Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019R0125

    Verordening (EU) 2019/125 van het Europees Parlement en de Raad van 16 januari 2019 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (codificatie)

    PE/59/2018/REV/1

    PB L 30 van 31.1.2019, p. 1–57 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2021

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2019/125/oj

    31.1.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 30/1


    VERORDENING (EU) 2019/125 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 16 januari 2019

    met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing

    (codificatie)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EG) nr. 1236/2005 van de Raad (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van die verordening te worden overgegaan.

    (2)

    De eerbiediging van de rechten van de mens vormt, overeenkomstig artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, een van de waarden die de lidstaten alle onderschrijven. De Europese Gemeenschap besloot in 1995 de eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden een fundamenteel onderdeel te maken van haar betrekkingen met derde landen. Zij besloot hiertoe in alle nieuwe handels-, samenwerkings- en associatieovereenkomsten van algemene aard met derde landen een hiertoe strekkende clausule op te nemen.

    (3)

    Artikel 5 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en artikel 3 van het Europees Verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden bevatten een onvoorwaardelijk, allesomvattend verbod op foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Andere bepalingen, met name de VN-verklaring inzake de bescherming van eenieder tegen onderwerping aan foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (4) en het VN-verdrag van 1984 tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing leggen staten de verplichting op foltering te voorkomen.

    (4)

    Artikel 2, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie („het Handvest”) bepaalt dat niemand tot de doodstraf veroordeeld of terechtgesteld mag worden. Op 22 april 2013 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan de „EU-richtsnoeren inzake de doodstraf” en werd besloten dat de Unie zich zou inzetten voor de universele afschaffing van de doodstraf.

    (5)

    Artikel 4 van het Handvest bepaalt dat niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. Op 20 maart 2012 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan de „Richtsnoeren voor een EU-beleid ten aanzien van derde landen inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (Een herziening van de Richtsnoeren)”. Overeenkomstig die richtsnoeren dient er bij derde landen op te worden aangedrongen om het gebruik en de productie van en de handel in voor foltering en voor andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing ontworpen instrumenten evenals misbruik van andere instrumenten voor deze doeleinden te voorkomen. Voorts dient het verbod op wrede, onmenselijke of onterende bestraffing duidelijke grenzen te stellen aan het gebruik van de doodstraf. Derhalve wordt de doodstraf in geen geval als een wettige straf beschouwd.

    (6)

    Het is dan ook passend dat de Unie regels vaststelt voor de handel met derde landen in goederen die zouden kunnen worden gebruikt voor de doodstraf, en in goederen die zouden kunnen worden gebruikt voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Deze regels helpen het eerbiedigen van het menselijk leven en van de fundamentele rechten van de mens te bevorderen en dragen derhalve bij aan de bescherming van de goede zeden. Met deze regels wil men ervoor zorgen dat handelaren in de Unie geen voordeel halen uit handel die de uitvoering van beleid inzake de doodstraf of inzake foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, dat niet verenigbaar is met de relevante EU-richtsnoeren, het Handvest en internationale verdragen en overeenkomsten, bevordert of anderszins vergemakkelijkt.

    (7)

    Voor deze verordening dient de definitie van foltering te worden toegepast die is omschreven in het Verdrag van de Verenigde Naties van 1984 tegen folteringen in Resolutie 3452 (XXX) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Bij de interpretatie van de definitie dient rekening te worden gehouden met de jurisprudentie inzake de interpretatie van de dienovereenkomstige termen in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en in de relevante teksten die zijn goedgekeurd door de Unie of haar lidstaten. De definitie van „andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing”, die niet in dat Verdrag is te vinden, moet in overeenstemming zijn met de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens. De betekenis van de term „wettige straf” in de definities van „foltering” en „andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing” dient rekening te houden met het Uniebeleid op het vlak van de doodstraf.

    (8)

    Het werd noodzakelijk geacht om de in- en uitvoer van goederen die geen andere toepassingen in de praktijk hebben dan de doodstraf of foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling en bestraffing en de verlening van technische bijstand met betrekking tot dergelijke goederen, te verbieden.

    (9)

    Wanneer dergelijke goederen zich in derde landen bevinden, is het noodzakelijk om tussenhandelaars in de Unie te verbieden tussenhandeldiensten te verlenen met betrekking tot dergelijke goederen.

    (10)

    Om te kunnen bijdragen tot de afschaffing van de doodstraf in derde landen en foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing te voorkomen, wordt het noodzakelijk geacht om het verlenen van technische bijstand, aan derde landen, die betrekking heeft op het gebruik van goederen die geen andere toepassingen in de praktijk hebben dan de doodstraf of foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling en bestraffing, te verbieden.

    (11)

    Tevens is het gepast om tussenhandelaars en verleners van technische bijstand te verbieden een opleiding te verstrekken over het gebruik van dergelijke goederen aan derde landen, en om zowel de promotie van dergelijke goederen op handelsbeurzen of tentoonstellingen in de Unie als de verkoop of aankoop van reclameruimte in gedrukte media of op internet en van reclametijd op televisie of radio met betrekking tot dergelijke goederen, te verbieden.

    (12)

    Om te voorkomen dat marktdeelnemers voordeel halen uit het vervoer van goederen die voor gebruik voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing bedoeld zijn en die het douanegebied van de Unie doorkruisen naar een derde land, is het noodzakelijk het vervoer binnen de Unie van dergelijke goederen te verbieden, indien deze in bijlage II bij deze verordening zijn vermeld.

    (13)

    De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om maatregelen toe te passen die de verlening beperken van bepaalde diensten met betrekking tot goederen die geen andere toepassingen in de praktijk hebben dan de doodstraf of foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling en bestraffing, in overeenstemming met de toepasselijke regels van de Unie.

    (14)

    Bij deze verordening wordt een regeling voor uitvoervergunningen vastgesteld die is bedoeld om te voorkomen dat bepaalde goederen worden gebruikt voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

    (15)

    Er dienen daarom controles te worden ingesteld op de uitvoer van bepaalde goederen die niet alleen gebruikt kunnen worden voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, doch ook voor andere, legitieme doeleinden. Deze controles dienen te worden ingesteld op goederen die voornamelijk worden gebruikt voor wetshandhaving en, behalve wanneer dergelijke controles niet in verhouding zouden zijn, op andere instrumenten of producten die, gezien hun ontwerp en technische eigenschappen, zouden kunnen worden misbruikt voor foltering of voor andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

    (16)

    Wat de instrumenten voor wetshandhaving betreft, moet worden opgemerkt dat artikel 3 van de gedragscode voor wetshandhavers (5) bepaalt dat wetshandhavers alleen dwang mogen gebruiken wanneer dit strikt noodzakelijk is, en in de mate die vereist is voor het uitoefenen van hun taak. De basisbeginselen inzake het gebruik van geweld en vuurwapens door wetshandhavers, die in 1990 werden goedgekeurd door het achtste congres van de Verenigde Naties inzake de preventie van misdaad en de behandeling van misdadigers, bepalen dat wetshandhavers bij de uitoefening van hun taak zoveel mogelijk gebruik zouden moeten maken van geweldloze middelen alvorens hun toevlucht te nemen tot het gebruik van geweld en vuurwapens.

    (17)

    In de basisbeginselen wordt ervoor gepleit niet-dodelijke wapens te ontwikkelen om mensen uit te schakelen, die onder passende omstandigheden moeten worden gebruikt, terwijl men zich er tegelijkertijd van bewust is dat zorgvuldig toezicht moet worden gehouden op het gebruik van dergelijke wapens. Bepaalde door de politie van oudsher gebruikte instrumenten voor zelfverdediging en oproerbeheersing werden bijvoorbeeld zodanig gewijzigd dat zij ook kunnen worden gebruikt voor het toedienen van elektrische schokken en chemische stoffen om mensen uit te schakelen. Er zijn aanwijzingen dat dergelijke wapens in verschillende landen worden misbruikt voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

    (18)

    In de basisbeginselen wordt benadrukt dat wetshandhavers moeten worden uitgerust met instrumenten voor hun zelfverdediging. Deze verordening dient derhalve niet van toepassing te zijn op de handel in traditionele instrumenten voor zelfverdediging zoals schilden.

    (19)

    Deze verordening dient van toepassing te zijn op de handel in sommige specifieke chemische stoffen die worden gebruikt om mensen uit te schakelen.

    (20)

    Wat betreft voetboeien, groeps- en individuele kluisters en boeien, zij erop gewezen dat in artikel 33 van de minimumnormen voor de behandeling van gevangenen van de Verenigde Naties (6) is bepaald dat instrumenten om mensen in bedwang te houden nooit mogen worden toegepast als straf. Voorts mogen kluisters en boeien niet worden gebruikt om mensen in bedwang te houden. De minimumnormen voor de behandeling van gevangenen van de Verenigde Naties bepalen voorts dat andere instrumenten om mensen in bedwang te houden alleen mogen worden gebruikt als voorzorgsmaatregel om ontvluchting te voorkomen tijdens een verplaatsing, op medische gronden op aanwijzing van een arts of, indien andere controlemethodes het laten afweten, om te voorkomen dat een gevangene zichzelf of anderen verwondt of eigendom beschadigt.

    (21)

    Om personeel en andere mensen tegen spuwen te beschermen, worden gevangenen soms verplicht een zogenaamd spuwmasker te dragen. Aangezien een dergelijk masker de mond en soms ook de neus afsluit, bestaat er een inherent risico van verstikking. Indien het wordt gecombineerd met andere dwangmiddelen, zoals handboeien, bestaat ook het gevaar van nekletsels. De uitvoer van spuwmaskers dient daarom te worden gecontroleerd.

    (22)

    Naast draagbare wapens, dienen de uitvoercontroles zich ook uit te strekken tot vaste of monteerbare wapens met elektrische ontlading die een groot bereik hebben en waarmee meerdere personen kunnen worden geraakt. Dergelijke wapens worden vaak als zogenaamde niet-dodelijke wapens aangemerkt, maar zij kunnen minstens zoveel grote pijn of lijden veroorzaken als draagbare wapens met elektrische ontlading.

    (23)

    Aangezien apparaten voor de verspreiding van irriterende chemische stoffen voor gebruik in gebouwen op de markt worden gebracht, en het gebruik van dergelijke stoffen binnenshuis een risico betekent van grote pijn of lijden dat niet bestaat bij traditioneel gebruik in open lucht, dient de uitvoer van dergelijke apparaten te worden gecontroleerd.

    (24)

    De uitvoercontroles dienen ook te worden toegepast op vaste of monteerbare apparaten voor de verspreiding van verdovende of irriterende stoffen met groot bereik, voor zover dergelijke apparaten nog niet vallen onder de uitvoercontroles overeenkomstig Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad (7). Dergelijke apparaten worden vaak als zogenaamde niet-dodelijke technologie aangemerkt, maar zij kunnen minstens zoveel grote pijn of lijden veroorzaken als draagbare wapens en apparaten. Hoewel water geen verdovende of irriterende chemische stof is, kunnen waterkanonnen worden gebruikt om dergelijke stoffen te verspreiden in vloeibare vorm en de uitvoer ervan dient te worden gecontroleerd.

    (25)

    De uitvoercontroles betreffende capsicum-oleohars (OC) en pelargoonzuurvanillylamide (PAVA) dienen te worden aangevuld met uitvoercontroles op bepaalde mengsels die deze stoffen bevatten, en die als zodanig kunnen worden gebruikt als verdovende of irriterende stof of voor de vervaardiging van dergelijke stoffen. Eventuele verwijzingen naar verdovende of irriterende chemische stoffen moeten worden begrepen als omvattende capsicum-oleohars en de relevante mengsels die deze hars bevatten, indien van toepassing.

    (26)

    Er dient te worden voorzien in specifieke vrijstellingen van de uitvoercontroles, teneinde de werking van de politiediensten van de lidstaten en de uitvoering van vredeshandhavings- of crisisbeheersingsoperaties niet te belemmeren.

    (27)

    Rekening houdend met het feit dat sommige lidstaten de invoer en uitvoer van dergelijke goederen reeds hebben verboden, dient de lidstaten het recht te worden gegeven de in- en uitvoer van voetboeien, groepskluisters en draagbare elektrische schokapparatuur, met uitzondering van elektrische schokgordels, te verbieden. De lidstaten dienen ook te worden gemachtigd om, indien zij zulks wensen, handboeien waarvan de maximumafmetingen, met inbegrip van de ketting, in gesloten toestand 240 mm overschrijden, aan uitvoercontroles te onderwerpen.

    (28)

    Om de administratieve belasting voor exporteurs te beperken, dienen de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid te hebben een globale vergunning te verlenen voor in bijlage III bij deze verordening vermelde goederen om te voorkomen dat de desbetreffende goederen worden gebruikt voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

    (29)

    In een aantal gevallen zijn naar derde landen uitgevoerde geneesmiddelen aan hun bestemming onttrokken en gebruikt voor het voltrekken van de doodstraf, met name door toediening van een dodelijke overdosis door middel van injectie. De Unie keurt de doodstraf in alle omstandigheden af en streeft naar afschaffing ervan wereldwijd. De exporteurs maakten er bezwaar tegen dat zij onwillekeurig worden geassocieerd met een dergelijk gebruik van producten die zij voor geneeskundig gebruik hadden ontwikkeld.

    (30)

    Er dienen daarom controles te worden ingesteld op de uitvoer van bepaalde goederen die zouden kunnen worden gebruikt voor de doodstraf, om te voorkomen dat bepaalde geneesmiddelen worden gebruikt voor het voltrekken van de doodstraf en om te waarborgen dat voor alle EU-exporteurs van geneesmiddelen in dit verband dezelfde voorwaarden gelden. De desbetreffende geneesmiddelen zijn ontwikkeld voor onder meer anesthesie en sedatie.

    (31)

    Deze regeling voor uitvoervergunningen moet evenredig blijven. Zij dient daarom geen belemmering te vormen voor de uitvoer van voor rechtmatige medische doeleinden te gebruiken geneesmiddelen.

    (32)

    De lijst van goederen voor de uitvoer waarvan een vergunning is vereist om te voorkomen dat deze goederen voor de doodstraf worden gebruikt, dient uitsluitend goederen te omvatten die voor de doodstraf zijn gebruikt in een derde land dat de doodstraf niet heeft afgeschaft, evenals goederen die in een dergelijk derde land voor de doodstraf mogen worden gebruikt, zonder dat deze reeds voor dat doel zijn gebruikt. In de lijst dienen geen niet-dodelijke goederen te worden opgenomen die niet essentieel zijn voor de executie van een veroordeelde, zoals standaardmeubilair dat in de executieruimte kan staan.

    (33)

    Gelet op de verschillen tussen de doodstraf enerzijds en foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing anderzijds, is het passend om een specifieke regeling voor uitvoervergunningen vast te stellen om het gebruik van bepaalde goederen voor de doodstraf te voorkomen. Een dergelijke regeling dient rekening te houden met het feit dat een aantal landen voor alle misdaden de doodstraf heeft afgeschaft en daarvoor een internationale verbintenis zijn aangegaan. Omdat er een risico bestaat op wederuitvoer naar landen die dit niet hebben gedaan, moeten bepaalde voorwaarden en eisen worden opgelegd voor het toestaan van uitvoer naar landen die de doodstraf hebben afgeschaft. Om die reden is het gepast om een algemene uitvoervergunning te verlenen voor uitvoer naar de landen die voor alle misdaden de doodstraf hebben afgeschaft en deze afschaffing door middel van een internationale verbintenis hebben bevestigd.

    (34)

    Indien een land niet de doodstraf voor alle misdaden heeft afgeschaft met een bevestiging daarvan door middel van een internationale verbintenis, moeten de bevoegde autoriteiten, bij het onderzoeken van een aanvraag voor een uitvoervergunning, controleren of er een risico bestaat dat de eindgebruiker in het land van bestemming de uitgevoerde goederen voor een dergelijke bestraffing zou gebruiken. Er moeten passende voorwaarden en eisen worden opgelegd om de verkoop of overdracht door de eindgebruiker aan derden te controleren. Indien meerdere leveringen tussen dezelfde exporteur en eindgebruiker plaatsvinden, moet de bevoegde autoriteiten worden toegestaan de status van de eindgebruiker periodiek te controleren, bijvoorbeeld elke zes maanden, in plaats van bij elke toekenning van een uitvoervergunning voor een verzending, zonder afbreuk te doen aan het recht van de bevoegde autoriteiten om, wanneer nodig, een uitvoervergunning in te trekken, te schorsen, te wijzigen of te herroepen.

    (35)

    Om de administratieve belasting voor exporteurs te beperken, dienen de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid te hebben om een exporteur een globale vergunning te verlenen voor alle verzendingen van geneesmiddelen door de exporteur naar een specifieke eindgebruiker gedurende een specifieke periode, waar nodig met vermelding van een hoeveelheid die overeenkomt met het normale gebruik van dergelijke goederen door de eindgebruiker. Een dergelijke vergunning dient geldig te zijn gedurende één tot drie jaar, met een mogelijkheid tot verlenging met maximaal twee jaar.

    (36)

    Het verlenen van een globale vergunning zou ook gepast zijn wanneer een fabrikant voornemens is binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallende geneesmiddelen uit te voeren naar een distributeur in een land dat de doodstraf niet heeft afgeschaft, op voorwaarde dat de exporteur en de distributeur een juridisch bindende overeenkomst hebben gesloten die vereist dat de distributeur een passende reeks maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de geneesmiddelen niet voor voltrekking van de doodstraf worden gebruikt.

