Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32017L0159

Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (Voor de EER relevante tekst. )

PB L 25 van 31.1.2017, p. 12–35 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2017/159/oj

31.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/12


RICHTLIJN (EU) 2017/159 VAN DE RAAD

van 19 december 2016

tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 155, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Werkgevers en werknemers („de sociale partners”) mogen, overeenkomstig artikel 155, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), gezamenlijk verzoeken dat door hen op het niveau van de Unie gesloten overeenkomsten worden uitgevoerd door een besluit van de Raad op voorstel van de Commissie.

(2)

Op 14 juni 2007 heeft de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) het Verdrag betreffende werk in de visserijsector uit 2007 („het Verdrag”) goedgekeurd. Het Verdrag heeft als doel één enkel coherent instrument ter aanvulling van de internationale normen voor leef- en werkomstandigheden in deze sector te creëren, en bevat de herziene en bijgewerkte normen van de bestaande internationale verdragen en aanbevelingen voor vissers, alsmede de grondbeginselen van andere internationale arbeidsverdragen.

(3)

De Commissie heeft de sociale partners overeenkomstig artikel 154, lid 2, VWEU geraadpleegd over de vraag of de toepassing van de bepalingen van het Verdrag in de Unie moet worden bevorderd.

(4)

Om een begin te maken met de codificatie van het sociaal acquis van de Unie in de zeevisserijsector en om een gelijk speelveld voor de hele zeevisserijsector van de Unie te helpen creëren, hebben het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) op 21 mei 2012 een overeenkomst gesloten betreffende de uitvoering van het Verdrag („de Overeenkomst”).

(5)

Op 10 mei 2013 hebben deze organisaties de Commissie overeenkomstig artikel 155, lid 2, VWEU, verzocht de Overeenkomst uit te voeren door een besluit van de Raad.

(6)

Het meest geschikte instrument voor de uitvoering van de Overeenkomst is een richtlijn in de zin van artikel 288 VWEU.

(7)

De Commissie heeft haar voorstel voor een richtlijn opgesteld overeenkomstig haar mededeling van 20 mei 1998 over de aanpassing en de bevordering van de sociale dialoog op communautair niveau, rekening houdend met de representatieve status van de ondertekenende partijen en de wettigheid van elke clausule van de Overeenkomst.

(8)

Deze richtlijn moet van toepassing zijn onverminderd bestaande bepalingen van de Unie die specifieker zijn of voor alle vissers een hoger niveau van bescherming bieden.

(9)

Deze richtlijn mag niet worden gebruikt als rechtvaardiging voor een verlaging van het algemene beschermingsniveau van de werknemers in de gebieden waarop de Overeenkomst betrekking heeft.

(10)

In deze richtlijn en in de als bijlage bij deze richtlijn gevoegde Overeenkomst worden minimumnormen vastgelegd; de lidstaten en de sociale partners kunnen gunstiger bepalingen handhaven of invoeren.

(11)

De Commissie moet toezicht houden op de uitvoering van deze richtlijn en de Overeenkomst en voert een evaluatie uit, onverminderd de bepalingen van de Overeenkomst over follow-up en evaluatie door de Europese sociale partners.

(12)

De sociale partners verwachten dat de nationale maatregelen ter uitvoering van deze richtlijn niet eerder in werking treden dan het Verdrag. Dienovereenkomstig moet deze richtlijn tegelijk met het Verdrag in werking treden.

(13)

De Overeenkomst geldt voor vissers die, in welke hoedanigheid ook, op basis van een arbeidsovereenkomst of in een arbeidsverhouding werkzaam zijn aan boord van vissersvaartuigen die bij zeevisserij betrokken zijn en de vlag van een lidstaat voeren of onder de volledige rechtsmacht van een lidstaat zijn geregistreerd.

(14)

Met het oog op de bescherming van de veiligheid en de gezondheid op het werk van vissers die, in welke hoedanigheid ook, op basis van een arbeidsovereenkomst of in een arbeidsverhouding werkzaam zijn, mag de Overeenkomst ook worden toegepast op alle andere vissers aan boord van hetzelfde vissersvaartuig.

(15)

De lidstaten kunnen de in de Overeenkomst gebruikte maar daarin niet specifiek gedefinieerde termen overeenkomstig de nationale wetgeving en gebruiken definiëren, zoals dat het geval is voor de andere richtlijnen inzake sociaal beleid waarin soortgelijke termen worden gebruikt, mits deze definities de inhoud van de Overeenkomst respecteren.

(16)

In deze richtlijn en in de als bijlage bij deze richtlijn gevoegde Overeenkomst moet rekening worden gehouden met de bepalingen inzake het beheer van de vangstcapaciteit van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1).

(17)

De lidstaten kunnen de sociale partners, indien deze daarom gezamenlijk verzoeken, belasten met de uitvoering van deze richtlijn, op voorwaarde dat de lidstaten alle nodige maatregelen treffen om de in het kader van deze richtlijn beoogde resultaten te allen tijde te kunnen waarborgen.

(18)

De Commissie heeft het Europees Parlement overeenkomstig artikel 155, lid 2, VWEU in kennis gesteld van de tekst van haar voorstel voor een richtlijn met daarin de Overeenkomst.

(19)

In deze richtlijn worden de grondrechten en de beginselen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en in het bijzonder de artikelen 20, 31 en 32, geëerbiedigd.

(20)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de leef- en werkomstandigheden te verbeteren en de gezondheid en de veiligheid van werknemers in de zeevisserijsector te beschermen, een overwegend grensoverschrijdende sector die de vlaggen van verschillende lidstaten voert, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(21)

Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (2) kan het feit dat een bepaalde activiteit waarop een richtlijn betrekking heeft, in een lidstaat nog niet bestaat, deze lidstaat niet ontheffen van zijn verplichting, wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen te treffen ter verzekering van een adequate omzetting van alle bepalingen van die richtlijn. Zowel het rechtszekerheidsbeginsel als de noodzaak om de volledige toepassing van richtlijnen zowel rechtens als feitelijk te waarborgen, vereisen immers dat de lidstaten de voorschriften van de betrokken richtlijn overnemen in een duidelijk, nauwkeurig en transparant rechtskader dat voorziet in bindende wettelijke bepalingen. Een dergelijke verplichting rust op de lidstaten om vooruit te lopen op elke wijziging van de op een gegeven moment in hun land bestaande situatie en om te waarborgen dat alle rechtssubjecten in de Gemeenschap, daaronder begrepen die in een lidstaat waarin de door de richtlijn geviseerde activiteit niet bestaat, in alle omstandigheden duidelijk en nauwkeurig hun rechten en verplichtingen kennen. Volgens de rechtspraak hoeft slechts wanneer de omzetting in intern recht van een richtlijn om geografische redenen geen feitelijk doel dient, deze omzetting niet plaats te vinden. De lidstaten moeten in dergelijke gevallen de Commissie daarvan in kennis stellen.

(22)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (3) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden in verantwoorde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze richtlijn geeft uitvoering aan de op 21 mei 2012 door werkgevers en werknemers („de sociale partners”) op het niveau van de Unie in de zeevisserijsector, namelijk het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche), gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007.

De tekst van de Overeenkomst gaat als bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten kunnen voorschriften handhaven of invoeren die voor de werknemers in de zeevisserijsector gunstiger zijn dan de voorschriften van deze richtlijn.

2.   De uitvoering van deze richtlijn vormt in geen enkel geval een rechtvaardiging voor een verlaging van het algemene beschermingsniveau van de werknemers op de onder deze richtlijn vallende gebieden. Dit doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten en de sociale partners op het niveau van de Unie om in het licht van nieuwe ontwikkelingen andersluidende wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften aan te nemen of andere contractuele regelingen te treffen dan die welke op het tijdstip van de goedkeuring van deze richtlijn van kracht zijn, mits wordt voldaan aan de minimumeisen van deze richtlijn.

3.   De toepassing en interpretatie van deze richtlijn laat andere Unie- of nationale bepalingen, gebruiken of praktijken die de betrokken werknemers gunstiger voorwaarden bieden, onverlet.

Artikel 3

De lidstaten bepalen welke sancties van toepassing zijn wanneer op basis van deze richtlijn ingevoerde nationale bepalingen worden overtreden. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 4

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 15 november 2019 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 5

Uiterlijk 15 november 2022 legt de Commissie, na raadpleging van de lidstaten en de sociale partners op het niveau van de Unie, de Raad een verslag voor over de uitvoering, de toepassing en de evaluatie van deze richtlijn.

Artikel 6

Deze richtlijn treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007.

De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Unie de datum van inwerkingtreding bekend van dat verdrag.

Artikel 7

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 19 december 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

L. SÓLYMOS


(1)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(2)  Zie, onder andere, het arrest van het Hof van Justitie van 14 januari 2010, Commissie tegen de Tsjechische Republiek, C-343/08, ECLI:EU:C:2013:423.

(3)  PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.


BIJLAGE

Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007

WERKGEVERS EN WERKNEMERS („DE EUROPESE SOCIALE PARTNERS”) IN DE ZEEVISSERIJSECTOR,

1.

Het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA);

2.

de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF); alsmede

3.

de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de EU (Europêche),

Gezien:

1.

het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”), en met name de artikelen 153 tot en met 155;

2.

het Verdrag inzake arbeid in de visserij („C188” of „het Verdrag”) van de Internationale Arbeidsorganisatie („IAO”) uit 2007;

3.

de aanbeveling inzake arbeid in de visserij („R199”) van de IAO uit 2007;

4.

de aanbeveling inzake arbeidsverhoudingen („R198”) van de IAO uit 2006;

5.

de richtsnoeren voor havenstaatcontrole-inspecteurs die inspecties uitvoeren in het kader van het Verdrag inzake arbeid in de visserij uit 2007 (nr. 188), goedgekeurd door de raad van bestuur van de IAO tijdens de 309e zitting van 13 tot en met 19 november 2010 („PSC-F Guidelines”);

6.

