This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32008R1192
Commission Regulation (EC) No 1192/2008 of 17 November 2008 amending Regulation (EEC) No 2454/93 laying down provisions for the implementation of Council Regulation (EEC) No 2913/92 establishing the Community Customs Code
Verordening (EG) nr. 1192/2008 van de Commissie van 17 november 2008 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek
Verordening (EG) nr. 1192/2008 van de Commissie van 17 november 2008 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek
PB L 329 van 6.12.2008, p. 1–51
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
No longer in force, Date of end of validity: 30/04/2016; stilzwijgende opheffing door 32016R0481
6.12.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 329/1 |
VERORDENING (EG) nr. 1192/2008 VAN DE COMMISSIE
van 17 november 2008
tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1), en met name op artikel 247,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (2) zijn thans bepalingen over grensoverschrijdende vergunningen waarbij de douanediensten in meer dan één lidstaat zijn betrokken, opgenomen alleen voor het gebruik van economische douaneregelingen en voor bijzondere bestemmingen. |
(2) |
Rekening houdende met de Lissabonstrategie, die erop is gericht van de Europese Unie de meest concurrerende economie ter wereld te maken, is het van wezenlijk belang een moderne en vereenvoudigde omgeving en de voorwaarden voor een daadwerkelijke interne markt te scheppen, waarop het concurrentievermogen van de ondernemingen zal toenemen en een vervalsing van de concurrentie tussen de ondernemingen in de verschillende lidstaten wordt voorkomen. De grensoverschrijdende vergunningen voor vereenvoudigde procedures en de geïntegreerde grensoverschrijdende vergunningen maken het mogelijk dat ondernemingen de boekhouding, de logistiek en de distributie centraliseren en integreren, wat tot besparingen zal leiden op het gebied van administratie- en transactiekosten en een echte vereenvoudiging is. De bepalingen inzake grensoverschrijdende vergunningen moeten daarom worden uitgebreid tot vereenvoudigde aangiften en de domiciliëringsprocedure. |
(3) |
De bestaande definities van grensoverschrijdende vergunning voor het gebruik van economische douaneregelingen en voor bijzondere bestemmingen moeten worden gecombineerd met die van de vereenvoudigde aangifte en de domiciliëringsprocedure, daar deze procedures in combinatie met elkaar kunnen worden gebruikt. |
(4) |
Bij Verordening (EG) nr. 1875/2006 van de Commissie (3) tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 is bepaald, welke gegevens tenminste moeten worden verstrekt bij gebruik van de vereenvoudigde aangifte of in de administratie moeten worden opgenomen bij gebruik van de domiciliëringsprocedure. Op grond van een grensoverschrijdende vergunning dienen de gegevens die in het kader van de procedure inzake vereenvoudigde aangifte ten minste moeten worden verstrekt het maximum te zijn, dat een douanekantoor in een andere lidstaat ter beschikking kan worden gesteld. |
(5) |
Daar AEO-certificaten, en met name die voor douanevereenvoudigingen, dikwijls met grensoverschrijdende vergunningen zullen worden gecombineerd, moeten de regels inzake de afgifte, schorsing en intrekking van beide soorten vergunningen zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd, waaronder de bepalingen inzake de administratie die moet worden gevoerd om een passende controle op de procedure te kunnen uitvoeren. |
(6) |
De vervoerders, expediteurs en douane-expediteurs die houder zijn van een AEO-certificaat kunnen gemakkelijk toegang verkrijgen tot douanevereenvoudigingen, waaronder het gebruik van vereenvoudigde aangiften en van de domiciliëringsprocedure. Er dient derhalve te worden bepaald dat vertegenwoordigers vergunning kunnen krijgen voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften en de domiciliëringsprocedure, mits zij aan bepaalde voorwaarden en criteria voldoen. |
(7) |
De procedure voor het aanvragen en verlenen van grensoverschrijdende vergunningen moet worden verbeterd door het verkorten van de termijn voor de gegevensuitwisseling en door het ontwikkelen van gemeenschappelijke regels om vertragingen bij de afgifte van deze vergunningen te voorkomen. Aan de hand van deze regels moet de douane toezicht kunnen houden op transacties in het kader van grensoverschrijdende vergunningen zonder daarvoor administratieve regelingen te moeten treffen die onevenredig zijn met de betrokken economische behoeften. |
(8) |