    (37)

    Geneesmiddelen die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, kunnen onderworpen zijn aan controles overeenkomstig de internationale verdragen inzake narcotica en psychotrope stoffen, zoals het Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971. Aangezien dergelijke controles niet worden verricht om te voorkomen dat de desbetreffende geneesmiddelen voor de doodstraf worden gebruikt, maar om illegale drugshandel te voorkomen, dienen naast de internationale controles ook de uitvoercontroles van deze verordening te worden toegepast. Lidstaten dienen echter te worden aangemoedigd om één procedure te gebruiken voor beide controlesystemen.

    (38)

    De uitvoercontroles overeenkomstig deze verordening zijn niet van toepassing op de goederen waarvan de uitvoer wordt geregeld overeenkomstig Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB, Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad (8) en Verordening (EU) nr. 258/2012 van het Europees Parlement en de Raad (9).

    (39)

    De verlening van tussenhandeldiensten en de verlening van technische bijstand met betrekking tot de in bijlage III of IV bij deze verordening vermelde goederen moet onderworpen zijn aan een voorafgaande vergunning om te voorkomen dat de tussenhandeldiensten of de technische bijstand worden gebruikt voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

    (40)

    De tussenhandeldiensten en technische bijstand waarvoor op grond van deze verordening een voorafgaande vergunning is vereist, dienen diensten en bijstand te zijn die vanuit de Unie worden verleend, dat wil zeggen vanuit de grondgebieden die binnen de territoriale werkingssfeer van de Verdragen vallen, met inbegrip van het luchtruim en van luchtvaartuigen of andere vaartuigen die onder de jurisdictie van een lidstaat vallen.

    (41)

    Wanneer zij toestemming geven voor de verlening van technische bijstand voor in bijlage III bij deze verordening vermelde goederen, moeten de bevoegde autoriteiten ernaar streven te waarborgen dat de technische bijstand en eventuele opleiding over het gebruik van dergelijke goederen die wordt verstrekt of aangeboden in combinatie met de technische bijstand waarvoor om toestemming is verzocht, zodanig worden verstrekt dat hierbij rechtshandhavingsnormen die de mensenrechten eerbiedigen, worden bevorderd en wordt bijgedragen aan de voorkoming van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

    (42)

    Om te voorkomen dat marktdeelnemers voordeel halen uit het vervoer van goederen die voor gebruik voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing bedoeld zijn en die het douanegebied van de Unie doorkruisen naar een derde land, is het noodzakelijk het vervoer binnen de Unie van dergelijke goederen te verbieden indien deze in bijlage III of IV bij deze verordening zijn vermeld, op voorwaarde dat de marktdeelnemer op de hoogte is van het beoogde gebruik ervan.

    (43)

    De richtsnoeren voor het EU-beleid ten aanzien van derde landen inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing bepalen onder meer dat de hoofden van missies in derde landen in hun periodieke verslagen een analyse dienen op te nemen van eventuele gevallen van foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing in het land waarin zij geaccrediteerd zijn, en de maatregelen die zijn genomen om dit tegen te gaan. De bevoegde autoriteiten dienen, wanneer zij besluiten nemen inzake verzoeken om vergunningen, rekening te houden met deze en soortgelijke verslagen van relevante internationale en maatschappelijke organisaties. Dergelijke verslagen dienen tevens een beschrijving te omvatten van instrumenten die in derde landen worden gebruikt voor de doodstraf of voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

    (44)

    Terwijl douaneautoriteiten bepaalde informatie met andere douaneautoriteiten moeten uitwisselen door middel van het risicobeheerssysteem overeenkomstig de douanewetgeving van de Unie, dienen de in deze verordening bedoelde bevoegde autoriteiten bepaalde informatie uit te wisselen met andere bevoegde autoriteiten. Het is gepast om verplicht te stellen dat de bevoegde autoriteiten een veilig en versleuteld systeem gebruiken voor de uitwisseling van informatie over weigeringen. Hiertoe dient de Commissie een nieuwe functionaliteit beschikbaar te stellen in het bestaande systeem dat is ingevoerd krachtens artikel 19, lid 4, van Verordening (EG) nr. 428/2009.

    (45)

    Wat persoonsgegevens betreft, dient het verwerken en uitwisselen van informatie te voldoen aan de toepasselijke regels inzake het verwerken en uitwisselen van persoonsgegevens overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (10) en Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (11).

    (46)

    Met het oog op de vaststelling van de bepalingen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van deze verordening, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van de bijlagen I tot en met IX bij deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (12). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

    (47)

    Teneinde de Unie in staat te stellen snel te reageren wanneer nieuwe goederen worden ontwikkeld die zouden kunnen worden gebruikt voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, en indien er een duidelijk en onmiddellijk risico bestaat dat deze goederen zullen worden gebruikt voor doeleinden die dergelijke mensenrechtenschendingen tot gevolg hebben, moet worden bepaald dat de betrokken handeling van de Commissie onmiddellijk kunnen worden toegepast wanneer bijlage II of III bij deze verordening om dwingende redenen van urgentie moet worden gewijzigd. Teneinde de Unie in staat te stellen snel te reageren wanneer een of meer derde landen ofwel goedkeuring geven voor goederen voor gebruik voor de doodstraf, ofwel een internationale verbintenis om de doodstraf voor alle misdaden af te schaffen op zich nemen of schenden, moet worden bepaald dat de betrokken handeling van de Commissie onmiddellijk kunnen worden toegepast wanneer bijlage IV of V bij deze verordening om dwingende redenen van urgentie moet worden gewijzigd. Indien de spoedprocedure wordt gevolgd, is het van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau.

    (48)

    Er dient een coördinatiegroep te worden opgericht. Deze groep moet dienen als platform waarop de deskundigen uit de lidstaten en de Commissie informatie over administratieve praktijken kunnen uitwisselen en kunnen discussiëren over de uitlegging van deze verordening, over technische vragen met betrekking tot de vermelde goederen, over ontwikkelingen in verband met deze verordening en over eventuele andere vraagstukken. De groep moet in het bijzonder kunnen discussiëren over vragen in verband met de aard en het beoogde gebruik van goederen, de beschikbaarheid van goederen in derde landen en de vraag of goederen specifiek zijn ontworpen of gewijzigd voor de doodstraf of voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Indien de Commissie besluit de groep te raadplegen bij de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, dient zij dit te doen in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

    (49)

    De Commissie koopt geen uitrusting voor wetshandhaving aan, aangezien zij niet verantwoordelijk is voor de rechts- en ordehandhaving, voor strafvervolging of voor het afdwingen van rechterlijke beslissingen in strafzaken. Daarom dient te worden voorzien in een procedure om ervoor te zorgen dat de Commissie informatie ontvangt over niet in de lijsten vermelde uitrusting en goederen voor wetshandhaving die in de Unie op de markt zijn gebracht, zodat de lijsten van goederen waarin de handel is verboden of wordt gecontroleerd, worden aangepast aan nieuwe ontwikkelingen. Wanneer een lidstaat bij de Commissie een verzoek indient om goederen toe te voegen aan bijlage II, III of IV bij deze verordening, dient deze dit verzoek aan de andere lidstaten door te sturen.

    (50)

    De maatregelen van deze verordening hebben tot doel zowel de doodstraf als foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing in derde landen te voorkomen. Zij omvatten beperkingen voor de handel met derde landen in goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf of voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Het wordt niet noodzakelijk geacht om soortgelijke controles in te stellen op transacties binnen de Unie, omdat de doodstraf niet bestaat in de lidstaten en de lidstaten passende maatregelen zullen hebben genomen om foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing te verbieden en te voorkomen.

    (51)

    De richtsnoeren voor het EU-beleid ten aanzien van derde landen inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing bepalen dat, om doeltreffende maatregelen te kunnen nemen tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, maatregelen zouden moeten worden genomen om het gebruik, de productie van en de handel in instrumenten die zijn ontworpen voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, te voorkomen. Het is de taak van de lidstaten om de nodige beperkingen op te leggen op het gebruik en de productie van dergelijke instrumenten.

    (52)

    De Commissie en de lidstaten dienen elkaar op de hoogte te brengen van de maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden genomen, alsmede van andere relevante informatie waarover zij in verband met deze verordening beschikken.

    (53)

    De lidstaten dienen regels vast te stellen voor sancties die van toepassing zijn op overtreding van de bepalingen van deze verordening en er op toe te zien dat deze worden uitgevoerd. Deze sancties dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    ONDERWERP EN DEFINITIES

    Artikel 1

    Onderwerp

    In deze verordening worden de regels van de Unie vastgelegd met betrekking tot de handel met derde landen in goederen die zouden kunnen worden gebruikt voor de doodstraf of voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, en met betrekking tot de verlening van tussenhandeldiensten, van technische bijstand, opleiding en reclame met betrekking tot dergelijke goederen.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a)   „foltering”: iedere handeling waardoor opzettelijk hevige pijn of hevig lijden, lichamelijk dan wel geestelijk, wordt veroorzaakt bij een persoon met het oogmerk om, onder meer, van hem of van een derde inlichtingen of een bekentenis te verkrijgen, hem te bestraffen voor een handeling die hij of een derde heeft begaan of waarvan hij of een derde wordt verdacht deze te hebben begaan, of hem of een derde te intimideren of ergens toe te dwingen dan wel om enigerlei reden gebaseerd op discriminatie van welke aard dan ook, wanneer zulke pijn of zulk lijden wordt veroorzaakt door of op instigatie van dan wel met de instemming of het gedogen van een overheidsfunctionaris of andere persoon die in een officiële hoedanigheid handelt. Foltering omvat niet pijn of lijden slechts voortvloeiend uit, inherent aan of samenhangend met wettige straffen. De doodstraf wordt onder geen enkele omstandigheid beschouwd als een wettige straf;

    b)   „andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing”: iedere handeling waardoor pijn die of lijden dat een bepaalde mate van ernst bereikt, lichamelijk dan wel geestelijk, wordt veroorzaakt bij een persoon, wanneer zulke pijn of zulk lijden wordt veroorzaakt door of op instigatie van dan wel met de instemming of het gedogen van een overheidsfunctionaris of andere persoon die in een officiële hoedanigheid handelt. Dit omvat niet pijn of lijden slechts voortvloeiend uit, inherent aan of samenhangend met wettige straffen. De doodstraf wordt onder geen enkele omstandigheid beschouwd als een wettige straf;

    c)   „wetshandhavingsinstantie”: iedere autoriteit die verantwoordelijk is voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken, bestrijden en bestraffen van misdaden, met inbegrip van doch niet beperkt tot de politie, aanklagers, juridische autoriteiten, openbare of particuliere gevangenisautoriteiten en, indien van toepassing, nationale veiligheidsdiensten en militaire autoriteiten;

    d)   „uitvoer”: elk vertrek van goederen uit het douanegebied van de Unie, met inbegrip van het vertrek van goederen waarvoor een douaneaangifte vereist is en het vertrek van goederen na de opslag ervan in een vrije zone in de zin van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (13);

    e)   „invoer”: elke binnenkomst van goederen in het douanegebied van de Unie, met inbegrip van tijdelijke opslag, plaatsing in een vrije zone, plaatsing onder een bijzondere regeling en het in het vrije verkeer brengen in de zin van Verordening (EU) nr. 952/2013;

    f)   „technische bijstand”: elke technische steun in verband met reparaties, ontwikkeling, vervaardiging, beproeving, onderhoud, assemblage of andere technische diensten, die de vorm kan aannemen van bijvoorbeeld instructies, advies, opleiding, overdracht van praktische kennis of vaardigheden en adviesdiensten. Technische bijstand omvat ook verbale vormen van bijstand en bijstand door middel van elektronische middelen;

    g)   „museum”: een permanente instelling zonder winstoogmerk, in dienst van de samenleving en van de ontwikkeling daarvan, die openstaat voor het publiek en die, ten behoeve van studie, onderricht en gewoon genieten, materiële getuigenissen van mensen en hun leefomgeving verwerft, conserveert, onderzoekt, meedeelt en ten toon stelt;

    h)   „bevoegde autoriteit”: een in bijlage I vermelde autoriteit van een van de lidstaten, die overeenkomstig artikel 20 gerechtigd is een besluit te nemen inzake een vergunningsaanvraag of een exporteur te verbieden de algemene Unie-uitvoervergunning te gebruiken;

    i)   „aanvrager”:

    1.

    de exporteur, in geval van uitvoer zoals bedoeld in artikel 3, 11, of 16;

    2.

    de natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of instantie die de goederen binnen het douanegebied van de Unie vervoert, in geval van doorvoer zoals bedoeld in artikel 5;

    3.

    de verlener van de technische bijstand, in geval van verlening van technische bijstand zoals bedoeld in artikel 3;

    4.

    het museum dat de goederen zal tentoonstellen, in geval van invoer en verlening van technische bijstand zoals bedoeld in artikel 4;

    5.

    de verlener van de technische bijstand of de tussenhandelaar, in geval van verlening van technische bijstand zoals bedoeld in artikel 15 of tussenhandeldiensten zoals bedoeld in artikel 19;

    j)   „douanegebied van de Unie”: het grondgebied zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 952/2013;

    k)   „tussenhandeldiensten”:

    1.

    het onderhandelen over of regelen van transacties met het oog op de aankoop, verkoop of levering van desbetreffende goederen door een derde land van/aan een ander derde land, of

    2.

    het verkopen of aankopen van desbetreffende goederen in derde landen met het oog op de overbrenging ervan naar een ander derde land.

    Voor de toepassing van deze verordening geldt deze definitie niet voor het louter verstrekken van nevendiensten. Nevendiensten zijn vervoer, financiële diensten, verzekering of herverzekering dan wel algemene reclame of promotie;

    l)   „tussenhandelaar”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of instantie, met inbegrip van een partnerschap, verblijvend of gevestigd in een lidstaat, die of dat vanuit de Unie onder k) gedefinieerde diensten verricht; een natuurlijke persoon met de nationaliteit van een lidstaat, ongeacht zijn verblijfplaats, die dergelijke diensten vanuit de Unie verricht, en een volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersoon, entiteit of instantie, ongeacht de verblijfplaats ervan, die dergelijke diensten vanuit de Unie verricht;

    m)   „verlener van technische bijstand”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of instantie, met inbegrip van een partnerschap, verblijvend of gevestigd in een lidstaat, die of dat vanuit de Unie onder f) gedefinieerde technische bijstand verleent; een natuurlijke persoon met de nationaliteit van een lidstaat, ongeacht zijn verblijfplaats, die dergelijke bijstand vanuit de Unie verleent, en een volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersoon, entiteit of instantie, ongeacht de verblijfplaats ervan, die dergelijke bijstand vanuit de Unie verleent;

    n)   „exporteur”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of instantie, met inbegrip van een partnerschap namens wie of waarvan een uitvoeraangifte wordt gedaan, zijnde de persoon, entiteit of instantie die op het tijdstip waarop de uitvoeraangifte wordt aanvaard, partij is bij een contract met de ontvanger in het betrokken derde land en die gemachtigd is te beslissen dat de producten naar een bestemming buiten het douanegebied van de Unie worden verzonden. Indien geen dergelijk uitvoercontract is gesloten of indien de partij bij dat contract niet namens zichzelf handelt, wordt onder de exporteur verstaan de persoon, entiteit of instantie die gemachtigd is te beslissen dat de producten naar een bestemming buiten het douanegebied van de Unie worden verzonden. Indien het recht over de goederen te beschikken, toekomt aan een persoon, entiteit of instantie die blijkens dat contract buiten de Unie verblijft of is gevestigd, wordt de exporteur geacht de in de Unie verblijvende of gevestigde contractpartij te zijn;

    o)   „algemene Unie-uitvoervergunning”: een vergunning voor onder d) gedefinieerde uitvoer naar bepaalde landen die beschikbaar is voor alle exporteurs die zich houden aan de gebruiksvoorwaarden ervan zoals vermeld in bijlage V;

    p)   „individuele vergunning”: een vergunning die wordt verleend aan:

    1.

    één specifieke exporteur voor onder d) gedefinieerde uitvoer voor één eindgebruiker of ontvanger in een derde land en die betrekking heeft op een of meer goederen;

    2.

    één specifieke tussenhandelaar voor de verlening van onder k) gedefinieerde tussenhandeldiensten voor één eindgebruiker of ontvanger in een derde land en die betrekking heeft op een of meer goederen, of

    3.

    een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of instantie die goederen binnen het douanegebied van de Unie vervoert voor onder s) gedefinieerde doorvoer;

    q)   „globale vergunning”: een vergunning die aan één specifieke exporteur of tussenhandelaar voor een in bijlage III of IV vermelde soort goederen wordt verleend, die kan gelden voor:

    1.

    onder d) gedefinieerde uitvoer naar een of meer met naam genoemde eindgebruikers in een of meer met naam genoemde derde landen;

    2.

    onder d) gedefinieerde uitvoer naar een of meer met naam genoemde distributeurs in een of meer met naam genoemde derde landen, wanneer de exporteur een fabrikant is van de in punt 3.2 of 3.3 van bijlage III of in deel 1 van bijlage IV vermelde goederen;

    3.

    de verlening van tussenhandeldiensten met betrekking tot overbrengingen van goederen in derde landen naar een of meer met naam genoemde eindgebruikers in een of meer met naam genoemde derde landen;

    4.

    de verlening van tussenhandeldiensten met betrekking tot overbrengingen van goederen in derde landen, naar een of meer met naam genoemde distributeurs in een of meer met naam genoemde derde landen, wanneer de tussenhandelaar een fabrikant is van de in punt 3.2 of 3.3 van bijlage III of in deel 1 van bijlage IV vermelde goederen;

    r)   „distributeur”: een marktdeelnemer die groothandelsactiviteiten verricht op het vlak van goederen vermeld in punt 3.2 of 3.3 van bijlage III of in deel 1 van bijlage IV, zoals het aankopen van dergelijke goederen bij fabrikanten of het opslaan, leveren of uitvoeren van dergelijke goederen; groothandelsactiviteiten op het vlak van dergelijke goederen omvatten niet de aankoop door een ziekenhuis, een apotheek of een zorgverlener met als enig doel dergelijke goederen te leveren aan de bevolking;

    s)   „doorvoer”: vervoer binnen het douanegebied van de Unie van niet-Uniegoederen die het douanegebied van de Unie doorkruisen met een bestemming buiten het douanegebied van de Unie.

