Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011R1147

    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1147/2011 van de Commissie van 11 november 2011 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart wat betreft het gebruik van beveiligingsscanners op EU-luchthavens Voor de EER relevante tekst

    PB L 294 van 12.11.2011, p. 7–11 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 14/11/2015; stilzwijgende opheffing door 32015R1998

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2011/1147/oj

    12.11.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 294/7


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1147/2011 VAN DE COMMISSIE

    van 11 november 2011

    tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart wat betreft het gebruik van beveiligingsscanners op EU-luchthavens

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (1), en met name artikel 4, leden 2 en 3,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 300/2008 moet de Commissie algemene maatregelen vaststellen die beogen niet-essentiële onderdelen van de in de bijlage bij de verordening bedoelde gemeenschappelijke basisnormen te wijzigen door deze aan te vullen.

    (2)

    In artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 300/2008 is voorts bepaald dat de Commissie, ter aanvulling van de algemene maatregelen die zij overeenkomstig artikel 4, lid 2, heeft vastgesteld, gedetailleerde maatregelen moet vaststellen voor de toepassing van de in de bijlage bij die verordening vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart.

    (3)

    In Verordening (EG) nr. 272/2009 van de Commissie (2) ter aanvulling van de gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, met name deel A van de bijlage, zijn algemene maatregelen vastgesteld inzake de toegestane methoden voor het uitvoeren van beveiligingsonderzoeken van passagiers.

    (4)

    Om het gebruik van beveiligingsscanners toe te staan als methode voor beveiligingsonderzoeken van passagiers moeten bepalingen inzake het gebruik daarvan, de minimumnormen inzake detectieprestaties en operationele minimumvoorwaarden worden vastgesteld.

    (5)

    Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie (3) moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (6)

    Beveiligingsscanners zullen worden ingevoerd en gebruikt overeenkomstig Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad van 12 juli 1999 betreffende de beperking van blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden (van 0 Hz - 300 GHz) (4), Richtlijn 2004/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van fysische agentia (elektromagnetische velden) (18e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid l, van Richtlijn 89/391/EEG (5)).

    (7)

    Door specifieke operationele voorwaarden vast te stellen voor het gebruik van beveiligingsscanners en door passagiers de mogelijkheid te bieden voor een alternatieve methode van beveiligingsonderzoek te kiezen, eerbiedigt deze verordening de grondrechten en is zij in overeenstemming met de beginselen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met inbegrip van de eerbiediging van de menselijke waardigheid, het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op de bescherming van persoonsgegevens, de rechten van het kind, het recht op godsdienstvrijheid en het verbod op discriminatie. Deze verordening moet worden toegepast met inachtneming van deze rechten en beginselen.

    (8)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 11 november 2011.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    José Manuel BARROSO


    (1)  PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72.

    (2)  PB L 91 van 3.4.2009, blz. 7.

    (3)  PB L 55 van 5.3.2010, blz. 1.

    (4)  PB L 199 van 30.7.1999, blz. 59.

    (5)  PB L 159 van 30.4.2004, blz. 1.


    BIJLAGE

    De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    In hoofdstuk 4 wordt punt 4.1.1.1 vervangen door:

    „4.1.1.1.

    Jassen en colberts moeten voor het beveiligingsonderzoek worden uitgetrokken en als handbagage aan een beveiligingsonderzoek worden onderworpen. De screener kan de passagier waar nodig verzoeken meer kledingsstukken uit te trekken.”.

    2)

    In hoofdstuk 4 wordt punt 4.1.1.2 vervangen door:

    „4.1.1.2.

    Het beveiligingsonderzoek van passagiers gebeurt door middel van:

    a)

    fouillering, of

    b)

    metaaldetectiepoorten (WTMD), of

    c)

    explosievenspeurhonden in combinatie met punt a), of

    d)

    beveiligingsscanners die geen ioniserende straling gebruiken.

    Wanneer de screener niet kan bepalen of de passagier al dan niet verboden voorwerpen bij zich heeft, krijgt de passagier geen toegang tot de om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones of wordt hij opnieuw aan een beveiligingsonderzoek onderworpen tot de screener tevreden is over het resultaat.”.

    3)

    Aan hoofdstuk 4 wordt het volgende punt toegevoegd:

    „4.1.1.10.

