Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32016R2282

    Verordening (EU) 2016/2282 van de Commissie van 30 november 2016 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1275/2008, (EG) nr. 107/2009, (EG) nr. 278/2009, (EG) nr. 640/2009, (EG) nr. 641/2009, (EG) nr. 642/2009, (EG) nr. 643/2009, (EU) nr. 1015/2010, (EU) nr. 1016/2010, (EU) nr. 327/2011, (EU) nr. 206/2012, (EU) nr. 547/2012, (EU) nr. 932/2012, (EU) nr. 617/2013, (EU) nr. 666/2013, (EU) nr. 813/2013, (EU) nr. 814/2013, (EU) nr. 66/2014, (EU) nr. 548/2014, (EU) nr. 1253/2014, (EU) 2015/1095, (EU) 2015/1185, (EU) 2015/1188, (EU) 2015/1189 en (EU) 2016/2281 wat betreft het gebruik van toleranties in controleprocedures (Voor de EER relevante tekst )

    C/2016/7767

    PB L 346 van 20.12.2016, p. 51–110 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2016/2282/oj

    20.12.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 346/51


    VERORDENING (EU) 2016/2282 VAN DE COMMISSIE

    van 30 november 2016

    tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1275/2008, (EG) nr. 107/2009, (EG) nr. 278/2009, (EG) nr. 640/2009, (EG) nr. 641/2009, (EG) nr. 642/2009, (EG) nr. 643/2009, (EU) nr. 1015/2010, (EU) nr. 1016/2010, (EU) nr. 327/2011, (EU) nr. 206/2012, (EU) nr. 547/2012, (EU) nr. 932/2012, (EU) nr. 617/2013, (EU) nr. 666/2013, (EU) nr. 813/2013, (EU) nr. 814/2013, (EU) nr. 66/2014, (EU) nr. 548/2014, (EU) nr. 1253/2014, (EU) 2015/1095, (EU) 2015/1185, (EU) 2015/1188, (EU) 2015/1189 en (EU) 2016/2281 wat betreft het gebruik van toleranties in controleprocedures

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 15, lid 1,

    Na raadpleging van het Overlegforum ecologisch ontwerp,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Uit ervaring met de uitvoering van de verordeningen van de Commissie betreffende de eisen inzake ecologisch ontwerp die op grond van Richtlijn 2009/125/EG zijn vastgesteld, is gebleken dat de in de uitvoeringsmaatregelen vastgestelde controletoleranties die alleen voor gebruik door markttoezichtautoriteiten zijn bestemd, door sommige fabrikanten en importeurs zijn gebruikt om de waarden te bepalen die moeten worden verstrekt in de technische documentatie of om deze waarden te interpreteren met het oog op de naleving of om betere prestaties van hun producten mee te delen.

    (2)

    De controletoleranties zijn ontworpen om rekening te houden met de variatie die bij de metingen tijdens de tests wordt geconstateerd en die verband houdt met de verschillen tussen de meetapparatuur die wordt gebruikt door fabrikanten, importeurs en toezichthoudende autoriteiten in de Unie. Controletoleranties mogen niet door de fabrikant of de importeur worden gebruikt voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of voor de interpretatie van deze waarden, om te bereiken dat de voorschriften inzake ecologisch ontwerp worden nageleefd of om betere prestaties mee te delen dan daadwerkelijk zijn gemeten en berekend. De door de fabrikant of de importeur opgegeven of bekendgemaakte parameters mogen niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de waarden in de technische documentatie.

    (3)

    Om te zorgen voor eerlijke concurrentie, om de energiebesparingen te realiseren waarvoor de verordeningen werden opgesteld en om de consumenten te voorzien van nauwkeurige informatie over de milieu- en de functionele prestaties van producten, moet worden verduidelijkt dat de tolerantiegrenzen in de uitvoeringsmaatregelen alleen door de autoriteiten van de lidstaten mogen worden gebruikt voor het toezicht op de naleving.

    (4)

    De Verordeningen (EG) nr. 1275/2008 (2), (EG) nr. 107/2009 (3), (EG) nr. 278/2009 (4), (EG) nr. 640/2009 (5), (EG) nr. 641/2009 (6), (EG) nr. 642/2009 (7), (EG) nr. 643/2009 (8), (EU) nr. 1015/2010 (9), (EU) nr. 1016/2010 (10), (EU) nr. 327/2011 (11), (EU) nr. 206/2012 (12), (EU) nr. 547/2012 (13), (EU) nr. 932/2012 (14), (EU) nr. 617/2013 (15), (EU) nr. 666/2013 (16), (EU) nr. 813/2013 (17), (EU) nr. 814/2013 (18), (EU) nr. 66/2014 (19), (EU) nr. 548/2014 (20), (EU) nr. 1253/2014 (21), (EU) 2015/1095 (22), (EU) 2015/1185 (23), (EU) 2015/1188 (24), (EU) 2015/1189 (25) en (EU) 2016/2281 (26) moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (5)

    Uit de door de marktdeelnemers in de verlichtingsindustrie verstrekte gegevens blijkt dat veel soorten lampen die zijn bedoeld als alternatieven voor de minst efficiënte verboden soorten (zoals de halogeenlampen voor netspanning ter vervanging van gloeilampen) door de Verordeningen (EG) nr. 244/2009 (27), (EG) nr. 245/2009 (28) en (EU) nr. 1194/2012 (29) volledig uit de markt zouden worden genomen als het de producenten verboden was de aanpak voor het vermelden van gegevens en informatie te gebruiken die is beschreven in de meetnormen ter ondersteuning van de controletoleranties van die verordeningen op de wijze die in de hele sector staande praktijk is. Het is dan ook dienstig die drie verordeningen niet bij deze verordening te wijzigen, maar het beoogde gebruik van de toleranties te verduidelijken in samenhang met een herbeoordeling van de daarmee verband houdende minimumvereisten, wanneer de betrokken verordeningen worden herzien.

    (6)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2009/125/EG ingestelde comité,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1275/2008

    Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1275/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij de onderhavige verordening.

    Artikel 2

    Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 107/2009

    De bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 107/2009 worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij de onderhavige verordening.

    Artikel 3

    Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 278/2009

    De bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 278/2009 worden gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij de onderhavige verordening.

    Artikel 4

    Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 640/2009

    Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 640/2009 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij de onderhavige verordening.

    Artikel 5

    Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 641/2009

    Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 641/2009 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij de onderhavige verordening.

    Artikel 6

    Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 642/2009

    De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 642/2009 worden gewijzigd overeenkomstig bijlage VI bij de onderhavige verordening.

    Artikel 7

    Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 643/2009

    Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 643/2009 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage VII bij de onderhavige verordening.

    Artikel 8

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1015/2010

    Bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1015/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage VIII bij de onderhavige verordening.

    Artikel 9

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1016/2010

    Bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1016/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IX bij de onderhavige verordening.

    Artikel 10

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 327/2011

    Bijlage III bij Verordening (EU) nr. 327/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage X bij de onderhavige verordening.

    Artikel 11

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 206/2012

    Bijlage III bij Verordening (EU) nr. 206/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage XI bij de onderhavige verordening.

    Artikel 12

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 547/2012

    Bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 547/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage XII bij de onderhavige verordening.

    Artikel 13

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 932/2012

    Bijlage III bij Verordening (EU) nr. 932/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage XIII bij de onderhavige verordening.

    Artikel 14

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 617/2013

    Verordening (EU) nr. 617/2013 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 2, punt 20, onder de tweede e), wordt vervangen door:

    „e)

    door deling door 1 000 wordt mega omgerekend in giga;”.