    HOOFDSTUK II

    GOEDEREN DIE GEEN ANDERE TOEPASSINGEN IN DE PRAKTIJK HEBBEN DAN DE DOODSTRAF, FOLTERING EN ANDERE WREDE, ONMENSELIJKE OF ONTERENDE BEHANDELING OF BESTRAFFING

    Artikel 3

    Uitvoerverbod

    1.   Het is verboden de in bijlage II vermelde goederen uit te voeren, ongeacht de oorsprong van dergelijke goederen.

    Bijlage II omvat goederen die geen andere toepassingen in de praktijk hebben dan de doodstraf, foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

    Het is een verlener van technische bijstand verboden om, al dan niet tegen vergoeding, technische bijstand te verlenen die samenhangt met de in bijlage II vermelde goederen aan een persoon, entiteit of instantie in een derde land.

    2.   In afwijking van lid 1 mag de bevoegde autoriteit toestemming verlenen voor de uitvoer van de in bijlage II vermelde goederen en het verlenen van de hiermee samenhangende technische bijstand, indien wordt aangetoond dat dergelijke goederen in het derde land waarnaar de goederen worden uitgevoerd, uitsluitend worden gebruikt om te worden tentoongesteld in een museum wegens hun historische betekenis.

    Artikel 4

    Invoerverbod

    1.   Het is verboden de in bijlage II vermelde goederen in te voeren, ongeacht de oorsprong van dergelijke goederen.

    Het is een persoon, entiteit of instantie in de Unie verboden technische bijstand te aanvaarden die samenhangt met de in bijlage II vermelde goederen, en die al dan niet tegen vergoeding door een persoon, entiteit of instantie vanuit een derde land wordt verleend.

    2.   In afwijking van lid 1 mag de bevoegde autoriteit toestemming verlenen voor invoer van de in bijlage II vermelde goederen en het verlenen van de hiermee samenhangende technische bijstand indien wordt aangetoond dat dergelijke goederen in de lidstaat van bestemming uitsluitend worden gebruikt om te worden tentoongesteld in een museum wegens hun historische betekenis.

    Artikel 5

    Verbod op doorvoer

    1.   Het is verboden de in bijlage II vermelde goederen door te voeren.

    2.   In afwijking van lid 1 mag de bevoegde autoriteit toestemming verlenen voor de doorvoer van de in bijlage II vermelde goederen indien wordt aangetoond dat dergelijke goederen in het land van bestemming uitsluitend worden gebruikt om te worden tentoongesteld in een museum wegens hun historische betekenis.

    Artikel 6

    Verbod op tussenhandeldiensten

    Het is een tussenhandelaar verboden om aan een persoon, entiteit of instantie in een derde land tussenhandeldiensten te verlenen voor de in bijlage II vermelde goederen, ongeacht de oorsprong van dergelijke goederen.

    Artikel 7

    Verbod op opleiding

    Het is een verlener van technische bijstand of een tussenhandelaar verboden om aan een persoon, entiteit of instantie in een derde land een opleiding over het gebruik van de in bijlage II vermelde goederen te verlenen of aan te bieden.

    Artikel 8

    Handelsbeurzen

    Het is een natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of instantie, met inbegrip van een partnerschap, al dan niet verblijvend of gevestigd in een lidstaat, verboden om de in bijlage II vermelde goederen tentoon te stellen of voor verkoop aan te bieden in een tentoonstelling of beurs in de Unie, behalve als wordt aangetoond dat, gezien de aard van de tentoonstelling of beurs, een dergelijke tentoonstelling of aanbod voor verkoop de verkoop of levering van de betrokken goederen aan een persoon, entiteit of instantie in een derde land niet bevordert of eraan bijdraagt.

    Artikel 9

    Reclame

    Het is een natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of instantie, met inbegrip van een partnerschap, die verblijft of gevestigd is in een lidstaat en die reclameruimte of reclametijd verkoopt of aankoopt binnen de Unie, een natuurlijke persoon met de nationaliteit van een lidstaat die reclameruimte of reclametijd verkoopt of aankoopt binnen de Unie, en een volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersoon, entiteit of instantie die reclameruimte of reclametijd verkoopt of aankoopt binnen de Unie, verboden om reclameruimte in gedrukte media of op internet of reclametijd op televisie of radio met betrekking tot de in bijlage II vermelde goederen te verkopen aan of te kopen van een persoon, entiteit of instantie in een derde land.

    Artikel 10

    Nationale maatregelen

    1.   Onverminderd de toepasselijke Unieregels, met inbegrip van het verbod op discriminatie op grond van nationaliteit, mogen de lidstaten nationale maatregelen aannemen of handhaven om vervoer, financiële diensten, verzekering of herverzekering, of algemene reclame of promotie met betrekking tot de in bijlage II vermelde goederen, te beperken.

    2.   De lidstaten delen alle op grond van lid 1 genomen maatregelen, of wijzigingen en intrekkingen daarvan, mee aan de Commissie vóór de inwerkingtreding ervan.

    HOOFDSTUK III

    GOEDEREN DIE GEBRUIKT ZOUDEN KUNNEN WORDEN VOOR FOLTERING OF ANDERE WREDE, ONMENSELIJKE OF ONTERENDE BEHANDELING OF BESTRAFFING

    Artikel 11

    Verplichte uitvoervergunning

    1.   Voor de in bijlage III vermelde goederen is een vergunning vereist, ongeacht de oorsprong van dergelijke goederen. Een vergunning is evenwel niet vereist voor goederen die slechts het douanegebied van de Unie doorkruisen, d.w.z. goederen die geen andere douanebestemming hebben dan extern douanevervoer in het kader van artikel 226 van Verordening (EU) nr. 952/2013, met inbegrip van opslag van niet-Uniegoederen in een vrije zone.

    Bijlage III omvat uitsluitend de volgende goederen die zouden kunnen worden gebruikt voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing:

    a)

    goederen die voornamelijk voor wetshandhaving worden gebruikt;

    b)

    goederen waarvoor, gezien hun ontwerp en technische kenmerken, een aanzienlijk risico bestaat dat zij worden gebruikt voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

    Bijlage III omvat niet:

    a)

    vuurwapens die onder Verordening (EU) nr. 258/2012 vallen;

    b)

    producten voor tweeërlei gebruik die onder Verordening (EG) nr. 428/2009 vallen;

    c)

    goederen die overeenkomstig Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB worden gecontroleerd.

    2.   Lid 1 is niet van toepassing op de uitvoer naar die gebieden van de lidstaten die in bijlage VI zijn opgenomen en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Unie, mits de goederen zullen worden gebruikt door een autoriteit die belast is met de wetshandhaving in zowel het land of gebied van bestemming als het Europese gedeelte van de lidstaat waartoe dat gebied behoort. De douaneautoriteiten of andere relevante autoriteiten hebben het recht te verifiëren of aan deze voorwaarde is voldaan, en kunnen beslissen dat de uitvoer in afwachting van die verificatie niet plaatsvindt.

    3.   Lid 1 is niet van toepassing op de uitvoer naar derde landen indien de goederen zullen worden gebruikt door militair of civiel personeel van een lidstaat en dat personeel deelneemt aan een EU- of VN-vredeshandhavings- of crisisbeheersingsoperatie in het betrokken derde land of aan een operatie die gebaseerd is op overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen op het gebied van defensie. De douaneautoriteiten of andere relevante autoriteiten hebben het recht te verifiëren of aan deze voorwaarde is voldaan. In afwachting van die verificatie vindt de uitvoer niet plaats.

    Artikel 12

    Criteria voor het verlenen van uitvoervergunningen

    1.   De bevoegde autoriteiten beslissen over uitvoervergunningen met betrekking tot de in bijlage III vermelde goederen, rekening houdend met alle relevante overwegingen, waaronder met name de vraag of een aanvraag voor een vergunning voor in wezen identieke uitvoer in de afgelopen drie jaar is afgewezen door een andere lidstaat en overwegingen over het beoogde eindgebruik en het risico op bestemmingswijziging.

    2.   De bevoegde autoriteit verleent geen vergunning indien er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de in bijlage III vermelde goederen door een wetshandhavingsinstantie of een natuurlijke of rechtspersoon in een derde land zouden kunnen worden gebruikt voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, met inbegrip van gerechtelijke lijfstraffen.

    De bevoegde autoriteit houdt rekening met:

    a)

    de beschikbare internationale rechterlijke beslissingen;

    b)

    de bevindingen van de bevoegde instanties van de Verenigde Naties, de Raad van Europa en de Europese Unie, en verslagen van het Europees Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen van de Raad van Europa en van de speciale VN-rapporteur voor foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

    Ook andere relevante informatie, met inbegrip van beschikbare nationale rechterlijke beslissingen, verslagen of andere informatie van organisaties van het maatschappelijke middenveld en informatie over beperkingen op de uitvoer van in de bijlagen II en III genoemde goederen die door het land van bestemming worden toegepast, kan in aanmerking worden genomen.

    3.   De in de tweede en derde alinea vervatte regels zijn van toepassing op de controle van het beoogde eindgebruik en het risico op bestemmingswijziging.

    Indien de fabrikant van in punt 3.2 of 3.3 van bijlage III vermelde goederen een vergunning aanvraagt om dergelijk goederen naar een distributeur uit te voeren, beoordeelt de bevoegde autoriteit de contractuele afspraken tussen de fabrikant en de distributeur en de maatregelen die zij nemen om ervoor te zorgen dat deze goederen en, indien van toepassing, de producten waarin deze worden opgenomen, niet worden gebruikt voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

    Indien een vergunning is aangevraagd om in punt 3.2 of 3.3 van bijlage III vermelde goederen naar een eindgebruiker uit te voeren, mag de bevoegde autoriteit bij de beoordeling van het risico op een bestemmingswijziging rekening houden met de toepasselijke contractsbepalingen en de door de eindgebruiker ondertekende eindgebruiksverklaring, indien een dergelijke verklaring ter beschikking is gesteld. Indien geen eindgebruiksverklaring ter beschikking is gesteld, staat het aan de exporteur om aan te tonen wie de eindgebruiker is en waarvoor de goederen zullen worden gebruikt. Indien de exporteur niet voldoende informatie levert over de eindgebruiker en het eindgebruik, heeft de bevoegde autoriteit gegronde redenen om aan te nemen dat de goederen zouden kunnen worden gebruikt voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

    4.   De bevoegde autoriteiten houden bij de beoordeling van een aanvraag voor een globale vergunning niet alleen rekening met de in lid 1 vermelde criteria, maar ook met de toepassing door de exporteur van evenredige en passende middelen en procedures om ervoor te zorgen dat de bepalingen en de doelstellingen van deze verordening en de voorwaarden van de vergunning in acht worden genomen.

    Artikel 13

    Verbod op doorvoer

    Het is een natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of instantie, met inbegrip van een partnerschap, al dan niet verblijvend of gevestigd in een lidstaat, verboden de in bijlage III vermelde goederen door te voeren, indien hij of zij ervan op de hoogte is dat enig deel van de zending van dergelijke goederen bedoeld is voor gebruik voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing in een derde land.

    Artikel 14

    Nationale maatregelen

    1.   Onverminderd de artikelen 11 en 12 mag een lidstaat een verbod op de uitvoer en invoer van voetboeien, groepskluisters en draagbare elektrische schokapparatuur aannemen of handhaven.

    2.   Een lidstaat mag een vergunning verplicht stellen voor de uitvoer van handboeien waarvan de maximumafmetingen, met inbegrip van de kettingen, gemeten vanaf het uiteinde van een boei tot het uiteinde van de andere boei, meer dan 240 mm in gesloten toestand bedragen. De betrokken lidstaat past op dergelijke handboeien de hoofdstukken III en V toe.

    3.   De lidstaten delen alle op grond van de leden 1 en 2 genomen maatregelen mee aan de Commissie vóór de inwerkingtreding ervan.

    Artikel 15

    Verplichte vergunning voor bepaalde diensten

    1.   Een vergunning is vereist voor de verlening door een verlener van technische bijstand of een tussenhandelaar, al dan niet tegen vergoeding, van een van de volgende diensten aan een persoon, entiteit of instantie in een derde land:

    a)

    technische bijstand met betrekking tot de in bijlage III vermelde goederen, ongeacht de oorsprong van dergelijke goederen, en

    b)

    tussenhandeldiensten met betrekking tot de in bijlage III vermelde goederen, ongeacht de oorsprong van dergelijke goederen.

    2.   Bij beslissingen over aanvragen voor een vergunning voor de verlening van tussenhandeldiensten met betrekking tot de in bijlage III vermelde goederen, is artikel 12 van overeenkomstige toepassing.

    Bij beslissingen over aanvragen voor een vergunning voor de verlening van technische bijstand met betrekking tot de in bijlage III vermelde goederen, wordt rekening gehouden met de in artikel 12 neergelegde criteria om te beoordelen:

    a)

    of de technische bijstand zal worden verleend aan een persoon, entiteit of instantie die de goederen waarop de technische bijstand betrekking heeft voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing zou kunnen gebruiken, en

    b)

    of de technische bijstand zal worden gebruikt om de in bijlage III vermelde goederen te repareren, ontwikkelen, produceren, testen, onderhouden of assembleren voor of om technische bijstand te verlenen aan een persoon, entiteit of instantie die de goederen waarop de technische bijstand betrekking heeft voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing zou kunnen gebruiken.

    3.   Lid 1 is niet van toepassing op de verlening van technische bijstand indien

    a)

    de technische bijstand wordt verleend aan een wetshandhavingsinstantie van een lidstaat of aan militair of civiel personeel van een lidstaat zoals omschreven in de eerste zin van artikel 11, lid 3;

    b)

    de technische bijstand bestaat uit de verstrekking van informatie die algemeen bekend is, of

    c)

    de technische bijstand het noodzakelijke minimum is voor de installatie, de werking, het onderhoud of de reparatie van de in bijlage III vermelde goederen waarvan de uitvoer is goedgekeurd door een bevoegde autoriteit overeenkomstig deze verordening.

    4.   Niettegenstaande lid 1 mag een lidstaat een verbod op de levering van tussenhandeldiensten met betrekking tot voetboeien, groepskluisters en draagbare elektrische schokapparatuur handhaven. Indien een lidstaat een dergelijk verbod handhaaft, brengt hij de Commissie op de hoogte van de eventuele wijziging of intrekking van eerder aangenomen en overeenkomstig artikel 7 bis, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1236/2005 meegedeelde maatregelen.

    HOOFDSTUK IV

    GOEDEREN DIE VOOR DE DOODSTRAF ZOUDEN KUNNEN WORDEN GEBRUIKT

    Artikel 16

    Verplichte uitvoervergunning

    1.   Voor de uitvoer van de in bijlage IV vermelde goederen is een vergunning vereist, ongeacht de oorsprong daarvan. Een vergunning is evenwel niet vereist voor goederen die slechts het douanegebied van de Unie doorkruisen, d.w.z. goederen die geen andere douanebestemming hebben dan extern douanevervoer in het kader van artikel 226 van Verordening (EU) nr. 952/2013, met inbegrip van opslag van niet-Uniegoederen in een vrije zone.

    Bijlage IV omvat uitsluitend goederen die zouden kunnen worden gebruikt voor de doodstraf en die zijn goedgekeurd of daadwerkelijk worden gebruikt voor de doodstraf door een of meer derde landen die de doodstraf niet hebben afgeschaft. De bijlage omvat niet:

    a)

    vuurwapens die onder Verordening (EU) nr. 258/2012 vallen;

    b)

    producten voor tweeërlei gebruik die onder Verordening (EG) nr. 428/2009 vallen, en

    c)

    goederen die overeenkomstig Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB worden gecontroleerd.

    2.   Wanneer voor de uitvoer van geneesmiddelen een uitvoervergunning vereist is overeenkomstig deze verordening en tevens overeenkomstig internationale verdragen inzake narcotica en psychotrope stoffen, zoals het Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971, kunnen lidstaten één procedure gebruiken om de door deze verordening en door het desbetreffende verdrag opgelegde verplichtingen uit te voeren.

    Artikel 17

    Criteria voor de verlening van uitvoervergunningen

    1.   De bevoegde autoriteiten beslissen over uitvoervergunningen met betrekking tot de in bijlage IV vermelde goederen, rekening houdend met alle relevante overwegingen, met inbegrip van met name de vraag of een aanvraag voor een vergunning voor een in wezen identieke uitvoer in de afgelopen drie jaar is afgewezen door een andere lidstaat en overwegingen over het beoogde eindgebruik en het risico op bestemmingswijziging.

    2.   De bevoegde autoriteit verleent geen vergunning wanneer er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de in bijlage IV vermelde goederen zouden kunnen worden gebruikt voor de doodstraf in een derde land.

    3.   De in de tweede, derde en vierde alinea vervatte regels zijn van toepassing op de controle van het beoogde eindgebruik en het risico op bestemmingswijziging.

