Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52000AR0094

    Advies van het Comité van de Regio's over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het conventionele Trans-Europese spoorwegsysteem"

    PB C 317 van 6.11.2000, p. 22–24 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52000AR0094

    Advies van het Comité van de Regio's over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het conventionele Trans-Europese spoorwegsysteem"

    Publicatieblad Nr. C 317 van 06/11/2000 blz. 0022 - 0024


    Advies van het Comité van de Regio's over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het conventionele Trans-Europese spoorwegsysteem"

    (2000/C 317/07)

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

    gezien de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de integratie van conventionele spoorwegsystemen" en het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het conventionele Trans-Europese spoorwegsysteem" [COM(1999) 617 def. - 99/0252 (COD)](1);

    gezien het besluit van de Raad van 17 februari 2000 om het Comité overeenkomstig artikel 265, lid 1, en artikel 156 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap over dit onderwerp te raadplegen;

    gezien het besluit van de voorzitter van het Comité van de Regio's van 17 februari 2000, commissie 3 "Transeuropese netwerken, vervoer, informatiemaatschappij" te belasten met het opstellen van het advies;

    gezien het advies van het Comité van de Regio's van maart 1998 over "Trans-Europese goederen-snelspoortrajecten" (CDR 346/97 fin)(2);

    gezien het advies van het Comité van de Regio's van maart 1999 over "Intermodaliteit en intermodaal vrachtvervoer in de Europese Unie" (CDR 398/98 fin)(3);

    gezien het advies van het Comité van de Regio's van maart 1999 over het thema "Ontwikkeling van het 'Citizens' Network': het belang van goed lokaal en regionaal personenvervoer en de bijdrage van de Europese Commissie aan de totstandkoming daarvan" (CDR 436/98 fin)(4);

    gezien het ontwerpadvies (CDR 94/2000 rev. 1) dat commissie 3 op 4 mei 2000 heeft goedgekeurd (rapporteur: Panettoni - voorzitter van de Unie van Italiaanse provincies, I/PSE);

    gelet op Richtlijn 91/440/EEG waarbij de toegangsrechten tot spoorweginfrastructuur in de Gemeenschap voor de eerste maal in het Gemeenschapsrecht werden vastgelegd;

    gelet op de Richtlijnen 95/18/EG en 95/19/EG waarbij de criteria zijn vastgesteld waaraan spoorwegondernemingen moeten voldoen om een vergunning te verkrijgen, gebruiksrechten te heffen en spoorwegtrajecten toe te wijzen;

    gelet op Richtlijn 96/48/EG betreffende de interoperabiliteit van het Trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem;

    gelet op het voorstel voor drie richtlijnen (het "spoorwegpakket" - COM(1998) 480 def.) waarmee het communautaire rechtskader op spoorweggebied wordt aangevuld en een doeltreffender gebruik van de spoorweginfrastructuur wordt nagestreefd;

    overwegende dat het probleem van het goederenvervoer over de weg binnen de Unie voor de regionale en lokale overheden een zware belasting betekent in termen van verkeerscongestie, milieuverontreiniging en ongevallen,

    heeft tijdens zijn 34e zitting van 14 en 15 juni 2000 (vergadering van 14 juni) het volgende advies uitgebracht.

    Het Comité van de Regio's:

    1. is van mening dat het subsidiariteitsbeginsel volledig wordt geëerbiedigd;

    2. vindt dat de voorgestelde maatregelen en acties in zowel kwalitatief als kwantitatief opzicht beter zullen beantwoorden aan de behoeften van de burgers en het lokale bedrijfsleven;

    3. is van mening dat de binnen de Europese Unie gewaarborgde vrije mededinging - waarvan in de vervoerssector momenteel nog geen sprake is - wordt bepaald door het vermogen van de Unie, een adequaat antwoord te geven op de voortdurende toename van het goederenvervoer dat omwille van de sociaal-economische duurzaamheid en het milieu niet geheel over de weg kan plaatsvinden, maar op een efficiënt en evenwichtig gebruik van de bestaande capaciteit van het Europese vervoerssysteem moet zijn gericht, waarbij alle vervoerswijzen in een intermodale aanpak worden geïntegreerd;

