Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014D0555

Besluit nr. 555/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de deelname van de Unie aan een door verscheidene lidstaten gezamenlijk opgezet Europees programma voor innovatie en onderzoek op het gebied van de metrologie (EMPIR) Voor de EER relevante tekst

PB L 169 van 7.6.2014, p. 27–37 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2014/555(2)/oj

7.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 169/27


BESLUIT Nr. 555/2014/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 mei 2014

betreffende de deelname van de Unie aan een door verscheidene lidstaten gezamenlijk opgezet Europees programma voor innovatie en onderzoek op het gebied van de metrologie (EMPIR)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 185 en artikel 188, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In haar mededeling van 3 maart 2010 met als titel "Europa 2020 - Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" ("de Europa 2020-strategie") benadrukte de Commissie de noodzaak van het creëren van gunstige voorwaarden voor investeringen in kennis en innovatie om in de Unie slimme, duurzame en inclusieve groei te verwezenlijken. Deze strategie is zowel door het Europees Parlement als door de Raad onderschreven.

(2)

Bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) is Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) ("Horizon 2020") ingesteld. Horizon 2020 is erop gericht een grotere impact op onderzoek en innovatie te bewerkstelligen door bij te dragen aan de versterking van publiek-publieke partnerschappen, onder meer door deelname van de Unie aan door verscheidene lidstaten overeenkomstig artikel 185 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie opgezette programma's.

(3)

Publiek-publieke partnerschappen dienen als doel te hebben grotere synergieën tot stand te brengen, de coördinatie te vergroten en onnodige overlapping met onderzoeksprogramma's van de Unie en internationale, nationale en regionale onderzoeksprogramma's te vermijden, en dienen de algemene beginselen van Horizon 2020, in het bijzonder die in verband met openheid en transparantie, volledig na te leven. Bovendien moet worden gezorgd voor vrije toegang tot wetenschappelijke publicaties.

(4)

Bij Beschikking nr. 912/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), besloot de Gemeenschap om een financiële bijdrage te verlenen aan het Europees programma voor metrologisch onderzoek (het "EMRP" - European Metrology Research Programme), evenredig aan de bijdrage van de deelnemende staten maar niet groter dan 200 000 000 EUR, voor de looptijd van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013), als vastgesteld bij Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (5).

(5)

In april 2012 legde de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag voor betreffende de tussentijdse evaluatie van het Europees programma voor metrologisch onderzoek - EMRP. Deze tussentijdse evaluatie was drie jaar na het van start gaan van het programma uitgevoerd door een panel van deskundigen. In het algemeen was het panel van deskundigen van mening dat het EMRP een goed beheerd gemeenschappelijk Europees onderzoeksprogramma is dat reeds een sterke wetenschappelijke, financiële en beheersmatige integratie heeft verwezenlijkt. Het panel van deskundigen constateerde evenwel een beperkte benutting door de industrie, beperkte openstelling voor topwetenschap buiten de meetinstituten en ontoereikende capaciteitsopbouw. Ook was het panel van deskundigen van mening dat door de uitvoering van het EMRP een inclusievere Europese ruimte voor metrologisch onderzoek zou kunnen worden opgebouwd.

(6)

Op grond van Besluit 2013/743/EU van de Raad (6) kan het EMRP verder worden ondersteund.

(7)

Het Europees metrologisch programma voor onderzoek en innovatie ("EMPIR" - European Metrology Programme for Innovation and Research), dat is afgestemd op de Europa 2020-strategie en de bijbehorende vlaggenschipinitiatieven, en in het bijzonder "Innovatie-Unie", "Een digitale agenda voor Europa", "Efficiënt hulpbronnen gebruik in Europa" en "Een industriebeleid in een tijd van mondialisering", zal een ambitieuzer en meer omvattend programma zijn dat gedurende een periode van tien jaar (2014-2024) wordt uitgevoerd door 28 deelnemende staten. In het kader van de verbetering van het voorgaande programma omvat het EMPIR-activiteiten voor innovatie en exploitatie van de industrie, voor onderzoek ten behoeve van normen, standaardisering en regelgeving, en voor capaciteitsopbouw.