Besluit 2010/321/EU van de Raad van 7 juni 2010 waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Unie het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie van 2007 te bekrachtigen (Verdrag nr. 188);

7.

Mededeling COM(2011) 306 def. van 31 mei 2011 van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Nieuw onderzoek van de uitvoering van de in Richtlijn 2003/88/EG vervatte bepalingen met betrekking tot werknemers aan boord van zeevissersvaartuigen.

Overwegende hetgeen volgt:

1.

Het Verdrag inzake arbeid in de visserij uit 2007 (C188) is op 14 juni 2007 tijdens de 96e zitting van de Internationale Arbeidsconferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) goedgekeurd.

2.

C188 werd goedgekeurd met 437 stemmen voor, 2 stemmen tegen en 22 onthoudingen. Alle aanwezige regeringsvertegenwoordigers (53 stemmen), alle aanwezige werknemersvertegenwoordigers (25 stemmen) en alle aanwezige werkgeversvertegenwoordigers (22 stemmen) van de 27 lidstaten van de Europese Unie („de lidstaten”) stemden voor de goedkeuring van het Verdrag.

3.

De globalisering heeft een diepgaand effect op de visserijsector en het is zaak de rechten van de vissers te bevorderen en te beschermen.

4.

De IAO vindt de visserij een gevaarlijk beroep in vergelijking met andere beroepen.

5.

Doel van C188 is degelijke arbeidsomstandigheden voor vissers aan boord van vissersvaartuigen te waarborgen met behulp van minimumeisen voor werkzaamheden aan boord, accommodatie en voedsel, veiligheid op het werk, bescherming van de gezondheid, medische zorg en sociale zekerheid.

6.

Krachtens C188 moeten de leden van de IAO in overeenstemming met de nationale wet- en regelgeving jurisdictie en controle uitoefenen over vissersvaartuigen die hun vlag voeren, door voor een systeem te zorgen dat de naleving van het Verdrag waarborgt.

7.

Artikel 155, lid 2, van het VWEU bepaalt dat op het niveau van de Europese Unie („EU”) gesloten overeenkomsten op gezamenlijk verzoek van de Europese sociale partners mogen worden uitgevoerd door een besluit van de Raad op voorstel van de Commissie. De sociale partners hebben daarom besloten onderhandelingen aan te gaan om — binnen de in artikel 153 van het VWEU vermelde grenzen — een overeenkomst te sluiten tot uitvoering van bepaalde delen van C188.

8.

De Europese sociale partners vinden het uiterst belangrijk de lidstaten te stimuleren het Verdrag te ratificeren, zodat in de EU en de rest van de wereld gelijke voorwaarden gelden met betrekking tot de werk- en leefomstandigheden van vissers aan boord van vissersvaartuigen.

9.

De Europese sociale partners beschouwen een overeenkomst als een eerste stap op weg naar de codificatie van het sociale acquis in de visserijsector.

10.

Een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd van werknemers aan boord van zeevissersvaartuigen vallen momenteel onder artikel 21 van Richtlijn 2003/88/EG. Hoewel de artikelen 13 en 14 van C188 vissers over het geheel genomen minder bescherming bieden dan de richtlijn, bieden een aantal bepalingen van artikel 14 van het Verdrag meer bescherming. De Europese sociale partners zijn daarom overeengekomen de bepalingen in kwestie samen te voegen. Het resultaat is een over het geheel genomen hoger beschermingsniveau. De bepalingen in kwestie zijn: de raadpleging van de nationale Europese sociale partners door de bevoegde autoriteit voordat het minimumniveau van bescherming wordt vastgesteld; de nieuwe doelstelling de vermoeidheid te beperken; compenserende rusttijden wanneer afwijkingen worden toegestaan van de minimale rusttijden of de maximale arbeidstijden; en een betere bescherming na noodsituaties.

11.

De bepalingen van C188 betreffende de kwaliteit van de medische zorg, de accommodatie, het voedsel, de leefomstandigheden, de compensaties bij gevaar of ziekte en de sociale bescherming moeten worden beschouwd als vallend onder de veiligheid en gezondheid op het werk van vissers, gezien de specifieke kenmerken van het werk aan boord van een vissersvaartuig (bijvoorbeeld het geografische isolement, de vermoeidheid en de — meestal fysieke — aard van de werkzaamheden).

12.

C188 geldt voor alle vissers („vissers”), gedefinieerd in artikel 1, onder e), als „iedere persoon die in welke hoedanigheid dan ook is aangeworven of beroepswerkzaamheden aan boord van een vissersvaartuig verricht, ook aan boord werkzame personen die worden betaald op basis van een aandeel van de vangst, met uitzondering van piloten, marinepersoneel, andere personen in permanente dienst van een overheid, aan de kust gevestigde personen die werk aan boord van een vissersvaartuig verrichten en waarnemers”. Door de beperkingen in het VWEU zijn de Europese sociale partners niet bevoegd een door een besluit van de Raad uit te voeren tekst goed te keuren die betrekking heeft op vissers die noch een arbeidsovereenkomst hebben, noch in een arbeidsverhouding werkzaam zijn. De toepassing van andere of geen normen op dergelijke vissers op hetzelfde vaartuig als vissers die een arbeidsovereenkomst hebben of in een arbeidsverhouding werkzaam zijn, kan gevolgen hebben voor de algemene veiligheid en gezondheid op het werk (met inbegrip van de leef- en werkomstandigheden) van laatstgenoemden. Ter bescherming van de vissers die een arbeidsovereenkomst hebben of in een arbeidsverhouding werkzaam zijn, vinden de Europese sociale partners het bijgevolg gerechtvaardigd deze Overeenkomst niet alleen toe te passen op vissers die een arbeidsovereenkomst hebben of in een arbeidsverhouding werkzaam zijn, maar ook op alle andere vissers op hetzelfde vaartuig.

13.

Het meest aangewezen instrument om deze Overeenkomst uit te voeren is een richtlijn in de zin van artikel 288 van het VWEU, die voor de lidstaten verbindend is ten aanzien van het te bereiken resultaat, doch aan de nationale instanties de bevoegdheid laat vorm en middelen te kiezen.

Roepen de lidstaten op:

(1)

C188 te ratificeren gezien de unanimiteit van de lidstaten ten tijde van de goedkeuring van het Verdrag en gezien de belangrijke verschillen tussen het toepassingsgebied van het Verdrag enerzijds en deze Overeenkomst anderzijds.

(2)

een uniform geldig document — zoals vermeld in artikel 41 van C188 — voor de hele Europese Unie te ontwikkelen.

(3)

een geharmoniseerd beleid inzake havenstaatcontrole van onder C188 vallende vissersvaartuigen voor de hele Europese Unie te ontwikkelen op basis van de PSC-F Guidelines.

Verzoeken gezamenlijk:

deze Overeenkomst uit te voeren door een richtlijn van de Raad.

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

DEEL 1

DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED

DEFINITIES

Artikel 1

Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder:

a)    visserijactiviteit : het vangen — of het vangen en verwerken — van vis of andere levende rijkdommen van de zee;

b)    commerciële visserij : alle visserijactiviteiten met uitzondering van zelfvoorzieningsvisserij en recreatievisserij;

c)    bevoegde autoriteit : de minister, de overheidsdienst of een andere door een lidstaat aangewezen autoriteit die bevoegd is voorschriften, bevelen of andere instructies met kracht van wet uit te vaardigen en te handhaven met betrekking tot het onderwerp van de betreffende bepaling;

d)    overleg : overleg tussen de bevoegde autoriteit en de representatieve organisaties van de betrokken werkgevers en werknemers, en met name de eventuele representatieve organisaties van de eigenaren van vissersvaartuigen en de vissers;

e)    eigenaar van een vissersvaartuig of eigenaar : de eigenaar van het vissersvaartuig of een andere organisatie of persoon (bijvoorbeeld de directeur, de zaakwaarnemer of de rompbevrachter) die de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het vaartuig van de eigenaar heeft overgenomen en daarbij heeft toegezegd alle plichten en verantwoordelijkheden van eigenaren van vissersvaartuigen overeenkomstig deze Overeenkomst op zich te nemen, ongeacht of een andere organisatie of persoon bepaalde plichten of verantwoordelijkheden namens de eigenaar van het vissersvaartuig vervult;

f)    visser : elke persoon die tewerkgesteld of in dienst genomen is of in enige hoedanigheid werkzaamheden verricht aan boord van een vissersvaartuig onder de voorwaarden van artikel 2, met uitzondering van havenloodsen en walpersoneel dat werkzaamheden verricht aan boord van een vissersvaartuig aan de kade;

g)    arbeidsovereenkomst van een visser : een arbeidsovereenkomst, een wervingscontract of een andere soortgelijke regeling, of een andere overeenkomst met betrekking tot de leef- en werkomstandigheden van vissers aan boord van een vissersvaartuig;

h)    vissersvaartuig of vaartuig : schepen of boten die de vlag van een lidstaat voeren of onder de volledige rechtsmacht van een lidstaat geregistreerd zijn, van welke aard ook en ongeacht de eigendomsvorm, en die gebruikt worden of bestemd zijn om gebruikt te worden voor de commerciële visserij;

i)    lengte (L) : 96 % van de totale lengte op een waterlijn op 85 % van de kleinste holte gemeten vanaf de kiellijn, of de lengte van de voorzijde van de voorsteven tot de hartlijn van de roerkoning op die waterlijn, indien deze lengte groter is; bij vaartuigen die met stuurlast ontworpen zijn, moet de waterlijn waarop deze lengte gemeten wordt, evenwijdig aan de ontwerplastlijn worden genomen;

j)    lengte tussen de loodlijnen (LBP) : de afstand tussen de voor- en achterloodlijn; de voorloodlijn moet samenvallen met de voorzijde van de voorsteven op de waterlijn waarop de lengte (L) wordt gemeten; de achterloodlijn moet samenvallen met de hartlijn van de roerkoning op die waterlijn;

k)    kapitein : de visser die het bevel voert over een vissersvaartuig;

l)    wervings- en arbeidsbureau : personen, bedrijven, instellingen, agentschappen of andere organisaties uit de openbare of de particuliere sector die vissers namens eigenaren van vissersvaartuigen aanwerven of vissers een baan bij eigenaren van vissersvaartuigen bezorgen;

m)    particulier uitzendbureau : personen, bedrijven, instellingen, agentschappen of andere organisaties uit de particuliere sector die vissers tewerkstellen of in dienst nemen om hen ter beschikking te stellen van eigenaren van vissersvaartuigen, die hun taken toewijzen en toezicht op de uitvoering van deze taken houden.

TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 2

1.   Tenzij anders bepaald, is deze Overeenkomst van toepassing op:

a)

alle vissers die — in welke hoedanigheid ook — op basis van een arbeidsovereenkomst of in een arbeidsverhouding werkzaam zijn op alle vissersvaartuigen die bij commerciële visserij betrokken zijn;

b)

alle andere vissers op hetzelfde vaartuig als de onder a) bedoelde vissers, om de bescherming van de algemene veiligheid en gezondheid te waarborgen.

2.   Bij twijfel over de vraag of een vaartuig bij commerciële visserij betrokken is, hakt de bevoegde autoriteit na overleg de knoop door.

3.   De lidstaten mogen — na overleg — de bescherming die deze Overeenkomst biedt aan vissers op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer, ook volledig of gedeeltelijk verlenen aan vissers op vaartuigen met een lengte van minder dan 24 meter.

Artikel 3

1.   Als de toepassing van deze Overeenkomst speciale problemen van substantiële aard oplevert in het licht van de bijzondere arbeidsvoorwaarden van de vissers of de activiteiten van de betrokken vissersvaartuigen, mag een lidstaat — na overleg en op basis van objectieve gronden — beperkte categorieën vissers of vissersvaartuigen uitsluiten van de vereisten van deze overeenkomst of van sommige bepalingen ervan.

2.   Bij uitsluitingen uit hoofde van het vorige lid neemt de bevoegde autoriteit — waar nodig — maatregelen om de vereisten van deze Overeenkomst geleidelijk tot alle betrokken categorieën vissers of vissersvaartuigen uit te breiden binnen een periode van maximaal 5 jaar vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst.

3.   De toepassing van dit artikel rechtvaardigt onder geen beding een verlaging van het algemene beschermingsniveau van werknemers op de bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst onder het recht van de Unie vallende gebieden.

Artikel 4

Deze Overeenkomst doet geen afbreuk aan wetten, vonnissen, gewoonten of overeenkomsten tussen eigenaren van vissersvaartuigen en vissers die gunstigere voorwaarden voor vissers waarborgen dan deze Overeenkomst.

DEEL 2

ALGEMENE BEGINSELEN

VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN EIGENAREN VAN VISSERSVAARTUIGEN, KAPITEINS EN VISSERS

Artikel 5

1.   Dit artikel is van toepassing onverminderd Richtlijn 93/103/EG.

2.   De eigenaar van een vissersvaartuig heeft de algehele verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de kapitein over de nodige middelen en faciliteiten beschikt om aan de verplichtingen van deze Overeenkomst te voldoen.

3.   Met het oog op de veiligheid van de vissers aan boord en de veilige exploitatie van het vaartuig is de kapitein er onder meer voor verantwoordelijk:

a)

toezicht uit te oefenen en ervoor te zorgen dat de vissers hun werkzaamheden — voor zover mogelijk — kunnen verrichten onder optimale omstandigheden wat betreft veiligheid en gezondheid;

b)

de vissers met inachtneming van de veiligheid en de gezondheid te beheren en daarbij onder meer vermoeidheid te voorkomen;

c)

opleiding rond veiligheid en gezondheid bij het werk aan boord te bevorderen; alsmede

d)

de voorschriften inzake veilige navigatie en wachtdienst en de daarbij aansluitende normen inzake goed zeemanschap te doen naleven.

4.   De eigenaar van een vissersvaartuig mag de kapitein niet verhinderen beslissingen te nemen die naar het professionele oordeel van de kapitein noodzakelijk zijn voor de veiligheid van de vissers aan boord of voor het vaartuig en de veilige navigatie en exploitatie ervan.

5.   De vissers leven de rechtmatige bevelen van de kapitein en de toepasselijke veiligheids- en gezondheidsmaatregelen na.

DEEL 3

MINIMUMVEREISTEN VOOR WERK AAN BOORD VAN VISSERSVAARTUIGEN

MINIMUMLEEFTIJD

Artikel 6

1.   Dit artikel is van toepassing onverminderd Richtlijn 94/33/EG.

2.   De minimumleeftijd voor werk aan boord van een vissersvaartuig bedraagt 16 jaar, mits de door de nationale wetgeving voorgeschreven voltijdse leerplicht niet meer voor de jongere geldt. De bevoegde autoriteit mag de minimumleeftijd echter tot 15 jaar verlagen voor personen voor wie de door de nationale wetgeving voorgeschreven leerplicht niet meer geldt en die een beroepsopleiding in de visserijsector volgen.

3.   De bevoegde autoriteit mag — overeenkomstig de nationale wetgeving en gebruiken — toestaan dat vijftienjarigen lichte werkzaamheden verrichten tijdens schoolvakanties. De bevoegde autoriteit bepaalt in dergelijke gevallen na overleg welke werkzaamheden zijn toegestaan, en stelt de voorwaarden waaronder dergelijke werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, en de verplichte rusttijden vast.

4.   De minimumleeftijd voor het verrichten van werkzaamheden aan boord van een vissersvaartuig die door hun aard of de omstandigheden waarin ze worden verricht een gevaar kunnen vormen voor de gezondheid, de veiligheid, de lichamelijke, geestelijke of sociale ontwikkeling, de opvoeding en de zedelijke ontwikkeling van jongeren, bedraagt ten minste 18 jaar.

5.   De soorten werkzaamheden waarop lid 4 van dit artikel van toepassing is, worden uit hoofde van de nationale wet- of regelgeving of door de bevoegde autoriteit na overleg vastgesteld, rekening houdend met de risico's en de toepasselijke internationale normen.

6.   Krachtens de nationale wet- of regelgeving of bij een besluit van de bevoegde autoriteit na overleg mogen jongeren voor wie de door de nationale wetgeving voorgeschreven voltijdse leerplicht niet meer geldt, de in lid 4 van dit artikel bedoelde werkzaamheden vanaf de leeftijd van 16 jaar verrichten, op voorwaarde dat de gezondheid, de veiligheid, de lichamelijke, geestelijke of sociale ontwikkeling, de opvoeding en de zedelijke ontwikkeling van de betrokken jongeren volledig worden beschermd en de betrokken jongeren adequaat specifiek onderricht of een adequate specifieke beroepsopleiding hebben gevolgd en voor hun vertrek naar zee een basisopleiding veiligheid hebben voltooid. De vereisten van artikel 7, lid 3, van Richtlijn 94/33/EG worden nageleefd.

7.   Het is verboden vissers jonger dan 18 jaar voor nachtarbeid in dienst te nemen. Voor de toepassing van dit artikel wordt „nacht” gedefinieerd overeenkomstig de nationale wetgeving en gebruiken. Mits artikel 9 van Richtlijn 94/33/EG wordt nageleefd, mag de bevoegde autoriteit een uitzondering op de strikte naleving van de voorschriften inzake nachtarbeid maken wanneer:

a)

afbreuk zou worden gedaan aan de doeltreffende opleiding van de betrokken vissers overeenkomstig gevestigde programma's en schema's; of

b)

de specifieke aard van de werkzaamheden of een erkend opleidingsprogramma vereist dat de vissers voor wie de uitzondering geldt, hun werkzaamheden 's nachts uitvoeren en de autoriteit na overleg vaststelt dat de werkzaamheden niet schadelijk zijn voor hun gezondheid of welzijn.

8.   Dit artikel doet geen afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten die voortvloeien uit de ratificatie van een internationaal arbeidsverdrag dat de in dit artikel bedoelde jonge vissers meer bescherming biedt.

MEDISCH ONDERZOEK

Artikel 7

1.   Alleen vissers met een geldig medisch certificaat waaruit blijkt dat ze geschikt zijn om hun taken uit te voeren, mogen aan boord van een vissersvaartuig werken.

2.   De bevoegde autoriteit mag na overleg vrijstellingen van de toepassing van lid 1 van dit artikel verlenen, rekening houdend met de veiligheid en de gezondheid van de vissers, de grootte van het vaartuig, de beschikbaarheid van medische hulp en evacuatiemiddelen, de duur van de zeereis, het gebied van de activiteit en de aard van de visserijactiviteit.

3.   De vrijstellingen in lid 2 van dit artikel gelden niet voor vissers aan boord van een vissersvaartuig dat een lengte van 24 meter of meer heeft of normaliter langer dan drie dagen op zee blijft. In dringende gevallen mag de bevoegde autoriteit een visser toestaan op een dergelijk vaartuig te werken gedurende een beperkte en precies omschreven periode totdat de visser in het bezit is van een medisch certificaat, mits de visser in het bezit is van een vervallen medisch certificaat van recente datum.

