Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32020R0004

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/4 van de Commissie van 29 augustus 2019 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/86 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Middellandse Zee

    C/2019/6204

    PB L 2 van 6.1.2020, p. 5–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2021

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2020/4/oj

    6.1.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 2/5


    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/4 VAN DE COMMISSIE

    van 29 augustus 2019

    tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/86 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Middellandse Zee

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 6, en artikel 18, leden 1 en 3,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft onder meer tot doel de teruggooi in alle visserijen van de Unie geleidelijk uit te bannen middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden en, in de Middellandse Zee, ook vangsten van soorten waarvoor de in bijlage IX bij Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad (2) vastgestelde minimummaten gelden.

    (2)

    Overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is de aanlandingsverplichting voor de demersale visserijen in de Middellandse Zee uiterlijk vanaf 1 januari 2017 van toepassing op visserijbepalende soorten en uiterlijk vanaf 1 januari 2019 op alle andere soorten.

    (3)

    Bij Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad (3) is een meerjarenplan vastgesteld voor demersale visserijen in het westelijke deel van de Middellandse Zee. Frankrijk, Italië en Spanje hebben een gezamenlijke aanbeveling ingediend met een verzoek om een de-minimisvrijstelling voor vangsten door middel van bodemtrawls. Dat verzoek betreft echter een groep van in totaal dertien soorten, waarvan slechts één soort onder het meerjarenplan valt. De gezamenlijke aanbeveling bevat ook een verzoek om een vrijstelling voor bijvangsten van pelagische soorten door middel van bodemtrawls. Dat verzoek betreft echter visserijen die demersale bestanden exploiteren die niet beperkt zijn tot de bestanden die onder het meerjarenplan vallen.

    (4)

    Tot dusver zijn geen meerjarenplannen vastgesteld voor de Adriatische Zee en het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee.

    (5)

    Om de aanlandingsverplichting uit te voeren heeft de Commissie krachtens artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen voor een termijn van ten hoogste drie jaar, die met in totaal drie jaar kan worden verlengd, op basis van gezamenlijke aanbevelingen die de lidstaten opstellen in overleg met de betrokken adviesraden.

    (6)

    Nadat een aantal lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer in de Middellandse Zee (Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Cyprus, Malta en Slovenië) in 2016 drie gezamenlijke aanbevelingen bij de Commissie hadden ingediend, is bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/86 van de Commissie (4) een teruggooiplan vastgesteld dat van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019 van toepassing is op bepaalde demersale visserijen in de Middellandse Zee. Die drie gezamenlijke aanbevelingen betroffen respectievelijk het westelijke deel van de Middellandse Zee, de Adriatische Zee en het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee.

    (7)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/86 is gewijzigd bij de Gedelegeerde Verordeningen (EU) 2018/153 (5) en (EU) 2018/2036 (6) van de Commissie naar aanleiding van gezamenlijke aanbevelingen die zijn ingediend door de betrokken lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer en die het westelijke deel van de Middellandse Zee, de Adriatische Zee en het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee betreffen.

    (8)

    Na overleg binnen de regionale groep op hoog niveau Pescamed hebben Frankrijk, Italië en Spanje in mei 2019 bij de Commissie een gezamenlijke aanbeveling ingediend voor een teruggooiplan voor demersale visserijen in het westelijke deel van de Middellandse Zee.

    (9)

    Na overleg binnen de regionale groep op hoog niveau Sudestmed hebben Cyprus, Griekenland, Italië en Malta in mei 2019 bij de Commissie een gezamenlijke aanbeveling ingediend voor een teruggooiplan voor demersale visserijen in het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee.

    (10)

    Na overleg binnen de regionale groep op hoog niveau Adriatica hebben Kroatië, Italië en Slovenië in mei 2019 bij de Commissie een gezamenlijke aanbeveling ingediend voor een teruggooiplan voor demersale visserijen in de Adriatische Zee.