(8)

De deelnemende staten zijn voornemens gedurende de looptijd van het EMPIR, te weten 2014-2024, bij te dragen aan de uitvoering ervan. Teneinde rekening te houden met de looptijd van Horizon 2020 moeten oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van EMPIR uiterlijk op 31 december 2020 worden gedaan. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen oproepen tot het indienen van voorstellen worden gedaan tot en met 31 december 2021.

(9)

Activiteiten in het kader van het EMPIR moeten in overeenstemming zijn met de doelstellingen en de prioriteiten inzake onderzoek en innovatie van Horizon 2020, en met de in artikel 26 van Verordening (EU) nr. 1291/2013 vastgelegde algemene beginselen en voorwaarden.

(10)

Er moet voor de looptijd van Horizon 2020 een maximum worden vastgesteld voor de financiële deelname van de Unie aan het EMPIR. Binnen de grenzen van dat maximum moet de bijdrage van de Unie gelijkwaardig zijn aan de bijdrage van de deelnemende staten aan het EMPIR, teneinde een sterk hefboomeffect te verkrijgen en te zorgen voor een sterkere integratie van de programma's van deelnemende staten.

(11)

Overeenkomstig de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1291/2013 moeten alle lidstaten en alle met het kaderprogramma Horizon 2020 geassocieerde landen in aanmerking komen voor deelname aan het EMPIR.

(12)

De financiële bijdrage van de Unie moet afhankelijk zijn van de formele toezegging van de deelnemende staten dat zij zullen bijdragen aan de uitvoering van het EMPIR, en van het nakomen van die toezegging. De bijdragen van deelnemende staten aan het EMPIR moeten een bijdrage aan de administratieve kosten omvatten van ten hoogste 5 % van de begroting van het EMPIR. Deelnemende staten moeten zich ertoe verbinden om hun bijdrage aan het EMPIR zo nodig te verhogen met een reservebudget van 50 % van hun toezegging om zeker te stellen dat zij in staat zijn hun nationale entiteiten, zoals nationale meetinstituten (NMI's) en specifieke instituten (SI's) die deelnemen aan de geselecteerde projecten, te financieren.

(13)

Voor de gemeenschappelijke uitvoering van het EMPIR is een uitvoeringsstructuur vereist. De deelnemende staten hebben overeenstemming bereikt over de uitvoeringsstructuur voor het EMRP en hebben in 2007 EURAMET e.V. ("EURAMET") opgericht, de Europese regionale metrologische organisatie, een vereniging zonder winstoogmerk naar Duits recht. EURAMET is tevens belast met taken en verplichtingen met betrekking tot de meer algemene Europese en mondiale harmonisatie van de metrologie. Lidmaatschap van EURAMET staat open voor alle Europese NMI's, als leden, en voor SI's, als geassocieerde leden. Het bestaan van nationale programma's voor metrologisch onderzoek is geen voorwaarde voor het lidmaatschap van EURAMET. Gelet op het feit dat, volgens het verslag betreffende de tussentijdse evaluatie van het EMRP, de bestuursstructuur van EURAMET doelmatig en van hoge kwaliteit is gebleken voor de uitvoering van het EMRP, moet EURAMET ook gebruikt worden voor de uitvoering van het EMPIR. EURAMET moet derhalve de ontvanger worden van de financiële bijdrage van de Unie.

(14)

Om de doelstellingen van het EMPIR te verwezenlijken, moet EURAMET financiële steun bieden, hoofdzakelijk in de vorm van subsidies voor deelnemers aan acties die op het niveau van EURAMET worden geselecteerd. Deze acties moeten worden geselecteerd na uitnodigingen tot het indienen van voorstellen onder de verantwoordelijkheid van EURAMET. De ranglijst moet bindend zijn ten aanzien van de selectie van voorstellen en de toewijzing van gelden uit de financiële bijdrage van de Unie en uit de bijdragen van de deelnemende staten voor EMPIR-projecten.

(15)

De financiële bijdrage van de Unie moet worden beheerd in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer en de relevante voorschriften voor indirect beheer, vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (7) en in de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (8).

(16)

Ter bescherming van de financiële belangen van de Unie moet de Commissie het recht hebben om de financiële bijdrage van de Unie te verlagen, op te schorten of te beëindigen als het EMPIR ontoereikend, slechts gedeeltelijk of te laat wordt uitgevoerd, dan wel als de deelnemende staten niet, slechts gedeeltelijk of te laat bijdragen aan de financiering van het EMPIR. In deze rechten moet worden voorzien in de tussen de Unie en EURAMET te sluiten delegatieovereenkomst.