    2)

    De bijlagen II en III worden gewijzigd overeenkomstig bijlage XIV bij de onderhavige verordening.

    Artikel 15

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 666/2013

    Bijlage III bij Verordening (EU) nr. 666/2013 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage XV bij de onderhavige verordening.

    Artikel 16

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 813/2013

    Bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 813/2013 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage XVI bij de onderhavige verordening.

    Artikel 17

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 814/2013

    Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 814/2013 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage XVII bij de onderhavige verordening.

    Artikel 18

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 66/2014

    Bijlage III bij Verordening (EU) nr. 66/2014 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage XVIII bij de onderhavige verordening.

    Artikel 19

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 548/2014

    Bijlage III bij Verordening (EU) nr. 548/2014 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage XIX bij de onderhavige verordening.

    Artikel 20

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1253/2014

    Bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 1253/2014 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage XX bij de onderhavige verordening.

    Artikel 21

    Wijzigingen van Verordening (EU) 2015/1095

    De bijlagen IX, X en XI bij Verordening (EU) nr. 2015/1095 worden gewijzigd overeenkomstig bijlage XXI bij de onderhavige verordening.

    Artikel 22

    Wijzigingen van Verordening (EU) 2015/1185

    Bijlage IV bij Verordening (EU) 2015/1185 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage XXII bij de onderhavige verordening.

    Artikel 23

    Wijzigingen van Verordening (EU) 2015/1188

    Bijlage IV bij Verordening (EU) 2015/1188 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage XXIII bij de onderhavige verordening.

    Artikel 24

    Wijzigingen van Verordening (EU) 2015/1189

    Bijlage IV bij Verordening (EU) 2015/1189 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage XXIV bij de onderhavige verordening.

    Artikel 25

    Wijzigingen van Verordening (EU) 2016/2281

    Bijlage IV bij Verordening (EU) 2016/2281 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage XXV bij de onderhavige verordening.

    Artikel 26

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 30 november 2016.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Jean-Claude JUNCKER


    (1)  PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.

    (2)  Verordening (EG) nr. 1275/2008 van de Commissie van 17 december 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat de voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektriciteitsverbruik van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur in de stand-by- en de uit-stand en de netwerkgebonden stand-by-stand betreft (PB L 339 van 18.12.2008, blz. 45).

    (3)  Verordening (EG) nr. 107/2009 van de Commissie van 4 februari 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor eenvoudige set-top boxes (PB L 36 van 5.2.2009, blz. 8).

    (4)  Verordening (EG) nr. 278/2009 van de Commissie van 6 april 2009 houdende tenuitvoerlegging van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektrisch opgenomen vermogen van externe stroomvoorzieningen in niet-belaste toestand en de gemiddelde actieve efficiëntie van externe stroomvoorzieningen (PB L 93 van 7.4.2009, blz. 3).

    (5)  Verordening (EG) nr. 640/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektromotoren (PB L 191 van 23.7.2009, blz. 26).

    (6)  Verordening (EG) nr. 641/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor stand-alone natloper-circulatiepompen en in producten ingebouwde natloper-circulatiepompen (PB L 191 van 23.7.2009, blz. 35).

    (7)  Verordening (EG) nr. 642/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor televisies (PB L 191 van 23.7.2009, blz. 42).

    (8)  Verordening (EG) nr. 643/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor koelapparaten voor huishoudelijk gebruik (PB L 191 van 23.7.2009, blz. 53).

    (9)  Verordening (EU) nr. 1015/2010 van de Commissie van 10 november 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor huishoudelijke wasmachines (PB L 293 van 11.11.2010, blz. 21).

    (10)  Verordening (EU) nr. 1016/2010 van de Commissie van 10 november 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor huishoudelijke afwasmachines (PB L 293 van 11.11.2010, blz. 31).

    (11)  Verordening (EU) nr. 327/2011 van de Commissie van 30 maart 2011 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de eisen inzake ecologisch ontwerp voor door motoren aangedreven ventilatoren met een elektrisch ingangsvermogen tussen 125 W en 500 kW (PB L 90 van 6.4.2011, blz. 8).

    (12)  Verordening (EU) nr. 206/2012 van de Commissie van 6 maart 2012 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor airconditioners en ventilatoren betreft (PB L 72 van 10.3.2012, blz. 7).

    (13)  Verordening (EU) nr. 547/2012 van de Commissie van 25 juni 2012 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor waterpompen (PB L 165 van 26.6.2012, blz. 28).

    (14)  Verordening (EU) nr. 932/2012 van de Commissie van 3 oktober 2012 houdende uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot eisen inzake ecologisch ontwerp voor huishoudelijke droogtrommels (PB L 278 van 12.10.2012, blz. 41).

    (15)  Verordening (EU) nr. 617/2013 van de Commissie van 26 juni 2013 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de eisen inzake ecologisch ontwerp voor computers en computerservers (PB L 175 van 27.6.2013, blz. 13).

    (16)  Verordening (EU) nr. 666/2013 van de Commissie van 8 juli 2013 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor stofzuigers betreft (PB L 192 van 13.7.2013, blz. 24).

    (17)  Verordening (EU) nr. 813/2013 van de Commissie van 2 augustus 2013 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen betreft (PB L 239 van 6.9.2013, blz. 136).

    (18)  Verordening (EU) nr. 814/2013 van de Commissie van 2 augustus 2013 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks betreft (PB L 239 van 6.9.2013, blz. 162).

    (19)  Verordening (EU) nr. 66/2014 van de Commissie van 14 januari 2014 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor huishoudelijke ovens, kookplaten en afzuigkappen betreft (PB L 29 van 31.1.2014, blz. 33).

    (20)  Verordening (EU) nr. 548/2014 van de Commissie van 21 mei 2014 betreffende de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot kleine, middelgrote en grote vermogenstransformatoren (PB L 152 van 22.5.2014, blz. 1).

    (21)  Verordening (EU) nr. 1253/2014 van de Commissie van 7 juli 2014 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de eisen inzake ecologisch ontwerp voor ventilatie-eenheden (PB L 337 van 25.11.2014, blz. 8).

    (22)  Verordening (EU) 2015/1095 van 5 mei 2015 van de Commissie tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor professionele koelbewaarkasten, snelkoelers/-vriezers, condensoreenheden en proces-chillers betreft (PB L 177 van 8.7.2015, blz. 19).

    (23)  Verordening (EU) 2015/1185 van de Commissie van 24 april 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp betreft voor toestellen voor lokale ruimteverwarming die vaste brandstoffen gebruiken (PB L 193 van 21.7.2015, blz. 1).

    (24)  Verordening (EU) 2015/1188 van de Commissie van 28 april 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp betreft voor toestellen voor lokale ruimteverwarming die vaste brandstoffen gebruiken (PB L 193 van 21.7.2015, blz. 76).

    (25)  Verordening (EU) 2015/1189 van de Commissie van 28 april 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de eisen inzake ecologisch ontwerp voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen betreft (PB L 193 van 21.7.2015, blz. 100).

    (26)  Verordening (EU) 2016/2281 van de Commissie van 30 november 2016 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten, wat betreft eisen inzake ecologisch ontwerp voor luchtverwarmingsproducten, koelproducten, hogetemperatuurproces-chillers en ventilatorluchtkoelers (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).

    (27)  Verordening (EG) nr. 244/2009 van de Commissie van 18 maart 2009 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor niet-gerichte lampen voor huishoudelijk gebruik (PB L 76 van 24.3.2009, blz. 3).