Artikel 8

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast met betrekking tot:

a)

de aard van de medische onderzoeken;

b)

de vorm en inhoud van medische certificaten;

c)

de afgifte van een medisch certificaat door een gekwalificeerde arts of — wanneer het certificaat uitsluitend het gezichtsvermogen betreft — door iemand die door de bevoegde autoriteit als gekwalificeerd wordt erkend om een dergelijk certificaat af te geven; deze personen zijn volledig onafhankelijk bij de uitoefening van hun beroep;

d)

de frequentie van de medische onderzoeken en de geldigheidsduur van de medische certificaten;

e)

het recht op een nieuw bindend onderzoek door een door de lidstaat als bemiddelaar aangewezen onafhankelijke arts,

i)

wanneer iemand een certificaat is geweigerd of beperkingen zijn opgelegd met betrekking tot de werkzaamheden die hij/zij mag verrichten;

ii)

wanneer iemand tijdens het onderzoek te kennen heeft gegeven zich niet in staat te achten zijn/haar taken aan boord van een vissersvaartuig uit te voeren, maar de arts toch een medisch certificaat afgeeft waaruit blijkt dat de betrokkene medisch geschikt is om zijn/haar taken aan boord van een vissersvaartuig uit te voeren;

iii)

wanneer iemand een certificaat is geweigerd of beperkingen zijn opgelegd met betrekking tot de werkzaamheden die hij/zij mag verrichten, en de medische redenen voor de weigering zijn verdwenen.

f)

andere relevante vereisten.

Artikel 9

Naast de minimumvereisten van de artikelen 7 en 8 en in geval van een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer of een vaartuig dat normaliter langer dan drie dagen op zee blijft:

a)

vermeldt het medisch certificaat van een visser ten minste dat:

i)

het gehoor en het gezichtsvermogen van de betrokken visser goed genoeg zijn om zijn taken aan boord van het vaartuig uit te voeren, en

ii)

de visser niet lijdt aan een medische aandoening die door werkzaamheden op zee kan verergeren of de visser ongeschikt voor dergelijke werkzaamheden maakt of de veiligheid of de gezondheid van andere personen aan boord in gevaar kan brengen;

b)

is het medisch certificaat maximaal twee jaar geldig; als de visser echter jonger dan 18 jaar is, is het medisch certificaat maximaal één jaar geldig;

c)

blijft — als de geldigheidsduur van een certificaat tijdens een zeereis afloopt — het certificaat geldig tot het einde van die zeereis.

DEEL 4

ARBEIDSVOORWAARDEN

BEMANNING

Artikel 10

1.   Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast die de eigenaren van vaartuigen die hun vlag voeren of onder hun volledige rechtsmacht geregistreerd zijn, verplichten ervoor te zorgen dat hun vaartuigen voldoende en veilig bemand zijn voor de veilige navigatie en exploitatie ervan en onder het toezicht van een competente kapitein staan.

2.   Naast de vereisten van lid 1 van dit artikel stelt de bevoegde autoriteit — voor vissersvaartuigen met een lengte van 24 meter of meer — het minimumaantal bemanningsleden voor de veilige navigatie van het vaartuig vast, met een gedetailleerde vermelding van het aantal en de kwalificaties van de vereiste vissers.

3.   De bevoegde autoriteit mag na overleg alternatieve vereisten voor de vereisten van lid 2 van dit artikel vaststellen. De lidstaat vergewist zich er echter van dat het alternatief:

a)

bijdraagt tot de volledige verwezenlijking van de algemene doelstelling van dit artikel en artikel 11;

b)

uitvoering geeft aan lid 2 van dit artikel; alsmede

c)

de veiligheid en de gezondheid van de vissers niet in gevaar brengt.

WERK- EN RUSTTIJDEN

Artikel 11

1.

(a)

De artikelen 3 tot en met 6, 8 en 21 van Richtlijn 2003/88/EG zijn niet van toepassing op vissers die onder deze Overeenkomst vallen.

b)

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast die de eigenaren van vaartuigen die hun vlag voeren, verplichten ervoor te zorgen dat de vissers recht op voldoende rusttijd hebben en de werktijd van de vissers tot gemiddeld 48 uur per week beperkt blijft, berekend over een referentieperiode van maximaal twaalf maanden.

2.

(a)

Binnen de grenzen van lid 1, onder b), en de leden 3 en 4 van dit artikel nemen alle lidstaten na overleg de nodige maatregelen om — gezien de noodzaak de veiligheid en de gezondheid van de vissers te beschermen en met het oog op de beperking van de vermoeidheid — ervoor te zorgen dat:

i)

de werkuren tot een maximumaantal uren binnen een bepaalde periode worden beperkt; of

ii)

een minimumaantal rusturen binnen een bepaalde periode wordt gewaarborgd.

b)

Het maximumaantal werkuren of het minimumaantal rusturen wordt nader bepaald door middel van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of in collectieve overeenkomsten of overeenkomsten tussen de sociale partners.

3.   De werk- of rusttijden worden begrensd door:

a)

het maximumaantal werkuren dat niet meer mag bedragen dan:

i)

14 uur per periode van 24 uur, en

ii)

72 uur per periode van zeven dagen;

of

b)

het minimumaantal rusturen dat niet minder mag bedragen dan:

i)

10 uur per periode van 24 uur, en

ii)

77 uur per periode van zeven dagen.

4.   De rusttijd mag in niet meer dan twee perioden worden opgedeeld — waarvan er één minstens zes uur moet bedragen — en de tijd tussen twee opeenvolgende rustperioden mag niet meer dan 14 uur bedragen.

5.   Overeenkomstig de algemene beginselen van de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers en om objectieve, technische of arbeidsorganisatorische redenen mogen de lidstaten uitzonderingen — met inbegrip van de vaststelling van referentieperioden — toestaan op de in lid 1, onder b), en de leden 3 en 4 vastgestelde grenzen. Dergelijke uitzonderingen voldoen zoveel mogelijk aan de vastgestelde normen, maar mogen rekening houden met meer frequente of langere verlofperioden of met de toekenning van compensatieverlof aan de vissers.

Deze uitzonderingen mogen worden vastgesteld door middel van:

a)

wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, mits overleg wordt gepleegd en inspanningen worden geleverd om alle relevante vormen van sociale dialoog te stimuleren; of

b)

collectieve overeenkomsten of overeenkomsten tussen de sociale partners.

6.   Als op grond van lid 5 uitzonderingen op de in lid 3 vastgestelde grenzen worden toegestaan, krijgen de betrokken vissers zo snel mogelijk compenserende rusttijden.

7.   Dit artikel doet geen afbreuk aan het recht van de kapitein van een vaartuig een visser te verplichten de nodige uren te werken om de onmiddellijke veiligheid van het vaartuig, de personen aan boord of de vangst te waarborgen of om op zee bijstand aan andere boten, schepen of personen in nood te verlenen. De kapitein kan dus de geplande rusttijden tijdelijk opschorten en een visser verplichten de nodige uren te werken totdat de situatie opnieuw normaal is. Zo snel mogelijk nadat de situatie opnieuw normaal is, zorgt de kapitein ervoor dat alle vissers die tijdens een geplande rustperiode gewerkt hebben, voldoende rust krijgen.

8.   Alle lidstaten mogen bepalen dat vissers aan boord van vissersvaartuigen die hun vlag voeren of onder hun volledige rechtsmacht geregistreerd zijn en die uit hoofde van de nationale wetgeving of gebruiken tijdens een specifieke periode van het kalenderjaar van meer dan één maand niet actief mogen zijn, tijdens die periode jaarlijks verlof overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2003/88/EG moeten nemen.

BEMANNINGSLIJST

Artikel 12

Op alle vissersvaartuigen moet een bemanningslijst aanwezig zijn, waarvan vóór het vertrek van het vaartuig een exemplaar aan de bevoegde personen aan wal wordt verstrekt of die onmiddellijk na het vertrek van het vaartuig aan de bevoegde personen aan wal wordt meegedeeld. De bevoegde autoriteit bepaalt aan wie en wanneer deze informatie wordt verstrekt en voor welk doel of welke doeleinden.

ARBEIDSOVEREENKOMST VAN VISSERS

Artikel 13

De artikelen 14 tot en met 18 zijn van toepassing onverminderd Richtlijn 91/533/EEG.

Artikel 14

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast die:

a)

waarborgen dat vissers op vaartuigen die hun vlag voeren of onder hun volledige rechtsmacht zijn geregistreerd, worden beschermd door een arbeidsovereenkomst voor vissers die voor de vissers begrijpelijk is en met de bepalingen van deze Overeenkomst strookt; alsmede

b)

de minimumgegevens specificeren die in arbeidsovereenkomsten van vissers moeten worden vermeld overeenkomstig bijlage I bij deze Overeenkomst.

Artikel 15

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast met betrekking tot:

a)

procedures die waarborgen dat de vissers de voorwaarden van hun arbeidsovereenkomst kunnen herzien en er advies over kunnen inwinnen, voordat de arbeidsovereenkomst wordt gesloten;

b)

het bewaren — in voorkomend geval — van de verslagen over de werkzaamheden van de vissers in het kader van een dergelijke overeenkomst; en

c)

de procedures om geschillen in verband met arbeidsovereenkomsten van vissers te beslechten.

Artikel 16

De arbeidsovereenkomst van een visser, waarvan een exemplaar aan de visser wordt verstrekt, bevindt zich aan boord van het vaartuig en kan door de visser en — overeenkomstig de nationale wetgeving en gebruiken — op verzoek door andere betrokken partijen worden geraadpleegd.

Artikel 17

De artikelen 14 tot en met 16 en bijlage I bij deze Overeenkomst zijn niet van toepassing op eigenaren van vissersvaartuigen die hun vaartuig alleen exploiteren.

Artikel 18

De eigenaren van vissersvaartuigen zorgen ervoor dat alle vissers over een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor vissers beschikken die door alle partijen bij die overeenkomst is ondertekend en — overeenkomstig deze Overeenkomst — behoorlijke werk- en leefomstandigheden voor de vissers aan boord van het vaartuig waarborgt.

REPATRIËRING

Artikel 19

1.   Alle lidstaten zorgen ervoor dat de vissers op een vissersvaartuig dat hun vlag voert of onder hun volledige rechtsmacht geregistreerd is en een buitenlandse haven binnenvaart, recht hebben op repatriëring wanneer hun arbeidsovereenkomst is verlopen of om gerechtvaardigde redenen door een of meer partijen bij die overeenkomst is beëindigd, of wanneer de vissers de taken uit hoofde van hun arbeidsovereenkomst niet langer kunnen uitvoeren of niet kunnen worden verwacht ze onder de specifieke omstandigheden uit te voeren. Dit geldt ook voor vissers van dat vaartuig die om dezelfde redenen van het vaartuig naar de buitenlandse haven worden overgebracht.

