres en de contactinformatie voor eventuele klachten; (b)
de belangrijkste kenmerken van de geleverde diensten, waaronder voornamelijk: (i)
voor elk tariefplan de soorten aangeboden diensten, de opgenomen
communicatievolumes en alle relevante parameters voor de kwaliteit van de
dienstverlening, inclusief de tijd voor de eerste aansluiting; (ii)
of en in welke lidstaten de toegang tot noodhulpdiensten en locatiegegevens van
de bellers wordt aangeboden en eventuele beperkingen van de geboden
noodhulpdiensten overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn 2002/22/EG; (iii)
de vormen aftersalesdiensten, onderhoudsdiensten en
klantenondersteuningsdiensten die worden aangeboden, de voorwaarden en kosten
voor deze diensten en de wijze waarop met deze diensten contact kan worden
opgenomen; (iv)
eventuele beperkingen opgelegd door de aanbieder voor het gebruik van de
geleverde eindapparatuur, met inbegrip van informatie over de ontsluiting van
de eindapparatuur en eventuele kosten bij het opzeggen van de overeenkomst voor
het einde van de contractperiode; (c)
details over prijzen en tarieven (voor consumenten inclusief belastingen en
mogelijke extra kosten die nog moeten worden betaald) en de middelen waarmee
geactualiseerde informatie over alle van toepassing zijnde tarieven en kosten
beschikbaar wordt gesteld; (d)
aangeboden betalingsmethoden en eventuele kosten die aan deze betalingsmethoden
verbonden zijn en beschikbare faciliteiten om de transparantie van de factuur
te waarborgen en toe te zien op de omvang van het verbruik; (e)
de duur van het contract en de voorwaarden voor verlenging en opzegging, met
inbegrip van: (i)
minimumverbruik of -duur die nodig is om van speciale aanbiedingen te
profiteren; (ii)
eventuele kosten met betrekking tot omschakeling en overdraagbaarheid van
nummers en andere identificatoren, inclusief compensatieregelingen voor
vertraging of misbruik van het recht om over te stappen; iii)
eventuele kosten verbonden aan de vroegtijdige beëindiging van het contract,
met inbegrip van de terugvordering van kosten met betrekking tot de
eindapparatuur (op een pro rata temporis basis); (f)
eventuele vergoedingen en terugbetalingsregelingen met inbegrip van een
expliciete verwijzing naar de wettelijke rechten van de eindgebruiker die
gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden
behaald; (g)
in het geval van een bestaande verplichting op grond van artikel 25 van
Richtlijn 2002/22/EG, de opties van de eindgebruikers om al dan niet hun
persoonlijke gegevens in een map te kunnen bewaren en de betrokken gegevens; (h)
details van de producten en diensten die voor gehandicapte eindgebruikers
ontworpen zijn; (i)
de wijze waarop de procedures voor de beslechting van geschillen worden
uitgevoerd, met inbegrip van grensoverschrijdende geschillen, overeenkomstig
artikel 34 van Richtlijn 2002/22/EG en artikel 22 van deze verordening; (j) de aard van de maatregelen die door de
aanbieder genomen kunnen worden als reactie op beveiligings- en
integriteitsincidenten of bedreigingen en kwetsbaarheden. 2.
In aanvulling op lid 1 dienen de aanbieders van elektronische communicatie
aan het publiek de eindgebruikers, tenzij uitdrukkelijk anders overeengekomen
door een eindgebruiker die geen consument is, de volgende informatie met
betrekking tot hun internettoegangsdiensten te verstrekken: (a)
het niveau van de geldende datavolumebeperkingen, indien van toepassing, de
prijzen voor het verhogen van het beschikbare datavolume op ad hoc of duurzame
basis, de beschikbare datasnelheden na volledige consumptie van het
toepasselijke datavolume en de hieraan verbonden kosten en de middelen voor
eindgebruikers om te allen tijde hun consumptieniveau te controleren; (b)
de werkelijk beschikbare datasnelheid voor downloads en uploads op de
hoofdlocatie van de eindgebruiker, inclusief werkelijke snelheidsvariabelen,
gemiddelde snelheden en de snelheid tijdens piekuren en inclusief de mogelijke
gevolgen van het toestaan van toegang via een lokaal radionetwerk van derden; (c)
andere dienstkwaliteitsparameters; (d)
informatie over de procedures die door de aanbieder zijn vastgesteld om het verkeer
te meten en te vormen om congestie van het netwerk te voorkomen en welke
gevolgen deze procedures kunnen hebben voor de kwaliteit van de diensten en de
bescherming van persoonsgegevens; (e)
een duidelijke en begrijpelijke uitleg over hoe datavolumebeperkingen, de
werkelijk beschikbare snelheid en andere kwaliteitsparameters en het
gelijktijdige gebruik van gespecialiseerde diensten met verbeterde kwaliteit
praktisch van invloed zijn op het gebruik van inhoud, toepassingen en diensten. 3.
De in de leden 1 en 2 bedoelde informatie wordt op heldere, begrijpelijke
en gemakkelijk toegankelijke wijze en in de officiële taal van de lidstaat van
de eindgebruiker verstrekt en wordt regelmatig geactualiseerd. Ze vormt een
integraal onderdeel van de overeenkomst en wordt niet gewijzigd, tenzij de
partijen uitdrukkelijk anders overeengekomen zijn. De eindgebruiker ontvangt
een schriftelijke kopie van de overeenkomst. 4.
De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de details van de in
lid 2 genoemde informatievereisten worden gespecificeerd. Die
uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 33, lid 2,
bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. 5. Het contract bevat tevens, op verzoek van de
bevoegde overheden, alle informatie die door deze overheden wordt verstrekt met
betrekking tot het gebruik van elektronische-communicatienetwerken en -diensten
voor onwettige activiteiten of de verspreiding van schadelijke inhoud en de
bescherming tegen risico’s voor de persoonlijke veiligheid en de onrechtmatige
verwerking van persoonsgegevens zoals bedoeld in artikel 25, lid 4,
en die relevant zijn voor de aangeboden dienst. Artikel 27 – Controle van het verbruik 1.
Aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek bieden eindgebruikers
de mogelijkheid om kosteloos te kiezen voor een faciliteit die informatie
verschaft over het geaccumuleerde verbruik van verschillende
elektronische-communicatiediensten, uitgedrukt in de valuta waarin de
eindgebruiker wordt gefactureerd. Een dergelijke faciliteit garandeert dat,
zonder toestemming van de eindgebruiker, de totale uitgaven gedurende een
bepaalde periode van gebruik een door de eindgebruiker in te stellen bepaald
maximumbedrag niet overschrijden. 2.
Aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek zorgen ervoor dat er
een passende kennisgeving aan de eindgebruiker wordt gestuurd als, het verbruik
van de diensten 80% van de overeenkomstig lid 1 ingestelde financiële limiet
heeft bereikt. De kennisgeving vermeldt de procedure die gevolgd moet worden om
de levering van de diensten voort te zetten, inclusief de kosten hiervoor. De
aanbieder stopt de levering en facturering van de diensten aan de eindgebruiker
als de financiële limiet dreigt te worden overschreden, tenzij en totdat de
eindgebruiker verzoekt om voortzetting of hervatting van de levering van deze
diensten. Als de financiële limiet wordt bereikt, blijft de eindgebruiker tot
het einde van de overeengekomen factureringsperiode in staat om oproepen en
sms-berichten te ontvangen, gratis telefoonnummers te bellen en noodoproepen te
doen door te bellen naar het gratis toegankelijke Europese alarmnummer 112. 3.
Aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek stellen, onmiddellijk
voorafgaand aan de doorschakeling van het gesprek, de eindgebruiker in staat om
gemakkelijk en kosteloos informatie op te vragen over de van toepassing zijnde
tarieven voor telefoonnummers of diensten waarvoor bijzondere tariefvoorwaarden
gelden, tenzij de nationale regelgevende instantie op basis van proportionaliteit
een voorafgaande afwijking van deze voorwaarde heeft verleend. Dergelijke
informatie wordt op een vergelijkbare wijze voor al deze telefoonnummers of
diensten verstrekt. 4. Aanbieders van elektronische communicatie aan
het publiek bieden eindgebruikers de mogelijkheid om kosteloos voor
gespecificeerde facturen te kiezen. Artikel 28 – Beëindiging van het contract 1.
Tussen consumenten en aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek
gesloten overeenkomsten voorzien niet in een minimale looptijd van meer dan 24
maanden. Aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek bieden
eindgebruikers de mogelijkheid om een contract met een looptijd van maximaal 12
maanden af te sluiten. 2.