    Indien de fabrikant van in deel 1 van bijlage IV vermelde goederen een vergunning aanvraagt om dergelijke producten naar een distributeur uit te voeren, beoordeelt de bevoegde autoriteit de contractuele afspraken tussen de fabrikant en de distributeur en de maatregelen die zij nemen om ervoor te zorgen dat de goederen niet voor de voltrekking van de doodstraf worden gebruikt.

    Indien een vergunning is aangevraagd om in deel 1 van bijlage IV vermelde goederen naar een eindgebruiker uit te voeren, kan de bevoegde autoriteit bij de beoordeling van het risico op een bestemmingswijziging rekening houden met de van toepassing zijnde contractsbepalingen en de door de eindgebruiker ondertekende eindgebruiksverklaring, indien een dergelijke verklaring ter beschikking is gesteld. Indien geen eindgebruiksverklaring ter beschikking is gesteld, staat het aan de exporteur om aan te tonen wie de eindgebruiker is en waarvoor de goederen zullen worden gebruikt. Indien de exporteur niet voldoende informatie levert over de eindgebruiker en het eindgebruik, heeft de bevoegde autoriteit redelijke gronden om aan te nemen dat de goederen voor de voltrekking van de doodstraf zouden kunnen worden gebruikt.

    De Commissie kan, in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, richtsnoeren met beste praktijken aannemen betreffende de beoordeling van het eindgebruik en van het doel waarvoor technische bijstand zal worden gebruikt.

    4.   De bevoegde autoriteit houdt bij de beoordeling van een aanvraag voor een globale vergunning niet alleen rekening met de in lid 1 vermelde criteria, maar ook met de toepassing door de exporteur van evenredige en passende middelen en procedures om ervoor te zorgen dat de bepalingen en de doelstellingen van deze verordening en de voorwaarden van de vergunning in acht worden genomen.

    Artikel 18

    Verbod op doorvoer

    Het is een natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of instantie, met inbegrip van een partnerschap, al dan niet verblijvend of gevestigd in een lidstaat, verboden de in bijlage IV vermelde goederen door te voeren, indien hij of zij ervan op de hoogte is dat enig deel van de zending van dergelijke goederen bedoeld is voor gebruik voor de doodstraf in een derde land.

    Artikel 19

    Verplichte vergunning voor bepaalde diensten

    1.   Een vergunning is vereist voor de verlening door een verlener van technische bijstand of een tussenhandelaar, al dan niet tegen vergoeding, van een van de volgende diensten aan een persoon, entiteit of instantie in een derde land:

    a)

    technische bijstand met betrekking tot de in bijlage IV vermelde goederen, ongeacht de oorsprong van dergelijke goederen, en

    b)

    tussenhandeldiensten met betrekking tot de in bijlage IV vermelde goederen, ongeacht de oorsprong van dergelijke goederen.

    2.   Bij beslissingen over aanvragen voor een vergunning voor de verlening van tussenhandeldiensten met betrekking tot de in bijlage IV vermelde goederen, is artikel 17 van overeenkomstige toepassing.

    Bij beslissingen over aanvragen voor een vergunning voor de verlening van technische bijstand met betrekking tot de in bijlage IV vermelde goederen, wordt rekening gehouden met de in artikel 17 vastgestelde criteria om te beoordelen:

    a)

    of de technische bijstand zal worden verleend aan een persoon, entiteit of instantie die de goederen waarop deze betrekking heeft voor de doodstraf zou kunnen gebruiken, en

    b)

    of de technische bijstand zal worden gebruikt om de in bijlage IV vermelde goederen te repareren, ontwikkelen, produceren, testen, onderhouden of assembleren voor of om technische bijstand te verlenen aan een persoon, entiteit of instantie die de goederen waarop de technische bijstand betrekking heeft voor de doodstraf zou kunnen gebruiken.

    3.   Lid 1 is niet van toepassing op de verlening van technische bijstand indien

    a)

    de technische bijstand bestaat uit de verstrekking van informatie die algemeen bekend is, of

    b)

    de technische bijstand het noodzakelijke minimum is voor de installatie, de werking, het onderhoud of de reparatie van de in bijlage IV vermelde goederen waarvan de uitvoer is goedgekeurd door een bevoegde autoriteit overeenkomstig deze verordening.

    HOOFDSTUK V

    VERGUNNINGSPROCEDURES

    Artikel 20

    Soorten vergunningen en autoriteiten van afgifte

    1.   Bij deze verordening wordt een algemene Unie-uitvoervergunning ingesteld, voor bepaalde uitvoer zoals beschreven in bijlage V.

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de exporteur verblijvend of gevestigd is, mag de exporteur verbieden om deze vergunning te gebruiken als er redelijke twijfel bestaat over het vermogen van de exporteur om de voorwaarden van deze vergunning of een bepaling van de wetgeving inzake uitvoercontrole, na te leven.

    De bevoegde autoriteiten van de lidstaten wisselen informatie uit over alle exporteurs die het recht is ontnomen om de algemene Unie-uitvoervergunning te gebruiken, tenzij zij vaststellen dat een specifieke exporteur niet zal proberen de in bijlage IV vermelde goederen via een andere lidstaat uit te voeren. Hiervoor zal een beveiligd en versleuteld systeem voor het uitwisselen van informatie worden gebruikt.

    2.   Een vergunning voor andere dan de in lid 1 bedoelde uitvoer waarvoor overeenkomstig deze verordening een vergunning vereist is, wordt verleend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de exporteur verblijvend of gevestigd is, zoals vermeld in bijlage I. Een dergelijke vergunning kan een individuele of een globale vergunning zijn indien het de in bijlage III of IV vermelde goederen betreft. Voor de in bijlage II vermelde goederen wordt alleen een individuele vergunning verleend.

    3.   Een vergunning voor doorvoer van de in bijlage II vermelde goederen wordt verleend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of instantie die de goederen binnen het douanegebied van de Unie vervoert, verblijvend of gevestigd is, zoals vermeld in bijlage I. Indien deze persoon, entiteit of instantie niet verblijvend of gevestigd is in een lidstaat, wordt een vergunning verleend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin de binnenkomst van goederen in het douanegebied van de Unie plaatsvindt. In een dergelijk geval wordt alleen een individuele vergunning verleend.

    4.   Een vergunning voor invoer waarvoor overeenkomstig deze verordening een vergunning is vereist, wordt verleend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het museum is gevestigd, zoals vermeld in bijlage I. Voor de in bijlage II vermelde goederen wordt alleen een individuele vergunning verleend.

    5.   Een vergunning voor het verlenen van technische bijstand voor de in bijlage II vermelde goederen wordt verleend door:

    a)

    de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de verlener van technische bijstand verblijvend of gevestigd is, zoals vermeld in bijlage I, of, indien er geen dergelijke lidstaat is, de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan de verlener van technische bijstand een onderdaan is of volgens het recht waarvan deze is erkend of opgericht, indien de bijstand wordt verleend aan een museum in een derde land, of

    b)

    de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het museum is gevestigd, zoals vermeld in bijlage I, indien de bijstand wordt verleend aan een museum in de Unie.

    6.   Een vergunning voor het verlenen van technische bijstand voor de in bijlage III of IV vermelde goederen wordt verleend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de verlener van technische bijstand verblijvend of gevestigd is, zoals vermeld in bijlage I, of, indien er geen dergelijke lidstaat is, de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan de verlener van technische bijstand een onderdaan is of volgens het recht waarvan deze is erkend of opgericht.

    7.   Een vergunning voor het verlenen van tussenhandeldiensten voor de in bijlage III of IV vermelde goederen wordt verleend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de tussenhandelaar verblijvend of gevestigd is, zoals vermeld in bijlage I, of, indien er geen dergelijke lidstaat is, de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan de tussenhandelaar een onderdaan is of volgens het recht waarvan deze is erkend of opgericht. Een dergelijke vergunning wordt afgegeven voor een bepaalde hoeveelheid specifieke goederen die tussen twee of meer derde landen worden verplaatst. De plaats van de goederen in het derde land van herkomst, de eindgebruiker en de precieze plaats waar die zich bevindt, moeten duidelijk vaststaan.

    8.   De aanvragers verstrekken aan de bevoegde autoriteit alle relevante informatie die nodig is voor hun aanvraag voor een individuele of globale vergunning voor uitvoer of voor tussenhandeldiensten, voor een vergunning voor technische bijstand, voor een individuele invoervergunning of voor een individuele doorvoervergunning.

    Met betrekking tot uitvoer ontvangen de bevoegde autoriteiten volledige informatie, in het bijzonder over de eindgebruiker, het land van bestemming en het eindgebruik van de goederen.

    Met betrekking tot tussenhandeldiensten ontvangen de bevoegde autoriteiten in het bijzonder details over de plaats waar de goederen zich in het derde land van herkomst bevinden, een duidelijke beschrijving van de aard en het aantal goederen, de bij de transactie betrokken derden, het derde land van bestemming, de eindgebruiker in dat land en de precieze plaats waar die zich bevindt.

    Indien nodig kan ook een verklaring over het eindgebruik worden verlangd.

    9.   In afwijking van lid 8 verstrekt de fabrikant, indien in punt 3.2 of 3.3 van bijlage III of in deel 1 van bijlage IV vermelde goederen worden uitgevoerd of worden verkocht en doorgevoerd door een fabrikant of een vertegenwoordiger van een fabrikant naar een distributeur in een derde land, informatie over de regelingen en maatregelen die zijn getroffen om te voorkomen dat de in punt 3.2 of 3.3 van bijlage III vermelde goederen worden gebruikt voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing of om te voorkomen dat de in deel 1 van bijlage IV vermelde goederen worden gebruikt voor de doodstraf, alsook over het land van bestemming en, indien beschikbaar, over het eindgebruik en de eindgebruikers van de goederen.

    10.   Op verzoek van een nationaal preventiemechanisme opgericht in het kader van het facultatief protocol bij het VN-Verdrag van 1984 tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, mogen de bevoegde autoriteiten beslissen om de van een aanvrager ontvangen informatie over het land van bestemming, de ontvanger, het eindgebruik en de eindgebruikers of, indien van toepassing, de distributeur en de regelingen en maatregelen zoals vermeld in lid 9, aan dit nationale preventiemechanisme ter beschikking te stellen. De bevoegde autoriteiten verhoren de aanvrager voordat de informatie ter beschikking wordt gesteld en mogen beperkingen opleggen aan het gebruik dat van de informatie kan worden gemaakt. De bevoegde autoriteiten nemen hun beslissingen in overeenstemming met nationale wetgeving en praktijken.

    11.   De lidstaten verwerken aanvragen voor individuele of globale vergunningen binnen een door de nationale wetgeving of praktijk vastgelegde periode.

    Artikel 21

    Vergunningen

    1.   Vergunningen voor uitvoer, invoer of doorvoer worden verleend op een formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage VII opgenomen model. Vergunningen voor tussenhandeldiensten worden verleend op een formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage VIII opgenomen model. Vergunningen voor technische bijstand worden verleend op een formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage IX opgenomen model. Dergelijke vergunningen zijn in de gehele Unie geldig. De geldigheidsduur van een vergunning bedraagt tussen drie en twaalf maanden, met een mogelijke verlenging met maximaal twaalf maanden. De geldigheidsduur van een globale vergunning bedraagt tussen één en drie jaar, met een mogelijke verlenging met maximaal twee jaar.

    2.   Met een overeenkomstig artikel 12 of 17 verstrekte uitvoervergunning mag de exporteur technische bijstand verlenen aan de eindgebruiker voor zover dergelijke bijstand noodzakelijk is voor de installatie, de werking, het onderhoud of de reparatie van de goederen die mogen worden uitgevoerd.

    3.   Vergunningen mogen elektronisch worden afgegeven. De specifieke procedures worden op nationaal niveau vastgesteld. Wanneer de lidstaten gebruikmaken van deze optie, stellen zij de Commissie daarvan in kennis.

    4.   Vergunningen voor uitvoer, invoer, doorvoer, de verlening van technische bijstand of de verlening van tussenhandeldiensten zijn onderworpen aan de voorschriften en voorwaarden die de bevoegde autoriteit nodig acht.

    5.   De bevoegde autoriteiten mogen overeenkomstig deze verordening weigeren een vergunning af te geven en reeds verleende vergunningen intrekken, schorsen, wijzigen of herroepen.

    Artikel 22

    Douaneformaliteiten

    1.   De importeur of exporteur dient bij het vervullen van de douaneformaliteiten het naar behoren ingevulde formulier van bijlage VII in te dienen als bewijs dat de vereiste vergunning voor de desbetreffende in- of uitvoer is verkregen. Als het document niet is ingevuld in een officiële taal van de lidstaat waarin de douaneformaliteiten worden vervuld, kan de importeur of exporteur gevraagd worden een vertaling in een officiële taal te verstrekken.

    2.   Indien een douaneaangifte wordt gedaan voor de in bijlage II, III of IV vermelde goederen en wordt bevestigd dat geen vergunning uit hoofde van deze verordening is verleend voor de voorgenomen in- of uitvoer, leggen de douaneautoriteiten beslag op de aangegeven goederen en wijzen zij de exporteur of importeur op de mogelijkheid om een vergunning aan te vragen uit hoofde van deze verordening. Indien binnen zes maanden na de beslaglegging geen vergunningsaanvraag is ingediend of indien de bevoegde autoriteit een dergelijke aanvraag afwijst, kunnen de douaneautoriteiten over de vastgehouden goederen beschikken overeenkomstig het toepasselijke nationale recht.

    Artikel 23

    Verplichte kennisgeving en raadpleging

    1.   Een lidstaat stelt de overige lidstaten en de Commissie ervan in kennis indien de in bijlage I vermelde bevoegde autoriteiten van deze lidstaat beslissen om uit hoofde van deze verordening een vergunningsaanvraag af te wijzen of indien zij een reeds verleende vergunning intrekken. Deze kennisgeving geschiedt uiterlijk dertig dagen na de datum van die beslissing of intrekking.

    2.   De bevoegde autoriteit raadpleegt, indien nodig of gepast via diplomatieke weg, de autoriteiten die in de afgelopen drie jaar uit hoofde van deze verordening een aanvraag voor een vergunning voor uitvoer, doorvoer, technische bijstandsverlening aan een persoon, entiteit of instantie in een derde land of verlening van tussenhandeldiensten hebben afgewezen, indien die bevoegde autoriteit een aanvraag ontvangt voor uitvoer, doorvoer, technische bijstandsverlening aan een persoon, entiteit of instantie in een derde land of verlening van tussenhandeldiensten voor een transactie die in wezen identiek is aan die welke in zo'n eerdere aanvraag was vermeld, en zij van oordeel is dat een vergunning toch zou moeten worden verleend.

    3.   Indien de bevoegde autoriteit, na de in lid 2 bedoelde raadplegingen, beslist om een vergunning te verlenen, stelt de betrokken lidstaat de overige lidstaten en de Commissie onmiddellijk van deze beslissing in kennis en zet zij de aan die beslissing ten grondslag liggende redenen uiteen, waarbij in voorkomend geval informatie ter staving wordt verstrekt.

    4.   Indien een weigering om een vergunning te verlenen gebaseerd is op een nationaal verbod dat in overeenstemming met artikel 14, lid 1, of artikel 15, lid 4, is aangenomen, is dat geen beslissing tot afwijzing van een aanvraag in de zin van lid 1 van dit artikel.

    5.   Alle overeenkomstig dit artikel vereiste kennisgevingen geschieden via een beveiligd en versleuteld systeem voor informatie-uitwisseling.

    HOOFDSTUK VI

    ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

    Artikel 24

    Wijziging van de bijlagen

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 29 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlagen I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII en IX te wijzigen. De gegevens in bijlage I inzake de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden gewijzigd op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie.

    Wanneer bijlage II, III, IV of V om dwingende redenen van urgentie moet worden gewijzigd, is de in artikel 30 neergelegde procedure van toepassing op overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.

    Artikel 25

    Verzoeken om goederen aan een van de goederenlijsten toe te voegen

    1.   Elke lidstaat kan bij de Commissie een met redenen omkleed verzoek indienen om voor wetshandhaving ontworpen of in de handel gebrachte goederen aan bijlage II, III of IV toe te voegen. Een dergelijk verzoek omvat informatie over:

    a)

    het ontwerp en de kenmerken van de goederen;

    b)

    alle doeleinden waarvoor deze kunnen worden gebruikt, en

    c)

    de internationale of nationale regels die zouden worden overtreden indien deze goederen voor wetshandhaving zouden worden gebruikt.

    Wanneer een lidstaat een verzoek aan de Commissie richt, stuurt deze lidstaat dit verzoek ook aan de andere lidstaten door.

    2.   De Commissie kan de verzoekende lidstaat binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek vragen om aanvullende informatie te verstrekken, indien zij vindt dat het verzoek een of meer relevante punten niet behandelt of dat meer informatie over een of meer relevante punten noodzakelijk is. De Commissie vermeldt de punten waarvoor aanvullende informatie vereist is. De Commissie stuurt haar vragen aan de overige lidstaten door. De overige lidstaten kunnen de Commissie ook verdere informatie verstrekken voor de beoordeling van het verzoek.

    3.   Indien de Commissie van mening is dat er geen aanvullende informatie nodig is of, indien van toepassing, na ontvangst van de gevraagde aanvullende informatie, start de Commissie binnen twintig weken na ontvangst van de informatie, respectievelijk aanvullende informatie, de procedure voor het vaststellen van de gevraagde wijziging of informeert zij de verzoekende lidstaat over de redenen om dit niet te doen.