De voorwaarden en criteria voor het verlenen van zowel nationale als grensoverschrijdende vergunningen voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften en de domiciliëringsprocedure moeten gelijk zijn, teneinde binnen de interne markt een harmonisering tot stand te brengen. |
(9) |
Er moeten gemeenschappelijke regels worden vastgesteld voor de wijziging, schorsing en intrekking van vergunningen voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften en de domiciliëringsprocedure om tot een gemeenschappelijke praktijk te komen in het gehele douanegebied van de Gemeenschap. |
(10) |
Ter verbetering van de procedures voor het aanvragen en verlenen van grensoverschrijdende vergunningen, moet een elektronisch communicatie- en gegevensbanksysteem worden opgezet voor de onderlinge gegevensuitwisseling en communicatie tussen de douaneautoriteiten en ter informatie van de Commissie en de marktdeelnemers. Dit systeem moet een uitbreiding zijn van het informatie- en communicatiesysteem waarin is voorzien voor de afgifte van AEO-certificaten. |
(11) |
Het gebruik van de vereenvoudigde aangiften en van de domiciliëringsprocedure moet, na een overgangsperiode, slechts worden toegestaan aan marktdeelnemers die elektronisch douaneaangiften of kennisgevingen indienen, zoals in een eenvoudige en papierloze omgeving is vereist. |
(12) |
Verduidelijkt moet worden dat een douaneaangifte, behoudens toestemming van de douaneautoriteit of autoriteiten die betrokken is of zijn bij de afgifte van de vergunning, bij een ander douanekantoor kan worden ingediend dan het kantoor waar de goederen worden aangebracht of voor controle ter beschikking worden gehouden. |
(13) |
Met betrekking tot de formaliteiten inzake douanevervoer is het, tot het tijdstip waarop Verordening (EG) nr. 1875/2006 van toepassing is, passend dat wanneer die formaliteiten worden uitgevoerd met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken, de summiere aangifte wordt aanvaard op de grondslag van het „voorafgaande bericht van aankomst”. |
(14) |
Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2454/93, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 837/2005 van de Raad (4), die de indiening van de aangiften voor douanevervoer met behulp van geautomatiseerde gegevensverwerkingstechnieken verplicht stelt vanaf 1 juli 2005, dienen alle marktdeelnemers hun aangiften voor douanevervoer in te dienen door middel van het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer. Voorts moet het reizigers mogelijk worden gemaakt een aangifte voor douanevervoer op papier in te dienen bij de douaneautoriteiten, die ervoor moeten zorgen dat de desbetreffende gegevens tussen de douanediensten worden uitgewisseld met behulp van informatietechnologie en computernetwerken. |
(15) |
De Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 20 mei 1987 (5) is aangepast aan de verplichting dat de aangiften voor gemeenschappelijk douanevervoer in de standaardprocedure met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken moeten worden ingediend. Derhalve moeten de overeenkomstige bepalingen in de communautaire wetgeving eveneens worden aangepast. |
(16) |
In deze omstandigheden dienen de bepalingen ter uitvoering van de regeling communautair douanevervoer die zijn gebaseerd op de indiening van aangiften voor douanevervoer op papier, met inbegrip van die bepalingen welke de bijbehorende documenten betreffen, te worden aangepast aan de verplichting dat de aangiften voor communautair douanevervoer in de standaardprocedure met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken moeten worden ingediend. |
(17) |
Behalve in het geval van reizigers, dient het gebruik van aangiften op papier en de bijbehorende documenten te worden beperkt tot de noodprocedure, met behulp waarvan de marktdeelnemers douanevervoer kunnen verrichten wanneer het geautomatiseerde douanevervoersysteem van de douane of het computersysteem van de toegelaten afzender of de aangever niet functioneert of wanneer het netwerk tussen laatstgenoemden en de douane niet functioneert. |
(18) |
Er moet gebruik worden gemaakt van gegevensverwerkingstechnieken voor TIR-vervoer binnen het douanegebied van de Gemeenschap ter verzekering van een doelmatige gegevensuitwisseling en eenzelfde niveau van douanecontroles als op grond van de regeling communautair douanevervoer. |
(19) |
Het TIR-vervoer binnen het douanegebied van de Gemeenschap moet worden geïntegreerd in de elektronische omgeving die is ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 1875/2006, waarin is bepaald dat vóór de aankomst en vóór het vertrek van de goederen een aangifte elektronisch moet worden ingediend. |