Consumenten en andere eindgebruikers hebben, tenzij zij anders zijn
overeengekomen, het recht om het contract met een opzegtermijn van één maand te
beëindigen, mits er zes maanden of meer zijn verstreken sinds de sluiting van
het contract. Er is geen vergoeding verschuldigd, anders dan voor de restwaarde
van gesubsidieerde apparatuur die met het contract gebundeld was op het moment
van het sluiten van het contract en een pro rata temporis-vergoeding
voor andere promotionele voordelen die als zodanig waren aangegeven op het
moment van de sluiting van het contract. Eventuele beperkingen van het gebruik
van eindapparatuur op andere netwerken worden kosteloos door de aanbieder
opgeheven, ten laatste bij de betaling van een dergelijke vergoeding. 3.
Indien de contracten of de nationale wetgeving voorzien in stilzwijgende
verlenging van de looptijd van contracten, stelt de aanbieder van elektronische
communicatie aan het publiek de eindgebruiker hiervan tijdig in kennis, zodat
de eindgebruiker ten minste één maand de tijd heeft om zich tegen de
stilzwijgende verlenging te verzetten. Als de eindgebruiker geen bezwaar
indient, wordt het contract beschouwd als een contract van onbepaalde duur dat
te allen tijde met één maand opzegtermijn kosteloos door de eindgebruiker kan
worden opgezegd. 4.
Eindgebruikers hebben het recht om hun contract kosteloos op te zeggen na
kennisgeving van wijzigingen in de contractuele voorwaarden zoals voorgesteld
door de aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek, tenzij de
voorgestelde wijzigingen uitsluitend in het voordeel van de eindgebruiker zijn.
De aanbieders stellen de eindgebruikers tijdig, ten minste één maand van
tevoren, van dergelijke wijzigingen op de hoogte en informeren hen
tegelijkertijd over hun recht om hun contract kosteloos op te zeggen indien zij
de nieuwe voorwaarden niet aanvaarden. Lid 2 is van overeenkomstige toepassing. 5.
Elke significante en niet-tijdelijke discrepantie tussen de werkelijke
prestaties ten aanzien van snelheid of andere kwaliteitsparameters en de
prestaties die de aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek
overeenkomstig artikel 26 heeft aangegeven, wordt als niet-overeenstemming
beschouwd met het oog op de bepaling van de rechtsmiddelen voor eindgebruikers
overeenkomstig de nationale wetgeving. 6.
Een abonnement op aanvullende diensten die door dezelfde aanbieder van
elektronische communicatie aan het publiek worden verstrekt, leidt niet tot
herstart van de oorspronkelijke contractduur, tenzij de prijs van de
aanvullende dienst(en) significant hoger is dan die van de oorspronkelijke
diensten of wanneer de aanvullende diensten tegen een speciale actieprijs
gekoppeld aan de vernieuwing van het bestaande contract worden aangeboden. 7.
Aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek passen geen
voorwaarden en procedures voor contractbeëindiging toe die de overstap naar een
andere dienstenaanbieder belemmeren of ontmoedigen. Artikel 29 – Gebundelde aanbiedingen Als
een dienstenbundel die aan de consument wordt aangeboden ten minste een
verbinding met een elektronisch communicatienetwerk of een
elektronische-communicatiedienst omvat, zijn de artikelen 28 en 30 van deze
verordening op alle onderdelen van de bundel van toepassing. Hoofdstuk V
Overstappen tussen aanbieders vergemakkelijken Artikel 30 – Schakelen tussen en overdraagbaarheid
van nummers 1.
Alle eindgebruikers met nummers van een nationaal telefoonnummerplan die daarom
verzoeken, hebben het recht om hun nummer(s) te behouden, ongeacht de aanbieder
van elektronische communicatie aan het publiek die de diensten aanbiedt,
overeenkomstig het bepaalde in bijlage I, deel C, van Richtlijn
2002/22/EG, mits de aanbieder een aanbieder van elektronische communicatie is
in de lidstaat waarop het nationale nummerplan betrekking heeft, of een
Europese aanbieder van elektronische communicatie die de bevoegde regelgevende
autoriteit van de lidstaat van herkomst ervan in kennis heeft gesteld dat hij
deze diensten aanbiedt of voornemens is aan te bieden in de lidstaat waarop het
nationale nummerplan betrekking heeft. 2.
De prijsstelling tussen aanbieders van elektronische communicatie aan het
publiek met betrekking tot het aanbieden van nummeroverdraagbaarheid is
gebaseerd op de kosten ervan; de eventuele rechtstreekse kosten voor de
eindgebruiker mogen geen ontmoedigend effect hebben op eindgebruikers die naar
een andere aanbieder willen overstappen. 3.
De overdracht van nummers en de activering ervan worden binnen zo kort
mogelijke tijd uitgevoerd. Voor eindgebruikers die een overeenkomst hebben
gesloten om een nummer over te dragen naar een nieuwe aanbieder, vindt de
activering van dit nummer binnen één dag na het sluiten van een dergelijke
overeenkomst plaats. Tijdens het overdrachtsproces mag de dienst niet langer
dan één werkdag worden onderbroken. 4.
De ontvangende aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek leidt
het overstap- en overdrachtsproces. De eindgebruikers worden voldoende
geïnformeerd over de overstap voor en tijdens het overstapproces en
onmiddellijk erna. Eindgebruikers mogen niet tegen hun wil naar een andere
aanbieder worden overgeschakeld. 5.
Het contracten van de eindgebruiker met de overdragende aanbieder van
elektronische communicatie aan het publiek wordt na het voltooien van de
overstap automatisch beëindigd. De overdragende aanbieder van elektronische
communicatie aan het publiek betaalt eventueel resterend krediet terug aan de
consument die gebruikmaakt van prepaid-diensten. 6.
Aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek die de overstap
vertragen of misbruiken, door bijvoorbeeld de noodzakelijke informatie voor de
overdracht niet tijdig beschikbaar te stellen, worden verplicht tot compensatie
van hierdoor gedupeerde eindgebruikers. 7.
Indien een eindgebruiker die naar een nieuwe aanbieder van
internettoegangsdiensten overstapt in het bezit is van een e-mailadres dat door
de overdragende aanbieder is toegewezen, stuurt laatstgenoemde, op verzoek van
de eindgebruiker, gedurende twaalf maanden kosteloos alle aan het eerdere
e-mailadres van de eindgebruiker gerichte e‑mailcommunicatie door naar
een door de eindgebruiker opgegeven nieuw e-mailadres. Deze
e-maildoorstuurdienst omvat een automatisch antwoordbericht naar alle
e-mailafzenders, waarmee zij van het nieuwe e-mailadres van de eindgebruiker op
de hoogte worden gesteld. De eindgebruiker heeft de mogelijkheid om te
verzoeken dat het nieuwe e‑mailadres niet in het automatische
antwoordbericht bekend wordt gemaakt. Na
de eerste periode van twaalf maanden biedt de overdragende aanbieder van
elektronische communicatie aan het publiek de eindgebruiker de mogelijkheid om
de e‑maildoorstuurdienst, zo nodig tegen vergoeding, te verlengen. De
overdragende aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek wijst het
e-mailadres van de eindgebruiker voor een periode van ten minste twee jaar, en
in ieder geval tijdens de periode waarmee de e‑maildoorstuurdienst is
verlengd, niet aan een andere eindgebruiker toe. 8.
De bevoegde nationale autoriteiten kunnen de algemene procedures voor het
overschakelen en aansluiten vaststellen, met inbegrip van passende sancties
voor aanbieders en compensatie voor eindgebruikers. Zij houden rekening met de
noodzakelijke bescherming van de eindgebruikers gedurende het overstapproces en
de noodzaak om de efficiëntie van een dergelijke werkwijze te waarborgen. Hoofdstuk VI
Organisatorische en slotbepalingen Artikel 31 – Sancties De
lidstaten stellen de regels vast betreffende de sancties die van toepassing
zijn op inbreuken op deze verordening en treffen alle nodige maatregelen om de
daadwerkelijke toepassing van die sancties te garanderen. De aldus vastgestelde
sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten
stellen de Commissie uiterlijk op 1 juli 2016 in kennis van die bepalingen
en delen eventuele latere wijzigingen daarop zo spoedig mogelijk mee. Met
betrekking tot Europese aanbieders van elektronische communicatie worden
sancties opgelegd overeenkomstig hoofdstuk II met betrekking tot de
respectieve bevoegdheden van de nationale regelgevende instanties in de
lidstaten van herkomst en ontvangst. Artikel 32 – Overdracht van bevoegdheden 1.