    Artikel 26

    Uitwisseling van informatie tussen de autoriteiten van de lidstaten en de Commissie

    1.   Onverminderd artikel 23 stellen de Commissie en de lidstaten elkaar op verzoek in kennis van de maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden genomen, en verstrekken elkaar alle relevante informatie waarover zij beschikken in verband met deze verordening, met name informatie over verleende en geweigerde vergunningen.

    2.   Relevante informatie over verleende en geweigerde vergunningen omvat ten minste het type besluit, de gronden voor dat besluit of een samenvatting ervan, de namen van de ontvangers en, indien die niet dezelfde zijn, van de eindgebruikers, en de betrokken goederen.

    3.   De lidstaten stellen, indien mogelijk in samenwerking met de Commissie, een openbaar jaarverslag op van hun activiteiten, waarin zij informatie verstrekken over het aantal ontvangen aanvragen, de goederen en landen waarop deze aanvragen betrekking hebben, en de besluiten die zij hebben genomen inzake deze aanvragen. Dit verslag bevat geen informatie waarvan de verbreiding naar de mening van de lidstaat strijdig zou zijn met de wezenlijke belangen van zijn veiligheid.

    4.   De Commissie stelt een jaarverslag op dat bestaat uit de in lid 3 genoemde jaarlijkse activiteitenverslagen. Dat jaarverslag wordt voor het publiek toegankelijk gemaakt.

    5.   Behoudens de in lid 2 genoemde informatieverstrekking aan de autoriteiten van de andere lidstaat en de Commissie, laat dit artikel de toepasselijke nationale voorschriften betreffende vertrouwelijkheid en geheimhouding onverlet.

    6.   Indien de weigering om een vergunning te verlenen gebaseerd is op een nationaal verbod dat in overeenstemming met artikel 14, lid 1, is aangenomen, vormt dit geen geweigerde vergunning in de zin van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel.

    Artikel 27

    Verwerking van persoonsgegevens

    Persoonsgegevens worden verwerkt en uitgewisseld overeenkomstig de regels die zijn vastgelegd in Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725.

    Artikel 28

    Gebruik van informatie

    Onverminderd Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (14) en de nationale wetgeving inzake de toegang van het publiek tot documenten wordt de uit hoofde van deze verordening ontvangen informatie alleen gebruikt voor de doeleinden waarvoor de informatie was gevraagd.

    Artikel 29

    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

    2.   De in artikel 24 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 16 december 2016. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

    3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 24 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

    5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

    6.   Een overeenkomstig artikel 24 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    Artikel 30

    Spoedprocedure

    1.   Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen wordt gebruikgemaakt van de spoedprocedure.

    2.   Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 29, lid 6, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

    Artikel 31

    Coördinatiegroep voor de bestrijding van foltering

    1.   Er wordt een coördinatiegroep voor de bestrijding van foltering ingesteld waarvan het voorzitterschap door een vertegenwoordiger van de Commissie wordt bekleed. Elke lidstaat wijst voor die groep een vertegenwoordiger aan.

    2.   De coördinatiegroep voor de bestrijding van foltering onderzoekt alle vragen in verband met de toepassing van deze verordening met inbegrip van onder meer de uitwisseling van informatie over administratieve praktijken en alle vragen die door de voorzitter of door een vertegenwoordiger van een lidstaat aan de orde worden gesteld.

    3.   De coördinatiegroep voor de bestrijding van foltering kan, wanneer zij dit nodig acht, exporteurs, tussenhandelaars, verleners van technische bijstand en andere relevante belanghebbenden waarop deze verordening betrekking heeft raadplegen.

    4.   De Commissie legt het Europees Parlement een schriftelijk jaarverslag voor over de activiteiten, onderzoeken en raadplegingen van de coördinatiegroep voor de bestrijding van foltering.

    Bij de opstelling van het jaarverslag wordt naar behoren rekening gehouden met de noodzaak om geen afbreuk te doen aan de commerciële belangen van natuurlijke personen of rechtspersonen. De in de coördinatiegroep voor de bestrijding van foltering gevoerde discussies zijn vertrouwelijk.

    Artikel 32

    Beoordeling

    1.   Uiterlijk op 31 juli 2020, en vervolgens om de vijf jaar, beoordeelt de Commissie de tenuitvoerlegging van deze verordening en legt zij het Europees Parlement en de Raad een uitgebreid uitvoerings- en effectbeoordelingsverslag voor, waarin voorstellen tot wijziging ervan kunnen worden opgenomen. Bij de beoordeling wordt overwogen of de activiteiten van Unieonderdanen in het buitenland in het verslag moeten worden opgenomen. De lidstaten verstrekken de Commissie alle dienstige informatie ter voorbereiding van dit verslag.

    2.   In specifieke delen van het verslag worden de volgende zaken behandeld:

    a)

    de coördinatiegroep voor de bestrijding van foltering en de activiteiten van deze groep. Bij de opstelling van het verslag wordt naar behoren rekening gehouden met de noodzaak om geen afbreuk te doen aan de commerciële belangen van natuurlijke personen of rechtspersonen. De in de groep gevoerde discussies zijn vertrouwelijk;

    b)

    informatie over de maatregelen die door de lidstaten zijn genomen krachtens artikel 33, lid 1, en waarvan zij de Commissie in kennis hebben gesteld krachtens artikel 33, lid 2.

    Artikel 33

    Sancties

    1.   De lidstaten stellen voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

    2.   De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van alle wijzigingen van de voorschriften ten aanzien van sancties waarvan overeenkomstig artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1236/2005 kennisgeving is gedaan.

    Artikel 34

    Territoriale werkingssfeer

    1.   Deze verordening heeft dezelfde territoriale werkingssfeer als de Verdragen, met uitzondering van artikel 3, lid 1, eerste alinea, artikel 4, lid 1, eerste alinea, de artikelen 5, 11, 13, 14, 16 en 18, artikel 20, leden 1 tot en met 4, en artikel 22, welke op de volgende gebieden van toepassing zijn:

    het douanegebied van de Unie,

    de Spaanse gebieden Ceuta en Melilla,

    het Duitse gebied Helgoland.

    2.   Voor de toepassing van deze verordening worden Ceuta, Helgoland en Melilla behandeld als deel van het douanegebied van de Unie.

    Artikel 35

    Intrekking

    Verordening (EG) nr. 1236/2005 wordt ingetrokken.

    Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage XI.

    Artikel 36

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Straatsburg, 16 januari 2019.

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    A. TAJANI

    Voor de Raad

    De voorzitter

    G. CIAMBA


    (1)  Standpunt van het Europees Parlement van 29 november 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 17 december 2018.

    (2)  Verordening (EG) nr. 1236/2005 van de Raad van 27 juni 2005 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (PB L 200 van 30.7.2005, blz. 1).

    (3)  Zie bijlage X.

    (4)  Resolutie 3452 (XXX) van 9 december 1975 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

    (5)  Resolutie 34/169 van 17 december 1979 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

    (6)  Goedgekeurd bij de Resoluties 663 C (XXIV) van 31 juli 1957 en 2076 (LXII) van 13 mei 1977 van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties.

    (7)  Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99).

    (8)  Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (PB L 134 van 29.5.2009, blz. 1).

    (9)  Verordening (EU) nr. 258/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en tot vaststelling van uitvoervergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie en maatregelen betreffende de invoer en doorvoer ervan (PB L 94 van 30.3.2012, blz. 1).

    (10)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

    (11)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

    (12)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

    (13)  Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

    (14)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).


    BIJLAGE I

    LIJST VAN DE IN DE ARTIKELEN 20 EN 23 BEDOELDE AUTORITEITEN EN ADRES VOOR KENNISGEVINGEN AAN DE EUROPESE COMMISSIE

    A.   Autoriteiten van de lidstaten

    BELGIË

    Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie

    Algemene Directie Economische Analyses en Internationale Economie

    Dienst Vergunningen

    Vooruitgangstraat 50

    1210 Brussel

    BELGIË

    Service public fédéral économie, PME, classes moyennes et énergie

    Direction générale des analyses économiques et de l'économie internationale

    Service licences

    Rue du Progrès 50

    1210 Bruxelles

    BELGIQUE

    Tel. +32 22776713, +32 22775459

    Fax +32 22775063

    E-mail: frieda.coosemans@economie.fgov.be

    johan.debontridder@economie.fgov.be

    BULGARIJE

    Министерство на икономиката

    ул. „Славянска” № 8

    1052 София/Sofia

    БЪЛГАРИЯ/BULGARIA

    Ministry of Economy

    8, Slavyanska Str.

    1052 Sofia

    BULGARIA

    Tel. +359 29407771

    Fax +359 29880727

    E-mail: exportcontrol@mi.government.bg

    TSJECHIË

    Ministerstvo průmyslu a obchodu

    Licenční správa

    Na Františku 32

    110 15 Praha 1

    ČESKÁ REPUBLIKA

    Tel. +420 224907638

    Fax +420 224214558

    E-mail: dual@mpo.cz

    DENEMARKEN

    Bijlage III, punten 2 en 3:

    Justitsministeriet

    Slotsholmsgade 10

    1216 København K

    DANMARK

    Tel. +45 72268400

    Fax +45 33933510

    E-mail: jm@jm.dk

    Bijlagen II en III, punt 1:

    Erhvervs- og Vækstministeriet

    Erhvervsstyrelsen

    Eksportkontrol

    Langelinie Allé 17

    2100 København Ø

    DANMARK

    Tel. +45 35291000

    Fax +45 35291001

    E-mail: eksportkontrol@erst.dk

    DUITSLAND

    Bundesamt für Wirtschaft und Ausfuhrkontrolle (BAFA)

    Frankfurter Straße 29-35

    65760 Eschborn

    DEUTSCHLAND

    Tel. +49 61969082217

    Fax +49 61969081800

    E-mail: ausfuhrkontrolle@bafa.bund.de

    ESTLAND

    Strateegilise kauba komisjon

    Islandi väljak 1

    15049 Tallinn

    EESTI/ESTONIA

    Tel. +372 6377192

    Fax +372 6377199

    E-mail: stratkom@vm.ee

    IERLAND

    An tAonad Ceadúnúcháin

    An Roinn Gnó, Fiontar agus Nuálaíochta

    23 Sráid Chill Dara

    Baile Átha Cliath 2

    ÉIRE

    Tel. +353 16312121

    Fax +353 16312562

    E-mail: exportcontrol@djei.ie

    Licensing Unit

    Department of Jobs, Enterprise and Innovation

    23 Kildare Street

    Dublin 2

    ÉIRE

    Tel. +353 16312121

    Fax +353 16312562

    E-mail: exportcontrol@djei.ie

    GRIEKENLAND

    Υπουργείο Ανάπτυξης, Ανταγωνιστικότητας, Υποδομών, Μεταφορών και Δικτύων

    Γενική Διεύθυνση Διεθνούς Οικονομικής Πολιτικής

    Διεύθυνση Καθεστώτων Εισαγωγών-Εξαγωγών, Εμπορικής Άμυνας

    Ερμού και Κορνάρου 1,

    105 63 Αθήνα/Athens

    ΕΛΛΑΔΑ/GREECE

    Ministry of Development, Competitiveness, Infrastructure, Transport and Networks

    General Directorate for International Economic Policy

    Directorate of Import-Export Regimes, Trade Defence Instruments

    Ermou and Kornarou 1,

    105 63 Athens

    GREECE

    Tel. +30 2103286021-22, +30 2103286051-47

    Fax +30 2103286094

    E-mail: e3a@mnec.gr, e3c@mnec.gr

    SPANJE

    Subdirección General de Comercio Internacional de Material de Defensa y Doble Uso

    Secretaría de Estado de Comercio

    Ministerio de Economía y Competitividad

    Paseo de la Castellana 162, planta 7

    28046 Madrid

    ESPAÑA

    Tel. +34 913492587

    Fax +34 913492470

    E-mail: sgdefensa.sscc@comercio.mineco.es

    FRANKRIJK

    Ministère des finances et des comptes publics

    Direction générale des douanes et droits indirects

    Bureau E2

    11 Rue des Deux Communes

    93558 Montreuil Cedex

    FRANCE

    Tel. +33 157534398

    Fax +33 157534832

    E-mail: dg-e2@douane.finances.gouv.fr

    KROATIË

    Ministarstvo vanjskih i europskih poslova

    Samostalni sektor za trgovinsku politiku i gospodarsku multilateralu

    Trg Nikole Šubića Zrinskog 7-8

    HR-10 000 Zagreb

    REPUBLIKA HRVATSKA

    Tel. +385 16444-625 (626)

    Fax +385 16444601

    ITALIË

    Ministero dello Sviluppo Economico

    Direzione Generale per la Politica Commerciale Internazionale

    Divisione IV

    Viale Boston, 25

    00144 Roma

    ITALIA

    Tel. +39 0659932439

    Fax +39 0659647506

    E-mail: polcom4@mise.gov.it

    CΥΡRUS

    Yπουργείο Ενέργειας, Εμπορίου, Βιομηχανίας και Τουρισμού

    Υπηρεσία Εμπορίου

    Κλάδος Έκδοσης Αδειών Εισαγωγών/Εξαγωγών

    Ανδρέα Αραούζου 6

    1421 Λευκωσία

    ΚΥΠΡΟΣ/CYPRUS

    Ministry of Energy, Commerce, Industry and Tourism

    Trade Service

    Import/Export Licensing Section

    6 Andreas Araouzos Street

    1421 Nicosia

    CYPRUS

    Tel. +357 22867100, +357 22867197, +357 22867332

    Fax +357 22375443

    E-mail: ts@mcit.gov.cy, pevgeniou@mcit.gov.cy

    LETLAND

    Ārlietu ministrija

    K. Valdemāra iela 3

    Rīga, LV-1395

    LATVIJA

    Tel. +371 67016426

    Fax +371 67828121

    E-mail: mfa.cha@mfa.gov.lv

    LITOUWEN

    Policijos departamento prie Vidaus reikalų ministerijos

    Viešosios policijos valdybos Licencijavimo skyrius

    Saltoniškių g. 19

    LT-08105 Vilnius

    LIETUVA/LITHUANIA

    Tel. +370 82719767

    Fax +370 52719976

    E-mail: leidimai.pd@policija.lt

    LUXEMBURG

    Ministère de l'Économie

    Office des Licences

    19-21, boulevard Royal

    L-2449 Luxembourg

    BP 113/L-2011 Luxembourg

    LUXEMBOURG

    Tel. +352 226162

    Fax +352 466138

    E-mail: office.licences@eco.etat.lu

    HONGARIJE

    Magyar Kereskedelmi Engedélyezési Hivatal

    Németvölgyi út 37-39

    1124 Budapest

    MAGYARORSZÁG/HUNGARY

    Tel. +36 14585599

    Fax +36 14585885

    E-mail: armstrade@mkeh.gov.hu

    MALTA

    Dipartiment tal-Kummerċ

    Servizzi ta' Kummerċ

    Lascaris

    Valletta VLT2000

    MALTA

    Commerce Department

    Trade Services

    Lascaris

    Valletta VLT2000

    MALTA

    Tel. +356 21242270

    Fax +356 25690286

    NEDERLAND

    Ministerie van Buitenlandse Zaken

    Directoraat-Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen

    Directie Internationale Marktordening en Handelspolitiek

    Bezuidenhoutseweg 67

    Postbus 20061

    2500 EB Den Haag

    NEDERLAND

    Tel. +31 703485954, +31 703484652

    OOSTENRIJK

    Bundesministerium für Wissenschaft, Forschung und Wirtschaft

    Abteilung „Außenwirtschaftskontrolle” C2/9

    Stubenring 1

    1011 Wien

    ÖSTERREICH

    Tel. +43 1711008341

    Fax +43 1711008366

    E-mail: post.c29@bmwfw.gv.at

    POLEN

    Ministerstwo Gospodarki

    Departament Handlu i Usług

    Plac Trzech Krzyży 3/5

    00-507 Warszawa

    POLSKA/POLAND

    Tel. +48 226935553

    Fax +48 226934021

    E-mail: SekretariatDHU@mg.gov.pl

    PORTUGAL

    Ministério das Finanças

    AT- Autoridade Tributária e Aduaneira

    Direcção de Serviços de Licenciamento

    Rua da Alfândega, n. 5, r/c

    1149-006 Lisboa

    PORTUGAL

    Tel. +351 218813843

    Fax +351 218813986

    E-mail: dsl@at.gov.pt

    ROEMENIË

    Ministerul Economiei, Comerțului și Turismului

    Departamentul pentru Comerț Exterior și Relații Internaționale

    Direcția Politici Comerciale

    Calea Victoriei nr. 152

    București, sector 1

    Cod poștal 010096

    ROMÂNIA

    Tel. +40 214010552, +40 214010504, +40 214010507

    Fax +40 214010568, +40 213150454

    E-mail: adrian.berezintu@dce.gov.ro

    SLOVENIË

    Ministrstvo za gospodarski razvoj in tehnologijo

    Direktorat za notranji trg, Sektor za trgovinsko politiko

    Kotnikova 5

    SI-1000 Ljubljana

    REPUBLIKA SLOVENIJA

    Tel. +386 14003564;

    Fax +386 14003588

    Ministry for Economic Development and Technology

    Directorate for Internal Market, Trade Policy Division

    Kotnikova 5

    SI-1000 Ljubljana

    THE REPUBLIC OF SLOVENIA

    Tel. +386 14003564;

    Fax +386 14003588

    SLOWAKIJE

    Ministerstvo hospodárstva Slovenskej republiky

    Odbor výkonu obchodných opatrení

    Mierová 19

    827 15 Bratislava

    SLOVENSKO

    Tel. +421 248542163

    Fax +421 243423915

    E-mail: lucia.filipkova@economy.gov.sk

    FINLAND

    Sisäministeriö

    Poliisiosasto

    PL 26

    FI-00023 Valtioneuvosto

    FINLAND

    Inrikesministeriet

    Polisavdelningen

    PB 26

    FI-00023 Statsrådet

    SUOMI/FINLAND

    Tel. +358 295480171

    Fax +358 916044635

    E-mail: kirjaamo@intermin.fi

    ZWEDEN

    Kommerskollegium

    PO Box 6803

    SE-113 86 Stockholm

    SVERIGE

    Tel. +46 86904800

    Fax +46 8306759

    E-mail: registrator@kommers.se

    VERENIGD KONINKRIJK

    Invoer van goederen uit bijlage II:

    Department for Business, Innovation and Skills (BIS)

    Import Licensing Branch (ILB)

    E-mail: enquiries.ilb@bis.gsi.gov.uk

    Uitvoer van goederen uit bijlage II of III, en verlening van technische bijstand inzake goederen uit bijlage II als bedoeld in artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 1:

    Department for Business, Innovation and Skills (BIS)

    Export Control Organisation

    1 Victoria Street

    London

    SW1H 0ET

    UNITED KINGDOM

    Tel. +44 2072154594

    Fax +44 2072152635

    E-mail: eco.help@bis.gsi.gov.uk

    B.   Adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie

    Europese Commissie

    Dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid

    Kantoor EEAS 7/99

    1049 Brussel

    BELGIË

    E-mail: relex-sanctions@ec.europa.eu


    BIJLAGE II

    LIJST VAN DE IN DE ARTIKELEN 3 EN 4 BEDOELDE GOEDEREN

    Inleidende opmerking:

    De in deze bijlage voorkomende GN-codes verwijzen naar de codes die zijn opgenomen in het tweede deel van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (1).