    (11)

    De drie gezamenlijke aanbevelingen werden door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeeld tijdens zijn plenaire vergadering van 1-5 juli 2019 (7).

    (12)

    In juli 2019 hebben de drie groepen op hoog niveau van de lidstaten bijgewerkte gezamenlijke aanbevelingen op basis van het wetenschappelijk advies ingediend.

    (13)

    Krachtens artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft de Commissie rekening gehouden met de beoordeling door het WTECV en met het feit dat de lidstaten moeten zorgen voor de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting.

    (14)

    In de bijgewerkte gezamenlijke aanbeveling voor het westelijke deel van de Middellandse Zee wordt voorgesteld de vrijstelling op basis van overlevingskansen als bedoeld in artikel 15, lid 5, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 tot en met 31 december 2021 toe te passen op zeebrasem (Pagellus bogaraveo) gevangen met haken en lijnen (LHP, LHM, LLS, LLD, LL, LTL, LX). Het WTECV was van oordeel dat bewijs ter ondersteuning van deze vrijstelling is verstrekt in 2018. Verdere gegevens die in 2019 zijn verstrekt, zetten dat verzoek kracht bij. Daarom moet de geldigheidsduur van die vrijstelling tot en met 31 december 2021 worden verlengd.

    (15)

    In de drie bijgewerkte gezamenlijke aanbevelingen wordt voorgesteld de vrijstelling op basis van overlevingskansen tot en met 31 december 2021 toe te passen op zeekreeft (Homarus gammarus) en langoesten (Palinuridae) gevangen met netten GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR, GEN) en korven en vallen (FPO, FIX) in het westelijke deel van de Middellandse Zee, in de Adriatische Zee en in het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee. Het WTECV was van oordeel dat de voor de verstrekking van het aanvullende bewijsmateriaal gebruikte methode solide was en het overlevingspercentage hoog (64 %). In het licht van het voorgaande is het passend de toepassing van die vrijstellingen te verlengen tot en met 31 december 2021.

    (16)

    In de bijgewerkte gezamenlijke aanbeveling voor het westelijke deel van de Middellandse Zee wordt voorgesteld de de-minimisvrijstelling als bedoeld in artikel 15, lid 5, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 toe te passen op zeebaars (Dicentrarchus labrax), goudgestreepte zeebrasem (Diplodus annularis), spitse ringbrasem (Diplodus puntazzo), witte zeebrasem (Diplodus sargus), zwartkopzeebrasem (Diplodus vulgaris), tandbaarzen (Epinephelus spp.), zandsteenbaars (Lithognathus mormyrus), Spaanse zeebrasem (Pagellus acarne), zeebrasem (Pagellus bogaraveo), rode zeebrasem (Pagellus erythrinus), gewone zeebrasem (Pagrus pagrus), wrakbaars (Polyprion americanus), tong (Solea solea), goudbrasem (Sparus aurata) en roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris), tot 5 % in 2020 en 2021 van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die bodemtrawls (OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TB, OT, PT, TX) gebruiken; tot 3 % in 2020 en 2021 van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten, behalve voor roze diepzeegarnaal, door vaartuigen die kieuwnetten en schakelnetten (GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR, GEN) gebruiken; en tot 1 % in 2020 en 2021 van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten, met uitzondering van zeebrasem en roze diepzeegarnaal, door vaartuigen die haken en lijnen (LHP, LHM, LLS, LLD, LL, LTL, LX) gebruiken. Het WTECV was van oordeel dat er aanwijzingen waren voor hogere kosten als gevolg van de extra tijd die nodig is voor het behandelen en sorteren aan boord. Het WTECV wees voorts op het bewijs betreffende de kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten aan land, wat in de Middellandse Zee moeilijk is omdat de vloot voornamelijk bestaat uit kleinschalige vaartuigen die hun vangsten aanlanden in verschillende, langs de kust gespreide havens. Het WTECV heeft geconcludeerd dat uit het bewijsmateriaal bleek dat, zelfs in het geval dat aangelande ongewenste vangsten zouden kunnen worden verkocht, de ophaalkosten onevenredig zouden zijn wegens de kleine hoeveelheden en het zeer grote aantal aanlandingsplaatsen.