De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de
Commissie verleend onder de in dit artikel gestelde voorwaarden. 2.
De in artikel 17, lid 2, en artikel 19, lid 5, bedoelde
bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met
ingang van de [datum van inwerkingtreding van deze richtlijn]. 3.
Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 17, lid 2 en
artikel 19, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde
intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat
besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de
bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde
latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde
gedelegeerde handelingen onverlet. 4.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het
Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis. 5.
Een overeenkomstig artikel 17, lid 2, en artikel 19, lid 5,
vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het
Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden
na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad
bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor
het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij
daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement
of de Raad wordt die periode met twee maanden verlengd. Artikel 33 – Comitéprocedure 1.
De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 22, lid 1 van
Richtlijn 2002/21/EG ingestelde communicatiecomité. Dat comité is een
comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar
dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr.182/2011 van
toepassing. Artikel 34 – Wijziging van Richtlijn
2002/20/EG Artikel 3,
lid 2, tweede alinea, wordt geschrapt. Artikel 35 – Wijziging van Richtlijn
2002/21/EG Richtlijn 2002/21/EG wordt als volgt
gewijzigd: (1) Aan artikel 1 wordt het volgende
lid 6 toegevoegd: “Deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen worden
uitgelegd en uitgevoerd in samenhang met de bepalingen van Verordening
nr. [XX/2014].”. (2)
Artikel 7 bis wordt als volgt gewijzigd: –
a) de eerste alinea van lid 1 komt als volgt
te luiden: ʻ1. Indien een voorgenomen maatregel als bedoeld in
artikel 7, lid 3, bedoeld is om een verplichting voor een exploitant
op te leggen, te wijzigen of in te trekken in toepassing van artikel 16
van deze richtlijn in samenhang met artikel 5 en de artikelen 9 tot
en met 13 van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn) en artikel 17 van
Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn), kan de Commissie binnen de
periode van één maand zoals bepaald in artikel 7, lid 3, van deze
richtlijn, de betrokken nationale regelgevende instantie en het Berec in kennis
stellen van haar redenen om aan te nemen dat de ontwerpmaatregel een
belemmering vormt voor de interne markt of van haar ernstige twijfels over de
verenigbaarheid met het Gemeenschapsrecht, rekening houdende met eventuele uit
hoofde van artikel 19, lid 1, van deze richtlijn vastgestelde
aanbevelingen met betrekking tot de geharmoniseerde toepassing van specifieke
bepalingen van deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen. In een dergelijk
geval wordt het vaststellen van de maatregel uitgesteld tot drie maanden na de
kennisgeving van de Commissie.”; –
b) lid 2 komt als volgt te luiden: ʻ2. Binnen de in lid 1 bedoelde periode van drie
maanden werken de Commissie, het Berec en de betreffende nationale
regelgevende instantie nauw samen om de meest geschikte en effectieve maatregel
vast te stellen in het licht van de doelstellingen van artikel 8, waarbij
rekening wordt gehouden met de standpunten van marktdeelnemers en de noodzaak
om de ontwikkeling van een consequente regelgevingspraktijk te waarborgen.
Wanneer de beoogde maatregel gericht is op het opleggen, wijzigen of het
intrekken van een verplichting voor een Europese aanbieder van elektronische
communicatie in de zin van Verordening nr. [XXX/2014] in een lidstaat van
ontvangst, mag de nationale regelgevende instantie van de lidstaat van herkomst
ook aan het samenwerkingsproces deelnemen.”; –
c) in lid 5 wordt het volgende punt aa)
ingevoegd: “aa) een besluit nemen
waarbij de betrokken nationale regelgevende instantie verzocht wordt de
ontwerpmaatregel samen met de specifieke voorstellen tot wijziging ervan in te
trekken, wanneer de voorgenomen maatregel bedoeld is om een verplichting voor
een Europese aanbieder van elektronische communicaties in de zin van
Verordening nr. [XXX/2014] op te leggen, te wijzigen of in te trekken.”; –
d) in lid 6 wordt het volgende lid ingevoegd: “Artikel 7, lid 6, is van toepassing wanneer de
Commissie een besluit neemt overeenkomstig lid 5, onder aa).” . (3)
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd: –
a) tussen de eerste en de tweede alinea van
lid 1 wordt de volgende alinea ingevoegd: “Om te
beoordelen of een bepaalde markt kenmerken heeft die het opleggen van ex-ante
regulerende verplichtingen rechtvaardigen en daarom in de aanbeveling moeten
worden opgenomen, houdt de Commissie in het bijzonder rekening met de behoefte
aan convergente regelgeving binnen de EU, de noodzaak om efficiënte
investeringen en innovatie in het belang van de eindgebruikers en de mondiale
concurrentiepositie van de economie van de Unie te stimuleren, en de relevantie
van de betrokken markt, naast andere factoren, zoals de bestaande op infrastructuur
gebaseerde concurrentie op detailhandelsniveau, en
de concurrentie op het gebied van prijzen, keuze en kwaliteit van de producten
die aan de eindgebruikers worden aangeboden. De Commissie houdt rekening met
alle relevante concurrentiedruk, ongeacht of de netwerken, diensten of
toepassingen die een dergelijke druk teweegbrengen worden aangemerkt als
elektronische-communicatienetwerken, elektronische-communicatiediensten of
andere soorten diensten of toepassingen die vanuit het perspectief van de eindgebruiker
gelijkwaardig zijn, teneinde te bepalen of aan de volgende drie criteria in het
algemeen binnen de Unie of een aanzienlijk deel daarvan cumulatief wordt
voldaan: a) de
aanwezigheid van hoge en niet-voorbijgaande toetredingsdrempels van structurele,
wettelijke of regelgevingsaard; b) de
marktstructuur neigt niet naar daadwerkelijke mededinging binnen de relevante
tijdshorizon, gezien de toestand van de op infrastructuur gebaseerde en andere
concurrentie na de toetredingsdrempels; c) het
mededingingsrecht alleen is niet voldoende om het vastgestelde marktfalen op
adequate wijze aan te pakken.”; –
b) aan lid 3 wordt de volgende alinea
toegevoegd: “Bij de
uitoefening van haar bevoegdheden op grond van artikel 7 gaat de Commissie
na of aan de drie criteria van lid 1 cumulatief worden voldaan, wanneer
zij de verenigbaarheid met het Unierecht beoordeelt van een ontwerpmaatregel
waarin wordt geconcludeerd: a) dat een
bepaalde markt die niet in de aanbeveling wordt genoemd kenmerken heeft die het
opleggen van wettelijke verplichtingen in de specifieke nationale
omstandigheden rechtvaardigen; of b) dat een in
de aanbeveling genoemde markt in de specifieke nationale omstandigheden geen
regelgeving vereist.”. (4) Artikel 19,
lid 1, komt als volgt te luiden: “Wanneer de
Commissie vaststelt dat verschillen bij de tenuitvoerlegging door de nationale
regelgevende instanties van de in deze richtlijn, de bijzondere richtlijnen en
Verordening nr. [XX/2014] gespecificeerde taken obstakels opwerpen voor de
interne markt, kan zij, onverminderd artikel 9 van deze richtlijn en de
artikelen 6 en 8 van Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn), zoveel
mogelijk rekening houdend met het advies van het Berec, een aanbeveling doen of
een besluit vaststellen inzake de geharmoniseerde toepassing van de bepalingen
van deze richtlijn, de bijzondere richtlijnen en Verordening nr. [XX/2014] bij
de verwezenlijking van de in artikel 8 bepaalde doelstellingen.”. Artikel 36 – Wijziging van Richtlijn
2002/22/EG 1. Met ingang van 1 juli 2016 wordt Richtlijn 2002/22/EG als
volgt gewijzigd: (1) In artikel 1, lid 3, wordt
de eerste zin geschrapt. (2)
De artikelen 20, 21, 22 en 30 worden geschrapt. 2.