    Wanneer de GN-code wordt voorafgegaan door „ex”, maken de onder deze verordening vallende goederen slechts een deel uit van de goederen waarop de GN-code betrekking heeft. In dat geval zijn de in deze bijlage gegeven omschrijving en de GN-code tezamen bepalend.

    Opmerkingen:

    1.

    De punten 1.3 en 1.4 in sectie 1 betreffende goederen die zijn ontworpen met het oog op de executie van mensen, hebben geen betrekking op medisch-technische goederen.

    2.

    De doelstelling van de controles op de uitvoer van de goederen, vermeld in deze bijlage, mag niet worden omzeild door de uitvoer van niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen (met inbegrip van fabrieken) die een of meer aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen bevatten, als deze onderdelen het voornaamste element van de goederen vormen en gemakkelijk kunnen worden verwijderd of voor andere doeleinden worden aangewend.

    NB:

    Bij de beoordeling van de vraag of de aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element dienen te worden aangemerkt, dienen factoren als hoeveelheid, waarde en technologische knowhow alsmede andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan de aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element van de geleverde goederen kunnen worden aangemerkt, een rol te spelen.

    GN-code

    Beschrijving

      1.   

    Goederen ontworpen met het oog op de executie van mensen:

    ex 4421 90 97

    ex 8208 90 00

    1.1.

    Galgen, guillotines en bladen voor guillotines

    ex 8543 70 90

    ex 9401 79 00

    ex 9401 80 00

    ex 9402 10 00

    1.2.

    Elektrische stoelen voor de executie van mensen

    ex 9406 00 38

    ex 9406 00 80

    1.3.

    Hermetisch gesloten kluizen, bijvoorbeeld van staal en glas, ontworpen met het oog op de executie van mensen door toediening van een dodelijk gas of een dodelijke stof

    ex 8413 81 00

    ex 9018 90 50

    ex 9018 90 60

    ex 9018 90 84

    1.4.

    Systemen voor het automatisch injecteren van verdovende middelen, ontworpen voor de executie van mensen door toediening van een dodelijke chemische stof

      2.   

    Goederen die niet geschikt zijn voor gebruik door wetshandhavingsinstanties om mensen in bedwang te houden:

    ex 8543 70 90

    2.1.

    Stroomschokapparaten die bedoeld zijn om door een gefixeerde persoon op het lichaam te worden gedragen, zoals gordels, mouwen en boeien die zijn ontworpen om mensen in bedwang te houden door toediening van elektrische schokken

    ex 7326 90 98

    ex 7616 99 90

    ex 8301 50 00

    ex 3926 90 97

    ex 4203 30 00

    ex 4203 40 00

    ex 4205 00 90

    2.2.

    Duimboeien, vingerboeien, duimschroeven en vingerschroeven

    Opmerking:

    Dit punt omvat zowel getande als niet-getande boeien en schroeven

    ex 7326 90 98

    ex 7616 99 90

    ex 8301 50 00

    ex 3926 90 97

    ex 4203 30 00

    ex 4203 40 00

    ex 4205 00 90

    ex 6217 10 00

    ex 6307 90 98

    2.3.

    Stangboeien, beenboeien met gewichten en groepskluisters die stangboeien of beenboeien met gewichten omvatten

    Opmerkingen:

    1.

    Stangboeien zijn kluisters of enkelringen die zijn voorzien van een vergrendelingsmechanisme en die zijn verbonden met een onbuigzame stang van metaal

    2.

    Dit punt omvat stangboeien en beenboeien met gewichten die met een ketting zijn verbonden met gewone handboeien

    ex 7326 90 98

    ex 7616 99 90

    ex 8301 50 00

    ex 3926 90 97

    ex 4203 30 00

    ex 4203 40 00

    ex 4205 00 90

    ex 6217 10 00

    ex 6307 90 98

    2.4.

    Boeien die zijn bedoeld om mensen in bedwang te houden en die zijn ontworpen om te worden verankerd in een muur, vloer of plafond

    ex 9401 61 00

    ex 9401 69 00

    ex 9401 71 00

    ex 9401 79 00

    ex 9401 80 00

    ex 9402 10 00

    2.5.

    Dwangstoelen: stoelen voorzien van kluisters of andere middelen om mensen in bedwang te houden

    Opmerking:

    Dit punt impliceert geen verbod op stoelen die alleen zijn voorzien van riemen of gordels

    ex 9402 90 00

    ex 9403 20 20

    ex 9403 20 80

    ex 9403 50 00

    ex 9403 70 00

    ex 9403 81 00

    ex 9403 89 00

    2.6.

    Klemplanken en dwangbedden: planken en bedden voorzien van kluisters of andere middelen om mensen in bedwang te houden

    Opmerking:

    Dit punt impliceert geen verbod op planken en bedden die alleen zijn voorzien van riemen of gordels

    ex 9402 90 00

    ex 9403 20 20

    ex 9403 50 00

    ex 9403 70 00

    ex 9403 81 00

    ex 9403 89 00

    2.7.

    Kooibedden: bedden voorzien van een kooi (vier wanden en een plafond) of een vergelijkbare structuur voor het vasthouden van een mens op een bed, waarvan het plafond of een of meer van de wanden zijn voorzien van staven uit metaal e.d., en die alleen van buiten uit kunnen worden geopend

    ex 9402 90 00

    ex 9403 20 20

    ex 9403 50 00

    ex 9403 70 00

    ex 9403 81 00

    ex 9403 89 00

    2.8.

    Bedden met netten: bedden voorzien van een kooi (vier wanden en een plafond) of een vergelijkbare structuur voor het vasthouden van een mens op een bed, waarvan het plafond of een of meer van de wanden zijn voorzien van netten, en die alleen van buiten uit kunnen worden geopend

      3.   

    Draagbare apparaten die niet geschikt zijn voor gebruik door wetshandhavingsinstanties met het oog op oproerbeheersing of zelfbescherming:

    ex 9304 00 00

    3.1.

    Stokken of knuppels van metaal of een ander materiaal, met een schacht die is voorzien van metalen spijkers

    ex 3926 90 97

    ex 7326 90 98

    3.2.

    Schilden met metalen spijkers

      4.   

    Zwepen:

    ex 6602 00 00

    4.1.

    Zwepen voorzien van meerdere strengen of riemen, zoals knoeten of katten-met-negen-staarten

    ex 6602 00 00

    4.2.

    Zwepen voorzien van een of meer strengen of riemen en uitgerust met prikkels, weerhaken, spijkers, metaaldraad en dergelijke objecten die de impact van de streng of riem vergroten


    (1)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).


    BIJLAGE III

    LIJST VAN DE IN ARTIKEL 11 BEDOELDE GOEDEREN

    Inleidende opmerking:

    De in deze bijlage voorkomende GN-codes verwijzen naar de codes die zijn opgenomen in het tweede deel van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87.

    Wanneer de GN-code wordt voorafgegaan door „ex”, maken de onder deze verordening vallende goederen slechts een deel uit van de goederen waarop de GN-code betrekking heeft. In dat geval zijn de in deze bijlage gegeven omschrijving en de GN-code tezamen bepalend.

    Opmerkingen:

    1.

    De doelstelling van de controles op de uitvoer van de goederen, vermeld in deze bijlage, mag niet worden omzeild door de uitvoer van niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen (met inbegrip van fabrieken) die een of meer aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen bevatten, als deze onderdelen het voornaamste element van de goederen vormen en gemakkelijk kunnen worden verwijderd of voor andere doeleinden worden aangewend.

    NB:

    Bij de beoordeling van de vraag of de aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element dienen te worden aangemerkt, dienen factoren als hoeveelheid, waarde en technologische knowhow alsmede andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan de aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element van de geleverde goederen kunnen worden aangemerkt, een rol te spelen.

    2.

    In sommige gevallen zijn chemische stoffen vermeld met naam en CAS-nummer. Onder de lijst vallen chemische stoffen met dezelfde structuurformule (inclusief hydraten), ongeacht naam of CAS-nummer. De CAS-nummers zijn vermeld om een bepaalde chemische stof of een bepaald mengsel gemakkelijker te kunnen identificeren, ongeacht de nomenclatuur. CAS-nummers kunnen niet als eenduidige identificatienummers gebruikt worden, omdat sommige vormen van de op de lijst vermelde chemische stoffen andere CAS-nummers hebben, en ook mengsels die een op de lijst voorkomende chemische stof bevatten, andere CAS-nummers kunnen hebben.

    GN-code

    Beschrijving

      1.   

    Goederen ontworpen om mensen in bedwang te houden:

    ex 7326 90 98

    ex 7616 99 90

    ex 8301 50 00

    ex 3926 90 97

    ex 4203 30 00

    ex 4203 40 00

    ex 4205 00 90

    ex 6217 10 00

    ex 6307 90 98

    1.1.

    Kluisters en groepskluisters

    Opmerkingen:

    1.

    Kluisters zijn middelen om mensen in bedwang te houden bestaande uit twee boeien of ringen, voorzien van een vergrendelingsmechanisme, met daartussen een ketting of staaf

    2.

    Dit punt betreft niet beenboeien en groepskluisters waarop een verbod geldt volgens punt 2.3 van bijlage II

    3.

    Dit punt betreft niet „gewone handboeien”. Gewone handboeien zijn handboeien die aan alle volgende voorwaarden voldoen:

    de totale afmeting met inbegrip van de ketting, van het uiteinde van de ene boei tot het uiteinde van de tweede boei, bedraagt tussen 150 mm en 280 mm wanneer beide boeien gesloten zijn;

    de binnenomtrek van elke boei bedraagt maximaal 165 mm wanneer deze is vergrendeld op de laatste inkeping van het vergrendelingsmechanisme;

    de binnenomtrek van elke boei bedraagt minimaal 200 mm wanneer deze is vergrendeld op de eerste inkeping van het vergrendelingsmechanisme, en

    de boeien werden niet aangepast om fysieke pijn of lijden te veroorzaken

    ex 7326 90 98

    ex 7616 99 90

    ex 8301 50 00

    ex 3926 90 97

    ex 4203 30 00

    ex 4203 40 00

    ex 4205 00 90

    ex 6217 10 00

    ex 6307 90 98

    1.2.

    Individuele boeien of ringen, voorzien van een vergrendelingsmechanisme, waarbij de binnenomtrek meer dan 165 mm bedraagt wanneer zij zijn vergrendeld op de laatste inkeping van het vergrendelingsmechanisme

    Opmerking:

    Dit punt omvat halsbanden en andere individuele boeien of ringen die zijn voorzien van een vergrendelingsmechanisme en die met een ketting zijn verbonden met gewone handboeien

    ex 6505 00 10

    ex 6505 00 90

    ex 6506 91 00

    ex 6506 99 10

    ex 6506 99 90

    1.3.

    Spuwmaskers: maskers, ook uit gaas, die de mond bedekken om spuwen te voorkomen

    Opmerking:

    Dit punt omvat spuwmaskers die met een ketting zijn verbonden met gewone handboeien

      2.   

    Wapens en apparaten die zijn ontworpen ten behoeve van oproerbeheersing of zelfbescherming:

    ex 8543 70 90

    ex 9304 00 00

    2.1.

    Draagbare wapens met elektrische ontlading die slechts op één persoon tegelijk kunnen worden gericht voor het toedienen van een elektrische schok, met inbegrip van maar niet beperkt tot stroomstootstokken, stroomstootschilden, verdovingspistolen en geweren voor het afvuren van schokpijltjes

    Opmerkingen:

    1.

    Dit punt betreft niet stroomschokgordels en soortgelijke apparaten zoals omschreven in punt 2.1 van bijlage II

    2.

    Dit punt betreft niet individuele stroomschokapparaten die de gebruiker bij zich draagt voor zijn eigen bescherming

    ex 8543 90 00

    ex 9305 99 00

    2.2.

    Pakketten met alle essentiële componenten voor het assembleren van draagbare wapens met elektrische ontlading als bedoeld in punt 2.1

    Opmerking:

    De volgende goederen worden beschouwd als essentiële componenten:

    de eenheid die de elektrische schok veroorzaakt;

    de schakelaar, al dan niet met afstandsbediening;

    de elektroden, of, waar van toepassing, de kabels waarlangs de elektrische schok wordt toegediend

    ex 8543 70 90

    ex 9304 00 00

    2.3.

    Vaste of monteerbare wapens met elektrische ontlading die een groot bereik hebben en waarmee meerdere personen elektrische schokken kunnen worden toegediend

      3.   

    Wapens en apparatuur voor de verspreiding van verdovende of irriterende chemische stoffen, ten behoeve van oproerbeheersing of zelfbescherming, en bepaalde aanverwante stoffen:

    ex 8424 20 00

    ex 8424 89 00

    ex 9304 00 00

    3.1.

    Draagbare wapens en apparatuur waarmee bij toediening of verspreiding van de chemische stof ofwel een dosis van een verdovende of irriterende chemische stof wordt toegediend aan één individuele persoon, ofwel een dosis van een dergelijke stof wordt over een beperkte oppervlakte verspreid, bijvoorbeeld in de vorm van een spuitnevel of wolk

    Opmerkingen:

    1.

    Dit punt betreft niet controleapparatuur bedoeld in punt ML7e) van de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen (1)

    2.

    Dit punt betreft niet individuele draagbare apparatuur, ook indien die een chemische stof bevat, die de gebruiker bij zich draagt voor zijn eigen bescherming

    3.

    Naast relevante chemische stoffen, zoals ten behoeve van oproerbeheersing of PAVA, worden de goederen genoemd in punten 3.3 en 3.4 beschouwd als verdovende of irriterende chemische stoffen

    ex 2924 29 98

    3.2.

    Pelargoonzuurvanillylamide (PAVA) (CAS RN 2444-46-4)

    ex 3301 90 30

    3.3.

    Capsicum-oleohars (OC) (CAS RN 8023-77-6)

    ex 2924 29 98

    ex 2939 99 00

    ex 3301 90 30

    ex 3302 10 90

    ex 3302 90 10

    ex 3302 90 90

    ex 3824 90 97

    3.4.

    Mengsels met ten minste 0,3 gewichtspercenten van PAVA of OC en een oplosmiddel (zoals ethanol, 1-propanol of hexaan), die als zodanig zouden kunnen worden toegediend als verdovende of irriterende stoffen, meer bepaald in aerosolen en in vloeibare vorm, of gebruikt voor de vervaardiging van verdovende of irriterende stoffen

    Opmerkingen:

    1.

    Dit punt betreft niet sauzen en preparaten voor sauzen, soepen of preparaten voor soepen, en samengestelde kruiderijen of specerijen, mits PAVA of OC niet het enige erin verwerkte aroma is

    2.

    Dit punt betreft niet geneesmiddelen waarvoor een vergunning voor het op de markt brengen is afgegeven overeenkomstig de wetgeving van de Unie (2)

    ex 8424 20 00

    ex 8424 89 00

    3.5.

    Vaste apparatuur voor de verspreiding van verdovende of irriterende chemische stoffen die kan worden vastgemaakt aan een muur of een plafond in een gebouw, die een bus bevat met irriterende of verdovende chemische stoffen en die met afstandsbediening wordt geactiveerd

    Opmerking:

    Naast relevante chemische stoffen, zoals ten behoeve van oproerbeheersing of PAVA, worden de goederen genoemd in punten 3.3 en 3.4 beschouwd als verdovende of irriterende chemische stoffen

    ex 8424 20 00

    ex 8424 89 00

    ex 9304 00 00

    3.6.

    Vaste of monteerbare apparatuur voor de verspreiding van verdovende of irriterende chemische stoffen die een groot bereik heeft en niet is ontworpen om te worden bevestigd aan een muur of plafond in een gebouw

    Opmerkingen:

    1.

    Dit punt betreft niet controleapparatuur bedoeld in punt ML7e) van de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen

    2.