    (28)  Verordening (EG) nr. 245/2009 van de Commissie van 18 maart 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor fluorescentielampen zonder ingebouwd voorschakelapparaat, voor hogedrukgasontladingslampen en voor voorschakelapparaten en armaturen die deze lampen kunnen laten branden, en tot intrekking van Richtlijn 2000/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 76 van 24.3.2009, blz. 17).

    (29)  Verordening (EU) nr. 1194/2012 van de Commissie van 12 december 2012 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor gerichte lampen, ledlampen en gerelateerde uitrusting betreft (PB L 342 van 14.12.2012, blz. 1).


    BIJLAGE I

    Wijzigingen van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1275/2008

    Bijlage III wordt vervangen door:

    „BIJLAGE III

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    1.   CONTROLEPROCEDURE

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in de onderstaande tabel vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in de onderstaande tabel vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaat gebruiken de in punt 8 van bijlage II en in deel 2 van deze bijlage vastgestelde meet- en berekeningsmethoden. De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in de onderstaande tabel zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Controletoleranties

    Soort eis

    Categorie

    Tolerantie

    Bijlage II, punt 1, onder a) en b), of punt 2, onder a) en b)

    Voor eisen m.b.t. opgenomen vermogen van meer dan 1,00 W

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 10 % overschrijden.

    Voor eisen m.b.t. opgenomen vermogen van 1,00 W of minder

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 0,10 W overschrijden.

    Bijlage II, punt 3, onder c), en punt 4, onder a)

    n.v.t.

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 10 % overschrijden.

    2.   TESTPROCEDURE VOOR NETWERKGEBONDEN APPARATUUR

    Om de naleving van de voorschriften in punt 3, onder c), en punt 4, onder a), van bijlage II te testen, gebruiken de autoriteiten van de lidstaten de procedure van deel 1 van deze bijlage, na alle netwerkpoorten van de eenheid te hebben gedeactiveerd en/of ontkoppeld, voor zover van toepassing.

    Om de naleving van de voorschriften in de punten 3 en 4 van bijlage II te testen, testen de autoriteiten van de lidstaten één enkel exemplaar als volgt:

    Als de apparatuur, zoals aangegeven in de technische documentatie, één type netwerkpoort heeft en als twee of meer poorten van dat type beschikbaar zijn, wordt één van deze poorten at random gekozen en wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort. Wanneer er meerdere draadloze netwerkpoorten van hetzelfde type zijn, worden de andere draadloze poorten indien mogelijk gedeactiveerd. In het geval van meerdere bedrade netwerkpoorten van hetzelfde type worden voor de controle van de in bijlage II, punt 3, genoemde eisen de andere netwerkpoorten zo mogelijk gedeactiveerd. Als uitsluitend één netwerkpoort beschikbaar is, wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort.

    De eenheid wordt in de gebruiksstand gezet. Zodra de eenheid in de gebruiksstand naar behoren werkt, kan zij gaan naar een toestand waarin een netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is, en wordt het opgenomen vermogen gemeten. Via de netwerkpoort wordt dan de passende trigger aan het apparaat gegeven en vervolgens wordt getoetst of het apparaat opnieuw geactiveerd is.

    Als de apparatuur, zoals aangegeven in de technische documentatie, meer dan één type netwerkpoort heeft, wordt voor elk type netwerkpoort de volgende procedure herhaald. Als twee of meer netwerkpoorten van een bepaald type beschikbaar zijn, wordt één poort at random gekozen en wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort.

    Als voor een bepaald type netwerkpoort uitsluitend één poort beschikbaar is, wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort. Niet-gebruikte draadloze poorten worden zo mogelijk gedeactiveerd. In het geval van controle van de in bijlage II, punt 3, genoemde eisen, worden de niet-gebruikte bedrade netwerkpoorten zo mogelijk gedeactiveerd.

    De eenheid wordt in de gebruiksstand gezet. Zodra de eenheid in de gebruiksstand naar behoren werkt, kan zij gaan naar een toestand waarin een netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is, en wordt het opgenomen vermogen gemeten. Via de netwerkpoort wordt dan de passende trigger aan het apparaat gegeven en vervolgens wordt getoetst of het apparaat opnieuw geactiveerd is. Als één fysieke netwerkpoort wordt gedeeld door twee of meer types van (logische) netwerkpoorten, wordt deze procedure herhaald voor elk type logische netwerkpoort, waarbij de andere logische netwerkpoorten logisch-onaangesloten zijn.”


    BIJLAGE II

    Wijzigingen van de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 107/2009

    (1)

    In bijlage I, punt 5, wordt de tweede alinea geschrapt.

    (2)

    Bijlage II wordt vervangen door:

    „BIJLAGE II

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 1 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 1 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage I vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 1 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 1

    Controletoleranties

    De bepalingen van bijlage I, punten 1 en 2, voor zover van toepassing

    Controletoleranties

    Voor opgenomen vermogen van meer dan 1,00 W

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 10 % overschrijden.

    Voor opgenomen vermogen van 1,00 W of minder

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 0,10 W overschrijden.”


    BIJLAGE III

    Wijzigingen van de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 278/2009

    (1)

    In bijlage I, punt 2, wordt de tweede alinea geschrapt.

    (2)

    Bijlage II wordt vervangen door:

    „BIJLAGE II

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in de onderstaande tabel vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in de onderstaande tabel vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage I vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in de onderstaande tabel zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletoleranties

    Niet-belaste toestand

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 0,10 W overschrijden.

    Rekenkundig gemiddelde van de efficiëntie bij laadvoorwaarden 1-4, zoals gedefinieerd in bijlage I

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 5 % lager zijn dan de opgegeven waarde”


    BIJLAGE IV

    Wijzigingen van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 640/2009

    Bijlage III wordt vervangen door:

    „BIJLAGE III

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), met inbegrip van de totale verliezen (1-η) als bepalend criterium voor de efficiëntie, aan de respectieve, in tabel 3 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald:

    a)

    worden modellen waarvan er minder dan vijf per jaar worden vervaardigd, geacht niet aan deze verordening te voldoen;

    b)

    voor modellen waarvan er vijf of meer per jaar worden vervaardigd, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model. Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden, met inbegrip van de totale verliezen (1-η) als bepalend criterium voor de efficiëntie, aan de in tabel 3 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (5)

    Als het in punt 4, onder b), bedoelde resultaat niet wordt behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (6)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig punt 3, punt 4, onder a), en punt 5 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage II vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 3 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 6 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 3

    Controletoleranties

    Parameters

    Motoren in het vermogensbereik 0,75-150 kW

    Motoren in het vermogensbereik 150-375 kW

    Totale verliezen (1-η)

    Maximaal 15 % hoger dan de waarden die zijn afgeleid van de overeenkomstig bijlage I opgegeven waarden

    Maximaal 10 % hoger dan de waarden die zijn afgeleid van de overeenkomstig bijlage I opgegeven waarden”


    BIJLAGE V

    Wijzigingen van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 641/2009

    Bijlage III wordt vervangen door:

    „BIJLAGE III

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 1 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 1 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage II vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 1 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 1

    Controletoleranties

    Parameter

    Controletolerantie

    Energie-efficiëntie-index

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 7 % overschrijden”


    BIJLAGE VI

    Wijzigingen van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 642/2009

    (1)

    In bijlage II, deel 1, onder c), wordt het vierde streepje geschrapt.

    (2)

    De titel van bijlage III wordt vervangen door „Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten”.

    (3)

    Bijlage III, deel A, wordt vervangen door:

    „A.

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe. Zij passen de stappen van punt 2, onder a) en b), en punt 3, hieronder ook toe tijdens de in deel B van deze bijlage uiteengezette controleprocedure.