De lidstaten handhaven tot 1 juli 2016 alle maatregelen tot omzetting van
de in lid 1 bedoelde bepalingen. Artikel 37 – Wijziging van Verordening (EU)
nr. 531/2012 Verordening (EU) nr. 531/2012 wordt als volgt
gewijzigd: (1)
Aan artikel 1, lid 1, wordt de volgende derde alinea toegevoegd: “Deze verordening is van toepassing op roamingdiensten die
binnen de Unie worden aangeboden aan eindgebruikers wier binnenlandse aanbieder
een aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek in een lidstaat
is.”. (2)
Aan artikel 2, lid 2, wordt het volgende punt r) toegevoegd: “r) “bilaterale of multilaterale roamingovereenkomst”: één
of meer commerciële of technische overeenkomsten tussen roamingaanbieders,
waardoor de virtuele uitbreiding van de dekking van het thuisnetwerk en de
duurzame verstrekking, door elke roamingaanbieder, van gereguleerde retailroamingdiensten
op hetzelfde prijsniveau als zijn respectieve binnenlandse
mobielecommunicatiediensten mogelijk wordt gemaakt.”. (3)
Aan artikel 4 wordt het volgende lid 7 toegevoegd: “7. Dit artikel is niet van toepassing op roamingaanbieders
die gereguleerde retailroamingdiensten als bedoeld in artikel 4 bis
aanbieden.”. (4)
Het volgende artikel 4 bis wordt toegevoegd: “Artikel 4 bis 1. Dit artikel is van toepassing op roamingaanbieders die: a) voor al hun respectieve retailpakketten die gereguleerde
roamingdiensten omvatten, in de gehele Unie automatisch het geldende
binnenlandsediensttarief toepassen op zowel binnenlandse diensten als
gereguleerde roamingdiensten, alsof de gereguleerde roamingdiensten op het
thuisnetwerk worden afgenomen, en b) ervoor zorgen, hetzij via hun eigen netwerken, hetzij
door middel van bilaterale of multilaterale roamingovereenkomsten met andere
roamingaanbieders, dat het bepaalde onder a) in alle lidstaten door ten minste
één roamingaanbieder wordt nageleefd. 2. De leden 1, 6 en 7 vormen geen beletsel voor een
roamingaanbieder om het verbruik van gereguleerde retailroamingdiensten tegen
het geldende binnenlandsediensttarief te beperken op basis van een
redelijkgebruikcriterium. Redelijkgebruikcriteria worden op zodanige wijze toegepast
dat consumenten die van de verschillende binnenlandse retailpakketten van de
roamingaanbieder gebruikmaken in alle vertrouwen hun gebruikelijk binnenlands
consumptiepatroon dat bij hun respectief binnenlands retailpakket hoort,
tijdens periodieke reizen binnen de Unie kunnen voortzetten. Een
roamingaanbieder die van deze mogelijkheid gebruikmaakt, publiceert
overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder b) van Verordening nr. XX/2014
gedetailleerde gekwantificeerde informatie over de wijze waarop het redelijkgebruikcriterium
wordt toegepast, door verwijzing naar de belangrijkste prijs-, volume- of
andere parameters van het desbetreffende retailpakket, en neemt deze informatie
overeenkomstig artikel 26, lid 1, onder b) en c) van die verordening op in zijn
contracten. Uiterlijk op 31 december 2014 stelt het Berec, na
raadpleging van de belanghebbenden en in nauwe samenwerking met de Commissie,
algemene richtsnoeren vast voor de toepassing van redelijkgebruikcriteria in de
retailcontracten die worden aangeboden door roamingaanbieders die van de
bepalingen van dit artikel gebruikmaken. Het Berec werkt deze richtsnoeren uit
op basis van de algemene doelstelling zoals beschreven in de eerste alinea, en
houdt in het bijzonder rekening met de ontwikkeling van de prijs- en
consumptiepatronen in de lidstaten, met de mate van convergentie van de
binnenlandse prijsniveaus binnen de EU, met de eventuele waarneembare gevolgen
van roaming tegen het binnenlandsediensttarief voor de ontwikkeling van dat
tarief, en met de evolutie van de wholesaleroamingtarieven voor ongelijk
verkeer tussen roamingaanbieders. De bevoegde nationale regelgevende instantie ziet strikt
toe op de toepassing van de redelijkgebruikcriteria, waarbij zij zoveel
mogelijk rekening houdt met de algemene richtsnoeren van het Berec, zodra die
zijn vastgesteld, en ervoor zorgt dat er geen onredelijke voorwaarden worden
toegepast. 3. Individuele eindgebruikers die klant zijn van een
roamingaanbieder die van dit artikel gebruikmaakt, mogen op eigen verzoek de bewuste
en expliciete keuze maken om af te zien van het voordeel van de toepassing van
het binnenlandsediensttarief op gereguleerde roamingdiensten in het kader van
een bepaald retailpakket, in ruil voor andere voordelen die door die aanbieder
worden geboden. De roamingaanbieder wijst deze eindgebruikers op de aard van de
roamingvoordelen die daardoor verloren gaan. De nationale regelgevende
instanties letten er in het bijzonder op of roamingaanbieders die van dit
artikel gebruikmaken zakelijke praktijken toepassen die neerkomen op ontduiking
van de standaardregeling. 4. De retailtarieven voor gereguleerde roamingdiensten,
zoals vastgesteld in de artikelen 8, 10 en 13, zijn niet van toepassing op
roamingdiensten die door een van dit artikel gebruikmakende roamingaanbieder
worden aangeboden, voor zover deze tegen het geldende binnenlandsediensttarief
worden gefactureerd. Indien een roamingaanbieder die van dit artikel
gebruikmaakt kosten in rekening brengt die afwijken van het geldende
binnenlandsediensttarief voor het gebruik van gereguleerde roamingdiensten die
verder gaan dan het redelijke gebruik van dergelijke diensten overeenkomstig
lid 2, of wanneer een individuele eindgebruiker uitdrukkelijk afziet van het
voordeel van de toepassing van binnenlandsediensttarieven op gereguleerde
roamingdiensten overeenkomstig lid 3, mogen de kosten van deze gereguleerde
roamingdiensten de retailroamingtarieven zoals bepaald in de artikelen 8, 10 en
13 niet overschrijden. 5. Een roamingaanbieder die van dit artikel gebruik wenst
te maken, stelt het Bureau van het Berec in kennis van zijn eigen verklaring en
van de bilaterale of multilaterale overeenkomsten op grond waarvan hij aan de
voorwaarden van lid 1 voldoet, alsook van alle wijzigingen daarvan. De
kennisgevende roamingaanbieder verstrekt bij zijn kennisgeving het bewijs dat
zijn contractuele partners die partij zijn bij de bilaterale of multilaterale
roamingovereenkomsten waarvan hij kennisgeving doet, met die kennisgeving
instemmen. 6. Van 1 juli 2014 tot en met 30 juni 2016 is dit artikel
van toepassing op roamingaanbieders die niet voldoen aan de voorwaarden van lid
1, wanneer zij de volgende voorwaarden in acht nemen: a) de roamingaanbieder stelt het Bureau van het Berec
overeenkomstig lid 5 in kennis van zijn eigen verklaring en elke relevante
bilaterale of multilaterale roamingovereenkomst, met specifieke verwijzing naar
dit lid; b) de roamingaanbieder zorgt ervoor, hetzij via zijn eigen
netwerken, hetzij door middel van bilaterale of multilaterale roamingovereenkomsten
met andere roamingaanbieders, dat aan de onder c), d) en e) vermelde
voorwaarden wordt voldaan in ten minste 17 lidstaten die ten minste 70 % van de
bevolking van de Unie vertegenwoordigen. c) de roamingaanbieder en al zijn contractuele partners als
bedoeld onder b) verbinden zich ertoe vanaf ten laatste 1 juli 2014 of vanaf de
datum van de kennisgeving, als dat later is, ten minste één retailpakket
beschikbaar te stellen en actief aan te bieden met een tariefoptie waarbij het
geldende binnenlandsediensttarief wordt toegepast op zowel binnenlandse
diensten als gereguleerde roamingdiensten binnen de gehele Unie, alsof deze
gereguleerde roamingdiensten op het thuisnetwerk worden verbruikt; d) de roamingaanbieder en al zijn contractuele partners als
bedoeld onder b) verbinden zich ertoe vanaf ten laatste 1 juli 2015 of vanaf de
datum van de kennisgeving, als dat later is, dergelijke tariefopties
beschikbaar te stellen en actief aan te bieden binnen retailpakketten die op 1
januari van dat jaar door ten minste 50 % van hun respectieve klantenbestand
werden gebruikt; e) de roamingaanbieder en al zijn contractuele partners als
bedoeld onder b) verbinden zich ertoe vanaf ten laatste 1 juli 2016 met al hun
retailpakketten aan lid 1, onder b), te voldoen. In plaats van de onder d) bedoelde verbintenis kunnen
roamingaanbieders die van dit artikel gebruikmaken en al hun contractuele
partners als bedoeld onder b), zich er vanaf 1 juli 2015 of vanaf de datum van
de kennisgeving, als dat later is, toe verbinden dat eventuele roamingkosten
die in rekening worden gebracht naast het geldende binnenlandsediensttarief in
hun diverse retailpakketten, vanaf 1 januari 2015 in totaal niet meer dan 50 %
van de kosten binnen die pakketten bedragen, ongeacht of dergelijke toeslagen
worden berekend op basis van eenheden als belminuten of megabytes of perioden
als roamingdagen of weken, of op een andere wijze of een combinatie daarvan.