2.   De kosten van de in lid 1 van dit artikel bedoelde repatriëring worden door de eigenaar van het vissersvaartuig gedragen, behalve wanneer overeenkomstig nationale wetten, voorschriften of andere maatregelen is gebleken dat de vissers ernstig in gebreke zijn gebleven bij de naleving van hun verplichtingen uit hoofde van hun arbeidsovereenkomst.

3.   De lidstaten stellen door middel van wetten, voorschriften of andere maatregelen de precieze omstandigheden vast waaronder de onder lid 1 van dit artikel ressorterende vissers recht hebben op repatriëring, evenals de maximumduur van dienstperioden aan boord waarna vissers recht hebben op repatriëring en de bestemmingen waarnaar de vissers mogen worden gerepatrieerd.

4.   Als de eigenaar van een vissersvaartuig nalaat voor de in dit artikel bedoelde repatriëring te zorgen, zorgt de lidstaat waarvan het vaartuig de vlag voert, voor de repatriëring van de betrokken vissers en heeft die lidstaat het recht de kosten op de eigenaar van het vissersvaartuig te verhalen.

5.   Nationale wetten en voorschriften doen geen afbreuk aan het recht van de eigenaar van een vissersvaartuig om de kosten van de repatriëring terug te vorderen op grond van contractuele overeenkomsten met derden.

PARTICULIERE ARBEIDSMARKTBUREAUS

Artikel 20

1.   Dit artikel is van toepassing onverminderd Richtlijn 2008/104/EG.

2.   Voor de toepassing van dit artikel worden onder particuliere arbeidsmarktbureaus wervings- en arbeidsbureaus uit de particuliere sector en de diensten van particuliere uitzendbureaus verstaan.

3.   De lidstaten:

a)

verbieden particuliere arbeidsmarktbureaus gebruik te maken van middelen, mechanismen of lijsten om vissers te verhinderen werk te vinden; alsmede

b)

eisen dat de vergoedingen of andere kosten voor particuliere arbeidsmarktbureaus direct noch indirect, geheel noch gedeeltelijk op de vissers worden verhaald.

4.   Dit artikel doet geen afbreuk aan het eventuele recht van de lidstaten die C188 hebben geratificeerd, om binnen de door het Verdrag voorgeschreven grenzen bepaalde taken uit hoofde van C188 aan particuliere uitzendbureaus toe te wijzen.

DEEL 5

VEILIGHEID EN GEZONDHEID OP HET WERK

VOEDSEL EN ACCOMMODATIE

Artikel 21

1.   De artikelen 22 tot en met 25 zijn van toepassing onverminderd Richtlijn 93/103/EG.

2.   De nationale bepalingen ter uitvoering van de artikelen 22 tot en met 25 worden nageleefd met de nodige zorg voor hygiëne en algemeen veilige, gezonde en comfortabele omstandigheden.

Artikel 22

Alle lidstaten stellen voor vissersvaartuigen die hun vlag voeren of onder hun volledige rechtsmacht zijn geregistreerd, wetten, voorschriften of andere maatregelen vast met betrekking tot accommodatie, voedsel en drinkwater aan boord.

Artikel 23

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast op grond waarvan de accommodatie aan boord van vissersvaartuigen die hun vlag voeren of onder hun volledige rechtsmacht geregistreerd zijn, groot genoeg, van voldoende kwaliteit en adequaat uitgerust is voor de exploitatie van het vaartuig en de duur van het verblijf van de vissers aan boord. Bij deze maatregelen komen met name de volgende kwesties — waar nodig — aan bod:

a)

de goedkeuring van plannen voor de bouw of de aanpassing van de accommodatie van vissersvaartuigen;

b)

het onderhoud van de accommodatie en de kombuizen;

c)

de ventilatie, de verwarming, de koeling en de verlichting;

d)

de vermindering van excessief lawaai en overmatige trillingen;

e)

de locatie, de omvang, de bouwmaterialen, het meubilair en de uitrusting van slaapruimten, eetruimten en andere accommodatieruimten;

f)

de sanitaire voorzieningen — met inbegrip van toiletten en wasvoorzieningen — en de voorziening van voldoende warm en koud water; alsmede

g)

de procedures om op klachten te reageren over accommodatie die niet aan de vereisten van deze Overeenkomst voldoet.

Artikel 24

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast die waarborgen dat:

a)

het voedsel dat aan boord wordt vervoerd en opgediend, voldoende voedingswaarde heeft en van toereikende kwaliteit en kwantiteit is;

b)

het drinkwater van toereikende kwaliteit en kwantiteit is; alsmede

c)

de eigenaar van het vissersvaartuig voedsel en water gratis ter beschikking van de vissers stelt. Overeenkomstig de nationale wetten en voorschriften kunnen de kosten echter als operationele kosten worden teruggevorderd, als de collectieve overeenkomst met betrekking tot een deelloonsysteem of een arbeidsovereenkomst voor vissers daarin voorziet.

Artikel 25

De wetten, voorschriften of andere maatregelen die de lidstaten overeenkomstig de artikelen 22 tot en met 24 moeten goedkeuren, geven volledige uitvoering aan bijlage II bij deze Overeenkomst.

BESCHERMING VAN DE GEZONDHEID EN MEDISCHE ZORG; BESCHERMING BIJ ARBEIDSGERELATEERDE ZIEKTEN, LETSELS OF OVERLIJDENS

Artikel 26

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast die waarborgen dat een visser aan boord van een vissersvaartuig dat hun vlag voert of onder hun volledige rechtsmacht is geregistreerd:

a)

het recht heeft om aan wal medisch behandeld te worden en tijdig voor behandeling aan wal te worden gebracht als hij het slachtoffer wordt van een ernstig letsel of een ernstige ziekte;

b)

over door de eigenaar van het vissersvaartuig verschafte bescherming van de gezondheid en medische zorg kan beschikken wanneer hij

i)

aan boord is, of

ii)

aan wal is gebracht in een haven in een ander land dan het land dat voor de bescherming van de sociale zekerheid van de visser verantwoordelijk is; alsmede

c)

bij arbeidsgerelateerde ziekten of letsels verder toegang heeft tot adequate medische zorg overeenkomstig de nationale wetten, voorschriften of gebruiken.

Artikel 27

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast die waarborgen dat de in artikel 26, onder b), bedoelde bescherming van de gezondheid en medische zorg:

a)

onderworpen zijn aan de toepasselijke bepalingen van Richtlijn 92/29/EEG en artikel 28 van deze Overeenkomst, als de visser aan boord is; en

b)

medische behandeling en daarbij aansluitende materiële bijstand en ondersteuning tijdens de medische behandeling omvatten, als de visser aan wal is gebracht in een haven in een ander land dan het land dat voor de bescherming van de sociale zekerheid van de visser verantwoordelijk is.

Artikel 28

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast die waarborgen dat:

a)

naast de vereisten van artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 92/29/EEG — de medische producten en de medische uitrusting die zich aan boord van een vissersvaartuig moeten bevinden, ook afhangen van het gebied van de activiteit;

b)

naast de vereisten van artikel 5, lid 3, van Richtlijn 92/29/EEG — bij de speciale opleiding van de vissers ook rekening wordt gehouden met het aantal vissers aan boord, de plaats van de activiteit en de duur van de zeereis;

c)

de in artikel 5, lid 1, van Richtlijn 92/29/EEG bedoelde handleidingen in een voor de onder b) van dit artikel bedoelde opgeleide vissers begrijpelijke taal en vorm zijn opgesteld;

d)

de in artikel 6, lid 1, van Richtlijn 92/29/EEG bedoelde medische consulten ook via satellietcommunicatie beschikbaar zijn en de vissersvaartuigen die hun vlag voeren of onder hun volledige rechtsmacht geregistreerd zijn, voor radio- of satellietcommunicatie zijn uitgerust om dergelijke consulten te ontvangen; alsmede

e)

de vissersvaartuigen die hun vlag voeren of onder hun volledige rechtsmacht geregistreerd zijn, een door de bevoegde autoriteit gebruikte of goedgekeurde medische handleiding of de meest recente uitgave van the International Medical Guide for Ships aan boord hebben.

Artikel 29

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast die waarborgen dat:

a)

de in artikel 26, onder b), en artikel 28 voorgeschreven medische zorg gratis aan de visser wordt verleend, voor zover dit strookt met de nationale wetgeving en gebruiken van de lidstaten; en dat

b)

totdat de visser is gerepatrieerd — de eigenaar van het vissersvaartuig de kosten van de medische zorg draagt waarvan de visser krachtens artikel 29, onder a), is vrijgesteld, als het land dat voor de bescherming van de sociale zekerheid van de visser verantwoordelijk is, de kosten niet draagt uit hoofde van zijn socialezekerheidsstelsel; en dat

c)

de eigenaar van het vissersvaartuig de kosten van de in artikel 26, onder c), voorgeschreven medische zorg draagt, als het land dat voor de bescherming van de sociale zekerheid van de visser verantwoordelijk is, de kosten niet draagt uit hoofde van zijn stelsel voor sociale zekerheid.

Artikel 30

Nationale wetten of voorschriften kunnen de eigenaar van een vissersvaartuig vrijstellen van de verantwoordelijkheid de kosten van de in artikel 29, onder b) en c), bedoelde medische zorg te dragen, als het letsel niet tijdens de exploitatie van het vissersvaartuig is opgelopen, de ziekte of de kwaal tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst verborgen is gehouden of de eigenaar van het vissersvaartuig aantoont dat het letsel of de ziekte het gevolg was van opzettelijk wangedrag van de visser.