(17)

Ten behoeve van de vereenvoudiging dienen de administratieve lasten voor alle betrokken partijen te worden verminderd. Overlappende controles en onevenredige documentatie en verslaglegging moeten worden vermeden. Bij het uitvoeren van controles moet in voorkomend geval rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van nationale programma's.

(18)

Audits van de ontvangers van financiële middelen van de Unie die in het kader van dit besluit worden verstrekt, dienen ervoor te zorgen dat de administratieve lasten worden verminderd en dit overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1291/2013.

(19)

Voor deelname aan acties onder contract die in het kader van het EMPIR worden gefinancierd, geldt het bepaalde in Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad (9). Vanwege specifieke operationele behoeften van het EMPIR is het echter noodzakelijk te voorzien in afwijkingen van die verordening overeenkomstig artikel 1, lid 3, van die verordening.

(20)

De bijdrage van de deelnemende staten bestaat hoofdzakelijk in institutionele financiering van de aan de geselecteerde projecten deelnemende NMI's en SI's. De bijdrage van de deelnemende staten moet ook een geldelijke bijdrage in de administratieve kosten van het EMPIR omvatten. Een gedeelte van de bijdrage van de Unie moet worden toegewezen aan andere entiteiten dan de aan de geselecteerde projecten deelnemende NMI's en SI's. De berekening van de financiële bijdrage van de Unie voor aan EMPIR-projecten deelnemende NMI's en SI's moet van dien aard zijn dat de bijdrage van de Unie aan het EMPIR niet groter wordt dan de bijdrage van de deelnemende staten. Aangezien de institutionele financiering van de NMI's en SI's door deelnemende staten overeenkomt met de aan de EMPIR-projecten toegewezen en niet door de bijdrage van de Unie vergoede overheadkosten, moet het vaste percentage voor de financiering van de indirecte subsidiabele kosten van de NMI's en SI's worden aangepast ten opzichte van het in Verordening (EU) nr. 1290/2013 vastgelegde vaste percentage. Het vaste percentage voor de financiering van de indirect subsidiabele kosten van het NMI en SI moet worden bepaald op basis van de volledige indirecte kosten die door de aan EMRP-projecten deelnemende NMI's en SI's als subsidiabel zijn aangemerkt. Deze kosten zijn stabiel en vormen een betrouwbare raming van de door aan EMPIR-projecten deelnemende NMI's en SI's gemaakte kosten. Aangezien deze indirecte kosten 140 % van de totale directe subsidiabele kosten van de NMI's en SI's bedragen, met uitzondering van direct subsidiabele kosten voor onderaanneming en voor gratis bijdragen in natura die niet in de instituten zelf worden gebruikt, moet het vaste percentage voor de financiering van indirecte kosten van de NMI's en SI's, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1290/2013, worden verlaagd van 25 %, zoals opgenomen in Verordening (EU) nr. 1290/2013, naar 5 %. Het is derhalve passend om voor de NMI's en SI's te voorzien in een afwijking van artikel 29 van de betreffende verordening. Andere aan EMPIR-projecten deelnemende entiteiten moeten worden gefinancierd overeenkomstig die verordening.

(21)

Oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van het EMPIR moeten ook worden bekendgemaakt op het centraal deelnemersportaal, alsmede via andere door de Commissie beheerde elektronische verspreidingsmiddelen van Horizon 2020.

(22)

Op het moment van de tussentijdse evaluatie van het EMPIR moet opnieuw worden bekeken of het financieringsmodel geschikt is om de bijdragen uit fondsen van de Unie en die uit andere fondsen met elkaar te laten overeenstemmen.

(23)

De financiële belangen van de Unie moeten worden beschermd door middel van evenredige maatregelen in alle stadia van de uitgavencyclus, waaronder preventie en detectie van en onderzoek naar onregelmatigheden, terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of verkeerd gebruikte middelen en, indien passend, administratieve en financiële sancties overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

(24)

De Commissie moet in een tussentijdse evaluatie met name de kwaliteit en de doelmatigheid van het EMPIR en de gemaakte voortgang naar de vastgestelde doelstellingen beoordelen, een eindevaluatie verrichten, en een verslag over die evaluaties opstellen.