(20) |
Bij elektronische doorzending van de gegevens behoeft het desbetreffende deel van strook 2 van het carnet TIR binnen het douanegebied van de Gemeenschap niet te worden teruggezonden, als gevolg waarvan het aantal onnodige nasporingsprocedures zal verminderen. Het TIR-vervoer zal doelmatiger en veiliger worden, daar door het gebruik van het computersysteem sneller toezicht kan worden uitgeoefend, hetgeen concrete voordelen oplevert voor de douane en de marktdeelnemers. |
(21) |
Bepaald moet worden dat de houder van het carnet TIR de gegevens van dat carnet met behulp van een gegevensverwerkingstechniek aan het kantoor van vertrek of binnenkomst verstrekt. Evenwel moeten overeenkomstig de TIR-overeenkomst de rechtsgevolgen als gevolg van een verschil tussen de elektronisch verstrekte gegevens van het carnet TIR en het carnet TIR, worden gebaseerd op de gegevens van het carnet TIR. De formaliteiten betreffende andere partijen dan de douaneautoriteiten van de Gemeenschap moeten nog steeds op de grondslag van het carnet TIR worden vervuld, waaronder het gebruik van het carnet TIR als bewijs van een internationale garantie. |
(22) |
Slechts in uitzonderlijke gevallen mag vrijstelling worden verleend van de verplichting de gegevens van het carnet TIR met behulp van een gegevensverwerkingstechniek te verstrekken, namelijk wanneer het automatische douanevervoersysteem van de douane of de applicatie voor het indienen van de aangifte niet functioneert of wanneer het netwerk tussen deze beide systemen niet functioneert. |
(23) |
Ter wille van de duidelijkheid moet in artikel 453, lid 2, worden verwezen naar de regel aan de hand waarvan de communautaire status van onder de TIR-regeling geplaatste goederen kan worden vastgesteld. |
(24) |
De voorschriften inzake de elektronische verstrekking van de gegevens van het carnet TIR moeten worden opgenomen in de voorschriften inzake de elektronische indiening van aangiften voor douanevervoer in de bijlagen 37 bis en 37 quater. |
(25) |
Ter vereenvoudiging en bespoediging moeten de wijzigingen in de lijst van de door de lidstaten aangewezen centralisatiekantoren die bij inbreuken of onregelmatigheden in verband met carnets ATA maatregelen moeten nemen, worden bekendgemaakt op de officiële website van de Europese Unie op het internet. |
(26) |
Bij het regelmatige onderzoek van de lijst van goederen met een verhoogd frauderisico in bijlage 44 quater bij Verordening (EEG) nr. 2454/93, dat overeenkomstig artikel 340 bis van die verordening is uitgevoerd aan de hand van door de lidstaten verstrekte gegevens, is gebleken dat bepaalde in die lijst vermelde goederen niet langer een verhoogd frauderisico vormen. Het is derhalve passend de lijst in bijlage 44 quater dienovereenkomstig aan te passen. |
(27) |
In bijlage 67 bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 is een gemeenschappelijk formulier opgenomen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning voor een economische douaneregeling of een bijzondere bestemming. Dit formulier moet worden gebruikt wanneer één of meer dan één douaneadministraties bij de vergunning is betrokken. Het gebruik van bijlage 67 moet worden uitgebreid tot de gevallen waarin een aanvraag wordt ingediend voor een vergunning voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften of de domiciliëringsprocedure, zowel op nationaal niveau als wanneer hierbij meer dan één douaneadministratie is betrokken. |
(28) |
Verordening (EEG) nr. 2454/93 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(29) |
Daar de wijzigingen neergelegd in Besluit nr. 1/2008 van de Gemengde Commissie EG-EVA „gemeenschappelijk douanevervoer” van 16 juni 2008 tot wijziging van de Overeenkomst van 20 mei 1987 betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van toepassing zijn vanaf 1 juli 2008 en 1 juli 2009, moeten de overeenkomstige bepalingen die bij deze verordening worden vastgesteld, van toepassing zijn vanaf dezelfde data. |
(30) |
De in deze verordening vervatte bepalingen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EEG) nr. 2454/93 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1 worden de volgende punten 13, 14 en 15 toegevoegd:
|
2) |
In artikel 183 komt lid 3 als volgt te luiden: „3. Voor goederen die, voorafgaand aan het aanbrengen bij de douane, onder een regeling voor douanevervoer zijn vervoerd waarvoor de formaliteiten met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken zijn vervuld, vormt de aangifte voor douanevervoer die met het „voorafgaand bericht van aankomst” aan het kantoor van bestemming is toegezonden, de summiere aangifte. Het voor het kantoor van bestemming bestemde exemplaar van het document voor douanevervoer of van het begeleidingsdocument voor douanevervoer vormt de summiere aangifte wanneer artikel 353, lid 2, wordt toegepast.”. |