Roamingaanbieders die een beroep doen op dit punt, dienen voor de nationale
regelgevende instantie aan te tonen dat zij aan de voorwaarde van een reductie
van 50 % voldoen en ter staving daarvan desgevraagd alle noodzakelijke
bewijsstukken over te leggen. Wanneer de roamingaanbieder die van dit artikel
gebruikmaakt het Bureau van het Berec overeenkomstig de eerste alinea, onder
a), in kennis stelt van zijn eigen verklaring en van alle relevante bilaterale
of multilaterale roamingovereenkomsten, en daardoor onder het bepaalde in dit
lid valt, zijn de kennisgevende roamingaanbieder en al zijn contractuele
partners als bedoeld onder b) tot en met in ieder geval 1 juli 2018 gehouden
tot naleving van hun respectieve verbintenissen overeenkomstig de eerste
alinea, onder c), d) en e), met inbegrip van eventuele alternatieve
verbintenissen zoals bedoeld in die alinea, onder d). 7. Van 1 juli 2014 tot en met 30 juni 2016 is dit artikel
van toepassing op roamingaanbieders die niet voldoen aan de voorwaarden van lid
1, wanneer zij de volgende voorwaarden in acht nemen: a) de roamingaanbieder stelt het Bureau van het Berec
overeenkomstig lid 5 in kennis van zijn eigen verklaring en elke relevante
bilaterale of multilaterale roamingovereenkomst, met specifieke verwijzing naar
dit lid; b) de roamingaanbieder zorgt ervoor, hetzij via zijn eigen
netwerken, hetzij door middel van bilaterale of multilaterale
roamingovereenkomsten met andere roamingaanbieders, dat ten laatste op 1 juli
2014, of vanaf de datum van de kennisgeving, als dat later is, aan de in lid 1,
onder a), vermelde voorwaarden wordt voldaan in ten minste 10 lidstaten die ten
minste 30 % van de bevolking van de Unie vertegenwoordigen. c) de roamingaanbieder zorgt ervoor, hetzij via zijn eigen
netwerken, hetzij door middel van bilaterale of multilaterale
roamingovereenkomsten met andere roamingaanbieders, dat ten laatste op 1 juli
2015, of vanaf de datum van de kennisgeving, als dat later is, aan de in lid 1,
onder a), vermelde voorwaarden wordt voldaan in ten minste 14 lidstaten die ten
minste 50 % van de bevolking van de Unie vertegenwoordigen. d) de roamingaanbieder zorgt ervoor, hetzij via zijn eigen
netwerken, hetzij door middel van bilaterale of multilaterale
roamingovereenkomsten met andere roamingaanbieders, dat ten laatste op 1 juli
2016 aan de in lid 1, onder a), vermelde voorwaarden wordt voldaan in ten
minste 17 lidstaten die ten minste 70 % van de bevolking van de Unie
vertegenwoordigen. Wanneer een roamingaanbieder die van dit artikel
gebruikmaakt het Bureau van het Berec overeenkomstig de eerste alinea, onder
a), in kennis stelt van zijn eigen verklaring en van alle relevante bilaterale
of multilaterale roamingovereenkomsten, en daardoor onder het bepaalde in dit
lid valt, zijn de kennisgevende roamingaanbieder en al zijn contractuele
partners als bedoeld onder b) tot en met in ieder geval 1 juli 2018 gehouden
tot naleving van hun respectieve verbintenissen overeenkomstig lid 1, onder a). 8. Roamingaanbieders onderhandelen in goed vertrouwen over
de regelingen voor de totstandbrenging van bilaterale of multilaterale
roamingovereenkomsten, op billijke en redelijke voorwaarden, gelet op de
doelstelling dat dergelijke overeenkomsten met andere roamingaanbieders de
virtuele uitbreiding van de dekking van het thuisnetwerk en de duurzame
verstrekking, door elk van roamingaanbieders die van dit artikel gebruikmaken,
van gereguleerde retailroamingdiensten tegen hetzelfde prijsniveau als hun
respectieve binnenlandse mobielecommunicatiediensten mogelijk moeten maken. 9. Bij wijze van uitzondering op lid 1 is dit artikel na 1
juli 2016 van toepassing op roamingaanbieders die van dit artikel gebruikmaken,
wanneer deze roamingaanbieders aantonen dat zij in goed vertrouwen een
bilaterale of multilaterale roamingovereenkomst aan wilden gaan of verlengen op
basis van billijke en redelijke voorwaarden in alle lidstaten, indien zij nog
niet aan de vereisten van lid 1 voldoen en niet in staat zijn geweest een
bilaterale of multilaterale roamingovereenkomst met een roamingaanbieder in een
of meer lidstaten aan te gaan, mits zij voldoen aan de in lid 6, onder b)
bedoelde minimumdekking en alle andere relevante bepalingen van dit artikel. In
dergelijke gevallen moeten de van dit artikel gebruikmakende roamingaanbieders
blijven streven naar de totstandkoming van redelijke voorwaarden voor de
sluiting van een roamingovereenkomst met een roamingaanbieder uit een
niet-vertegenwoordigde lidstaat. 10. Indien een alternatieve roamingaanbieder op grond van
artikel 4, lid 1 reeds toegang heeft verkregen tot de klanten van een
binnenlandse aanbieder en de nodige investeringen heeft gedaan om deze klanten
te bedienen, is artikel 4, lid 7, gedurende een overgangsperiode van drie jaar
niet op een dergelijke binnenlandse aanbieder van toepassing. De
overgangsperiode doet niet af aan de noodzaak om een met de alternatieve
roamingaanbieder overeengekomen mogelijk langere contractuele periode te
respecteren. 11. Dit artikel doet geen afbreuk aan de toepassing van de
mededingingsregels van de Unie op bilaterale en multilaterale
roamingovereenkomsten.”. (5)
Artikel 8, lid 2, wordt als volgt gewijzigd: a)
de eerste alinea wordt vervangen door: “2. Met ingang van 1 juli 2013 kan het retailtarief,
exclusief btw, van een eurogesprekstarief dat een roamende aanbieder zijn
roamende klant in rekening mag brengen voor de levering van een gereguleerd roaminggesprek,
voor elk roaminggesprek verschillend zijn, maar mag het niet hoger liggen dan
0,24 EUR per minuut voor elke geïnitieerde oproep en 0,07 EUR per minuut voor
elke ontvangen oproep. Het maximale retailtarief voor geïnitieerde oproepen
wordt op 1 juli 2014 verlaagd tot 0,19 EUR. Vanaf 1 juli 2014 brengen
roamingaanbieders hun klanten geen kosten in rekening voor ontvangen oproepen,
onverminderd de maatregelen die zijn genomen om afwijkend of frauduleus gebruik
te voorkomen. Onverminderd artikel 19 blijven deze maximale retailtarieven voor
eurogesprekken tot 30 juni 2017 van kracht.”; b)
de derde alinea wordt vervangen door: “De levering van aan een eurogesprekstarief onderworpen
gereguleerde roaminggesprekken wordt door roamingaanbieders aan hun roamende
klanten per seconde gefactureerd.”. (6)
Aan artikel 14 wordt het volgende lid 1 bis toegevoegd: “1 bis. Wanneer het verbruik van gereguleerde
retailroamingdiensten tegen het geldende binnenlandsediensttarief
overeenkomstig artikel 4 bis, lid 2, op basis van een redelijkgebruikcriterium
wordt beperkt, stellen roamingaanbieders hun roamende klanten op de hoogte
wanneer het verbruik van roamingoproepen en sms-berichten de
redelijkgebruikslimiet heeft bereikt en bieden zij de roamende klanten
tegelijkertijd gepersonaliseerde basisprijsinformatie aan over de
roamingtarieven voor oproepen en sms-berichten buiten het
binnenlandsediensttarief of -pakket, overeenkomstig lid 1, tweede, vierde en
vijfde alinea, van dit artikel.”. (7)
Aan artikel 15 wordt het volgende lid 2 bis toegevoegd: “2 bis. Wanneer het verbruik van gereguleerde
retailroamingdiensten tegen het geldende binnenlandsediensttarief
overeenkomstig artikel 4 bis, lid 2, op basis van een redelijkgebruikcriterium
wordt beperkt, stellen roamingaanbieders hun roamende klanten op de hoogte
wanneer het verbruik van dataroamingdiensten de redelijkgebruikslimiet heeft
bereikt en bieden zij de roamende klanten tegelijkertijd gepersonaliseerde
basisprijsinformatie aan over de geldende roamingtarieven voor dataroaming
buiten het binnenlandsediensttarief of -pakket, overeenkomstig lid 2 van dit
artikel. Lid 3 van dit artikel is van toepassing op dataroamingdiensten die
zijn verbruikt buiten de in artikel 4 bis, lid 2, bedoelde
binnenlandsediensttarieven of pakketten.”. (8)
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd: a)
lid 1 wordt als volgt gewijzigd: i)
de eerste zin wordt vervangen door: “De Commissie evalueert de werking van deze verordening en
brengt daarover, na een openbare raadpleging, uiterlijk op 31 december 2016
verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.”; ii)
punt g) wordt vervangen door: “g) de mate waarin de uitvoering van de structurele
maatregelen zoals bedoeld in artikelen 3 en 4 en van de alternatieve regeling