(25)

Op verzoek van de Commissie moeten EURAMET en de deelnemende staten alle informatie verstrekken die de Commissie moet opnemen in de evaluatieverslagen over het EMPIR.

(26)

De doelstelling van het besluit is de deelname van de Unie aan het EMPIR, en wel ter ondersteuning van het leveren van passende, geïntegreerde metrologische maatoplossingen en het opzetten van een geïntegreerd Europees systeem voor metrologisch onderzoek met een kritische massa en actieve betrokkenheid op regionaal, nationaal, Europees en internationaal niveau, hetgeen niet voldoende door de afzonderlijke lidstaten kan worden verwezenlijkt. De omvang en complexiteit van de metrologische vereisten vergen investeringen die de kernbegroting voor onderzoek van NMI's en hun SI's te boven gaan. De topkwaliteit die vereist is voor onderzoek en ontwikkeling van grensverleggende metrologische oplossingen, is verspreid over de nationale grenzen heen en kan derhalve niet samen worden gebracht op nationaal niveau alleen. Aangezien de doelstelling derhalve beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt door het integreren van nationale inspanningen tot een samenhangende Europese benadering, door het bijeenbrengen van gecompartimenteerde nationale onderzoeksprogramma's, door bij te dragen aan het opzetten van gemeenschappelijke, grensoverschrijdende onderzoeks- en financieringsstrategieën, en door de vereiste kritische massa van actoren en investeringen te verwezenlijken, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Deelname aan het Europees metrologisch programma voor innovatie en onderzoek

1.   De Unie neemt deel aan het Europees metrologisch programma voor innovatie en onderzoek (hierna "EMPIR") dat gezamenlijk wordt opgezet door België, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Turkije, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland ("de deelnemende staten") overeenkomstig de in dit besluit vastgelegde voorwaarden.

2.   Elke andere dan in lid 1 vermelde lidstaat en elk ander land dat is geassocieerd met Horizon 2020, kan deelnemen aan het EMPIR, mits het voldoet aan de voorwaarde in artikel 3, lid 1, onder c), van dit besluit. Indien het voldoet aan de voorwaarde van artikel 3, lid 1, onder c), van dit besluit, wordt het voor de toepassing van dit besluit beschouwd als een deelnemende staat.

Artikel 2

Financiële bijdrage van de Unie

1.   De financiële bijdrage van de Unie aan het EMPIR, EVA-kredieten inbegrepen, bedraagt ten hoogste 300 000 000 EUR. De financiële bijdrage van de Unie wordt betaald uit kredieten op de algemene begroting van de Unie die worden toegewezen aan de toepasselijke onderdelen van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon 2020, vastgesteld bij Besluit 2013/743/EU, overeenkomstig artikel 58, lid 1, onder c), vi), en de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, en in het bijzonder uit deel II "Industrieel leiderschap" en deel III "Maatschappelijke uitdagingen".

2.   De financiële bijdrage van de Unie aan het EMPIR is gelijk aan de bijdragen van de deelnemende staten, tot ten hoogste het in het eerste lid vastgelegde bedrag, de bijdragen van de deelnemende staten aan administratieve kosten die meer dan 5 % van de begroting van het EMPIR bedragen, niet meegerekend.

3.   De financiële bijdrage van de Unie wordt niet gebruikt voor de administratieve kosten van het EMPIR.

Artikel 3

Voorwaarden voor de financiële bijdrage van de Unie

1.   De financiële bijdrage van de Unie wordt verleend op de volgende voorwaarden:

a)

de deelnemende staten tonen aan dat het EMPIR wordt opgezet in overeenstemming met de bijlagen I en II;

b)

de deelnemende staten of door deelnemende staten aangewezen NMI's wijzen EURAMET e.V. ("EURAMET") aan als de structuur belast met de uitvoering van het EMPIR en met het ontvangen en toewijzen van de financiële bijdrage van de Unie, en het toezicht daarop;

c)

elke deelnemende staat zegt toe om bij te dragen in de financiering van het EMPIR en om een reservebudget vast te leggen van 50 % van het toegezegde bedrag;

d)

EURAMET toont aan dat het in staat is het EMPIR uit te voeren, met name de financiële bijdrage van de Unie te ontvangen, toe te wijzen en er toezicht op te houden in het kader van indirect beheer van de begroting van de Unie, overeenkomstig de artikelen 58, 60 en 61 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012; en

e)

in overeenstemming met bijlage III wordt een bestuursmodel voor het EMPIR opgezet.