3) |
In artikel 199 komen de leden 1 en 2 als volgt te luiden: „1. Onverminderd de eventuele toepassing van strafbepalingen geldt de indiening door de aangever of diens vertegenwoordiger van een door hem ondertekende aangifte bij een douanekantoor of de indiening van een aangifte voor douanevervoer met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken als het aanvaarden van de aansprakelijkheid van de aangever of diens vertegenwoordiger overeenkomstig de in de lidstaten geldende bepalingen voor:
2. Wanneer de aangever gebruikmaakt van systemen voor automatische gegevensverwerking voor het opstellen van douaneaangiften, met inbegrip van aangiften voor douanevervoer opgesteld overeenkomstig artikel 353, lid 2, onder b), kunnen de douaneautoriteiten bepalen dat de met de hand geschreven handtekening wordt vervangen door een andere identificatietechniek die eventueel op het gebruik van codes berust. Deze faciliteit wordt slechts toegestaan wanneer de door de douane vastgestelde technische en administratieve voorwaarden zijn vervuld. De douaneautoriteiten kunnen eveneens bepalen dat aangiften die met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking van de douane worden opgesteld, met inbegrip van aangiften voor douanevervoer opgesteld overeenkomstig artikel 353, lid 2, onder b), rechtstreeks door deze systemen worden gewaarmerkt in plaats van door de handmatige of mechanische plaatsing van het stempel van het douanekantoor en de handtekening van de bevoegde ambtenaar.”. |
4) |
In artikel 201 wordt het volgende lid 3 toegevoegd: „3. De douaneautoriteiten kunnen erin toestemmen dat de douaneaangifte bij een ander douanekantoor wordt ingediend dan het kantoor waar de goederen worden aangebracht of voor controle ter beschikking worden gehouden, mits aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
|
5) |
In artikel 202 wordt het volgende lid 3 toegevoegd: „3. De aangifte voor douanevervoer wordt ingediend en de goederen worden aangebracht bij het kantoor van vertrek tijdens de door de douane vastgestelde openingstijden. Het kantoor van vertrek kan op verzoek en op kosten van de aangever toestaan dat de goederen op een andere plaats worden aangebracht.”. |
6) |
Artikel 203 komt als volgt te luiden: „Artikel 203 1. De datum van aanvaarding wordt op de aangifte vermeld. 2. De aangifte voor communautair douanevervoer wordt door het kantoor van vertrek tijdens de door de douane vastgestelde openingstijden aanvaard en geregistreerd.”. |
7) |
In artikel 205, lid 3, komen het vijfde en het zesde streepje als volgt te luiden:
|
8) |
In artikel 208 komt lid 2 als volgt te luiden: „2. Wanneer de regeling communautair of gemeenschappelijk douanevervoer wordt voorafgegaan of gevolgd door een andere douaneregeling, kan een set worden aangeboden met het aantal exemplaren dat nodig is voor het vervullen van de formaliteiten voor de regeling douanevervoer wanneer artikel 353, lid 2, wordt toegepast, en de voorafgaande of volgende douaneregeling.”. |
9) |
In artikel 215, lid 1, komen de tweede en de derde alinea als volgt te luiden: „Dit papier is wit voor alle exemplaren. In de overeenkomstig artikel 353, lid 2, gebruikte exemplaren voor het communautair douanevervoer hebben de vakken 1 (eerste en derde deelvak), 2, 3, 4, 5, 6, 8, 15, 17, 18, 19, 21, 25, 27, 31, 32, 33 (eerste deelvak links), 35, 38, 40, 44, 50, 51, 52, 53, 55 en 56 echter een groene onderdruk. De formulieren worden in het groen bedrukt.”. |
10) |
In artikel 219 komt lid 1 als volgt te luiden: „1. De goederen waarop de aangifte voor douanevervoer betrekking heeft, worden samen met het vervoersdocument aangeboden. Het kantoor van vertrek kan besluiten dat dit document bij het vervullen van de douaneformaliteiten niet behoeft te worden overgelegd, mits het te zijner beschikking wordt gehouden. Het vervoersdocument moet tijdens het vervoer evenwel te allen tijde op verzoek van de douane of iedere andere daartoe gemachtigde instantie worden overgelegd.”. |
11) |
In artikel 247 wordt het volgende lid 5 toegevoegd: „5. Voor de toepassing van de regeling communautair douanevervoer legt het kantoor van vertrek de resultaten van de verificatie vast, door de daarop betrekking hebbende gegevens in het computersysteem in te voeren.”. |
12) |