waarin artikel 4 bis voorziet, tot meer concurrentie heeft geleid op de interne
markt voor roamingdiensten, in die mate dat er geen daadwerkelijk verschil is
tussen de roamingtarieven en de binnenlandse tarieven;”; iii)
Het volgende punt i) wordt toegevoegd: “i) de mate waarin de ontwikkeling van de binnenlandse
retailprijzen waarneembaar wordt beïnvloed door het feit dat roamingaanbieders
het binnenlandsediensttarief in de gehele Unie toepassen op zowel binnenlandse
diensten als gereguleerde roamingdiensten.”; b)
lid 2 wordt als volgt gewijzigd: i)
de eerste zin wordt vervangen door: “Indien uit het verslag blijkt dat in tariefopties waarbij
het binnenlandsediensttarief voor zowel de binnenlandse als gereguleerde
roamingdiensten geldt, niet wordt voorzien in alle retailpakketten voor redelijk
gebruik van ten minste één roamingaanbieder in elke lidstaat, of dat
aanbiedingen van alternatieve roamingaanbieders gelijkwaardige
retailroamingtarieven niet wezenlijk gemakkelijker beschikbaar hebben gemaakt
voor consumenten overal in de Unie, doet de Commissie uiterlijk op dezelfde
datum passende voorstellen aan het Europees Parlement en de Raad om de situatie
aan te pakken en ervoor te zorgen dat er op de interne markt geen verschil is
tussen nationale tarieven en roamingtarieven.”; ii)
punt d) wordt vervangen door: “d) de looptijd van de maximale wholesaletarieven als
bedoeld in de artikelen 7, 9 en 12 te wijzigen, of het niveau ervan te herzien,
met het oog op de versterking van het vermogen van alle roamingaanbieders om
binnen hun respectieve retailpakketten voor redelijke gebruik tariefopties aan
te bieden waarbinnen het geldende binnenlandsediensttarief voor zowel
binnenlandse diensten als gereguleerde roamingdiensten geldt, alsof
laatstgenoemde diensten op het thuisnetwerk worden verbruikt.”. Artikel 38 – Wijzigingen van Verordening
(EG) nr. 1211/2009 Verordening (EG) nr. 1211/2009 wordt als volgt
gewijzigd: (1)
Artikel 1, lid 2, wordt vervangen door: “2. Het Berec handelt binnen het toepassingsgebied van
Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) en de Richtlijnen 2002/19/EG, 2002/20/EG,
2002/22/EG en 2002/58/EG (bijzondere richtlijnen), en van de Verordeningen (EU)
nr. 531/2012 en (EU) nr. XX/2014.”. (2)
In artikel 4 worden de leden 4 en 5 geschrapt. (3) Het volgende
artikel 4 bis wordt ingevoegd: “Artikel 4 bis – Benoeming en taken van de voorzitter 1. De raad van regelgevers wordt vertegenwoordigd door een
voorzitter, die een voltijds, onafhankelijk deskundige is. De voorzitter wordt aangesteld als tijdelijk functionaris
bij het Bureau overeenkomstig artikel 2, onder a), van de regeling die van
toepassing is op de andere personeelsleden. De voorzitter is verantwoordelijk voor de voorbereiding van
de werkzaamheden van de raad van regelgevers en zit de vergaderingen van de
raad van regelgevers en het comité van beheer voor, maar heeft geen stemrecht. De voorzitter vraagt noch aanvaardt instructies van enige
regering of nationale regelgevingsinstantie, van de Commissie of van enige
andere publieke of private entiteit, onverminderd de rol van de raad van regelgevers
met betrekking tot de taken van de voorzitter. 2. De voorzitter wordt na een open selectieprocedure door
de raad van regelgevers benoemd op basis van verdienste, bekwaamheid, kennis
van de elektronische-communicatiemarkten en de deelnemers daarvan en relevante
ervaring op het gebied van toezicht en regulering. Vóór de benoeming kan de door de raad van regelgevers
gekozen kandidaat worden verzocht een verklaring af te leggen voor de bevoegde
commissie van het Europees Parlement en vragen van de commissieleden te
beantwoorden. De benoeming van de voorzitter wordt pas van kracht nadat
het comité van beheer zijn goedkeuring heeft gegeven. De raad van regelgevers kiest uit zijn leden ook een
vicevoorzitter die de taken van de voorzitter uitoefent als deze afwezig is. 3. De ambtstermijn van de voorzitter bedraagt drie jaar en
kan eenmaal worden verlengd. 4. In de loop van de negen maanden die voorafgaan aan het
einde van de driejarige ambtstermijn van de voorzitter, evalueert de raad van
regelgevers: a) de in de eerste ambtstermijn behaalde resultaten en de
wijze waarop die zijn bereikt; b) de taken en verplichtingen van de raad van regelgevers
voor de komende jaren. Wanneer de raad van regelgevers voornemens is de
ambtstermijn van de voorzitter te verlengen, stelt hij het Europees Parlement
daarvan in kennis. In de maand die voorafgaat aan de verlenging van zijn
ambtstermijn kan de voorzitter worden gevraagd een verklaring af te leggen voor
de bevoegde commissie van het Europees Parlement en vragen van de
commissieleden te beantwoorden. 5. De voorzitter kan uitsluitend uit zijn functie worden
ontheven bij besluit van de raad van regelgevers op voorstel van de Commissie
en na goedkeuring door het comité van beheer. De voorzitter mag de raad van regelgevers en het comité van
beheer niet beletten kwesties met betrekking tot de voorzitter te bespreken, in
het bijzonder de noodzaak van zijn ontslag, en wordt niet betrokken bij de
beraadslaging daaromtrent.”. (4)
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd: a)
lid 2, vierde streepje, wordt geschrapt; b)
lid 3 wordt als volgt gewijzigd: “3. Het Bureau bestaat uit: a) de voorzitter van de raad van
regelgevers; b) een comité van beheer; c) een administratief directeur.”. (5) Artikel 7 wordt als
volgt gewijzigd: a) lid 2 komt als volgt te
luiden: “2. Het comité van beheer benoemt de
administratief directeur en verlengt in voorkomend geval zijn ambtstermijn of
ontheft hem uit zijn functie, overeenkomstig artikel 8. De voorgedragen
administratief directeur neemt niet deel aan de voorbereiding van of de
stemming over een daartoe strekkend besluit.”; b) lid 4 wordt geschrapt. (6) Artikel 8, leden 2, 3
en 4, wordt vervangen door: “2. De administratief directeur wordt
aangesteld als tijdelijk functionaris bij het Bureau overeenkomstig artikel 2,
onder a), van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden. 3. De administratief directeur wordt na een
open en transparante selectieprocedure door het comité van beheer benoemd uit
een lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten. Het Bureau wordt bij de sluiting van het
contract met de administratief directeur vertegenwoordigd door de voorzitter
van het comité van beheer. Voordat hij wordt benoemd, kan de door het
comité van beheer geselecteerde kandidaat worden verzocht een verklaring af te
leggen voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement en vragen van de
commissieleden te beantwoorden. 4. De ambtstermijn van de administratief
directeur bedraagt vijf jaar. Aan het einde van deze termijn verricht de Commissie
een beoordeling, waarin rekening wordt gehouden met de evaluatie van de
prestaties van de administratief directeur en de toekomstige taken en
uitdagingen van het Bureau. 5. Op voorstel van de Commissie, waarin
rekening wordt gehouden met de in lid 4 bedoelde beoordeling, kan het comité
van beheer de ambtstermijn van de administratief directeur eenmaal verlengen
met ten hoogste vijf jaar. 6. Wanneer het comité van beheer voornemens
is de ambtstermijn van de administratief directeur te verlengen, stelt het het
Europees Parlement daarvan in kennis. In de maand die aan de eventuele
verlenging voorafgaat, kan de administratief directeur worden gevraagd een
verklaring af te leggen voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement
en vragen van de commissieleden te beantwoorden. 7. Een administratief directeur wiens
ambtstermijn is verlengd, mag aan het eind van de totale termijn niet deelnemen
aan een andere selectieprocedure voor dezelfde post. 8. De administratief directeur kan
uitsluitend uit zijn functie worden ontheven bij besluit van het comité van
beheer op voorstel van de Commissie. 9. Het comité van beheer neemt besluiten
over de benoeming van de administratief directeur, de verlenging van diens
ambtstermijn en de ontheffing van de administratief directeur uit zijn functie
met een tweederdemeerderheid van de stemmen van de leden met stemrecht.”. (7) Artikel 9, lid 2, komt
als volgt te luiden: “2. De administratief directeur assisteert
de voorzitter bij de voorbereiding van de agenda van de raad van regelgevers,
het comité van beheer en de werkgroepen van deskundigen. De administratief