2.   Tijdens de uitvoering van het EMPIR is de financiële bijdrage van de Unie tevens afhankelijk van:

a)

de tenuitvoerlegging, door EURAMET, van de in bijlage I vastgelegde doelstellingen van het EMPIR en het uitvoeren van de in bijlage II vastgelegde activiteiten, overeenkomstig de in artikel 5 bedoelde regels voor de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten;

b)

de instandhouding van een passend en doelmatig bestuursmodel, overeenkomstig bijlage III;

c)

het voldoen, door EURAMET, aan de verslagleggingsvereisten van artikel 60, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012; en

d)

de nakoming van de in lid 1, onder c), van dit artikel bedoelde toezeggingen.

Artikel 4

Bijdragen van deelnemende staten

De bijdragen van de deelnemende staten bestaan uit het volgende:

a)

bijdragen via institutionele financiering van de NMI's en SI's die deelnemen aan EMPIR-projecten;

b)

financiële bijdragen in de administratieve kosten van het EMPIR.

Artikel 5

Regels voor deelname en de verspreiding van resultaten

1.   Voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 1290/2013 wordt EURAMET beschouwd als een financieringsorgaan en biedt zij financiële steun aan acties onder contract, overeenkomstig bijlage II bij dit besluit.

2.   In afwijking van artikel 29, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1290/2013 worden indirect subsidiabele kosten van NMI's en SI's die deelnemen aan door het EMPIR gefinancierde projecten bepaald door toepassing van een vast percentage van 5 % van hun totale directe subsidiabele kosten, met uitzondering van directe subsidiabele kosten voor uitbesteding en de kosten van door derden ter beschikking gestelde middelen die niet op de locatie van de begunstigde zelf worden gebruikt, alsook financiële steun aan derden.

3.   De in artikel 12 bedoelde tussentijdse evaluatie van het EMPIR omvat een beoordeling van de volledige indirecte kosten van de aan EMPIR-projecten deelnemende NMI's en SI's en van de bijbehorende institutionele financiering.

4.   Op grond van deze beoordeling en voor de toepassing van artikel 2, lid 2, kan EURAMET het in het lid 2 van dit artikel bepaalde vaste percentage aanpassen.

5.   Indien dit onvoldoende is, kan EURAMET in afwijking van artikel 28, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1290/2013 een lager vergoedingspercentage toepassen op de subsidiabele kosten van de NMI's en SI's die deelnemen aan door het EMPIR gefinancierde projecten.

Artikel 6

Uitvoering van het EMPIR

1.   Het EMPIR wordt uitgevoerd op basis van jaarlijkse werkplannen.

2.   EURAMET biedt, volgend op uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, hoofdzakelijk in de vorm van subsidies, financiële steun aan deelnemers.

Alvorens de onderwerpen per uitnodiging tot het indienen van voorstellen vast te stellen, verzoekt EURAMET de geïnteresseerde personen of organisaties uit de wereld van het metrologisch onderzoek, alsook de gebruikers, om mogelijke onderzoeksthema's aan te dragen.

Artikel 7

Overeenkomsten tussen de Unie en EURAMET

1.   Afhankelijk van een positieve evaluatie vooraf van EURAMET in overeenstemming met artikel 61, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, sluit de Commissie namens de Unie met EURAMET een delegatieovereenkomst en jaarlijkse overeenkomsten voor de overdracht van middelen.