    (17)

    In de bijgewerkte gezamenlijke aanbeveling voor de Adriatische Zee wordt voorgesteld de de-minimisvrijstelling toe te passen op zeebaars (Dicentrarchus labrax), goudgestreepte zeebrasem (Diplodus annularis), spitse ringbrasem (Diplodus puntazzo), witte zeebrasem (Diplodus sargus), zwartkopzeebrasem (Diplodus vulgaris), tandbaarzen (Epinephelus spp.), zandsteenbaars (Lithognathus mormyrus), Spaanse zeebrasem (Pagellus acarne), zeebrasem (Pagellus bogaraveo), rode zeebrasem (Pagellus erythrinus), gewone zeebrasem (Pagrus pagrus), wrakbaars (Polyprion americanus), goudbrasem (Sparus aurata) en roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris), tot 5 % in 2020 en 2021 van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die bodemtrawls (OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TB, OT, PT, TX) gebruiken; tot 3 % in 2020 en 2021 van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten, met uitzondering van roze diepzeegarnaal, maar met inbegrip van tong, door vaartuigen die kieuwnetten en schakelnetten (GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR, GEN) gebruiken; en tot 1 % in 2020 en 2021 van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten, met uitzondering van zeebrasem en roze diepzeegarnaal, maar met inbegrip van tong, door vaartuigen die haken en lijnen (LHP, LHM, LLS, LLD, LL, LTL, LX) gebruiken. Het WTECV was van oordeel dat er aanwijzingen waren voor hogere kosten als gevolg van de extra tijd die nodig is voor het behandelen en sorteren aan boord. Het WTECV wees voorts op het bewijs betreffende de kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten aan land, wat in de Middellandse Zee moeilijk is omdat de vloot voornamelijk bestaat uit kleinschalige vaartuigen die hun vangsten aanlanden in verschillende, langs de kust gespreide havens. Het WTECV heeft geconcludeerd dat uit het bewijsmateriaal bleek dat, zelfs in het geval dat aangelande ongewenste vangsten zouden kunnen worden verkocht, de ophaalkosten onevenredig zouden zijn wegens de kleine hoeveelheden en het zeer grote aantal aanlandingsplaatsen.

    (18)

    In de bijgewerkte gezamenlijke aanbeveling voor het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee wordt voorgesteld de de-minimisvrijstelling toe te passen op zeebaars (Dicentrarchus labrax), goudgestreepte zeebrasem (Diplodus annularis), spitse ringbrasem (Diplodus puntazzo), witte zeebrasem (Diplodus sargus), zwartkopzeebrasem (Diplodus vulgaris), tandbaarzen (Epinephelus spp.), zandsteenbaars (Lithognathus mormyrus), Spaanse zeebrasem (Pagellus acarne), zeebrasem (Pagellus bogaraveo), rode zeebrasem (Pagellus erythrinus), gewone zeebrasem (Pagrus pagrus), wrakbaars (Polyprion americanus), tong (Solea solea) en goudbrasem (Sparus aurata), tot 5 % in 2020 en 2021 van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die bodemtrawls (OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TB, OT, PT, TX) gebruiken; tot 3 % in 2020 en 2021 van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die kieuwnetten en schakelnetten (GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR, GEN) gebruiken en tot 1 % in 2020 en 2021 van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten, met uitzondering van zeebrasem, maar met inbegrip van heek, door vaartuigen die haken en lijnen (LHP, LHM, LLS, LLD, LL, LTL, LX) gebruiken. Het WTECV was van oordeel dat er aanwijzingen waren voor hogere kosten als gevolg van de extra tijd die nodig is voor het behandelen en sorteren aan boord. Het WTECV wees voorts op het bewijs betreffende de kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten aan land, wat in de Middellandse Zee moeilijk is omdat de vloot voornamelijk bestaat uit kleinschalige vaartuigen die hun vangsten aanlanden in verschillende, langs de kust gespreide havens. Het WTECV heeft geconcludeerd dat uit het bewijsmateriaal bleek dat, zelfs in het geval dat aangelande ongewenste vangsten zouden kunnen worden verkocht, de ophaalkosten onevenredig zouden zijn wegens de kleine hoeveelheden en het zeer grote aantal aanlandingsplaatsen.