directeur neemt, zonder stemrecht, deel aan de werkzaamheden van de raad van
regelgevers en het comité van beheer.”. (8) Artikel 10 wordt als
volgt gewijzigd: “1. Het Statuut van de ambtenaren van de
Europese Gemeenschappen en de regeling die van toepassing is op de andere
personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, alsmede de bepalingen ter
uitvoering van dat Statuut en die regeling die in overleg tussen de instellingen
van de Unie zijn vastgesteld, zijn van toepassing op het personeel van het
Bureau, met inbegrip van de voorzitter van de raad van regelgevers en de
administratief directeur. 2. Het comité van beheer stelt
overeenkomstig artikel 110 van het Statuut passende bepalingen vast voor de
tenuitvoerlegging van het Statuut en de regeling die van toepassing is op de
andere personeelsleden. 3. Het comité van beheer oefent,
overeenkomstig lid 4, ten aanzien van het personeel van het Bureau de
bevoegdheden uit die het Statuut toekent aan het tot aanstelling bevoegde gezag
en die de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden toekent
aan het tot het sluiten van contracten bevoegde gezag (hierna “de bevoegdheden
van het tot aanstelling bevoegde gezag” genoemd). 4. Het comité van beheer stelt
overeenkomstig artikel 110 van het Statuut een besluit vast als bedoeld in
artikel 2, lid 1, van het Statuut en artikel 6 van de regeling die van
toepassing is op de andere personeelsleden, waarbij het de relevante
bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag delegeert aan de
administratief directeur en de voorwaarden vastlegt voor de opschorting van
deze bevoegdheidsdelegatie. De administratief directeur is bevoegd om deze
bevoegdheden te subdelegeren. Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dit
vereisen, kan het comité van beheer besluiten om de delegatie van de
bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de administratief
directeur en door hem verleende subdelegaties tijdelijk te schorsen en deze
bevoegdheden zelf uit te oefenen dan wel te delegeren aan een van zijn leden of
aan een ander personeelslid dan de administratief directeur.”. (9) Het volgende
artikel 10 bis wordt ingevoegd: “Artikel
10 bis – Gedetacheerde nationale deskundigen en andere personeelsleden 1. Het Bureau kan ook een beroep doen op
gedetacheerde nationale deskundigen of ander personeel dat niet in dienst is
van het Bureau. 2. Bij besluit van het comité van beheer
worden de voorschriften vastgesteld voor de detachering van nationale
deskundigen bij het Bureau.”. Artikel
39 - Herzieningsclausule De Commissie
brengt op gezette tijden verslag uit over de evaluatie en herziening van deze
verordening aan het Europees Parlement en de Raad. Het eerste verslag wordt
uiterlijk op 1 juli 2018 ingediend. De volgende verslagen worden om de
vier jaar ingediend. De Commissie doet, indien nodig, passende voorstellen tot
wijziging van deze verordening en tot aanpassing van andere rechtsinstrumenten,
waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met ontwikkelingen binnen de
informatietechnologie en de stand van de vooruitgang binnen de
informatiemaatschappij. Deze verslagen worden gepubliceerd. Artikel
40 – Inwerkingtreding 1.
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van haar
bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. 2.
Zij is met ingang van 1 juli 2014 van toepassing. De
artikelen 21 tot en met 30 zijn echter van toepassing met ingang van
1 juli 2016. Deze verordening is bindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks
toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Straatsburg, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter BIJLAGE
I
MINIMUMPARAMETERS VOOR AANBIEDINGEN VAN EUROPESE VIRTUELE
BREEDBANDTOEGANGSPRODUCTEN 1. AANBOD 1 – Wholesaletoegangsproduct voor
vaste netwerken, aangeboden over nieuwegeneratienetwerken via laag 2 (de
datalinklaag) van het 7-laags model voor communicatieprotocollen van de
Internationale Organisatie voor Normalisatie, dat met fysieke ontbundeling
gelijkwaardige functionaliteiten biedt, met handoverpunten op een niveau dat
dichter bij de klant staat dan het nationale of regionale niveau. 1.1 Netwerkelementen en gerelateerde
informatie: a) een beschrijving van de aangeboden
netwerktoegang, inclusief technische kenmerken (met informatie over de
netwerkconfiguratie waar dat nodig is om effectief gebruik te maken van de
toegang tot het netwerk); b) de locaties waarop netwerktoegang wordt
verleend; c) alle relevante technische normen voor
netwerktoegang, inclusief eventuele gebruiksbeperkingen en andere
beveiligingskwesties; d) technische specificaties voor de interface
van handover- en netwerkaansluitpunten (lokalen van de klant); e) specificaties van de apparatuur die op het
netwerk moet worden gebruikt; en d) gegevens over de interoperabiliteitstesten. 1.2 Netwerkfunctionaliteiten: a) flexibele toewijzing van VLAN’s op basis
van gemeenschappelijke technische specificaties; b) dienstagnostische connectiviteit waarmee
beheersing van download- en uploadsnelheden mogelijk is; c) activering van beveiliging; d) flexibele keuze van apparatuur bij de klant
(mits technisch mogelijk); e) toegang op afstand tot de apparatuur bij de
klant; en f) multicastfunctionaliteit indien daar vraag
naar is en die functionaliteit nodig is om de technische reproduceerbaarheid
van concurrerende retailaanbiedingen te garanderen. 1.3 Operationeel en bedrijfsproces: a) selectiecriteriaprocessen voor bestelling
en provisioning; b) factuurgegevens; c) procedures voor migratie, verplaatsing en
beëindiging; d) specifieke termijnen voor reparatie en
onderhoud. 1.4 Ondersteunende diensten en IT-systemen: a) informatie en voorwaarden inzake het
aanbieden van colocatie en backhaul; b) specificaties voor de toegang tot en het
gebruik van ondersteunende IT-systemen voor operationele
ondersteuningssystemen, informatiesystemen en databases voor reservering,
levering, bestelling, onderhouds- en herstelverzoeken en facturering, met
inbegrip van gebruiksbeperkingen en procedures voor toegang tot deze diensten. 2. AANBOD 2: Wholesaletoegangsproduct voor
vaste netwerken, aangeboden op laag 3 (netwerklaag) van het 7-laags model voor
communicatieprotocollen van de Internationale Organisatie voor Normalisatie, op
het IP-bitstreamniveau, met handoverpunten die een hogere mate van
bronaggregatie bieden, zoals op nationaal en/of regionaal niveau 2.1 Netwerkelementen en gerelateerde
informatie: a) de kenmerken van de verbindingslink die op
de handoverpunten wordt geboden (in termen van snelheid, kwaliteit van de
dienstverlening, enz.); b) een beschrijving van het breedbandnetwerk
dat de lokalen van de klant verbindt met de handoverpunten (in termen van
backhaul en toegangsnetwerkarchitectuur); c) de locatie van de handoverpunten; en d) de technische specificaties voor de interfaces
van de handoverpunten. 2.2 Netwerkfunctionaliteiten: Mogelijkheid om verschillende niveaus van
dienstverleningskwaliteit (bijv. QoS 1, 2 en 3) te ondersteunen met betrekking
tot: i) vertraging; ii) jitter; iii) pakketverlies; en iv) overboekingsfactor. 2.3 Operationeel en bedrijfsproces: a) selectiecriteriaprocessen voor bestelling
en provisioning; b) factuurgegevens; c) procedures voor migratie, verplaatsing en
beëindiging; d) specifieke termijnen voor reparatie en
onderhoud. 2.4 Ondersteunende IT-systemen: Specificaties voor de toegang tot en het
gebruik van ondersteunende IT-systemen voor operationele
ondersteuningssystemen, informatiesystemen en databases voor reservering,
levering, bestelling, onderhouds- en herstelverzoeken en facturering, met
inbegrip van gebruiksbeperkingen en procedures voor toegang tot deze diensten. 3. AANBOD 3: Afgevende segmenten van
huurlijnen op wholesaleniveau met verbeterde interface, voor het exclusieve
gebruik van de toegangvragende partij, die permanente symmetrische capaciteit
bieden zonder beperkingen ten aanzien van gebruik, met overeenkomsten inzake
dienstverleningsniveau, door middel van een point-to-pointverbinding en
netwerkinterfaces volgens laag 2 (datalinklaag) van het 7-laags model voor
communicatieprotocollen van de Internationale Organisatie voor Normalisatie
(ISO). 3.1 Netwerkelementen en gerelateerde
informatie: a) een beschrijving van de aan te bieden