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 1 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 1 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage I vastgestelde berekeningsmethoden en de in bijlage II vastgestelde meetvoorwaarden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 1 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 1

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletoleranties

    Het in bijlage I, deel 1, punten 1 en 2, gegeven opgenomen vermogen in de gebruiksstand

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 7 % overschrijden.

    Uitstand/slaapstand, voor zover van toepassing, in bijlage I, deel 2, punt 1, onder a) en b), en punt 2, onder a) en b)

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 0,10 W overschrijden.

    De in bijlage I, deel 5, gegeven piekluminantieverhouding

    De vastgestelde waarde mag niet minder zijn dan 60 % van de piekluminantie van de helderste toestand in de gebruiksstand die de televisie biedt.”

    (4)

    In bijlage III, deel B, worden de 9de, 10de, 11de en 12de alinea vervangen door:

    „het model wordt geacht te voldoen aan deze verordening als de resultaten voor elk type netwerkpoort de opgegeven waarde met niet meer dan 7 % overschrijden;

    anders worden drie extra eenheden getest. Het model wordt geacht te voldoen aan deze verordening als het rekenkundige gemiddelde van de vastgestelde waarden de opgegeven waarde met niet meer dan 7 % overschrijdt;

    anders wordt het model geacht niet te voldoen.

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat de testresultaten en andere relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.”


    BIJLAGE VII

    Wijzigingen van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 643/2009

    Bijlage V wordt vervangen door:

    „BIJLAGE V

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 1 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen koelapparaten voor huishoudelijk gebruik zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model. Als alternatief mogen de drie aanvullende geselecteerde eenheden van één of meer verschillende modellen zijn die in de technische documentatie van de fabrikant of de importeur op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 1 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen koelapparaten voor huishoudelijk gebruik zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in de bijlagen III en IV uiteengezette meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 1 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 1

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletoleranties

    Bruto-inhoud

    De vastgestelde waarde mag maximaal 3 % of 1 liter lager zijn dan de opgegeven waarde, waarbij de grootste van de twee waarden geldt.

    Opslagvolume

    De vastgestelde waarde mag maximaal 3 % of 1 liter lager zijn dan de opgegeven waarde, waarbij de grootste van de twee waarden geldt. Wanneer de eindgebruiker de inhoud van de kelderruimte en die van de bewaarruimte voor verse levensmiddelen ten opzichte van elkaar kan verstellen, wordt het volume getest in de situatie waarbij de kelderruimte op de minimale inhoud is ingesteld.

    Vriesvermogen

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 10 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Energieverbruik

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde (E24h ) met niet meer dan 10 % overschrijden.

    Opgenomen vermogen van koelapparaten voor huishoudelijk gebruik met een netto-inhoud van minder dan 10 liter

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 0,10 W overschrijden.

    Vochtigheidsgraad van wijnbewaarkasten

    De vastgestelde waarde voor de relatieve vochtigheid mag het opgegeven bereik met niet meer dan 10 % in alle richtingen overschrijden.”


    BIJLAGE VIII

    Wijzigingen van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1015/2010

    Bijlage III wordt vervangen door:

    „BIJLAGE III

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 1 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen huishoudelijke wasmachines zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model. Als alternatief mogen de drie aanvullende geselecteerde eenheden van één of meer verschillende modellen zijn die in de technische documentatie van de fabrikant of de importeur op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 1 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen huishoudelijke wasmachines zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten passen meetmethoden toe, waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende, meest recente, betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetmethoden, met inbegrip van methoden die zijn vastgesteld in documenten waarvan de referentienummers met dat doel in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt. De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage II vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 1 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 1

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletoleranties

    Jaarlijks energieverbruik (AE C)

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde van AE C met niet meer dan 10 % overschrijden.

    Wasefficiëntie-index (I W)

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 4 % lager zijn dan de opgegeven waarde van I W.

    Energieverbruik (E t)

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde van E t met niet meer dan 10 % overschrijden. Wanneer drie extra exemplaren moeten worden geselecteerd, mag het rekenkundig gemiddelde van de waarden van deze drie eenheden de opgegeven waarde van E t met niet meer dan 6 % overschrijden.

    Programmaduur (T t)

    De vastgestelde waarden mogen de opgegeven waarden van T t met niet meer dan 10 % overschrijden.

    Waterverbruik (W t)

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde van W t met niet meer dan 10 % overschrijden.

    Opgenomen vermogen in de uitstand en de sluimerstand (P o en P l)

    De vastgestelde waarden van het opgenomen vermogen P o en P l van meer dan 1,00 W mogen de opgegeven waarden van P o en P l met niet meer dan 10 % overschrijden. De vastgestelde waarden van het opgenomen vermogen P o en P l van maximaal 1,00 W mogen de opgegeven waarden van P o en P l met niet meer dan 0,10 W overschrijden.

    Duur van de sluimerstand (T l)

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde van T l met niet meer dan 10 % overschrijden.”


    BIJLAGE IX

    Wijzigingen van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1016/2010

    Bijlage III wordt vervangen door:

    „BIJLAGE III

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 1 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen huishoudelijke afwasmachines zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model. Als alternatief mogen de drie aanvullende geselecteerde eenheden van één of meer verschillende modellen zijn die in de technische documentatie van de fabrikant of de importeur op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 1 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen huishoudelijke afwasmachines zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten passen meetmethoden toe, waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende, meest recente, betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetmethoden, met inbegrip van methoden die zijn vastgesteld in documenten waarvan de referentienummers met dat doel in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt. De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage II vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 1 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 1

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletoleranties

    Jaarlijks energieverbruik (AEC)

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde van AEC met niet meer dan 10 % overschrijden.

    Wasefficiëntie-index (IC)

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 10 % lager zijn dan de opgegeven waarde van IC.

    Droogefficiëntie-index (ID)

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 19 % lager zijn dan de opgegeven waarde van ID.

    Energieverbruik (Et)

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde van Et met niet meer dan 10 % overschrijden. Wanneer drie extra exemplaren moeten worden geselecteerd, mag het rekenkundig gemiddelde van de waarden van deze drie eenheden de opgegeven waarde van E t met niet meer dan 6 % overschrijden.

    Programmaduur (Tt)

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde van Tt met niet meer dan 10 % overschrijden.

    Opgenomen vermogen in de uitstand en de sluimerstand (P o en P l)

    De vastgestelde waarden van het opgenomen vermogen P o en P l van meer dan 1,00 W mogen de opgegeven waarden van P o en P l met niet meer dan 10 % overschrijden. De vastgestelde waarden van het opgenomen vermogen P o en P l van maximaal 1,00 W mogen de opgegeven waarden van P o en P l met niet meer dan 0,10 W overschrijden.

    Duur van de sluimerstand (Tl)

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde van Tl met niet meer dan 10 % overschrijden.”


    BIJLAGE X

    Wijzigingen van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 327/2011

    Bijlage III wordt vervangen door:

    „BIJLAGE III

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 3 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald:

    a)

    worden modellen waarvan er minder dan vijf per jaar worden vervaardigd, geacht niet aan deze verordening te voldoen;

    b)

    voor modellen waarvan er vijf of meer per jaar worden vervaardigd, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model. De modellen worden geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 3 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (5)

    Als het in punt 4, onder b), bedoelde resultaat niet wordt behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (6)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig punt 3, punt 4, onder a), en punt 5 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage II vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 3 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 6 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 3

    Controletoleranties

    Parameter

    Controletolerantie

    Algemene efficiëntie (η e)

    De vastgestelde waarde mag niet lager zijn dan de waarde die 90 % van de overeenkomstige opgegeven waarde vertegenwoordigt.”