2.   De in het eerste lid bedoelde delegatieovereenkomst wordt gesloten overeenkomstig artikel 58, lid 3, en de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en artikel 40 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012. Hierin wordt tevens het volgende vastgelegd:

a)

de vereisten voor de EURAMET-bijdrage met betrekking tot de prestatie-indicatoren als omschreven in bijlage II bij Besluit 2013/743/EU;

b)

de vereisten voor de EURAMET-bijdrage met betrekking tot de monitoring als bedoeld in bijlage III bij Besluit 2013/743/EU;

c)

de specifieke prestatie-indicatoren met betrekking tot de werking van EURAMET;

d)

de vereisten voor EURAMET met betrekking tot de verstrekking van informatie betreffende administratieve kosten en gedetailleerde cijfers met betrekking tot de uitvoering van het EMPIR;

e)

de regelingen met betrekking tot de verstrekking van de benodigde gegevens om de Commissie in staat te stellen haar verplichtingen inzake de verspreiding van resultaten en verslaglegging na te komen;

f)

bepalingen inzake de bekendmaking van oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van het EMPIR, in het bijzonder op het centraal deelnemersportaal, alsmede via andere door de Commissie beheerde elektronische verspreidingsmiddelen van Horizon 2020.

Artikel 8

Beëindiging, vermindering of opschorting van de financiële bijdrage van de Unie

Indien het EMPIR niet dan wel op ontoereikende wijze, gedeeltelijk of te laat wordt uitgevoerd, kan de Commissie de financiële bijdrage van de Unie beëindigen, naar evenredigheid verlagen of opschorten afhankelijk van de mate waarin het EMPIR daadwerkelijk wordt uitgevoerd.

Als de deelnemende staten niet, slechts gedeeltelijk of te laat bijdragen aan de financiering van het EMPIR, kan de Commissie de financiële bijdrage van de Unie beëindigen, naar evenredigheid verlagen of opschorten, rekening houdend met het financieringsbedrag dat door de deelnemende staten is toegewezen voor de uitvoering van het EMPIR.

Artikel 9

Audits achteraf

1.   Audits achteraf van uitgaven voor acties onder contract worden in overeenstemming met artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1291/2013 verricht door EURAMET.

2.   De Commissie kan besluiten de in lid 1 bedoelde auditzelf uit te voeren. Zij doet dat in overeenstemming met de toepasselijke regels, met name Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, Verordening (EU) nr. 1290/2013 en Verordening (EU) nr. 1291/2013.

Artikel 10

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.   De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van de krachtens dit besluit gefinancierde acties, de financiële belangen van de Unie met de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten worden beschermd door middel van doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door middel van terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door middel van doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties.

2.   EURAMET verleent het personeel van de Commissie en andere door haar gemachtigde personen, alsmede de Rekenkamer, toegang tot zijn terreinen en gebouwen en tot alle voor het verrichten van de audits vereiste informatie, met inbegrip van informatie in elektronische vorm.

3.   Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan in verband met een subsidieovereenkomst, een subsidiebesluit of een contract die/dat krachtens dit besluit wordt gefinancierd overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad (10) en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11) onderzoeken uitvoeren, waaronder controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

4.   Contracten, subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten die voortvloeien uit de toepassing van dit besluit bevatten bepalingen die de Commissie, EURAMET, de Rekenkamer en het OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen om dergelijke audits en onderzoeken uit te voeren, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

5.   Bij de uitvoering van het EMPIR treffen de deelnemende staten de benodigde wettelijke, bestuursrechtelijke en andere maatregelen ter bescherming van de financiële belangen van de Unie, met name met het oog op een volledige terugvordering van aan de Unie verschuldigde bedragen, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012.

Artikel 11

Verstrekking van informatie

1.   EURAMET verstrekt, op verzoek van de Commissie, alle informatie die benodigd is voor het opstellen van de in artikel 12 bedoelde verslagen.

2.   De deelnemende staten verstrekken de Commissie, via EURAMET, alle door het Europees Parlement, de Raad of de Rekenkamer verlangde informatie met betrekking tot het financieel beheer van het EMPIR.

3.   De Commissie neemt de in lid 2 van dit artikel bedoelde informatie op in de in artikel 12 bedoelde verslagen.

Artikel 12

Evaluatie

1.   De Commissie verricht vóór 30 juni 2017, met behulp van onafhankelijke deskundigen, een tussentijdse evaluatie van het EMPIR. De Commissie stelt over die evaluatie een verslag op met haar conclusies over de evaluatie en opmerkingen. De Commissie doet het verslag uiterlijk op 31 december 2017 aan het Europees Parlement en de Raad toekomen. Bij de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 wordt rekening gehouden met het resultaat van de tussentijdse evaluatie van het EMPIR.