    Dit punt betreft eveneens waterkanonnen

    3.

    Naast relevante chemische stoffen, zoals ten behoeve van oproerbeheersing of PAVA, worden de goederen genoemd in punten 3.3 en 3.4 beschouwd als verdovende of irriterende chemische stoffen


    (1)  Meest recente versie goedgekeurd door de Raad op 26 februari 2018 (PB C 98 van 15.3.2018, blz. 1).

    (2)  Zie in het bijzonder Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1) en Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).


    BIJLAGE IV

    DE IN ARTIKEL 16 BEDOELDE GOEDEREN DIE VOOR DE DOODSTRAF ZOUDEN KUNNEN WORDEN GEBRUIKT

    GN-code

    Beschrijving

     

    1.

    Producten die zouden kunnen worden gebruikt voor de executie van mensen door middel van een dodelijke injectie:

     

    1.1.

    Kort en middellang werkende anesthetica op basis van barbituraten, zoals onder meer:

    ex 2933 53 90

    (a tot en met f)

    ex 2933 59 95

    (g en h)

    a)

    amobarbital (CAS RN 57-43-2)

    b)

    natriumzout van amobarbital (CAS RN 64-43-7)

    c)

    pentobarbital (CAS RN 76-74-4)

    d)

    natriumzout van pentobarbital (CAS 57-33-0)

    e)

    secobarbital (CAS RN 76-73-3)

    f)

    natriumzout van secobarbital (CAS RN 309-43-3)

    g)

    thiopental (CAS RN 76-75-5)

    h)

    natriumzout van thiopental (CAS RN 71-73-8), ook bekend als thiopentonnatrium

    ex 3003 90 00

    ex 3004 90 00

    ex 3824 90 96

    Opmerking:

    Dit punt omvat tevens producten die een of meer van de anesthetica bevatten die zijn vermeld in de lijst van kort en middellang werkende anesthetica op basis van barbituraten.


    BIJLAGE V

    ALGEMENE UNIE-UITVOERVERGUNNING EU GEA 2019/125

    DEEL 1

    Goederen

    Deze algemene uitvoervergunning geldt voor de goederen die zijn vermeld in bijlage IV bij Verordening (EU) 2019/125 van het Europees Parlement en de Raad (1).

    Deze algemene uitvoervergunning geldt ook voor de verlening van technische bijstand aan de eindgebruiker voor zover dergelijke bijstand noodzakelijk is voor de installatie, de werking, het onderhoud of de reparatie van de goederen die mogen worden uitgevoerd, en indien dergelijke bijstand door de exporteur wordt verleend.

    DEEL 2

    Bestemmingen

    Voor leveringen naar een land of grondgebied dat deel uitmaakt van het douanegebied van de Unie, dat voor de toepassing van Verordening (EU) 2019/125 tevens Ceuta, Helgoland en Melilla omvat (artikel 34, lid 2), is geen uitvoervergunning uit hoofde van die verordening vereist.

    Deze algemene uitvoervergunning is in de hele Unie geldig voor uitvoer naar de volgende bestemmingen:

     

    Deense gebieden die geen deel uitmaken van het douanegebied:

    Faeröer

    Groenland

     

    Franse gebieden die geen deel uitmaken van het douanegebied:

    Frans-Polynesië

    Franse Zuidelijke en Antarctische Gebieden

    Nieuw-Caledonië en onderhorigheden

    Saint-Barthélemy

    Saint Pierre en Miquelon

    Wallis en Futuna

     

    Nederlandse gebieden die geen deel uitmaken van het douanegebied:

    Aruba

    Bonaire

    Curaçao

    Saba

    Sint Eustatius

    Sint-Maarten

     

    Desbetreffende Britse gebieden die geen deel uitmaken van het douanegebied:

    Anguilla

    Bermuda

    Falklandeilanden

    Gibraltar

    Montserrat

    Sint-Helena en onderhorigheden

    Turks- en Caicoseilanden

    Zuid-Georgia en de Zuidelijke Sandwicheilanden

     

    Albanië

     

    Andorra

     

    Argentinië

     

    Australië

     

    Benin

     

    Bolivia

     

    Bosnië en Herzegovina

     

    Canada

     

    Colombia

     

    Costa Rica

     

    Djibouti

     

    Dominicaanse Republiek

     

    Ecuador

     

    Filipijnen

     

    Gabon

     

    Georgië

     

    Guinee-Bissau

     

    Honduras

     

    IJsland

     

    Kaapverdië

     

    Kirgizië

     

    Liberia

     

    Liechtenstein

     

    Mexico

     

    Moldavië

     

    Mongolië

     

    Montenegro

     

    Mozambique

     

    Namibië

     

    Nepal

     

    Nicaragua

     

    Nieuw-Zeeland

     

    Noorwegen

     

    Oekraïne

     

    Oezbekistan

     

    Oost-Timor

     

    Panama

     

    Paraguay

     

    Rwanda

     

    San Marino

     

    Sao Tomé en Principe

     

    Servië

     

    Seychellen

     

    Togo

     

    Turkije

     

    Turkmenistan

     

    Uruguay

     

    Venezuela

     

    Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

     

    Zuid-Afrika

     

    Zwitserland (met inbegrip van Büsingen en Campione d'Italia)

    DEEL 3

    Voorwaarden en eisen voor het gebruik van deze algemene uitvoervergunning

    1)

    Deze algemene uitvoervergunning mag niet worden gebruikt indien:

    a)

    het de exporteur verboden is deze algemene uitvoervergunning te gebruiken overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EU) 2019/125;

    b)

    de exporteur door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar hij verblijvend of gevestigd is, ervan in kennis is gesteld dat de betrokken goederen geheel of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn voor wederuitvoer naar een derde land of gebruik voor de voltrekking van de doodstraf in een derde land;

    c)

    de exporteur weet of redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de betrokken goederen geheel of gedeeltelijk bestemd zijn voor wederuitvoer naar een derde land of gebruik voor de voltrekking van de doodstraf in een derde land;

    d)

    de betrokken goederen worden uitgevoerd naar een douanevrije zone of een vrij entrepot gelegen in een bestemming die onder deze algemene uitvoervergunning valt;

    e)

    de exporteur de fabrikant is van de betrokken geneesmiddelen en met de distributeur geen juridisch bindende overeenkomst heeft gesloten die de distributeur ertoe verplicht alle leveringen en overdrachten te onderwerpen aan de sluiting van een juridisch bindende overeenkomst die, bij voorkeur op straffe van een afschrikkende contractuele boete, vereist dat de klant

    i)

    geen van de goederen die hij van de distributeur ontvangt, voor de doodstraf gebruikt;

    ii)

    geen van deze goederen levert of overdraagt aan een derde indien de klant weet of redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de goederen bedoeld zijn voor gebruik bij de voltrekking van de doodstraf, en

    iii)

    dezelfde eisen oplegt aan elke derde aan wie de klant mogelijk deze goederen levert of overdraagt;

    f)

    de exporteur niet de fabrikant is van het betrokken geneesmiddel en geen ondertekende eindgebruikersverklaring van de eindgebruiker in het land van bestemming heeft verkregen;

    g)

    de exporteur van het geneesmiddel geen juridisch bindende overeenkomst heeft gesloten met de distributeur of eindgebruiker die voorschrijft dat, bij voorkeur op straffe van een afschrikkende contractuele boete, de distributeur of, indien de overeenkomst is gesloten met de eindgebruiker, de eindgebruiker voorafgaande toestemming dient te verkrijgen van de exporteur voor

    i)

    de overdracht of levering van enig deel van de zending aan een wetshandhavingsinstantie in een land of gebied dat de doodstraf niet heeft afgeschaft;

    ii)

    de overdracht of levering van enig deel van de zending aan een natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of instantie die de betrokken goederen aankoopt voor of die diensten verleent waarbij dergelijke goederen door een dergelijke wetshandhavingsinstantie worden gebruikt, en

    iii)

    de wederuitvoer of overdracht van enig deel van de zending naar een land of gebied dat de doodstraf niet heeft afgeschaft;

    h)

    de exporteur van andere goederen dan geneesmiddelen geen onder g) vermelde juridisch bindende overeenkomst met de eindgebruiker heeft gesloten.

    2)

    Exporteurs die deze algemene uitvoervergunning EU GEA 2019/125 gebruiken, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar zij verblijvend of gevestigd zijn, binnen dertig dagen na de datum van de eerste uitvoer in kennis van hun eerste gebruik van deze algemene uitvoervergunning.

    Exporteurs vermelden in de douaneaangifte tevens dat zij algemene uitvoervergunning EU GEA 2019/125 gebruiken en brengen daartoe in vak 44 de desbetreffende in de Taric-databank gevonden code aan.

    3)

    De lidstaten bepalen welke rapportageverplichtingen gelden voor het gebruik van deze algemene uitvoervergunning en welke aanvullende informatie over de krachtens deze algemene uitvoervergunning uitgevoerde producten kan worden geëist door de lidstaat van waaruit de uitvoer plaatsvindt.

    Een lidstaat kan verlangen dat de in die lidstaat verblijvende of gevestigde exporteurs zich laten registreren vóór het eerste gebruik van deze algemene uitvoervergunning. Onverminderd artikel 20, lid 1, van Verordening (EU) 2019/125 geschiedt de registratie automatisch en wordt onverwijld, en in elk geval binnen tien werkdagen na ontvangst, door de bevoegde autoriteiten aan de exporteur bevestigd.


    (1)  Verordening (EU) 2019/125 van het Europees Parlement en de Raad van 16 januari 2019 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).


    BIJLAGE VI

    LIJST VAN IN ARTIKEL 11, LID 2, BEDOELDE GEBIEDEN VAN DE LIDSTATEN

    DENEMARKEN

    Groenland

    FRANKRIJK

    Nieuw-Caledonië en onderhorigheden

    Frans-Polynesië

    Franse Zuidelijke en Zuidpoolgebieden

    Wallis-archipel en Futuna-eiland

    Saint-Pierre-et-Miquelon

    DUITSLAND

    Büsingen


    BIJLAGE VII

    IN ARTIKEL 21, LID 1, BEDOELD FORMULIER VOOR IN- OF UITVOERVERGUNNINGEN

    Technische specificatie

    De afmetingen van onderstaand formulier zijn 210 × 297 mm, waarbij een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan. De vakken zijn gebaseerd op een meeteenheid van een tiende inch horizontaal en een zesde inch verticaal. De onderverdelingen zijn gebaseerd op een meeteenheid van een tiende inch horizontaal.

    Image Tekst van het beeld Image Tekst van het beeld

    Toelichting bij het formulier

    „Uitvoer- of invoervergunning voor goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor folteringen (Verordening (EU) 2019/125)”

    Dit vergunningsformulier wordt gebruikt voor de afgifte van een vergunning voor de uitvoer of de invoer van goederen in overeenstemming met Verordening (EU) 2019/125 van het Europees Parlement en de Raad (1). Het mag niet worden gebruikt om toestemming te verlenen voor het verlenen van technische bijstand.

    De autoriteit van afgifte is de autoriteit zoals omschreven in artikel 2, onder h), van Verordening (EU) 2019/125.

    Vergunningen worden afgegeven op dit uit één blad bestaande formulier, dat aan beide zijden bedrukt dient te zijn. Het bevoegde douanekantoor boekt de uitgevoerde hoeveelheden af van de totale beschikbare hoeveelheid. Het vergewist zich ervan dat de verschillende voorwerpen waarop de vergunning betrekking heeft, met het oog daarop duidelijk onderscheiden zijn.

    Indien nationale procedures van de lidstaten extra kopieën van het formulier vereisen (bijvoorbeeld voor de aanvraag), kan dit vergunningsformulier worden opgenomen in een set formulieren die het volgens de geldende nationale voorschriften benodigde aantal kopieën omvat. In het vak boven vak 3 van elk exemplaar en in de linker kantlijn dient duidelijk te worden vermeld voor welk doel (bijvoorbeeld aanvraag, kopie voor de aanvrager) de betrokken kopieën bestemd zijn. Slechts één exemplaar vormt het vergunningsformulier van bijlage VII bij Verordening (EU) 2019/125.

    Vak 1

    Aanvrager:

    Vermeld de naam en het volledige adres van de aanvrager.

    Het douanenummer van de aanvrager kan ook worden vermeld (in de meeste gevallen facultatief).

    Vermelding van het type aanvrager (facultatief) dient te geschieden in het desbetreffende vak, met behulp van het nummer 1, 2 of 4, verwijzend naar de definitie in artikel 2, onder i), van Verordening (EU) 2019/125.

    Vak 3

    Nr. van de vergunning:

    Vul het nummer in en kruis hetzij uitvoer hetzij invoer aan. Zie artikel 2, onder d) en e), en artikel 34 van Verordening (EU) 2019/125 voor de definitie van de termen „uitvoer” en „invoer”.

    Vak 4

    Vervaldatum:

    Vermeld de dag (twee cijfers), de maand (twee cijfers) en het jaar (vier cijfers).

    Vak 5

    Agent/vertegenwoordiger:

    Vermeld de naam van een naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger of (douane)agent die namens de aanvrager optreedt, indien de aanvraag niet door de aanvrager wordt ingediend. Zie ook artikel 18 van Verordening (EU) nr. 952/2013.

    Vak 6

    Land waar de goederen zich bevinden:

    Vermeld zowel de naam van het betrokken land als de desbetreffende landencode; gebruik de landencodes die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2). Zie Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie (3).

    Vak 7

    Land van bestemming:

    Vermeld zowel de naam van het betrokken land als de desbetreffende landencode; gebruik de landencodes die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 471/2009. Zie Verordening (EU) nr. 1106/2012.

    Vak 10

    Omschrijving van het voorwerp:

    Denk eraan gegevens met betrekking tot de verpakking van de betrokken goederen te verstrekken. Ook de waarde van de goederen mag in vak 10 worden vermeld.

    Als er niet voldoende ruimte in vak 10 is, ga dan verder op een blanco blad waarop het vergunningsnummer wordt vermeld. Vermeld het aantal bijlagen in vak 16.

    Dit formulier is ontworpen voor maximaal drie verschillende soorten goederen (zie de bijlagen II en III bij Verordening (EU) 2019/125). Indien er een vergunning voor de in- of uitvoer van méér dan drie soorten goederen vereist is, dan dienen twee vergunningen te worden afgegeven.

    Vak 11

    Voorwerp nr.:

    Dit vak moet alleen op de achterzijde van het formulier worden ingevuld. Zorg ervoor dat het nummer van het voorwerp overeenkomt met het gedrukte nummer in vak 11 naast de beschrijving van het betrokken voorwerp op de voorzijde.

    Vak 14

    Specifieke voorschriften en voorwaarden:

    Als er niet voldoende ruimte in vak 14 is, ga dan verder op een blanco blad, met vermelding van het vergunningsnummer. Vermeld het aantal bijlagen in vak 16.

    Vak 16

    Aantal bijlagen:

    Vermeld het aantal eventuele bijlagen (zie de toelichting bij de vakken 10 en 14).


    (1)  Verordening (EU) 2019/125 van het Europees Parlement en de Raad van 16 januari 2019 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (PB L 30 van 31.1.2019, blz. 1).

    (2)  Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 23).

    (3)  Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7).


    BIJLAGE VIII

    IN ARTIKEL 21, LID 1, BEDOELD VERGUNNINGSFORMULIER VOOR DE VERLENING VAN TUSSENHANDELDIENSTEN

    Technische specificatie:

    De afmetingen van onderstaand formulier zijn 210 × 297 mm, waarbij een afwijking van ten hoogste 5 mm minder en 8 mm meer is toegestaan. De vakken zijn gebaseerd op een meeteenheid van een tiende inch horizontaal en een zesde inch verticaal. De onderverdelingen zijn gebaseerd op een meeteenheid van een tiende inch horizontaal.

    Image Tekst van het beeld Image Tekst van het beeld

    Toelichting bij het formulier

    „Vergunning voor de verlening van tussenhandeldiensten voor goederen die zouden kunnen worden gebruikt voor de doodstraf of voor foltering (Verordening (EU) 2019/125 van het Europees Parlement en de Raad (1))”.

    Dit vergunningsformulier wordt gebruikt voor de afgifte van een vergunning voor de verlening van tussenhandeldiensten overeenkomstig Verordening (EU) 2019/125.

    De autoriteit van afgifte is de autoriteit zoals omschreven in artikel 2, onder h), van Verordening (EU) 2019/125. Het gaat om een autoriteit die is opgenomen in de lijst van bevoegde autoriteiten in bijlage I bij die verordening.

    Vak 1

    Tussenhandelaar die de vergunning aanvraagt

    Gelieve de naam en het volledige adres van de tussenhandelaar die de vergunning aanvraagt, in te vullen. Het begrip „tussenhandelaar” wordt omschreven in artikel 2, onder l), van Verordening (EU) 2019/125.

    Vak 3

    Nr. van de vergunning

    Gelieve het nummer in te vullen en aan te kruisen of het om een individuele of een algemene vergunning gaat (zie artikel 2, onder p) en q), van Verordening (EU) 2019/125 voor een omschrijving van deze begrippen).

    Vak 4

    Vervaldatum

    Gelieve de dag (twee cijfers), de maand (twee cijfers) en het jaar (vier cijfers) te vermelden. De geldigheidsduur van een individuele vergunning bedraagt tussen drie en twaalf maanden en de geldigheidsduur van een globale vergunning bedraagt tussen één tot drie jaar. Wanneer de geldigheidsduur verstrijkt, kan indien noodzakelijk een verlenging worden aangevraagd.