Artikel 31

1.   Alle lidstaten nemen maatregelen om de vissers — overeenkomstig de nationale wetten, voorschriften of gebruiken — te beschermen tegen arbeidsgerelateerde ziekten, letsels of overlijdens.

2.   Bij letsels als gevolg van arbeidsongevallen of beroepsziekten hebben de vissers toegang tot de overeenkomstige compensatie in overeenstemming met de nationale wetten en voorschriften.

3.   Als het land dat voor de bescherming van de sociale zekerheid van de vissers verantwoordelijk is, de in lid 1 — en bijgevolg lid 2 — van dit artikel bedoelde bescherming niet biedt uit hoofde van zijn socialezekerheidsstelsel, is de eigenaar van het vissersvaartuig voor die bescherming verantwoordelijk.

Artikel 32

Rekening houdend met de kenmerken van de visserijsector mogen de financiële verantwoordelijkheden van de eigenaar van het vissersvaartuig uit hoofde van de artikelen 29 en 31 worden gewaarborgd door:

a)

een stelsel van aansprakelijkheid van de eigenaren van vissersvaartuigen; of

b)

een verplichte verzekering, compensatie van de werknemers of andere regelingen.

VEILIGHEID EN GEZONDHEID OP HET WERK EN ONGEVALLENPREVENTIE

Artikel 33

De artikelen 34 tot en met 36 zijn van toepassing onverminderd Richtlijn 89/391/EEG, Richtlijn 92/29/EEG en Richtlijn 93/103/EG.

Artikel 34

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast met betrekking tot:

a)

de preventie van arbeidsongevallen, beroepsziekten en arbeidsgerelateerde risico's aan boord van vissersvaartuigen, met inbegrip van risicobeoordeling en -beheer, opleiding en instructie van vissers tijdens het verblijf aan boord;

b)

de opleiding van de vissers in het gebruik van vistuig dat ze zullen gebruiken, en in de visserijactiviteiten waarvoor ze zullen worden ingezet;

c)

de verplichtingen van de eigenaren van vissersvaartuigen, de vissers en andere betrokkenen, waarbij de nodige aandacht wordt geschonken aan de veiligheid en de gezondheid van vissers jonger dan 18 jaar;

d)

de melding van en het onderzoek naar ongevallen aan boord van vissersvaartuigen die hun vlag voeren of onder hun volledige rechtsmacht zijn geregistreerd; alsmede

e)

het opzetten van gezamenlijke comités voor veiligheid en gezondheid op het werk of — na overleg — andere geschikte instanties.

Artikel 35

1.   De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op alle vissersvaartuigen, rekening houdend met het aantal vissers aan boord, het gebied van de activiteit en de duur van de zeereis.

2.   De bevoegde autoriteit:

a)

verplicht de eigenaren van vissersvaartuigen er na overleg toe om — overeenkomstig de nationale wetten, voorschriften, collectieve arbeidsovereenkomsten en gebruiken — procedures vast te stellen voor de preventie van arbeidsongevallen, letsels en ziekten aan boord, rekening houdend met de specifieke gevaren en risico's op het betrokken vissersvaartuig; alsmede

b)

eist dat de eigenaren van vissersvaartuigen, de kapiteins, de vissers en andere relevante personen worden voorzien van voldoende en adequaat voorlichtingsmateriaal, opleidingsmateriaal of ander geschikt informatiemateriaal om de risico's voor de veiligheid en de gezondheid aan boord van vissersvaartuigen te beoordelen en te beheren.

3.   De eigenaren van vissersvaartuigen:

a)

zorgen ervoor dat alle vissers aan boord worden voorzien van adequate persoonlijke beschermende kleding en apparatuur;

b)

zorgen ervoor dat alle vissers aan boord een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde basisopleiding veiligheid hebben gevolgd; alsmede

c)

zorgen ervoor dat de vissers voldoende en redelijk vertrouwd zijn met de apparatuur en het gebruik ervan — met inbegrip van de relevante veiligheidsmaatregelen — voordat ze de apparatuur gebruiken of aan de betrokken activiteiten deelnemen.

Artikel 36

De vissers of hun vertegenwoordigers — al naargelang het geval — worden betrokken bij de uitvoering van de risicobeoordeling van de visserijactiviteiten.

DEEL 6

WIJZIGINGEN

Artikel 37

1.   Na een wijziging van de bepalingen van het Verdrag en op verzoek van een van de ondertekenende partijen bij deze Overeenkomst wordt de toepassing van deze Overeenkomst en van de bijlagen ervan opnieuw bekeken.

2.   Na een wijziging van de Europese wetgeving die van invloed op deze Overeenkomst kan zijn, en op verzoek van een van de ondertekenende partijen bij deze Overeenkomst wordt deze Overeenkomst te allen tijde geëvalueerd en opnieuw bekeken.

DEEL 7

SLOTBEPALINGEN

Artikel 38

De ondertekenende partijen sluiten deze Overeenkomst op voorwaarde dat ze pas in werking treedt op de datum waarop het Verdrag in werking treedt. Het Verdrag treedt in werking twaalf maanden na de datum waarop de ratificaties van tien lidstaten van de IAO — waarvan er acht kuststaten zijn — bij de directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau zijn geregistreerd.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN TE Göteborg, Zweden, op de eenentwintigste dag van mei tweeduizend twaalf.

De heer Javier Garat, voorzitter van Europêche

De heer Giampaolo Buonfiglio, voorzitter van de werkgroep visserij van Copa-Cogeca

De heer Eduardo Chagas, secretaris-generaal van de Europese Federatie van vervoerswerknemers

BIJLAGE I

ARBEIDSOVEREENKOMST VAN VISSERS

De arbeidsovereenkomst van vissers bevat de volgende gegevens, tenzij een of meer gegevens niet hoeven te worden vermeld doordat de kwestie op een andere wijze wordt geregeld door nationale wetten of voorschriften of een collectieve arbeidsovereenkomst:

a)

de familienaam en de andere namen van de visser, de geboortedatum of leeftijd en de geboorteplaats;

b)

de plaats waar en de datum waarop de overeenkomst is gesloten;

c)

de naam van het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen en het registratienummer van het vaartuig of de vaartuigen aan boord waarvan de visser gaat werken;

d)

de naam van de werkgever of de eigenaar van het vissersvaartuig of een andere partij bij de overeenkomst met de visser;

e)

de geplande zeereis of zeereizen, als hierover bij het sluiten van de overeenkomst al informatie bekend is;

f)

de hoedanigheid waarin de visser wordt tewerkgesteld of in dienst genomen;

g)

indien mogelijk, de plaats waar en het tijdstip waarop de visser zich aan boord moet melden;

h)

de voorzieningen die aan de visser moeten worden verstrekt, tenzij de nationale wet- of regelgeving in een alternatief systeem voorziet;

i)

het loon of het deelloon en de berekeningswijze van het deelloon als de beloning op een deelloonsysteem is gebaseerd, of het loon en het deelloon en de berekeningswijze van het deelloon als de beloning op een combinatie van beide is gebaseerd, en eventueel het overeengekomen minimumloon;

j)

de beëindiging van de overeenkomst en de voorwaarden daarvan, met name:

i)

als de overeenkomst voor bepaalde tijd is gesloten, de datum waarop de overeenkomst afloopt;

ii)

als de overeenkomst voor de duur van een zeereis is gesloten, de haven van bestemming en de tijd die na aankomst moet verstrijken voordat de visser wordt afgemonsterd;

iii)

als de overeenkomst voor onbepaalde tijd is gesloten, de voorwaarden waaronder de partijen de overeenkomst kunnen opzeggen, alsmede de vereiste opzegtermijn, mits deze termijn niet korter is voor de werkgever of de eigenaar van het vissersvaartuig of een andere partij bij de overeenkomst met de visser;

k)

het aantal dagen betaald jaarlijks verlof of de formule voor de berekening van het verlof, indien van toepassing;

l)

de dekking door de ziekteverzekering en de sociale zekerheid en de uitkeringen die de werkgever, de eigenaar van het vissersvaartuig of andere partijen bij de arbeidsovereenkomst van de visser moeten verstrekken, al naargelang het geval;

m)

het recht van de visser op repatriëring;

n)

een verwijzing naar de collectieve arbeidsovereenkomst, indien van toepassing;

o)

het minimumaantal rusturen overeenkomstig de nationale wetten, voorschriften of andere maatregelen; alsmede

p)

alle overige gegevens die de nationale wet- of regelgeving eventueel vereist.

BIJLAGE II

ACCOMMODATIE VAN HET VISSERSVAARTUIG

ALGEMENE BEPALINGEN

1.

Deze bijlage is van toepassing onverminderd Richtlijn 92/29/EEG en Richtlijn 93/103/EG.

2.

Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

a)    Overeenkomst : de door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de EU (Europêche) gesloten overeenkomst van 21 mei 2012 betreffende de uitvoering van het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007;

b)    nieuw vissersvaartuig : een vaartuig:

i)

waarvoor het bouwcontract of het contract voor ingrijpende verbouwingen op of na de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst is gegund; of

ii)

waarvoor het bouwcontract of het contract voor een ingrijpende verbouwing vóór de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst is gegund en dat drie of meer jaar na die datum wordt geleverd; of

iii)

waarvan — bij gebrek aan een bouwcontract — op of na de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst:

a)

de kiel wordt gelegd; of

b)

de bouw als een herkenbaar specifiek type vaartuig begint; of

c)

de assemblage is begonnen, die ten minste 50 ton of 1 % van de geschatte massa van alle constructiemateriaal omvat — waarbij de kleinste van de twee hoeveelheden bepalend is;

c)    bestaand vaartuig : een vaartuig dat geen nieuw vissersvaartuig is.

3.

Het volgende is van toepassing op alle nieuwe, van een dek voorziene vissersvaartuigen, behoudens de uitzonderingen overeenkomstig artikel 3 van de Overeenkomst. De bevoegde autoriteit mag — na overleg — de vereisten van deze bijlage ook voor bestaande vaartuigen doen gelden, als ze besluit dat dit redelijk en praktisch uitvoerbaar is.