    BIJLAGE XI

    Wijzigingen van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 206/2012

    Bijlage III wordt vervangen door:

    „BIJLAGE III

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 1 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 1 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage II vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 1 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 1

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletoleranties

    Seizoengebonden energie-efficiëntieverhouding (SEER)

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 8 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Seizoengebonden prestatiecoëfficiënt — (SCOP)

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 8 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Het opgenomen vermogen in de uitstand

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 10 % overschrijden.

    Opgenomen vermogen in de stand-bystand

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 10 % overschrijden.

    Energie-efficiëntieverhouding (EERrated)

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 10 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Prestatiecoëfficiënt (COPrated)

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 10 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Geluidsvermogensniveau

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 2 dB(A) overschrijden.”


    BIJLAGE XII

    Wijzigingen van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 547/2012

    Bijlage IV wordt vervangen door:

    „BIJLAGE IV

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in bijlage II bij deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 2 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 2 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage III vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 2 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 2

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletoleranties

    Efficiëntie bij BEP (ηΒΕΡ)

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 5 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Efficiëntie bij PL (ηΡ L)

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 5 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Efficiëntie bij OL (ηΟ L)

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 5 % lager zijn dan de opgegeven waarde.”


    BIJLAGE XIII

    Wijzigingen van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 932/2012

    Bijlage III wordt vervangen door:

    „BIJLAGE III

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 1 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen droogtrommels voor huishoudelijk gebruik zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model. Als alternatief mogen de drie aanvullende geselecteerde eenheden van één of meer verschillende modellen zijn die in de technische documentatie van de fabrikant of de importeur op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 1 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen huishoudelijke droogtrommels zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten passen meetmethoden toe, waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende, meest recente, betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetmethoden, met inbegrip van methoden die zijn vastgesteld in documenten waarvan de referentienummers met dat doel in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt. De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage II vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 1 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 1

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletoleranties

    Gewogen jaarlijks energieverbruik (AEC)

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde van AEC met niet meer dan 6 % overschrijden.

    Gewogen energieverbruik (Et)

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde van Et met niet meer dan 6 % overschrijden.

    Gewogen condensatie-efficiëntie (Ct)

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 6 % lager zijn dan de opgegeven waarde van Ct.

    Gewogen programmaduur (Tt)

    De vastgestelde waarden mogen de opgegeven waarden van Tt met niet meer dan 6 % overschrijden.

    Opgenomen vermogen in de uitstand en de sluimerstand (P o en P l)

    De vastgestelde waarden van het opgenomen vermogen P o en P l van meer dan 1,00 W mogen de opgegeven waarden van P o en P l met niet meer dan 6 % overschrijden. De vastgestelde waarden van het opgenomen vermogen P o en P l van maximaal 1,00 W mogen de opgegeven waarden van P o en P l met niet meer dan 0,10 W overschrijden.

    Duur van de sluimerstand (Tl)

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde van Tl met niet meer dan 6 % overschrijden.”


    BIJLAGE XIV

    Wijzigingen van de bijlagen II en III bij Verordening (EU) nr. 617/2013

    (1)

    In bijlage II wordt punt 6.2.1 vervangen door:

    „6.2.1

    Bij de overgang naar de slaapstand of de uitstand met actieve WOL dienen computers de snelheid te verminderen van actieve ethernetnetwerkverbindingen van 1 gigabit per seconde (Gb/s) of meer.”

    (2)

    Bijlage III wordt vervangen door:

    „BIJLAGE III

    Metingen door de markttoezichtautoriteiten en verificatie van de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde verificatietoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de verificatie van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    1.   METINGEN

    Met het oog op de naleving en de verificatie van de naleving van de eisen van deze verordening dienen metingen en berekeningen te worden verricht volgens geharmoniseerde normen, waarvan de referentienummers zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, of met andere betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methoden, die beantwoorden aan de algemeen erkende stand van de techniek op dit gebied en waarvan de resultaten van geringe onzekerheid worden geacht.

    Computers die op de markt worden gebracht zonder besturingssysteem dat een ACPI (Advanced Configuration and Power Interface)-systeem of soortgelijk systeem ondersteunt, worden getest met een besturingssysteem dat ACPI (of een soortgelijk systeem) wel ondersteunt.

    2.   VERIFICATIE VAN DE NALEVING VAN PRODUCTVOORSCHRIFTEN DOOR DE MARKTTOEZICHTAUTORITEITEN

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in bijlage II bij deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, verifiëren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat verifiëren één eenheid van het model of de modelconfiguratie.

    (2)

    Het model of de modelconfiguratie wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden van de relevante parameters die tijdens het testen zijn gemeten en de waarden die worden berekend op basis van deze metingen) aan de respectieve, in de delen 3 en 4 van deze bijlage vastgestelde verificatietoleranties voldoen, en de eenheid voldoet aan de eisen voor de in deel 5 van deze bijlage vastgestelde activering van het energiebeheer, wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model of de modelconfiguratie overeenkomstig de delen 3, 4 en 5 van deze bijlage testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle (volgens bijlage II, punten 7.1.2 en 7.3.2) onder dezelfde productinformatie vallende modelconfiguraties, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model of een of meer (volgens bijlage II, punten 7.1.2 en 7.3.2) onder dezelfde productinformatie vallende modelconfiguraties.

    (5)

    Het model of de modelconfiguratie wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in de delen 3 en 4 van deze bijlage vastgestelde respectieve toleranties voldoet, en als de eenheden aan alle in deel 5 van deze bijlage vastgestelde eisen voor activering van het energiebeheer voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, worden het model en alle (volgens bijlage II, punten 7.1.2 en 7.3.2) vallende modelconfiguraties, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in deze bijlage vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de verificatietoleranties toe die in de delen 3 en 4 van deze bijlage zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties toegepast.

    3.   ETEC, SLAAPSTAND, UITSTAND EN STAND MET HET LAAGSTE ENERGIEVERBRUIK:

    (1)

    Ten aanzien van eisen inzake opgenomen vermogen van meer dan 1,00 W, of wanneer de eisen inzake energieverbruik, uitgedrukt in TEC, leiden tot een eis inzake opgenomen vermogen van meer dan 1,00 W in ten minste één energiemodus, wordt de modelconfiguratie geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen van de punten 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 2.2 en 2.3 van bijlage II als de testresultaten de in de onderstaande tabel vastgestelde respectieve verificatietoleranties niet overschrijden.

    Verificatietoleranties voor eisen inzake opgenomen vermogen van meer dan 1,00 W

    Eisen

    Verificatietoleranties

    De punten 1.1, 1.2, 1.3, 1.4 en 2.3 van bijlage II

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 7 % overschrijden.

    Punt 2.2 van bijlage II (met en zonder bijkomende mogelijkheidsaanpassing als bedoeld in punt 2.4)

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 7 % overschrijden.

    De bijkomende mogelijkheidsaanpassingen als bedoeld in punt 2.4 van bijlage II kunnen worden toegevoegd aan de eis van punt 2.2 als de modelconfiguratie op de markt wordt gebracht met een WOL (Wake on LAN)-functie die in de slaapstand actief is. De modelconfiguratie moet worden getest met zowel geactiveerde als gedeactiveerde WOL-functie en moet aan de vereisten voor beide situaties voldoen. De modelconfiguratie die zonder ethernetcapaciteit op de markt wordt gebracht, moet worden getest met WOL gedeactiveerd.