    4. vindt dat de maatregelen van het richtlijnvoorstel en de acties van het programma stroken met het algemene beleid van de Europese Unie (Witboek 1998), waarin wordt gestreefd naar een groter evenwicht tussen de verschillende vervoerstakken en naar een maximaal gebruik van vervoerswijzen die minder schade aan het milieu toebrengen, minder energie verbruiken en minder externe effecten met zich meebrengen;

    5. erkent de uitermate strategische rol van interoperabiliteit van het spoorwegsysteem om het aandeel van het wegvervoer terug te brengen;

    6. is derhalve ingenomen met de Mededeling van de Commissie en het voorstel voor een richtlijn, waarmee weer een stap in de goede richting wordt gezet;

    7. stemt in met de drie doelstellingen die in de Mededeling en het richtlijnvoorstel worden genoemd, te weten:

    a) verbetering van de organisatie van de internationale vervoersdiensten, met name het goederenvervoer;

    b) bevordering van de interoperabiliteit van de conventionele spoorwegnetwerken, anders gezegd, de mogelijkheid van ononderbroken grensoverschrijdend treinverkeer;

    c) de totstandkoming van een interne markt voor spoorwegmaterieel;

    8. onderstreept dat het spoorwegvervoer in het algemeen en het goederenvervoer in het bijzonder van vitaal belang zijn voor de Europese integratie, de sociaal-economische ontwikkeling van de regio's - met name in de nabijheid van grenzen - en de kwaliteit van het bestaan en het milieu;

    9. stemt volledig in met het streven, onmiddellijk te beginnen met het verbeteren van de vervoersdiensten en de organisatie daarvan, omdat dit punt alleen al voor de versterking van de infrastructuur van wezenlijk belang is;

    10. is van mening dat de aangewezen maatregelen reeds op korte termijn een verbetering van de dienstverlening en dus een groter concurrentievermogen kunnen teweegbrengen, en daarmee de regionale ontwikkeling zullen stimuleren;

    11. stelt vast dat het conventionele Trans-Europese spoorwegsysteem zich ook uitstrekt tot niet-EU-landen, en pleit ervoor dat de interoperabiliteit met deze landen bewaard blijft of zelfs verder wordt ontwikkeld;

    12. acht de geplande acties ter harmonisatie van de door de verschillende spoorwegmaatschappijen gebruikte systemen op het gebied van informatietechnologie en telecommunicatie, geschikt om bovengenoemde doelstellingen te verwezenlijken;

    13. is van mening dat bedoelde informatiesystemen ook gegevens zouden moeten bevatten over andere vervoerstakken, om het concurrentievermogen en de intermodaliteit te bevorderen;

    14. is het met de Commissie eens dat, gelet op de enorme bedragen die nodig zijn om het einddoel te bereiken, de problemen geleidelijk moeten worden opgelost aan de hand van voorafgaande kosten-batenanalyses van iedere maatregel;

    15. acht het de plicht van de Commissie om, in het kader van haar acties ter bevordering van de concurrentie tussen de verschillende vervoerstakken, na te gaan wat de kosten en baten zouden zijn van een eventuele doorberekening van de maatschappelijke kosten, en dit waar mogelijk in de praktijk te brengen;

    16. benadrukt met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen de essentiële rol die voor de lokale en regionale overheden is weggelegd bij de programmering en uitvoering van acties in het kader van het vervoersbeleid die gevolgen hebben voor de geïntegreerde ruimtelijke ordening;

    17. vindt dat de voordelen die de afzonderlijke regio's in de tijd hebben genoten, moeten worden beoordeeld ten einde de verschillen qua ontwikkeling tussen de regio's te verminderen;

    18. is van mening dat de verwezenlijking van de doelstellingen er op lange termijn toe zal bijdragen dat de bezorgdheid over de negatieve gevolgen van vervoer minder wordt, en dat vervoer niet alleen zal worden beschouwd als een schadelijke factor maar ook en vooral als een fundamentele voorwaarde voor ontwikkeling;

    19. beveelt Raad en Commissie aan, met bovenstaande opmerkingen rekening te houden.

    Brussel, 14 juni 2000.

    De voorzitter

    van het Comité van de Regio's

    Jos Chabert

    (1) PB C 89 E van 28.3.2000, blz. 11.

    (2) PB C 180 van 11.6.1998, blz. 17.

    (3) PB C 198 van 14.7.1999, blz. 21.

    (4) PB C 198 van 14.7.1999, blz. 8.

    Top