    (19)

    Het WTECV heeft ook opgemerkt dat de in de overwegingen 16, 17 en 18 vermelde vrijstellingen een grote groep soorten met uiteenlopende teruggooipercentages beslaan maar beschouwt dergelijke ruime dekking als een valabele aanpak, gezien de complexiteit van de betrokken visserijen. Tot slot nam het WTECV in aanmerking dat individuele de-minimisvrijstellingen voor één enkele soort waarschijnlijk aanleiding zouden geven tot veel afzonderlijke vrijstellingen die even moeilijk te monitoren zouden zijn. De voorgestelde vrijstellingen zijn van toepassing op groepen soorten die de rest van de soorten omvatten waarvoor de in bijlage IX bij Verordening (EU) 2019/1241 vastgestelde minimummaten gelden en waarvoor, in dit stadium, geen vangstbeperkingen gelden; daarom is artikel 15, leden 8 en 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 niet van toepassing. Bovendien worden die soorten tegelijk gevangen, in sterk wisselende hoeveelheden, hetgeen een eenbestandsbenadering problematisch maakt. Voorts worden deze soorten gevangen door kleinschalige vissersvaartuigen en aangeland op veel verschillende aanlandingspunten die geografisch gespreid langs de kust liggen.

    (20)

    In de drie bijgewerkte gezamenlijke aanbevelingen wordt voorgesteld de de-minimisvrijstelling toe te passen op ansjovis (Engraulis encrasicolus), sardine (Sardina pilchardus), makrelen (Scomber spp.) en horsmakrelen (Trachurus spp.), tot 5 % in 2020 en 2021 van de totale jaarlijkse bijvangsten van die soorten door vaartuigen die bodemtrawls (OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TB, OT, PT, TX) gebruiken in het westelijke deel van de Middellandse Zee, de Adriatische Zee en het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee. Het WTECV was van oordeel dat er aanwijzingen waren voor hogere kosten als gevolg van de extra tijd die nodig is voor het behandelen en sorteren aan boord. Het WTECV wees voorts op het bewijs betreffende de kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten aan land, wat in de Middellandse Zee moeilijk is. Het WTECV heeft geconcludeerd dat uit het bewijsmateriaal bleek dat, zelfs in het geval dat aangelande ongewenste vangsten zouden kunnen worden verkocht, de ophaalkosten onevenredig zouden zijn wegens de kleine hoeveelheden en het zeer grote aantal aanlandingsplaatsen.

    (21)

    In het licht van het voorgaande is het passend de in de overwegingen 16, 17, 18 en 20 vermelde de-minimisvrijstellingen toe te passen tot en met 31 december 2021 overeenkomstig de in de gezamenlijke aanbevelingen voorgestelde percentages en op niveaus die niet hoger zijn dan die welke op grond van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 zijn toegestaan.

    (22)

    Tot slot wordt in de bijgewerkte gezamenlijke aanbeveling voor het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee voorgesteld de geografische reikwijdte van het teruggooiplan uit te breiden tot de geografische deelgebieden 14, 21, 24, 26 en 27. Het WTECV verwees naar dat voorstel maar gaf geen verdere toelichting. De reikwijdte uitbreiden tot het volledige zuidoostelijke deel van het Middellandse Zeebekken zal zorgen voor meer coherentie en een betere uitvoering van de aanlandingsverplichting mogelijk maken. Dergelijke uitbreiding van de geografische reikwijdte lijkt daarom passend.