    Wanneer voor de uitvoering van beveiligingsonderzoeken van passagiers een beveiligingsscanner met een menselijke operator wordt gebruikt, als gedefinieerd in punt 12.11.1, tweede alinea, moet aan de volgende minimumvoorwaarden worden voldaan:

    a)

    beveiligingsscanners mogen geen beelden opslaan, bewaren, kopiëren, afdrukken of opzoeken. Elk tijdens het beveiligingsonderzoek gegenereerd beeld blijft beschikbaar gedurende de tijd die de operator nodig heeft om het te analyseren en wordt gewist zodra de controle van de passagier afgelopen is. Elke onrechtmatige toegang of ongeoorloofd gebruik van de beelden is verboden en wordt verhinderd;

    b)

    de operator die de beelden analyseert, dient zich in een gescheiden ruimte te bevinden zodat hij/zij de onderzochte passagier niet kan zien;

    c)

    in de gescheiden ruimte waar de beelden worden geanalyseerd, mag zich geen technische apparatuur bevinden waarmee beelden kunnen worden opgeslagen, gekopieerd, gefotografeerd of op een andere wijzen worden geregistreerd;

    d)

    het beeld mag niet worden gekoppeld aan gegevens betreffende de onderzochte persoon en zijn of haar identiteit dient anoniem te blijven;

    e)

    een passagier mag eisen dat het beeld van zijn/haar lichaam wordt geanalyseerd door een screener van een door hem/haar gekozen geslacht;

    f)

    het beeld wordt vervaagd of verduisterd om te voorkomen dat het gezicht van de passagier herkenbaar is.

    De punten a) en d) gelden eveneens voor beveiligingsscanners met automatische dreigingsdetectie.

    Passagiers hebben het recht een onderzoek met een beveiligingsscanner te weigeren. In dat geval zal de passagier worden onderzocht middels een alternatieve methode voor beveiligingsonderzoek, met inbegrip van minstens een fouillering overeenkomstig aanhangsel 4-A van Besluit (2010)774 van de Commissie. Wanneer het alarm van de beveiligingsscanner wordt geactiveerd, wordt nagegaan wat de oorzaak daarvan is.

    Voor het beveiligingsonderzoek met een beveiligingsscanner wordt de passagier ingelicht over de gebruikte technologie, de daaraan verbonden voorwaarden en de mogelijkheid om een onderzoek met een beveiligingsscanner te weigeren.”.

    4)

    In hoofdstuk 11, wordt punt 11.3 vervangen door:

    „11.3.   CERTIFICERING OF GOEDKEURING

    11.3.1.

    Personen die de in de punten 11.2.3.1 tot en met 11.2.3.5 vermelde taken uitvoeren, moeten:

    a)

    een eerste certificerings- of goedkeuringsprocedure doorlopen, en

    b)

    voor personen die röntgen- of EDS-apparatuur bedienen of beelden van beveiligingsscanners analyseren, minstens om de drie jaar opnieuw worden gecertificeerd, en

    c)

    voor alle andere personen: minstens om de vijf jaar opnieuw worden gecertificeerd of goedgekeurd.

    11.3.2.

    Personen die röntgen- of EDS-apparatuur bedienen of personen die beelden van beveiligingsscanners analyseren, moeten, in het kader van de procedure voor initiële certificering of goedkeuring, slagen in een gestandaardiseerde beeldinterpretatietest.

    11.3.3.

    De procedure voor vernieuwde certificering of goedkeuring van personen die röntgen- of EDS-apparatuur bedienen of personen die beelden van beveiligingsscanners analyseren, omvat zowel de gestandaardiseerde beeldinterpretatietest als een beoordeling van hun operationele prestaties.

    11.3.4.

    Wanneer de vernieuwde certificering of goedkeuring niet binnen een redelijke termijn van normaliter hoogstens drie maanden met succes wordt voltooid, worden de bijbehorende beveiligingsrechten ingetrokken.

    11.3.5.

    Voor alle gecertificeerde of goedgekeurde personen wordt minstens tijdens de duur van hun contract een certificerings- of goedkeuringsdossier bijgehouden.”.

    5)

    Aan hoofdstuk 11 wordt het volgende punt toegevoegd:

    „11.4.1.1.

    Personen die de beelden van beveiligingsscanners analyseren, moeten een periodieke opleiding volgen die uit een beeldherkenningstraining en uit beeldherkenningstesten bestaat. In elke periode van zes maanden wordt minstens zes uur opleiding gegeven in een leslokaal en/of via computerondersteunend onderwijs.