    (2)

    Ten aanzien van eisen inzake opgenomen vermogen van 1,00 W of minder, wordt de modelconfiguratie geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen van de punten 3.1 en 4.1 van bijlage II als de testresultaten de in de onderstaande tabel vastgestelde respectieve verificatietoleranties niet overschrijden.

    Verificatietoleranties voor eisen inzake opgenomen vermogen van 1,00 W en minder

    Eisen

    Verificatietoleranties

    Punt 3.1 van bijlage II (met en zonder bijkomende mogelijkheidsaanpassing als gespecificeerd in punt 3.3)

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 0,10 W overschrijden.

    Punt 4.1 van bijlage II (met en zonder bijkomende mogelijkheidsaanpassing als bedoeld in punt 4.3)

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 0,10 W overschrijden.

    De bijkomende mogelijkheidsaanpassing als bedoeld in punt 3.3 van bijlage II kan worden toegevoegd aan de eis van punt 3.1 als de modelconfiguratie op de markt wordt gebracht met een „informatie- of statusweergave”.

    De bijkomende mogelijkheidsaanpassing als bedoeld in punt 4.3 van bijlage II kan worden toegevoegd aan de eis van punt 4.1 als de modelconfiguratie op de markt wordt gebracht met een WOL (Wake on LAN)-functie die in de uitstand actief is. De modelconfiguratie moet worden getest met zowel geactiveerde als gedeactiveerde WOL-functie en moet aan de vereisten voor beide situaties voldoen. De modelconfiguratie die zonder ethernetcapaciteit op de markt wordt gebracht, moet worden getest met WOL gedeactiveerd.

    4.   RENDEMENT VAN DE INTERNE STROOMVOORZIENING

    Het model wordt geacht te voldoen aan de eisen van punt 5 van bijlage II als de testresultaten de in de onderstaande tabel vastgestelde respectieve verificatietoleranties niet overschrijden.

    Verificatietoleranties voor het rendement van de interne stroomvoorziening

    Eisen

    Verificatietoleranties

    Het rekenkundig gemiddelde van het rendement bij de ladingscondities zoals gedefinieerd in bijlage II blijft onder de toepasselijke eisen voor het gemiddelde actieve rendement.

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 2 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Het rekenkundig gemiddelde van de vermogensfactor zoals gedefinieerd in bijlage II blijft onder de toepasselijke eisen voor de vermogensfactor.

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 10 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    5.   ACTIVERING VAN HET ENERGIEBEHEER

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten verifiëren of aan de eisen van punt 6.1 van bijlage II is voldaan, gebruiken zij de toepasselijke procedure om het opgenomen vermogen te meten nadat de energiebeheerfunctie of een soortgelijke functie de toepasselijke energiemodus van het apparaat heeft ingeschakeld.

    Bij het verifiëren van de voorschriften van de punten 6.2.1 tot en met 6.2.6 van bijlage II, wordt de modelconfiguratie geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen van:

    punt 6.2.1, als de snelheid van actieve ethernet-netwerkverbindingen van 1 gigabit per seconde (Gb/s) of meer van de geteste desktopcomputer, geïntegreerde desktopcomputer of notebookcomputer wordt verlaagd wanneer de computer omschakelt naar de slaapstand of naar de uitstand met actieve WOL;

    punt 6.2.2, als de geteste desktopcomputer, geïntegreerde desktopcomputer of notebookcomputer volledig bruikbaar wordt, inclusief beeldweergave op een aangesloten scherm, binnen 5 seconden na de initiatie van een activerende gebeurtenis tijdens de slaapstand;

    punt 6.2.3, als een op een desktopcomputer, geïntegreerde desktopcomputer of notebookcomputer aangesloten beeldscherm omschakelt naar de slaapstand binnen een periode van 10 minuten van inactiviteit van de gebruiker;

    punt 6.2.4, als de WOL-functie voor de slaapstand en de uitstand kan worden geactiveerd en gedeactiveerd;

    punt 6.2.5, als een desktopcomputer, geïntegreerde desktopcomputer of notebookcomputer omschakelt naar de slaapstand binnen een periode van 30 minuten van inactiviteit van de gebruiker;

    punt 6.2.6, als gebruikers eventuele draadloze netwerkverbindingen gemakkelijk kunnen activeren en deactiveren, waarbij voor de gebruiker duidelijk wordt aangegeven (met een symbool, een lichtsignaal of iets dergelijks) dat draadloze netwerkverbindingen zijn geactiveerd of gedeactiveerd.”


    BIJLAGE XV

    Wijzigingen van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 666/2013

    Bijlage III wordt vervangen door:

    „BIJLAGE III

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 1 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen stofzuigers zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model. Als alternatief mogen de drie aanvullende geselecteerde eenheden van één of meer verschillende modellen zijn die in de technische documentatie van de fabrikant of de importeur op een lijst van equivalente stofzuigers zijn geplaatst.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 1 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen stofzuigers zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage II vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 1 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 1

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletoleranties

    Jaarlijks energieverbruik

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 10 % overschrijden.

    Stofopname op tapijt

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 0,03 lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Stofopname op harde vloeren

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 0,03 lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Heruitstoot van stof

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 15 % overschrijden.

    Geluidsvermogensniveau

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde niet overschrijden.

    Operationele levensduur van de motor

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 5 % lager zijn dan de opgegeven waarde.”


    BIJLAGE XVI

    Wijzigingen van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 813/2013

    Bijlage IV wordt vervangen door:

    „BIJLAGE IV

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 8 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Indien het in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaat niet wordt behaald, worden het model en alle andere gelijkwaardige modellen geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model. Als alternatief mogen de drie aanvullende geselecteerde eenheden van één of meer verschillende modellen zijn.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 8 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, worden het model en alle gelijkwaardige modellen geacht niet te voldoen aan deze verordening.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage III vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 8 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 8

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletoleranties

    Seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming η s

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 8 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    De energie-efficiëntie van waterverwarming η wh

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 8 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Geluidsvermogensniveau L WA

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 2 dB(A) overschrijden.

    Emissies van stikstofoxiden

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 20 % overschrijden.”


    BIJLAGE XVII

    Wijzigingen van bijlage V bij Verordening (EU) nr. 814/2013

    Bijlage V wordt vervangen door:

    „BIJLAGE V

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 7 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model. Als alternatief mogen de drie aanvullende geselecteerde eenheden van één of meer verschillende modellen zijn die in de technische documentatie van de fabrikant of de importeur op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 7 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in de bijlagen III en IV uiteengezette meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 7 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 7

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletoleranties

    Dagelijks opgenomen vermogen Q elec

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 5 % overschrijden.

    Geluidsvermogensniveau L WA, binnen en/of buiten

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 2 dB overschrijden.

    Dagelijks brandstofverbruik Q fuel

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 5 % overschrijden.

    Emissies van stikstofoxiden

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 20 % overschrijden.

    Wekelijks brandstofverbruik met slimme-controlemechanismen Q fuel,week,smart

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 5 % overschrijden.

    Wekelijks opgenomen vermogen met slimme-controlemechanismen Q elec,week,smart

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 5 % overschrijden.

    Wekelijks brandstofverbruik zonder slimme-controlemechanismen Q fuel,week

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 5 % overschrijden.

    Wekelijks opgenomen vermogen zonder slimme-controlemechanismen Q elec,week

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 5 % overschrijden.

    Opslagvolume V

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 2 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Gemengd water bij 40 °C V40

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 3 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Apertuuroppervlak van de collector A sol

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 2 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Opgenomen vermogen van de pomp solpump

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 3 % overschrijden.

    Opgenomen vermogen in de stand-bystand solstandby

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 5 % overschrijden.

    Warmhoudverlies S

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 5 % overschrijden.”