    (23)

    De lidstaten hebben zich er opnieuw toe verbonden de selectiviteit van het vistuig te verhogen overeenkomstig de resultaten van de lopende onderzoeksprogramma’s, teneinde de ongewenste vangsten, en met name vangsten kleiner dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootten, te reduceren en te beperken.

    (24)

    Bovendien verbinden de lidstaten zich ertoe verder kraamgebieden in kaart te brengen om het sterftecijfer onder jonge dieren te verlagen.

    (25)

    In overeenstemming met de gezamenlijke aanbeveling voor het westelijke deel van de Middellandse Zee moedigen de betrokken lidstaten het gebruik van trawls met een kuil of tunnel met T90-mazen van 50 mm en de voortzetting van proeven met realtimesluitingen aan.

    (26)

    De in de bijgewerkte gezamenlijke aanbevelingen voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met artikel 15, lid 4, artikel 15, lid 5, onder c), en artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en mogen dus worden opgenomen in het bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/86 van de Commissie vastgestelde teruggooiplan.

    (27)

    De de-minimisvrijstellingen voor kleine pelagische soorten in visserijen die deze soorten als doelsoort hebben, zijn vastgesteld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/161 van de Commissie (8). De-minimisvrijstellingen voor bijvangsten van kleine pelagische soorten in demersale visserijen moeten daarentegen worden opgenomen in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/86.

    (28)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/86 van de Commissie moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (29)

    Aangezien de maatregelen van de onderhavige verordening rechtstreeks van invloed zijn op de planning van het visseizoen van de vaartuigen van de Unie en de daarmee samenhangende economische activiteiten, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Zij moet met ingang van 1 januari 2020 van toepassing zijn,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/86 wordt als volgt gewijzigd:

    (1)

    In artikel 2 wordt punt e) vervangen door:

    “e)

    zuidoostelijk deel van de Middellandse Zee: de geografische deelgebieden 14, 15, 16, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26 en 27 van de GFCM.”.

    (2)

    In artikel 3, lid 1, worden de punten g) tot en met i) vervangen door:

    “g)

    zeebrasem (Pagellus bogaraveo) gevangen met haken en lijnen (LHP, LHM, LLS, LLD, LL, LTL, LX) in het westelijke deel van de Middellandse Zee;

    h)

    zeekreeft (Homarus gammarus) gevangen met netten (GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR, GEN) en korven en vallen (FPO, FIX) in het westelijke deel van de Middellandse Zee, de Adriatische Zee en het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee;

    i)

    langoesten (Palinuridae), gevangen met netten (GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR, GEN) en met korven en vallen (FPO, FIX) in het westelijke deel van de Middellandse Zee, in de Adriatische Zee en in het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee.”.

    (3)

    In artikel 4, lid 1, onder a), worden de punten iii) tot en met vi) vervangen door:

    “iii)

    voor zeebaars (Dicentrarchus labrax), goudgestreepte zeebrasem (Diplodus annularis), spitse ringbrasem (Diplodus puntazzo), witte zeebrasem (Diplodus sargus), zwartkopzeebrasem (Diplodus vulgaris), tandbaarzen (Epinephelus spp.), zandsteenbaars (Lithognathus mormyrus), Spaanse zeebrasem (Pagellus acarne), zeebrasem (Pagellus bogaraveo), rode zeebrasem (Pagellus erythrinus), gewone zeebrasem (Pagrus pagrus), wrakbaars (Polyprion americanus), tong (Solea solea), goudbrasem (Sparus aurata) en roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris), tot 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die bodemtrawls gebruiken;

    iv)