netwerktoegang, inclusief technische kenmerken (met informatie over de
netwerkconfiguratie waar dat nodig is om effectief gebruik te maken van de
toegang tot het netwerk); b) de locaties waarop netwerktoegang wordt
verleend; c) de verschillende aanboden snelheden en
maximale lengte; d) alle relevante technische normen voor
netwerktoegang, inclusief eventuele gebruiksbeperkingen en andere
beveiligheidskwesties; e) gegevens over de interoperabiliteitstesten; f) specificaties van de apparatuur die op het
netwerk is toegestaan; g) beschikbare network-to-network
(NNI)-interface; h) maximale toegestane frameomvang in bytes. 3.2 Netwerk- en productfunctionaliteiten: a) niet-gedeelde en symmetrische vaste
toegang; b) dienstagnostische connectiviteit waarmee
beheersing van download- en uploadsnelheden mogelijk is; c) protocoltransparantie, flexibele toewijzing
van VLAN’s op basis van gemeenschappelijke technische specificaties; d) parameters met betrekking tot de kwaliteit
van de dienstverlening (vertraging, jitter, pakketverlies) waarmee
bedrijfskritische prestaties mogelijk zijn. 3.3 Operationeel en bedrijfsproces: a) selectiecriteriaprocessen voor bestelling
en provisioning; b) procedures voor migratie, verplaatsing en
beëindiging; c) specifieke termijnen voor reparatie en
onderhoud; d) aanpassingen aan IT-systemen (voor zover
dit op alternatieve aanbieders van toepassing is); en e) relevante kosten, betalingsvoorwaarden en
factureringsprocedures. 3.4 Overeenkomsten betreffende
dienstverleningsniveau a) het bedrag van de schadevergoeding die een
partij aan de andere partij verschuldigd is bij niet-nakoming van contractuele
verbintenissen, inclusief provisioning- en reparatietijd, evenals de
voorwaarden voor het recht op schadevergoedingen; b) omschrijving en beperking van
aansprakelijkheid en schadevergoeding; c) procedures in het geval van wijzigingen die
voor het dienstenaanbod worden voorgesteld, zoals lancering van nieuwe
diensten, wijziging van bestaande diensten of prijswijziging; d) gegevens over eventuele
intellectuele-eigendomsrechten; e) gegevens over de looptijd van en
heronderhandeling over overeenkomsten. 3.5 Ondersteunende IT-systemen: Specificaties voor de toegang tot en het
gebruik van ondersteunende IT-systemen voor operationele
ondersteuningssystemen, informatiesystemen en databases voor reservering,
levering, bestelling, onderhouds- en herstelverzoeken en facturering, met
inbegrip van gebruiksbeperkingen en procedures voor toegang tot deze diensten. BIJLAGE
II
MINIMUMPARAMETERS VAN EUROPESE ASQ-CONNECTIVITEITSPRODUCTEN Netwerkelementen en gerelateerde
informatie: – Een beschrijving van het
connectiviteitsproduct dat over een vast netwerk wordt aangeleverd, met
inbegrip van de technische kenmerken en vaststelling van alle relevante normen.
Netwerkfunctionaliteiten: – connectiviteitsovereenkomst die de
end-to-endkwaliteit van de dienstverlening waarborgt op basis van
gemeenschappelijk gespecificeerde parameters die de verstrekking van ten minste
de volgende diensten mogelijk maken: – spraakoproepen en videogesprekken; – het uitzenden van audiovisuele inhoud; en – gegevenskritieke toepassingen. [1] COM [insert final reference] [2] COM(2013) 147 final. [3] PB L 344 van 28.12.2007, blz. 65. [4] Steps towards a truly internal market for
e-communications in the run-up to 2020, Ecorys, TU Delft en TNO, 2012. [5] Business communications, economic growth and the
competitive challenge, WIK, 2012. [6] Capturing the ICT dividend, Oxford Economics
Research, 2011. [7] Quantitative estimates of the demand for cloud
computing in Europe and the likely barriers to takeup, IDC, 2012. [8] COM(2013) 48 final. [9] Met name vond er op 17 juni 2013 in Brussel een openbare
voorlichtingsbijeenkomst plaats. Daarnaast vond er op 19 juni in het kader van de jaarlijkse conferentie
over de Digitale agenda een evenement plaats. [10] Steps towards a truly internal market for
e-communications in the run-up to 2020, Ecorys, TU Delft en TNO, 2012. [11] Europese Commissie, European Economy Occasional Papers
129: Market Functioning in Network Industries – Electronic Communications,
Energy and Transport, 2013. [12] PB C , , blz - [13] PB C , , blz - [14] Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van
elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (toegangsrichtlijn)
(PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7). [15] Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor
elektronische-communicatienetwerken en -diensten (machtigingsrichtlijn) (PB L 108
van 24.4.2002, blz. 21). [16] Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor
elektronische-communicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (PB L
108 van 24.4.2002, blz. 33). [17] Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst- en gebruikersrechten
met betrekking tot elektronische-communicatie en diensten (universele
dienstrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51). [18] Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de
bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische
communicatie (e-privacyrichtlijn) (PB L 201 van 31.7.2002,
blz. 37). [19] Richtlijn 2002/77/EG van de Commissie van
16 september 2002 betreffende de mededinging op de markten voor
elektronische-communicatienetwerken en -diensten (PB L 249 van
17.9.2002, blz. 21). [20] Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees
Parlement en de Raad van 25 november 2009, tot oprichting van het Orgaan
van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) en
het Bureau (PB L 337 van 18.12.2009, blz. 1). [21] Verordening (EU) nr. 531/2012 van het Europees
Parlement en de Raad van 13 juni 2012 betreffende roaming op openbare
mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie (PB L 172 van 30.6.2012,
blz. 10). [22] Besluit nr. 243/2012/EU van het Europees Parlement en de
Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor het
radiospectrumbeleid (PB L 81 van 21.3.2012, blz. 7). [23] Besluit nr. 243/2012/EU van het Europees Parlement en
de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor het
radiospectrumbeleid, PB L 81 van 21.3.2012. [24] Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor
het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (radiospectrumbeschikking)
(PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1). [25] Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees
Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen
die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de
uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011,
blz. 13). [26] Verordening (EU) nr. 531/2012 van het Europees
Parlement en de Raad van 13 juni 2012 betreffende roaming op openbare
mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie (PB L 172 van 30.6.2012,
blz. 10). [27] Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor
het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (radiospectrumbeschikking)
(PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1). [28] Besluit 2002/622/EG van de Commissie van 26 juli 2002
tot oprichting van een Beleidsgroep Radiospectrum (PB L 198 van 27.7.2002, blz.
49). [29] Besluit 243/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad
van 14 maart 2012 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor het
radiospectrumbeleid (PB L 81 van 21.3.2012, blz. 7). [30] Richtlijn 2013/35/EU van het Europees Parlement en de Raad
van 26 juni 2013 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en
veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s
van fysische agentia (elektromagnetische velden) (twintigste bijzondere
richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)
en intrekking van Richtlijn 2004/40/EG (PB L 179 van 29.6.2013,
blz. 1). [31] Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad van 12 juli 1999
betreffende de beperking van de blootstelling van de bevolking aan
elektromagnetische velden (0 Hz tot 300 GHz) (PB L 1999 van
30.7.1999, blz. 59). [32] Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur
en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (PB L 91 van
7.4.1999, blz. 10). [33] Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad
van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen
en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn
2009/22/EG, PB L 165 van 18.6.2013, blz. 63.