2.   Wanneer de deelname van de Unie aan het EMPIR eindigt, doch uiterlijk op 31 december 2024, onderwerpt de Commissie het EMPIR aan een eindevaluatie. De Commissie stelt over die evaluatie een verslag op waarin de resultaten van die evaluatie moet worden opgenomen. De Commissie doet het verslag aan het Europees Parlement en de Raad toekomen.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 14

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 15 mei 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

D. KOURKOULAS


(1)  Advies van 10 december 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 15 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 6 mei 2014.

(3)  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).

(4)  Beschikking nr. 912/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 over de deelneming van de Gemeenschap aan een Europees programma voor metrologisch onderzoek en ontwikkeling dat door verschillende lidstaten is opgezet (PB L 257 van 30.9.2009, blz. 12).

(5)  Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1).

(6)  Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van "Horizon 2020" - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van de Besluiten 2006/971/EG, 2006/972/EG, 2006/973/EG, 2006/974/EG en 2006/975/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).

(7)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(8)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de regels voor de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten in het kader van "Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)" en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1906/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 81).

(10)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(11)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).


BIJLAGE I

DOELSTELLINGEN VAN HET EMPIR

Het EMPIR streeft de volgende algemene doelstellingen na:

a)

het leveren van geschikte, geïntegreerde metrologische maatoplossingen ter ondersteuning van innovatie en industrieel concurrentievermogen alsook van meettechnologieën voor het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen zoals gezondheid, milieu en energie, met inbegrip van de ondersteuning van beleidsontwikkeling en -uitvoering;

b)

het opzetten van een geïntegreerd Europees systeem voor metrologisch onderzoek met kritische massa en actieve betrokkenheid op regionaal, nationaal, Europees en internationaal niveau.


BIJLAGE II

DOOR HET EMPIR ONDERSTEUNDE ACTIES ONDER CONTRACT

1.

Het EMPIR kan de volgende acties onder contract op het gebied van gemeenschappelijk onderzoek en gemeenschappelijke technologische ontwikkeling ondersteunen:

1.1.

wetenschappelijk-technische acties ter ondersteuning van fundamentele wetenschappelijke metrologie waarmee de grondslag wordt gelegd voor alle daarop volgende stappen, waaronder onderzoek naar en ontwikkeling van toegepaste metrologie en aan de metrologie verwante diensten;

1.2.

metrologisch onderzoek teneinde oplossingen aan te dragen voor maatschappelijke uitdagingen, met name in verband met energie, milieu en gezondheid;

1.3.

onderzoek met het oog op de ontwikkeling van nieuwe meetinstrumenten gericht op een industriële benutting van nieuwe meettechnologieën ter bevordering van innovatie in de industrie;

1.4.

prenormatief en conormatief metrologisch onderzoek en ontwikkeling ten behoeve van normdocumenten met een hoge prioriteit gericht op de benutting van de deskundigheid van meetinstituten van de deelnemende staten ter ondersteuning van beleidsuitvoering en voor het sneller op de markt brengen van innovatieve producten en diensten;

1.5.

activiteiten voor metrologische capaciteitsopbouw op verschillende technologische niveaus, die gericht zijn op het verkrijgen van een evenwichtig en geïntegreerd metrologisch systeem in de deelnemende staten, die het deze staten mogelijk maken hun wetenschappelijke en technische capaciteit inzake metrologie te ontwikkelen.

2.

Het EMPIR kan voorts acties voor de verspreiding en exploitatie van de resultaten van metrologisch onderzoek ondersteunen.

Het EMPIR kan andere acties ondersteunen die specifiek gericht zijn op meetinstituten die geen of beperkte wetenschappelijke capaciteiten hebben, door deze te ondersteunen bij de benutting van andere programma's van de Unie, nationale of regionale programma's voor opleiding en mobiliteit, grensoverschrijdende samenwerking of investering in de metrologische infrastructuur.

3.

Het EMPIR kan ondersteuning bieden aan het organiseren van netwerkactiviteiten om het EMPIR bekendheid te geven en de effecten van het programma te optimaliseren.

4.