    voor zeebaars (Dicentrarchus labrax), goudgestreepte zeebrasem (Diplodus annularis), spitse ringbrasem (Diplodus puntazzo), witte zeebrasem (Diplodus sargus), zwartkopzeebrasem (Diplodus vulgaris), tandbaarzen (Epinephelus spp.), zandsteenbaars (Lithognathus mormyrus), Spaanse zeebrasem (Pagellus acarne), zeebrasem (Pagellus bogaraveo), rode zeebrasem (Pagellus erythrinus), gewone zeebrasem (Pagrus pagrus), wrakbaars (Polyprion americanus), tong (Solea solea) en goudbrasem (Sparus aurata), tot 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die kieuwnetten en schakelnetten gebruiken;

    v)

    voor zeebaars (Dicentrarchus labrax), goudgestreepte zeebrasem (Diplodus annularis), spitse ringbrasem (Diplodus puntazzo), witte zeebrasem (Diplodus sargus), zwartkopzeebrasem (Diplodus vulgaris), tandbaarzen (Epinephelus spp.), zandsteenbaars (Lithognathus mormyrus), Spaanse zeebrasem (Pagellus acarne), rode zeebrasem (Pagellus erythrinus), gewone zeebrasem (Pagrus pagrus), wrakbaars (Polyprion americanus), tong (Solea solea) en goudbrasem (Sparus aurata), tot 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die haken en lijnen gebruiken;

    vi)

    voor ansjovis (Engraulis encrasicolus), sardine (Sardina pilchardus), makrelen (Scomber spp.) en horsmakrelen (Trachurus spp.), tot 5 % van de totale jaarlijkse bijvangsten van die soorten door vaartuigen die bodemtrawls gebruiken.”.

    (4)

    In artikel 4, lid 1, onder b), worden de punten v) tot en met viii) vervangen door:

    “v)

    voor zeebaars (Dicentrarchus labrax), goudgestreepte zeebrasem (Diplodus annularis), spitse ringbrasem (Diplodus puntazzo), witte zeebrasem (Diplodus sargus), zwartkopzeebrasem (Diplodus vulgaris), tandbaarzen (Epinephelus spp.), zandsteenbaars (Lithognathus mormyrus), Spaanse zeebrasem (Pagellus acarne), zeebrasem (Pagellus bogaraveo), rode zeebrasem (Pagellus erythrinus), gewone zeebrasem (Pagrus pagrus), wrakbaars (Polyprion americanus), goudbrasem (Sparus aurata) en roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris), tot 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die bodemtrawls gebruiken;

    vi)

    voor zeebaars (Dicentrarchus labrax), goudgestreepte zeebrasem (Diplodus annularis), spitse ringbrasem (Diplodus puntazzo), witte zeebrasem (Diplodus sargus), zwartkopzeebrasem (Diplodus vulgaris), tandbaarzen (Epinephelus spp.), zandsteenbaars (Lithognathus mormyrus), Spaanse zeebrasem (Pagellus acarne), zeebrasem (Pagellus bogaraveo), rode zeebrasem (Pagellus erythrinus), gewone zeebrasem (Pagrus pagrus), wrakbaars (Polyprion americanus), tong (Solea solea) en goudbrasem (Sparus aurata), tot 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die kieuwnetten en schakelnetten gebruiken;

    vii)

    voor zeebaars (Dicentrarchus labrax), goudgestreepte zeebrasem (Diplodus annularis), spitse ringbrasem (Diplodus puntazzo), witte zeebrasem (Diplodus sargus), zwartkopzeebrasem (Diplodus vulgaris), tandbaarzen (Epinephelus spp.), zandsteenbaars (Lithognathus mormyrus), Spaanse zeebrasem (Pagellus acarne), rode zeebrasem (Pagellus erythrinus), gewone zeebrasem (Pagrus pagrus), wrakbaars (Polyprion americanus), tong (Solea solea) en goudbrasem (Sparus aurata), tot 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die haken en lijnen gebruiken;

    viii)

    voor ansjovis (Engraulis encrasicolus), sardine (Sardina pilchardus), makrelen (Scomber spp.) en horsmakrelen (Trachurus spp.), tot 5 % van de totale jaarlijkse bijvangsten van die soorten door vaartuigen die bodemtrawls gebruiken;”.