    BIJLAGE XVIII

    Wijzigingen van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 66/2014

    Bijlage III wordt vervangen door:

    „BIJLAGE III

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 7 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model. Als alternatief mogen de drie aanvullende geselecteerde eenheden van één of meer verschillende modellen zijn die in de technische documentatie van de fabrikant of de importeur op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 7 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage II vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 7 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 7

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletoleranties

    Massa van de huishoudelijke oven M

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde van M met niet meer dan 5 % overschrijden.

    Volume van de ovenruimte van de huishoudelijk oven V

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 5 % lager zijn de opgegeven waarde van V.

    EC elektrische ovenruimte, EC gasovenruimte

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde van EC elektrische ovenruimte, EC gasovenruimte met niet meer dan 5 % overschrijden.

    ECelektrische kookplaat

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde van EC elektrische kookplaat met niet meer dan 5 % overschrijden.

    EEgaskookplaat

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 5 % lager zijn dan de opgegeven waarde van EE gaskookplaat.

    W BEP, W L

    De vastgestelde waarden mogen de opgegeven waarden van W BEP en W L met niet meer dan 5 % overschrijden.

    Q BEP, P BEP

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 5 % lager zijn de opgegeven waarden van Q BEP en P BEP.

    Qmax

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde van Q max met niet meer dan 8 % overschrijden.

    Egemiddeld

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 5 % lager zijn dan de opgegeven waarde van E gemiddeld.

    Geluidsvermogensniveau L WA

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde van L WA niet overschrijden.

    P o, P s

    De vastgestelde waarden van het opgenomen vermogen Po en Ps mogen de opgegeven waarden van Po en Ps met niet meer dan 10 % overschrijden. De vastgestelde waarden van het opgenomen vermogen Po en Ps van maximaal 1,00 W mogen de opgegeven waarden van Po en Ps met niet meer dan 0,10 W overschrijden.”


    BIJLAGE XIX

    Wijzigingen van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 548/2014

    Bijlage III wordt vervangen door:

    „BIJLAGE III

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening en de bijlagen daarbij vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model. Gezien de beperkingen qua gewicht en omvang bij het transport van middelgrote en grote vermogenstransformatoren kunnen de autoriteiten van de lidstaten besluiten om de controleprocedure in de gebouwen van fabrikanten uit te voeren voordat de transformatoren op hun eindbestemming in gebruik worden genomen.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 1 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a), b) of c), bedoelde resultaten niet worden behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig punt 3 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage II vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 1 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 4 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 1

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletoleranties

    Kortsluitverliezen

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 5 % overschrijden.

    Nullastverliezen

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 5 % overschrijden.

    Het elektrische vermogen dat nodig is voor het koelsysteem voor werking bij nullast

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 5 % overschrijden.”


    BIJLAGE XX

    Wijzigingen van bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 1253/2014

    Bijlage VI wordt vervangen door:

    „BIJLAGE VI

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 1 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle equivalente modellen ventilatie-eenheden die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald:

    a)

    worden modellen waarvan er minder dan vijf per jaar worden vervaardigd, geacht niet aan deze verordening te voldoen;

    b)

    voor modellen waarvan er vijf of meer per jaar worden vervaardigd, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model. Als alternatief mogen de drie aanvullende geselecteerde eenheden van één of meer verschillende modellen zijn die in de technische documentatie van de fabrikant of de importeur op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst. Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 1 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (5)

    Als het in punt 4, onder b), bedoelde resultaat niet wordt behaald, worden het model en alle equivalente modellen ventilatie-eenheden die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (6)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig punt 3, punt 4, onder a), en punt 5 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in de bijlagen VIII en IX uiteengezette meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 1 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 6 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 1

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletoleranties

    SPI

    De vastgestelde waarde bedraagt niet meer dan 1,07 keer de aangegeven waarde.

    Het thermisch rendement van RVE's en NRVE's

    De vastgestelde waarde bedraagt niet minder dan 0,93 keer de aangegeven waarde.

    SFPint

    De vastgestelde waarde bedraagt niet meer dan 1,07 keer de aangegeven waarde.

    Efficiëntie van de ventilator EVE, niet-residentieel

    De vastgestelde waarde bedraagt niet minder dan 0,93 keer de aangegeven waarde.

    Geluidsvermogensniveau RVE

    De vastgestelde waarde bedraagt niet meer dan de aangegeven waarde plus 2 dB

    Geluidsvermogensniveau NRVE

    De vastgestelde waarde bedraagt niet meer dan de aangegeven waarde plus 5 dB”


    BIJLAGE XXI

    Wijzigingen van de bijlagen IX, X en XI bij Verordening (EU) 2015/1095

    (1)

    Bijlage IX wordt vervangen door:

    „BIJLAGE IX

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten, wat professionele koelbewaarkasten betreft

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 8 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle equivalente professionele koelbewaarkasten die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model. Als alternatief mogen de drie extra geselecteerde eenheden van één of meer verschillende modellen zijn die in de technische documentatie als equivalente producten zijn omschreven.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 8 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als de in punt 5 bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle equivalente professionele koelbewaarkasten die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in de bijlagen III en IV uiteengezette meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 8 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 8

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletoleranties

    Nettovolume

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 3 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Energieverbruik (E 24h)

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 10 % overschrijden.”

    (2)

    Bijlage X wordt vervangen door:

    „BIJLAGE X

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten, wat condensoreenheden betreft

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 9 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 9 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage VI vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 9 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 9

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletoleranties

    De seizoensgebonden energieprestatieverhouding (SEPR) van condensoreenheden met een nominaal koelvermogen van meer dan 2 kW bij een lage temperatuur en meer dan 5 kW bij een gemiddelde temperatuur

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 10 % lager zijn dan de opgegeven waarde, waarbij punt A is gemeten bij het nominale koelvermogen.

    De nominale prestatiecoëfficiënt (COPA) van condensoreenheden met een nominaal koelvermogen van minder dan 2 kW bij een lage temperatuur en minder dan 5 kW bij een gemiddelde temperatuur

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 10 % lager zijn dan de opgegeven waarde, gemeten bij het nominale koelvermogen.

    De prestatiecoëfficiënten COPB, COPC en COPD van condensoreenheden met een nominaal koelvermogen van meer dan 2 kW bij een lage temperatuur en meer dan 5 kW bij een gemiddelde temperatuur

    De vastgestelde waarden mogen niet meer dan 10 % lager zijn dan de opgegeven waarde, gemeten bij het nominale koelvermogen.”

    (3)

    Bijlage XI wordt vervangen door:

    „BIJLAGE XI

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten, wat proces-chillers betreft

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 10 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 10 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage VIII vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 10 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 10

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletoleranties

    Seizoensgebonden energieprestatieverhouding (SEPR)

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 10 % lager zijn dan de opgegeven waarde, waarbij punt A is gemeten bij het nominale koelvermogen.

    Nominale energie-efficiëntieverhouding (EERA)

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 10 % lager zijn dan de opgegeven waarde, gemeten bij het nominale koelvermogen.”