4.

De bevoegde autoriteit mag — na overleg — afwijkingen van de bepalingen van deze bijlage toestaan voor vissersvaartuigen die normaliter minder dan 24 uur op zee blijven en waarbij de vissers niet aan boord van het vaartuig in de haven verblijven. De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat de betrokken vissers beschikken over adequate rust-, eet- en sanitaire voorzieningen.

5.

De voorschriften voor vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer mogen worden toegepast op vaartuigen met een lengte van 15 tot 24 meter, als de bevoegde autoriteit na overleg besluit dat dit redelijk en praktisch uitvoerbaar is.

6.

Vissers aan boord van feederschepen zonder adequate accommodatie en sanitaire voorzieningen moeten kunnen beschikken over adequate accommodatie en sanitaire voorzieningen aan boord van het moederschip.

7.

De lidstaten mogen de vereisten van deze bijlage betreffende lawaai, trillingen, ventilatie, verwarming, airconditioning en verlichting ook doen gelden voor ingesloten werkruimten en opslagplaatsen, als zulks — na overleg — geschikt wordt geacht en geen negatieve invloed heeft op de functie van het proces of de arbeidsomstandigheden of de kwaliteit van de vangsten.

PLANNING EN CONTROLE

8.

De bevoegde autoriteit vergewist zich ervan dat — telkens wanneer een nieuw vaartuig wordt gebouwd of de accommodatie voor de bemanning van een vaartuig wordt herbouwd — de vaartuigen aan de vereisten van deze bijlage voldoen. De bevoegde autoriteit eist — voor zover mogelijk — dat deze bijlage wordt nageleefd, als de accommodatie voor de bemanning van een vaartuig ingrijpend wordt veranderd, en eist — voor een vaartuig dat van vlag verandert om de vlag van een lidstaat te voeren — dat die vereisten van deze bijlage die overeenkomstig punt 3 van toepassing zijn, worden nageleefd.

9.

In de in punt 8 vermelde gevallen moeten — voor vaartuigen met een lengte van 24 meter en meer — gedetailleerde plannen en gegevens over de accommodatie ter goedkeuring aan de bevoegde autoriteit of een door haar gemachtigde instantie worden voorgelegd.

10.

Telkens wanneer de accommodatie voor de bemanning van een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer wordt herbouwd of ingrijpend veranderd, inspecteert de bevoegde autoriteit of de accommodatie aan de vereisten van de Overeenkomst voldoet, en — voor een vaartuig dat van vlag verandert om de vlag van een lidstaat te voeren — of de accommodatie aan die vereisten van deze bijlage die overeenkomstig punt 3 van toepassing zijn, voldoet. De bevoegde autoriteit kan naar eigen goeddunken aanvullende inspecties van de accommodatie voor de bemanning uitvoeren.

11.

Wanneer een vaartuig van vlag verandert om de vlag van een lidstaat te voeren of onder de volledige rechtsmacht van een lidstaat is geregistreerd, zijn de alternatieve vereisten die de bevoegde autoriteit van een derde land (d.w.z. een land dat geen lidstaat is van de EU) waarvan het schip eertijds de vlag voerde, eventueel had goedgekeurd overeenkomstig de punten 15, 39, 47 of 62 van bijlage III bij C188, niet langer op het vaartuig van toepassing.

ONTWERP EN CONSTRUCTIE

12.

Er is voldoende stahoogte in alle accommodatieruimten. De minimumstahoogte in ruimten waar de vissers langere tijd moeten rechtstaan, wordt door de bevoegde autoriteit voorgeschreven.

13.

Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer bedraagt de stahoogte in alle accommodatie waar de bemanning zich vrij moeten kunnen bewegen, ten minste 200 cm.

Openingen naar en tussen accommodatieruimten

14.

Visruimen en machinekamers mogen niet rechtstreeks uitgeven op slaapruimten, behalve om als nooduitgang dienst te doen. Waar zulks redelijkerwijze mogelijk is, wordt vermeden dat kombuizen, voorraadkamers, droogkamers of gemeenschappelijke sanitaire ruimten rechtstreeks op slaapruimten uitgeven, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

15.

Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer mogen visruimen en machinekamers of kombuizen, voorraadkamers, droogkamers of gemeenschappelijke sanitaire ruimten niet rechtstreeks op slaapruimten uitgeven, behalve om als nooduitgang dienst te doen. Het gedeelte van de scheidingswand dat deze ruimten scheidt van de slaapruimten en de externe scheidingswanden, wordt doelmatig gebouwd van staal of een ander goedgekeurd materiaal en is water- en gasdicht. Deze bepaling sluit de mogelijkheid niet uit dat sanitaire ruimten door twee scheepshutten worden gedeeld.

Isolatie

16.

De accommodatieruimten worden voldoende geïsoleerd. De materialen voor de constructie van interne scheidingswanden, lambrizering en bekleding, evenals vloeren en verbindingselementen zijn geschikt voor het beoogde doel en dragen bij tot een gezonde omgeving. In alle accommodatieruimten wordt voor voldoende drainage gezorgd.

17.

Alle mogelijke maatregelen worden genomen om de accommodatie voor de bemanning van vissersvaartuigen te beschermen tegen vliegen en andere insecten, vooral wanneer de vaartuigen actief zijn in van muggen vergeven gebieden.

18.

Alle accommodatieruimten voor de bemanning worden — voor zover nodig — voorzien van nooduitgangen.

LAWAAI EN TRILLINGEN

19.

Punt 20 is van toepassing onverminderd Richtlijn 2003/10/EG en Richtlijn 2002/44/EG.

20.

De bevoegde autoriteit stelt normen voor lawaai en trillingen in accommodatieruimten vast die de vissers adequaat beschermen tegen de effecten van lawaai en trillingen, met inbegrip van vermoeidheid als gevolg van lawaai en trillingen.

VENTILATIE

21.

De accommodatieruimten worden geventileerd, rekening houdend met de klimaatomstandigheden. Het ventilatiesysteem zorgt constant voor voldoende verse lucht wanneer de vissers zich aan boord bevinden.

22.

Niet-rokers worden dankzij de ventilatie of andere maatregelen tegen tabaksrook beschermd.

23.

Vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer worden uitgerust met een ventilatiesysteem voor de accommodatie, dat wordt gecontroleerd om ervoor te zorgen dat de lucht steeds voldoende vers is en de luchtcirculatie onder alle weer- en klimaatomstandigheden toereikend is. De ventilatiesystemen zijn altijd operationeel wanneer de vissers zich aan boord bevinden.

VERWARMING EN AIRCONDITIONING

24.

De accommodatieruimten worden voldoende verwarmd, rekening houdend met de klimaatomstandigheden.

25.

Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer — behalve op vissersvaartuigen die uitsluitend in tropische gebieden actief zijn — wordt voor voldoende verwarming gezorgd met behulp van een geschikt verwarmingssysteem. Het verwarmingssysteem zorgt — voor zover nodig — onder alle omstandigheden voor warmte en is operationeel wanneer de vissers aan boord verblijven of werken en wanneer de omstandigheden zulks vereisen.

26.

Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer — behalve op vaartuigen die regelmatig actief zijn in gebieden waar het gematigd klimaat geen airconditioning vereist — wordt voor airconditioning gezorgd in de accommodatieruimten, op de brug, in de radiokamer en in de gecentraliseerde machinecontrolekamer.

VERLICHTING

27.

Alle accommodatieruimten worden voorzien van voldoende verlichting.

28.

Waar mogelijk worden de accommodatieruimten met zowel natuurlijk als kunstlicht verlicht. Wanneer de slaapruimten over natuurlijk licht beschikken, wordt gezorgd voor een middel om het licht tegen te houden.

29.

Naast de normale verlichting in de slaapruimten wordt voor voldoende leesverlichting voor elk bed gezorgd.

30.

De slaapruimten worden voorzien van noodverlichting.

31.

Op vaartuigen zonder noodverlichting in eetruimten, gangen en andere ruimten die als nooduitgang worden of kunnen worden gebruikt, worden deze ruimten voorzien van permanente nachtverlichting.

32.

Op vaartuigen met een lengte van 24 meter en meer voldoet de verlichting in de accommodatieruimten aan een door de bevoegde autoriteit vastgestelde norm. In alle delen van de accommodatie waar de bemanning zich vrij kan bewegen, moet de verlichting ten minste zodanig zijn dat een persoon met een normaal gezichtsvermogen in staat is een normaal gedrukte krant op een heldere dag te lezen.

SLAAPRUIMTEN

Algemeen

33.

Als het ontwerp, de afmetingen of de bestemming van het vaartuig het toelaten, wordt de slaapaccommodatie zo geplaatst dat de gevolgen van bewegingen en versnellingen tot een minimum beperkt blijven. De slaapaccommodatie wordt echter onder geen beding vóór het aanvaringsschot ondergebracht.

Vloeroppervlak

34.

Het aantal personen per slaapruimte en het vloeroppervlak per persoon — zonder de ruimte voor bedden en kasten mee te rekenen — laten voldoende ruimte en comfort voor de vissers aan boord, rekening houdend met het gebruik van het vaartuig.

35.

Op vaartuigen met een lengte van minstens 24 meter maar van minder dan 45 meter bedraagt het vloeroppervlak van de slaapruimte per persoon — zonder de ruimte voor bedden en kasten mee te rekenen — ten minste 1,5 vierkante meter.

36.

Op vaartuigen met een lengte van 45 meter of meer bedraagt het vloeroppervlak van de slaapruimte per persoon — zonder de ruimte voor bedden en kasten mee te rekenen — ten minste 2 vierkante meter.

Aantal personen per slaapruimte

37.

Tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, bedraagt het maximumaantal personen per slaapruimte zes.

38.

Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer bedraagt het maximumaantal personen per slaapruimte vier. De bevoegde autoriteit mag in specifieke gevallen uitzonderingen op dit vereiste toestaan, als de grootte, het type of het beoogde gebruik van het vaartuig de naleving van het vereiste onredelijk of onmogelijk maakt.

39.

Tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, wordt — waar mogelijk — voorzien in een aparte slaapruimte of aparte slaapruimten voor officieren.

40.

Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer beschikken de officieren — waar mogelijk — over een aparte slaapruimte, maar onder geen beding zal hun slaapruimte meer dan twee bedden bevatten. De bevoegde autoriteit mag in specifieke gevallen uitzonderingen op de vereisten van dit punt toestaan, als de grootte, het type of het beoogde gebruik van het vaartuig de naleving van de vereisten onredelijk of onmogelijk maakt.

Varia

41.

Het maximumaantal personen per slaapruimte wordt duidelijk leesbaar en onuitwisbaar vermeld op een duidelijk zichtbare plaats in de slaapruimte.

42.

Er wordt gezorgd voor individuele bedden met geschikte afmetingen. De matrassen zijn van een geschikt materiaal gemaakt. Alle bedden worden voorzien van plaatselijke verlichting.

43.

Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer bedragen de binnenafmetingen van de bedden ten minste 198 op 80 cm.

44.

De slaapruimten worden zodanig gepland en uitgerust dat de bemanning over een redelijke mate van comfort beschikt en de netheid wordt bevorderd. De uitrusting omvat onder meer bedden, voldoende individuele kasten voor kleren en andere persoonlijke bezittingen, en een geschikt schrijfoppervlak.

45.

Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer wordt gezorgd voor een geschikt schrijfbureau met stoel.

46.

De slaapaccommodatie wordt — waar mogelijk — zodanig geplaatst en uitgerust dat mannen en vrouwen over voldoende privacy beschikken.

EETRUIMTEN

47.

De eetruimten bevinden zich zo dicht mogelijk bij de kombuis, maar onder geen beding vóór het aanvaringsschot.

48.

De vaartuigen worden voorzien van geschikte eetruimten. Tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, zijn de eetruimten — waar mogelijk — gescheiden van de slaapruimten.

49.

Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer zijn de eetruimten gescheiden van de slaapruimten.

50.

De eetruimten zijn groot genoeg en voldoende uitgerust voor het aantal personen aan boord.

51.

Op vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van 15 meter of meer beschikken de vissers te allen tijde over een koelkast met voldoende capaciteit en voorzieningen voor het bereiden van warme en koude dranken.

BADEN OF DOUCHES, TOILETTEN EN WASBAKKEN

52.

Alle personen aan boord beschikken over geschikte sanitaire voorzieningen, zoals toiletten, wasbakken en baden of douches. Deze voorzieningen voldoen ten minste aan minimumnormen op het gebied van gezondheid en hygiëne en aan redelijke kwaliteitsnormen.

53.

De sanitaire accommodatie is zodanig dat verontreiniging van andere ruimten uitgesloten is. De sanitaire voorzieningen waarborgen een redelijke mate van privacy.

54.

Alle vissers en andere personen aan boord beschikken over voldoende warm en koud stromend zuiver water voor een goede hygiëne. De bevoegde autoriteit mag — na overleg — vaststellen hoeveel water ten minste moet worden verstrekt.

55.

De sanitaire voorzieningen zijn uitgerust met ventilatie in contact met de open lucht en onafhankelijk van alle andere delen van de accommodatie.

56.

Alle oppervlakken in de sanitaire accommodatie kunnen gemakkelijk en efficiënt worden gereinigd. De vloeren zijn voorzien van een antisliplaag.

57.

Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer beschikken alle vissers die geen scheepshut met bijbehorende sanitaire voorzieningen hebben, over ten minste één bad of één douche — of één bad en één douche -, één toilet en één wasbak per vier of minder personen.

WASVOORZIENINGEN

58.

Tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, wordt voor voorzieningen voor het wassen en drogen van kleren gezorgd, rekening houdend met het gebruik van het vaartuig.

59.

Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer wordt voor geschikte voorzieningen voor het wassen, drogen en strijken van kleren gezorgd.

60.

Op vaartuigen met een lengte van 45 meter of meer wordt voor geschikte voorzieningen voor het wassen, drogen en strijken van kleren gezorgd in een van de slaapruimten, eetruimten en toiletten gescheiden ruimte die naar behoren wordt geventileerd, verwarmd en uitgerust met waslijnen of andere middelen voor het drogen van kleren.

VOORZIENINGEN VOOR ZIEKE EN GEWONDE VISSERS

61.

Naast de vereisten van Richtlijn 92/29/EEG wordt — wanneer nodig — een scheepshut voor zieke of gewonde vissers beschikbaar gesteld.

62.

In plaats van artikel 2, lid 3, van Richtlijn 92/29/EEG is het volgende van toepassing: Vaartuigen van meer dan 500 brutoregisterton (brt) die met een bemanning van 15 vissers of meer een reis van meer dan drie dagen maken, en vissersvaartuigen — ongeacht het aantal bemanningsleden en de duur van de reis — met een lengte van 45 meter of meer beschikken over een aparte ziekenboeg waar medische zorg kan worden verleend. De ziekenboeg is adequaat uitgerust en te allen tijde in hygiënische staat.

ANDERE VOORZIENINGEN

63.

Buiten de slaapruimten wordt voor een vanuit de slaapruimten gemakkelijk bereikbare plaats gezorgd waar spullen voor gebruik bij slecht weer en andere persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen worden opgehangen.

BEDDENGOED, EETGEREI EN DIVERSE BEPALINGEN

64.

Alle vissers aan boord worden voorzien van geschikt eetgerei, beddengoed en ander linnengoed. De kosten van het linnengoed kunnen echter als operationele kosten worden teruggevorderd, als de collectieve overeenkomst of de arbeidsovereenkomst van de visser daarin voorziet.

RECREATIEVE VOORZIENINGEN

65.

Op vaartuigen met een lengte van 24 meter en meer wordt gezorgd voor geschikte recreatieve voorzieningen en diensten voor alle vissers aan boord. De eetruimten mogen — waar nodig — voor recreatieve activiteiten worden gebruikt.

COMMUNICATIEVOORZIENINGEN

66.

Alle vissers aan boord krijgen — voor zover mogelijk en binnen redelijke grenzen — toegang tot communicatievoorzieningen tegen een redelijke kostprijs die de totale kostprijs voor de eigenaar van het vissersvaartuig niet overstijgt.

KOMBUIS EN OPSLAGRUIMTEN VOOR LEVENSMIDDELEN

67.

Er wordt aan boord voor kookgerei gezorgd. Tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, wordt dit gerei — waar mogelijk — in een aparte kombuis bewaard.

68.

De kombuis of — bij gebrek aan een aparte kombuis — de kookruimte is groot genoeg, goed verlicht en geventileerd en naar behoren uitgerust en onderhouden.

69.

Vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer beschikken over een aparte kombuis.

70.

De flessen butaan- of propaangas die voor het koken in de kombuis worden gebruikt, worden op het open dek bewaard op een beschutte plek waar de flessen beschermd zijn tegen externe warmtebronnen en externe schokken.

71.

Er wordt voor een geschikte plek met voldoende capaciteit voor de opslag van levensmiddelen gezorgd die droog, koel en goed geventileerd blijft om bederf van de opgeslagen goederen te voorkomen, en — tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald — worden waar mogelijk koelkasten of andere koele opslagruimten gebruikt.

72.

Vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van 15 meter of meer zijn uitgerust met een opslagruimte voor levensmiddelen, een koelkast en andere koele opslagruimten.

VOEDSEL EN DRINKWATER

73.

Er wordt gezorgd voor voldoende voedsel en drinkwater, rekening houdend met het aantal vissers en de duur en de aard van de zeereis. Het voedsel en het drinkwater zijn bovendien geschikt in termen van voedingswaarde, kwaliteit, kwantiteit en variëteit en er wordt ook rekening gehouden met de religieuze voorschriften en de culturele gebruiken van de vissers met betrekking tot voedsel.

74.

De bevoegde autoriteit mag vereisten vaststellen met betrekking tot de minimumnormen en de kwantiteit van het voedsel en het water dat aan boord moet worden vervoerd.

HYGIËNE EN NETHEID

75.

De accommodatie wordt in nette en hygiënische staat gehouden en blijft vrij van goederen en spullen die geen persoonlijk bezit van de bewoners zijn of niet dienen om hun veiligheid of redding in geval van nood te waarborgen.

76.

De kombuis en de opslagruimten voor levensmiddelen worden in hygiënische staat gehouden.

77.

Afval wordt in gesloten, goed afgesloten containers bewaard en zo nodig verwijderd uit ruimten waar levensmiddelen worden behandeld.

INSPECTIES DOOR DE KAPITEIN OF IN OPDRACHT VAN DE KAPITEIN

78.

(a)

De bevoegde autoriteit eist dat op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer frequent inspecties worden uitgevoerd door of in opdracht van de kapitein om ervoor te zorgen dat:

i)

de accommodatie schoon, goed bewoonbaar en veilig is en goed wordt onderhouden;

ii)

de voedsel- en watervoorraden toereikend zijn; alsmede

iii)

de kombuis en de ruimten en de apparatuur voor de opslag van levensmiddelen in hygiënische staat en goed onderhouden zijn.

b)

De resultaten van de inspecties en de maatregelen om eventuele tekortkomingen te verhelpen, worden geregistreerd en de stukken zijn ter inzage beschikbaar.

AFWIJKINGEN

79.

De bevoegde autoriteit mag na overleg afwijkingen van de bepalingen van deze bijlage toestaan om — zonder discriminatie — rekening te houden met de belangen van vissers met andere en karakteristieke religieuze en sociale gebruiken, mits deze afwijkingen er niet toe leiden dat de algemene omstandigheden minder gunstig zijn dan de omstandigheden die voortvloeien uit de toepassing van deze bijlage.


Top