    (5)

    In artikel 4, lid 1, onder c), worden de punten iv) tot en met vii) vervangen door:

    “iv)

    voor zeebaars (Dicentrarchus labrax), goudgestreepte zeebrasem (Diplodus annularis), spitse ringbrasem (Diplodus puntazzo), witte zeebrasem (Diplodus sargus), zwartkopzeebrasem (Diplodus vulgaris), tandbaarzen (Epinephelus spp.), zandsteenbaars (Lithognathus mormyrus), Spaanse zeebrasem (Pagellus acarne), zeebrasem (Pagellus bogaraveo), rode zeebrasem (Pagellus erythrinus), gewone zeebrasem (Pagrus pagrus), wrakbaars (Polyprion americanus), tong (Solea solea) en goudbrasem (Sparus aurata), tot 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die bodemtrawls gebruiken;

    v)

    voor zeebaars (Dicentrarchus labrax), goudgestreepte zeebrasem (Diplodus annularis), spitse ringbrasem (Diplodus puntazzo), witte zeebrasem (Diplodus sargus), zwartkopzeebrasem (Diplodus vulgaris), tandbaarzen (Epinephelus spp.), zandsteenbaars (Lithognathus mormyrus), Spaanse zeebrasem (Pagellus acarne), zeebrasem (Pagellus bogaraveo), rode zeebrasem (Pagellus erythrinus), gewone zeebrasem (Pagrus pagrus), wrakbaars (Polyprion americanus), tong (Solea solea) en goudbrasem (Sparus aurata), tot 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die kieuwnetten en schakelnetten gebruiken;

    vi)

    voor zeebaars (Dicentrarchus labrax), goudgestreepte zeebrasem (Diplodus annularis), spitse ringbrasem (Diplodus puntazzo), witte zeebrasem (Diplodus sargus), zwartkopzeebrasem (Diplodus vulgaris), tandbaarzen (Epinephelus spp.), zandsteenbaars (Lithognathus mormyrus), Spaanse zeebrasem (Pagellus acarne), rode zeebrasem (Pagellus erythrinus), gewone zeebrasem (Pagrus pagrus), wrakbaars (Polyprion americanus), tong (Solea solea), heek (Merluccius merluccius) en goudbrasem (Sparus aurata), tot 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die haken en lijnen gebruiken;

    vii)

    voor ansjovis (Engraulis encrasicolus), sardine (Sardina pilchardus), makrelen (Scomber spp.) en horsmakrelen (Trachurus spp.), tot 5 % van de totale jaarlijkse bijvangsten van die soorten door vaartuigen die bodemtrawls gebruiken.”.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2020.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 29 augustus 2019.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Jean-Claude JUNCKER


    (1)   PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.

    (2)  Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105).

    (3)  Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 1).

    (4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/86 van de Commissie van 20 oktober 2016 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Middellandse Zee (PB L 14 van 18.1.2017, blz. 4).

    (5)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/153 van de Commissie van 23 oktober 2017 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/86 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Middellandse Zee (PB L 29 van 1.2.2018, blz. 1).

    (6)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2036 van de Commissie van 18 oktober 2018 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/86 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Middellandse Zee (PB L 327 van 21.12.2018, blz. 27).

    (7)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/plen1902

    (8)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/161 van de Commissie van 23 oktober 2017 tot vaststelling van een de-minimisvrijstelling van de aanlandingsverplichting voor bepaalde kleine pelagische visserijen in de Middellandse Zee (PB L 30 van 2.2.2018, blz. 1).


    Top