    De testresultaten worden aan de betrokken persoon meegedeeld; ze worden ook geregistreerd en kunnen in overweging worden genomen als onderdeel van de procedure voor vernieuwde certificering of goedkeuring.”.

    6)

    Aan hoofdstuk 12 worden de volgende punten toegevoegd:

    „12.11.   BEVEILIGINGSSCANNERS

    12.11.1.   Algemene beginselen

    Een beveiligingsscanner is een systeem voor het beveiligingsonderzoek van personen waarmee, afzonderlijk van de menselijke huid, metalen en niet-metalen voorwerpen kunnen worden gedetecteerd die op het lichaam of in de kleding worden gedragen.

    Een beveiligingsscanner waarbij de beelden door een menselijke operator worden geanalyseerd, kan bestaan uit een detectiesysteem dat een beeld van het menselijk lichaam creëert dat door die persoon wordt geanalyseerd om na te gaan of de onderzochte persoon, afzonderlijk van de menselijke huid, geen metalen of niet-metalen voorwerpen op zijn lichaam draagt. Wanneer de operator die de beelden analyseert een dergelijk voorwerp waarneemt, deelt hij de locatie daarvan mee aan de screener met het oog op verder onderzoek. In dit geval moet de operator die de beelden analyseert, worden beschouwd als een integraal onderdeel van het detectiesysteem.

    Een beveiligingsscanner met automatische dreigingsdetectie kan een systeem zijn waarmee, afzonderlijk van de menselijke huid, metalen en niet-metalen voorwerpen die op het lichaam of in de kleding worden gedragen, automatisch worden gedetecteerd. Wanneer het systeem een dergelijke voorwerp waarneemt, wordt de locatie daarvan op een schematische weergave aan de screener getoond

    Voor beveiligingsonderzoeken van passagiers dienen beveiligingsscanners aan de volgende normen te voldoen:

    a)

    beveiligingsscanners detecteren en waarschuwen middels een alarm voor de aanwezigheid van minstens individuele of een combinatie van gespecificeerde metalen en niet-metalen voorwerpen, met inbegrip van explosieven;

    b)

    de detectie wordt niet beïnvloed door de positie en richting van het voorwerp;

    c)

    het systeem moet zijn uitgerust met een visuele indicator die aangeeft of de apparatuur in werking is;

    d)

    beveiligingsscanners moeten zodanig geplaatst zijn dat hun prestaties niet worden beïnvloed door interferentiebronnen;

    e)

    de correcte werking van beveiligingsscanners moet dagelijks worden getest;

    f)

    de beveiligingsscanner wordt gebruikt overeenkomstig de door de fabrikant meegedeelde bedieningsinstructies.

    Beveiligingsscanners voor beveiligingsonderzoeken van passagiers worden ingevoerd en gebruikt overeenkomstig Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad van 12 juli 1999 betreffende de beperking van blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden (van 0 Hz - 300 GHz) (1) en Richtlijn 2004/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van fysische agentia (elektromagnetische velden) (18e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid l, van Richtlijn 89/391/EEG (2)).

    12.11.2.   Normen voor beveiligingsscanners

    De prestatievereisten voor beveiligingsscanners zijn vastgelegd in aanhangsel 12-K, dat als „CONFIDENTIEL EU” is gerubriceerd en dient te worden behandeld overeenkomstig Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom.

    Alle beveiligingsscanners moeten met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening voldoen aan de norm die is gedefinieerd in aanhangsel 12-K.

    12.11.2.1.

    Alle beveiligingsscanners dienen te voldoen aan norm 1.

    Norm 1 verstrijkt op 1 januari 2022.

    12.11.2.2.

    Norm 2 geldt voor beveiligingsscanners die vanaf 1 januari 2019 worden geïnstalleerd.

    7)

    Aan hoofdstuk 12 wordt aanhangsel 12-K toegevoegd:

    AANHANGSEL 12-K

    In een afzonderlijk besluit van de Commissie zijn gedetailleerde bepalingen inzake veiligheidsprestatievereisten voor beveiligingsscanners vastgesteld.”.


    (1)  PB L 199 van 30.7.1999, blz. 59.

    (2)  PB L 159 van 30.4.2004, blz. 1.”.


    Top