    BIJLAGE XXII

    Wijzigingen van bijlage IV bij Verordening (EU) 2015/1185

    Bijlage IV wordt vervangen door:

    „BIJLAGE IV

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 4 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen. De eenheid wordt getest met één of meer brandstoffen met kenmerken die binnen het bereik liggen van de brandstof(fen) die door de fabrikant werd(en) gebruikt om de in bijlage III beschreven metingen uit te voeren.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model. Als alternatief mogen de drie aanvullende geselecteerde eenheden van één of meer verschillende modellen zijn die in de technische documentatie van de fabrikant of de importeur op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 4 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage III vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 4 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 4

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletoleranties

    Seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming η s

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 5 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Uitstoot van zwevende deeltjes

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde niet overschrijden met meer dan 20 mg/m3 bij 13 % O2 voor toestellen voor lokale ruimteverwarming met open voorkant die vaste brandstoffen gebruiken, toestellen voor lokale ruimteverwarming met gesloten voorkant die andere brandstoffen dan samengeperst hout in de vorm van pellets gebruiken, en fornuizen, gemeten volgens de methode van bijlage III, punt 4, onder a), i), 1.

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde niet overschrijden met meer dan 10 mg/m3 bij 13 % O2 voor toestellen voor lokale ruimteverwarming met gesloten voorkant die samengeperst hout in de vorm van pellets gebruiken, gemeten volgens de methode van bijlage III, punt 4, onder a), i), 1.

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 1 g/kg overschrijden, gemeten volgens de methode van bijlage III, punt 4), onder a), i), 2.

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 0,8 g/kg overschrijden, gemeten volgens de methode van bijlage III, punt 4), onder a), i), 3.

    Uitstoot van gasvormige organische verbindingen

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde niet overschrijden met meer dan 25 mgC/m3 bij 13 % O2 voor toestellen voor lokale ruimteverwarming met open voorkant die vaste brandstoffen gebruiken, toestellen voor lokale ruimteverwarming met gesloten voorkant die andere brandstoffen dan samengeperst hout in de vorm van pellets gebruiken, en fornuizen.

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde niet overschrijden met meer dan 15 mgC/m3 bij 13 % O2 voor toestellen voor lokale ruimteverwarming met gesloten voorkant die samengeperst hout in de vorm van pellets gebruiken.

    Uitstoot van koolmonoxide

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde niet overschrijden met meer dan 275 mg/m3 bij 13 % O2 voor toestellen voor lokale ruimteverwarming met open voorkant die vaste brandstoffen gebruiken, toestellen voor lokale ruimteverwarming met gesloten voorkant die andere brandstoffen dan samengeperst hout in de vorm van pellets gebruiken, en fornuizen.

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde niet overschrijden met meer dan 60 mg/m3 bij 13 % O2 voor toestellen voor lokale ruimteverwarming met gesloten voorkant die samengeperst hout in de vorm van pellets gebruiken.

    Uitstoot van stikstofoxiden

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 30 mg/m3, uitgedrukt als NO2 bij 13 % O2, overschrijden.”


    BIJLAGE XXIII

    Wijzigingen van bijlage IV bij Verordening (EU) 2015/1188

    Bijlage IV wordt vervangen door:

    „BIJLAGE IV

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 9 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model, behalve voor elektrische toestellen voor lokale ruimteverwarming, waarbij zonder verdere tests wordt bepaald dat sprake is van niet-naleving, en waarbij de onderstaande punten 6 en 7 onmiddellijk van toepassing zijn. In het geval van andere modellen mogen als alternatief de drie aanvullende geselecteerde eenheden van één of meer verschillende modellen zijn die in de technische documentatie van de fabrikant of de importeur op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 9 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 4 of punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage III vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 9 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 9

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletoleranties

    Seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming η s, wat elektrische toestellen voor lokale ruimteverwarming betreft

    De vastgestelde waarde mag niet lager zijn dan de opgegeven waarde van de nominale warmteafgifte van de eenheid.

    Seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming η s, wat betreft huishoudelijke toestellen voor lokale ruimteverwarming die gasvormige of vloeibare brandstoffen gebruiken

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 8 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming η s, wat lichtgevende en buistoestellen voor lokale ruimteverwarming betreft

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 10 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    De uitstoot van stikstofoxiden van huishoudelijke toestellen voor lokale ruimteverwarming die gasvormige en vloeibare brandstof gebruiken en lichtgevende en buistoestellen voor lokale ruimteverwarming

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 10 % overschrijden.”


    BIJLAGE XXIV

    Wijzigingen van bijlage IV bij Verordening (EU) 2015/1189

    Bijlage IV wordt vervangen door:

    „BIJLAGE IV

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    (a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    (b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    (c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 2 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen. De eenheid wordt getest met één of meer brandstoffen met kenmerken die binnen het bereik liggen van de brandstof(fen) die door de fabrikant werd(en) gebruikt om de in bijlage III beschreven metingen uit te voeren.

    (3)

    Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model. Als alternatief mogen de drie aanvullende geselecteerde eenheden van één of meer verschillende modellen zijn die in de technische documentatie van de fabrikant of de importeur op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst.

    (5)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 2 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (6)

    Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (7)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage III vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 2 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 2

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletolerantie

    Seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming η s

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 4 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Emissies van zwevende deeltjes

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 9 mg/m3 overschrijden.

    Emissies van gasvormige organische verbindingen

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 7 mg/m3 overschrijden.

    Emissies van koolmonoxide

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 30 mg/m3 overschrijden.

    Emissies van stikstofoxiden

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 30 mg/m3 overschrijden.”


    BIJLAGE XXV

    Wijzigingen van bijlage IV bij Verordening (EU) 2016/2281

    Bijlage IV wordt vervangen door:

    „BIJLAGE IV

    Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

    Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

    (1)

    De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

    (2)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

    a)

    de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

    b)

    de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

    c)

    de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 30 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

    (3)

    Wanneer de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle andere modellen waarvoor de in de technische documentatie opgenomen informatie op dezelfde basis is verkregen, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (4)

    Voor modellen van luchtverwarmingsproducten, koelproducten, hogetemperatuurproces-chillers of ventilatorluchtkoelers met een nominaal verwarmings- of koelvermogen van ≥ 70 kW of waarvan de productie minder dan vijf eenheden per jaar bedraagt: indien het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, worden het model en alle andere modellen waarvoor de in de technische documentatie opgenomen informatie op dezelfde basis is verkregen, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (5)

    Voor modellen van luchtverwarmingsproducten, koelproducten, hogetemperatuurproces-chillers of ventilatorluchtkoelers met een nominaal verwarmings- of koelvermogen van < 70 kW of waarvan er vijf of meer per jaar worden vervaardigd: indien het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model.

    (6)

    Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 30 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

    (7)

    Wanneer het in punt 6 bedoelde resultaat niet wordt behaald, worden het model en alle andere modellen waarvoor de in de technische documentatie opgenomen informatie op dezelfde basis is verkregen, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

    (8)

    Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3, 4 en 7 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

    De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage III vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

    De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 30 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 8 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.

    Tabel 30

    Controletoleranties

    Parameters

    Controletolerantie

    Seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming (ηs,h) van luchtverwarmingsproducten bij het nominaal verwarmingsvermogen van de eenheid

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 8 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimtekoeling (ηs,c) van koelproducten bij het nominaal verwarmingsvermogen van de eenheid

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 8 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Geluidsvermogensniveau (LWA) voor luchtverwarmingsproducten en koelproducten

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 1,5 dB overschrijden.

    Emissies van stikstofoxiden voor brandstofgestookte luchtverwarmings- en koelproducten, uitgedrukt in stikstofdioxide

    De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 20 % overschrijden.

    Seizoensgebonden energieprestatieverhouding (SEPR) van hogetemperatuurproces-chillers bij de nominale capaciteit voor koeling van de eenheid

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 10 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

    Nominale energie-efficiëntieverhouding (EERA) van hogetemperatuurproces-chillers bij de nominale capaciteit voor koeling van de eenheid

    De vastgestelde waarde mag niet meer dan 5 % lager zijn dan de opgegeven waarde.”


    Top