    Vak 5

    Ontvanger

    Gelieve de naam en het adres in te vullen en aan te geven of de ontvanger in het derde land van bestemming een eindgebruiker, een distributeur als bedoeld in artikel 2, onder r), van Verordening (EU) 2019/125 of een partij met een andere rol in de transactie is.

    Indien de ontvanger een distributeur is maar ook een deel van de zending gebruikt voor een specifiek eindgebruik, gelieve zowel „distributeur” als „eindgebruiker” aan te kruisen en het eindgebruik in vak 11 te vermelden.

    Vak 6

    Derde land waar de goederen zich bevinden

    Gelieve zowel de naam van het betrokken land als de desbetreffende landencode te vermelden; gebruik de landencodes die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2). Zie Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie (3).

    Vak 7

    Derde land van bestemming

    Gelieve zowel de naam van het betrokken land als de desbetreffende landencode te vermelden; gebruik de landencodes die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 471/2009. Zie Verordening (EU) nr. 1106/2012.

    Vak 9

    Lidstaat van afgifte

    Gelieve op de passende regel zowel de naam van het betrokken land als de desbetreffende landencode te vermelden; gebruik de landencodes die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 471/2009. Zie Verordening (EU) nr. 1106/2012.

    Vak 11

    Eindgebruik

    Gelieve een nauwkeurige beschrijving te geven van het gebruik dat van de goederen zal worden gemaakt en eveneens te vermelden of de eindgebruiker een wetshandhavingsinstantie is zoals omschreven in artikel 2, onder c), van Verordening (EU) 2019/125, of een verlener van opleiding over het gebruik van goederen die via tussenhandel worden verhandeld.

    Gelieve niet in te vullen indien de tussenhandeldiensten worden verleend aan een distributeur, tenzij de distributeur zelf een deel van de goederen gebruikt voor een specifiek eindgebruik.

    Vak 12

    Gelieve de plaats van de goederen in het derde land van waaruit deze zullen worden uitgevoerd, te vermelden

    Gelieve de plaats van de goederen in het derde land van waaruit deze zullen worden geleverd aan de in vak 2 vermelde persoon, entiteit of instantie, te vermelden. De plaats moet een adres in het in vak 6 vermelde land zijn of een soortgelijke beschrijving van de plaats van de goederen. Het is niet toegestaan om een postbusnummer of een vergelijkbaar postadres in te vullen.

    Vak 13

    Beschrijving van het product

    De beschrijving van de goederen dient een verwijzing te bevatten naar een specifiek product zoals opgenomen in bijlage III of IV van Verordening (EU) 2019/125. Gelieve eraan te denken gegevens met betrekking tot de verpakking van de betrokken goederen te verstrekken.

    Indien er niet voldoende ruimte in vak 13 is, gelieve verder te gaan op een blanco blad, met vermelding van het vergunningsnummer. Gelieve het aantal bijlagen in vak 20 te vermelden.

    Vak 14

    Productnr.

    Dit vak moet alleen op de achterzijde van het formulier worden ingevuld. Gelieve ervoor te zorgen dat het productnummer overeenkomt met het gedrukte productnummer in vak 14 naast de beschrijving van het betrokken product op de voorzijde.

    Vak 15

    HS-code

    De HS-code is een douanecode die aan de goederen wordt toegekend in het geharmoniseerd systeem. Indien de code van de gecombineerde nomenclatuur van de Unie bekend is, mag deze code in plaats van de HS-code worden gebruikt. Zie Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2016/1821 van de Commissie (4) voor de huidige versie van de gecombineerde nomenclatuur.

    Vak 17

    Valuta en waarde

    Gelieve de waarde en de valuta in te vullen en hierbij de te betalen prijs te gebruiken (zonder deze om te rekenen). Indien deze prijs niet bekend is, gelieve de geschatte waarde te vermelden, voorafgegaan door de letters „EV”. De valuta moet in de alfabetische code worden ingevuld (ISO 4217:2015).

    Vak 18

    Specifieke voorschriften en voorwaarden

    Vak 18 heeft betrekking op product 1,2 of 3 (gelieve dit product te vermelden, indien van toepassing) zoals omschreven in bovenstaande vakken 14 t/m 16. Indien er niet voldoende ruimte in vak 18 is, gelieve verder te gaan op een blanco blad, met vermelding van het vergunningsnummer. Gelieve het aantal bijlagen in vak 20 te vermelden.

    Vak 20

    Aantal bijlagen

    Gelieve het aantal eventuele bijlagen te vermelden (zie de toelichting bij de vakken 13 en 18).


    (1)  Verordening (EU) 2019/125 van het Europees Parlement en de Raad van 16 januari 2019 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (PB L 30 van 31.1.2019, blz. 1).

    (2)  Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 23).

    (3)  Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7).

    (4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie van 6 oktober 2016 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 294 van 28.10.2016, blz. 1).


    BIJLAGE IX

    IN ARTIKEL 21, LID 1, BEDOELD VERGUNNINGSFORMULIER VOOR DE VERLENING VAN TECHNISCHE BIJSTAND

    Technische specificatie:

    De afmetingen van onderstaand formulier zijn 210 × 297 mm, waarbij een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan. De vakken zijn gebaseerd op een meeteenheid van een tiende inch horizontaal en een zesde inch verticaal. De onderverdelingen zijn gebaseerd op een meeteenheid van een tiende inch horizontaal.

    Image Tekst van het beeld

    Toelichting bij het formulier

    „Vergunning voor de verlening van technische bijstand voor goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf of voor foltering (Verordening (EU) 2019/125 van het Europees Parlement en de Raad (1))”

    Dit vergunningsformulier wordt gebruikt om toestemming te verlenen voor de verlening van technische bijstand overeenkomstig Verordening (EU) 2019/125. Indien de technische bijstand wordt verleend in het kader van uitvoer waarvoor een vergunning is verleend uit hoofde van of overeenkomstig Verordening (EU) 2019/125, wordt dit formulier niet gebruikt, behalve in de volgende gevallen:

    de technische bijstand betreft de in bijlage II bij Verordening (EU) 2019/125 vermelde goederen (zie artikel 3, lid 2), of

    de technische bijstand voor de in bijlage III of IV bij Verordening (EU) 2019/125 vermelde goederen is uitgebreider dan noodzakelijk voor de installatie, de werking, het onderhoud of de reparatie van de uitgevoerde goederen (zie artikel 21, lid 2, en, wat betreft de in bijlage IV vermelde goederen, deel 1 van de algemene Unie-uitvoervergunning EU GEA 2019/125 in bijlage V bij Verordening (EU) 2019/125).

    De autoriteit van afgifte is de autoriteit zoals omschreven in artikel 2, onder h), van Verordening (EU) 2019/125. Het gaat om een autoriteit die is opgenomen in de lijst van bevoegde autoriteiten in bijlage I bij die verordening.

    Vergunningen worden afgegeven op dit uit één blad bestaande formulier, met bijlagen indien noodzakelijk.

    Vak 1

    Verlener van technische bijstand die de vergunning aanvraagt

    Gelieve de naam en het volledige adres van de aanvrager te vermelden. Het begrip „verlener van technische bijstand” is omschreven in artikel 2, onder m), van Verordening (EU) 2019/125.

    Indien de technische bijstand wordt verleend in het kader van een uitvoer waarvoor een vergunning is verleend, gelieve eveneens het douanenummer van de aanvrager te vermelden, indien mogelijk, en het nummer van de ermee samenhangende uitvoervergunning in vak 14 te vermelden.

    Vak 3

    Nr. van de vergunning

    Gelieve het nummer in te vullen en aan te kruisen op basis van welk artikel van Verordening (EU) 2019/125 de vergunning is verleend.

    Vak 4

    Vervaldatum

    Gelieve de dag (twee cijfers), de maand (twee cijfers) en het jaar (vier cijfers) te vermelden. De geldigheidsduur van een vergunning bedraagt tussen drie en twaalf maanden. Wanneer de geldigheidsduur afloopt kan, indien noodzakelijk, een verlenging worden aangevraagd.

    Vak 5

    Activiteit van de natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of instantie zoals vermeld in vak 2

    Gelieve de hoofdactiviteit van de persoon, entiteit of instantie aan wie of waaraan de technische bijstand zal worden verleend, te vermelden. Het begrip „wetshandhavingsinstantie” wordt omschreven in artikel 2, onder c), van Verordening (EU) 2019/125.

    Indien de hoofdactiviteit niet in de lijst staat, gelieve „Geen van bovenstaande opties” aan te kruisen en de hoofdactiviteit in algemene woorden te beschrijven (bijv. groothandelaar, detailhandelaar, ziekenhuis).

    Vak 6

    Derde land of lidstaat waaraan de technische bijstand zal worden verleend

    Gelieve zowel de naam van het betrokken land als de desbetreffende landencode te vermelden; gelieve de landencodes te gebruiken die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2). Zie Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie (3).

    In vak 6 dient uitsluitend een lidstaat te worden vermeld indien de vergunning is verleend op basis van artikel 4 van Verordening (EU) 2019/125.

    Vak 7

    Soort vergunning

    Gelieve te vermelden of de technische bijstand gedurende een bepaalde periode wordt verleend en, indien dit het geval is, de periode te vermelden in dagen, weken of maanden tijdens welke de verlener van technische bijstand moet ingaan op verzoeken om advies, bijstand of opleiding. Eén enkele verlening van technische bijstand betreft één specifiek verzoek om advies of bijstand of één specifieke opleiding (ook indien het gaat om een opleiding die een aantal dagen duurt).

    Vak 8

    Lidstaat van afgifte

    Gelieve op de passende regel zowel de naam van het betrokken land als de desbetreffende landencode te vermelden; gelieve de landencodes te gebruiken die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 471/2009. Zie Verordening (EU) nr. 1106/2012.

    Vak 9

    Beschrijving van het soort goederen waarop de technische bijstand betrekking heeft

    Gelieve het soort goederen waarop de technische bijstand betrekking heeft, te beschrijven. De beschrijving dient een verwijzing te bevatten naar een specifiek product zoals opgenomen in bijlage II, III of IV bij Verordening (EU) 2019/125.

    Vak 10

    Beschrijving van de technische bijstand waarvoor een vergunning is verleend

    Gelieve de technische bijstand duidelijk en nauwkeurig te beschrijven. Gelieve een verwijzing naar de datum en het nummer van een door de verlener van technische bijstand gesloten overeenkomst toe te voegen of een dergelijke overeenkomst bij te voegen, indien van toepassing.

    Vak 11

    Verleningsvorm

    Gelieve vak 11 niet in te vullen indien de vergunning is verleend op basis van artikel 4 van Verordening (EU) 2019/125.

    Indien de technische bijstand wordt verleend vanuit een derde land dat niet het derde land is waar de ontvanger verblijft of gevestigd is, gelieve zowel de naam van het betrokken land als de desbetreffende landencode te vermelden; gelieve de landencodes te gebruiken die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 471/2009. Zie Verordening (EU) nr. 1106/2012.

    Vak 12

    Beschrijving van de opleiding over het gebruik van goederen waarop de technische bijstand betrekking heeft

    Gelieve te vermelden of de technische steun of technische dienst die valt onder de omschrijving van technische bijstand in artikel 2, onder f), van Verordening (EU) 2019/125, wordt verstrekt in combinatie met een opleiding voor gebruikers van de betrokken goederen. Gelieve het soort gebruikers dat een dergelijke opleiding gaat volgen, te vermelden en de doelstellingen en inhoud van het opleidingsprogramma te omschrijven.

    Vak 14

    Specifieke voorschriften en voorwaarden

    Indien er niet voldoende ruimte in vak 14 is, gelieve verder te gaan op een blanco blad, met vermelding van het vergunningsnummer. Gelieve het aantal bijlagen in vak 16 te vermelden.

    Vak 16

    Aantal bijlagen

    Gelieve het aantal eventuele bijlagen te vermelden (zie de toelichting bij de vakken 10 en 14).


    (1)  Verordening (EU) 2019/125 van het Europees Parlement en de Raad van 16 januari 2019 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (PB L 30 van 31.1.2019, blz. 1).

    (2)  Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 23).

    (3)  Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7).


    BIJLAGE X

    INGETROKKEN VERORDENING MET OVERZICHT VAN DE ACHTEREENVOLGENDE WIJZIGINGEN ERVAN

    Verordening (EG) nr. 1236/2005 van de Raad

    (PB L 200 van 30.7.2005, blz. 1)

     

    Verordening (EG) nr. 1377/2006 van de Commissie

    (PB L 255 van 19.9.2006, blz. 3)

     

    Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad

    (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1)

    Uitsluitend artikel 1, lid 1, dertiende streepje, wat betreft Verordening (EG) nr. 1236/2005 en punt 13.5 van de bijlage

    Verordening (EG) nr. 675/2008 van de Commissie

    (PB L 189 van 17.7.2008, blz. 14)

     

    Verordening (EU) nr. 1226/2010 van de Commissie

    (PB L 336 van 21.12.2010, blz. 13)

     

    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1352/2011 van de Commissie

    (PB L 338 van 21.12.2011, blz. 31)

     

    Verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad

    (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 1)

    Uitsluitend artikel 1, lid 1, onder n), vierde streepje, en punt 16.4 van de bijlage

    Verordening (EU) nr. 585/2013 van de Commissie

    (PB L 169 van 21.6.2013, blz. 46)

     

    Verordening (EU) nr. 37/2014 van het Europees Parlement en de Raad

    (PB L 18 van 21.1.2014, blz. 1)

    Uitsluitend punt 12 van de bijlage

    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 775/2014 van de Commissie

    (PB L 210 van 17.7.2014, blz. 1)

     

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1113 van de Commissie

    (PB L 182 van 10.7.2015, blz. 10)

     

    Verordening (EU) 2016/2134 van het Europees Parlement en de Raad

    (PB L 338 van 13.12.2016, blz. 1)

     

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/181 van de Commissie

    (PB L 40 van 13.2.2018, blz. 1)

     


    BIJLAGE XI

    CONCORDANTIETABEL

    Verordening (EG) nr. 1236/2005

    Onderhavige verordening

    Artikel 1

    Artikel 1

    Artikel 2

    Artikel 2

    Artikel 3

    Artikel 3

    Artikel 4

    Artikel 4

    Artikel 4 bis

    Artikel 5

    Artikel 4 ter

    Artikel 6

    Artikel 4 quater

    Artikel 7

    Artikel 4 quinquies

    Artikel 8

    Artikel 4 sexies

    Artikel 9

    Artikel 4 septies

    Artikel 10

    Artikel 5

    Artikel 11

    Artikel 6, lid 1

    Artikel 12, lid 1

    Artikel 6, lid 2, eerste alinea

    Artikel 12, lid 2, eerste alinea

    Artikel 6, lid 2, tweede alinea, aanhef

    Artikel 12, lid 2, tweede alinea, aanhef

    Artikel 6, lid 2, tweede alinea, eerste streepje

    Artikel 12, lid 2, tweede alinea, onder a)

    Artikel 6, lid 2, tweede alinea, tweede streepje

    Artikel 12, lid 2, tweede alinea, onder b)

    Artikel 6, lid 2, derde alinea

    Artikel 12, lid 2, derde alinea

    Artikel 6, lid 3, aanhef

    Artikel 12, lid 3, eerste alinea

    Artikel 6, lid 3, punt 3.1

    Artikel 12, lid 3, tweede alinea

    Artikel 6, lid 3, punt 3.2

    Artikel 12, lid 3, derde alinea

    Artikel 6 bis

    Artikel 13

    Artikel 7

    Artikel 14

    Artikel 7 bis

    Artikel 15

    Artikel 7 ter

    Artikel 16

    Artikel 7 quater, lid 1

    Artikel 17, lid 1

    Artikel 7 quater, lid 2

    Artikel 17, lid 2

    Artikel 7 quater, lid 3, aanhef

    Artikel 17, lid 3, eerste alinea

    Artikel 7 quater, lid 3, punt 3.1

    Artikel 17, lid 3, tweede alinea

    Artikel 7 quater, lid 3, punt 3.2

    Artikel 17, lid 3, derde alinea

    Artikel 7 quater, lid 3, punt 3.3

    Artikel 17, lid 3, vierde alinea

    Artikel 7 quater, lid 4

    Artikel 17, lid 4

    Artikel 7 quinquies

    Artikel 18

    Artikel 7 sexies

    Artikel 19

    Artikel 8

    Artikel 20

    Artikel 9

    Artikel 21

    Artikel 10

    Artikel 22

    Artikel 11

    Artikel 23

    Artikel 12

    Artikel 24

    Artikel 12 bis

    Artikel 25

    Artikel 13, leden 1, 2 en 3

    Artikel 26, leden 1, 2 en 3

    Artikel 13, lid 3 bis

    Artikel 26, lid 4

    Artikel 13, lid 4

    Artikel 26, lid 5

    Artikel 13, lid 5

    Artikel 26, lid 6

    Artikel 13 bis

    Artikel 27

    Artikel 14

    Artikel 28

    Artikel 15 bis

    Artikel 29

    Artikel 15 ter

    Artikel 30

    Artikel 15 quater

    Artikel 31

    Artikel 15 quinquies

    Artikel 32

    Artikel 17

    Artikel 33

    Artikel 18

    Artikel 34

    Artikel 35

    Artikel 19

    Artikel 36

    Bijlage I

    Bijlage I

    Bijlage II

    Bijlage II

    Bijlage III

    Bijlage III

    Bijlage III bis

    Bijlage IV

    Bijlage III ter

    Bijlage V

    Bijlage IV

    Bijlage VI

    Bijlage V

    Bijlage VII

    Bijlage VI

    Bijlage VIII

    Bijlage VII

    Bijlage IX

    Bijlage X

    Bijlage XI


    Top