De in punt 1 bedoelde acties onder contract worden uitgevoerd door NMI's en SI's overeenkomstig de aanwijzing door de passende nationale autoriteit. Het EMPIR stimuleert en ondersteunt echter de deelname van andere entiteiten aan alle oproepen van het EMPIR. Naar verwachting zal deze aanpak ertoe leiden dat ongeveer 15 % van de begroting van het EMPIR naar dergelijke entiteiten gaat.


BIJLAGE III

UITVOERING EN BESTUUR VAN HET EMPIR

I   De rol van EURAMET

1.

EURAMET wordt belast met de uitvoering van het EMPIR, met inachtneming van de bepalingen van artikel 3. Zij beheert de financiële bijdrage van de Unie aan het EMPIR en wordt belast met het opstellen en uitvoeren van het jaarlijkse werkplan, het organiseren van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, het beheer van de evaluatie en het opstellen van de ranglijst van voorstellen alsmede alle andere activiteiten die voortvloeien uit het jaarlijkse werkplan. EURAMET wordt belast met het subsidiebeheer, waaronder het ondertekenen van subsidieovereenkomsten, het ontvangen en toewijzen van en het toezicht houden op het gebruik van de financiële bijdrage en betalingen van de Unie aan EMPIR-deelnemers in de geselecteerde projecten.

Het toezicht op de financiële bijdrage van de Unie betreft alle activiteiten inzake controle en audits, met controles vooraf en/of achteraf, benodigd voor de uitvoering van de door de Commissie aan EURAMET gedelegeerde taken. Bij deze activiteiten wordt gestreefd naar een redelijke zekerheid betreffende de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en van de subsidiabiliteit van de uit hoofde van subsidieovereenkomsten gedeclareerde kosten.

2.

EURAMET kan de deelnemende staten belasten met bepaalde administratieve en logistieke taken in het kader van de uitvoering van het EMPIR.

II   De organisatiestructuur van EURAMET in verband met de uitvoering van het EMPIR

1.

De algemene vergadering is het hoogste gezag in alle EURAMET-aangelegenheden. Het EMPIR-comité beheert het programma binnen een door EURAMET gedefinieerd kader, zodat EURAMET ervoor kan zorgen dat de uitvoering van het programma aan de doelstellingen ervan beantwoordt.

Het EMPIR-comité bestaat uit vertegenwoordigers van EURAMET-leden uit de deelnemende staten. Het gewicht der stemmen wordt aan de hand van een vierkantswortelformule berekend op basis van de bijdragen van de verschillende landen.

Het EMPIR-comité neemt in het bijzonder beslissingen over de strategische agenda voor onderzoek en ontwikkeling, de planning van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, de procedure voor de toetsing van evaluaties, de selectie van de volgens de ranglijsten te financieren projecten en het toezicht op de vorderingen van de gefinancierde projecten. Het stelt na goedkeuring van de Commissie het jaarlijkse werkplan vast.

De Commissie heeft de status van waarnemer bij de vergaderingen van het EMPIR-comité. Voor het vaststellen van het jaarlijkse werkplan door het EMPIR-comité is echter voorafgaande goedkeuring door de Commissie vereist. Het EMPIR-comité nodigt de Commissie uit voor zijn vergaderingen en zendt de Commissie de relevante documenten toe. De Commissie kan deelnemen aan de besprekingen van het EMPIR-comité.

2.

De voorzitter van het EMPIR-comité en zijn of haar plaatsvervanger worden verkozen door het EMPIR-comité. De voorzitter van het EMPIR-comité is een van de twee vicevoorzitters van EURAMET. De voorzitter van het EMPIR-comité vertegenwoordigt EURAMET wat betreft zaken die verband houden met het EMPIR.

3.

De onderzoeksraad bestaat uit zeer deskundige personen uit de industrie, uit de onderzoekswereld, van universitaire instellingen en van internationale organisaties van belanghebbenden. De raad levert onafhankelijk strategisch advies over het jaarlijkse werkplan van het EMPIR. De leden van de onderzoeksraad worden aangesteld door de algemene vergadering van EURAMET.

4.

Het secretariaat van EURAMET, belast met de algemene administratieve ondersteuning van EURAMET, beheert de bankrekeningen voor het EMPIR.

5.

De eenheid beheerondersteuning wordt opgezet als onderdeel van het secretariaat van EURAMET en wordt belast met de uitvoering en het dagelijks beheer van het EMPIR.


Top