In artikel 249 wordt het volgende lid 3 toegevoegd: „3. Voor de toepassing van de regeling communautair douanevervoer geeft het kantoor van vertrek, indien de controleresultaten het toelaten, de goederen vrij en voert het de datum van de vrijgave in het computersysteem in.”. |
13) |
In deel I, titel IX, hoofdstuk 1, wordt het volgende opschrift ingevoegd voor artikel 253: „ ”. |
14) |
In artikel 253 worden de volgende leden 4 tot en met 8 toegevoegd: „4. Een persoon kan een vergunning aanvragen voor gebruik van vereenvoudigde aangiften of van de domiciliëringsprocedure, voor eigen gebruik of voor gebruik als vertegenwoordiger, mits hij een administratie voert en procedures gebruikt aan de hand waarvan de vergunningverlenende douaneautoriteit de vertegenwoordigde personen kan identificeren en passende douanecontroles kan verrichten. Deze aanvraag kan ook betrekking hebben op een geïntegreerde vergunning, onverminderd artikel 64 van het Wetboek. 5. Het gebruik van vereenvoudigde aangiften en de domiciliëringsprocedure is afhankelijk van de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld voor invoerrechten en andere heffingen. 6. De vergunninghouder moet voldoen aan de in dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden en criteria en de verplichtingen nakomen die uit de vergunning voortvloeien, onverminderd de verplichtingen van de aangever en de bepalingen inzake het ontstaan van een douaneschuld. 7. De vergunninghouder stelt de vergunningverlenende douaneautoriteit in kennis van elk feit dat zich na de afgifte van de vergunning voordoet en dat gevolgen kan hebben voor de handhaving of de inhoud van de vergunning. 8. De vergunningverlenende douaneautoriteit voeren in de volgende gevallen een herbeoordeling uit van de vergunning voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften of de domiciliëringsprocedure:
Wanneer een vergunning voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften of de domiciliëringsprocedure is afgegeven aan een aanvrager die minder dan drie jaar geleden is opgericht, wordt in het eerste jaar na de afgifte nauwlettend toezicht uitgeoefend.”. |
15) |
In artikel 253 bis wordt de volgende alinea toegevoegd: „Het gebruik van vereenvoudigde aangiften en de domiciliëringsprocedure is slechts toegestaan indien de douaneaangiften en de kennisgevingen elektronisch worden ingediend.”. |
16) |
In deel I, titel IX, hoofdstuk 1, wordt de volgende Afdeling 2 ingevoegd na artikel 253 bis: „
Artikel 253 ter 1. De aanvragen voor een vergunning voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften of de domiciliëringsprocedure worden ingediend met behulp van het aanvraagformulier waarvan het model in bijlage 67 is opgenomen of de overeenkomstige elektronische versie. 2. Wanneer de vergunningverlenende douaneautoriteit vaststelt dat de aanvraag niet alle vereiste gegevens bevat, verzoekt zij de aanvrager binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag haar de nodige gegevens te verstrekken, onder opgave van de redenen van haar verzoek. 3. De aanvraag wordt niet aanvaard indien:
4. Voordat een vergunning voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften of de domiciliëringsprocedure wordt verleend, controleren de douaneautoriteiten de administratie van de aanvrager, tenzij de resultaten van een vorige administratieve controle kunnen worden gebruikt. Artikel 253 quater 1. Voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften wordt vergunning verleend indien voldaan wordt aan de voorwaarden en criteria van artikel 14 nonies, met uitzondering van lid 1, onder c), artikel 14 decies, onder d), e) en g) en artikel 14 undecies. Voor het gebruik van de domiciliëringsprocedure wordt vergunning verleend indien voldaan wordt aan de voorwaarden en criteria van artikel 14 nonies, met uitzondering van lid 1, onder c), artikel 14 decies en artikel 14 undecies. Voor de verlening van de in de eerste en de tweede alinea bedoelde vergunningen, passen de douaneautoriteiten artikel 14 bis, lid 2, toe en gebruiken zij het in bijlage 67 opgenomen vergunningsformulier. 2. Wanneer de aanvrager houder is van een AEO-certificaat als bedoeld in artikel 14 bis, lid 1, onder a) of c), wordt aan de voorwaarden en criteria van lid 1 geacht te zijn voldaan. Artikel 253 quinquies 1. Een vergunning voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften of de domiciliëringsprocedure wordt door de vergunningverlenende douaneautoriteit geschorst wanneer:
In het in de eerste alinea, onder b), van dit artikel bedoelde geval kan de vergunningverlenende douaneautoriteit echter besluiten de vergunning voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften of de domiciliëringsprocedure niet te schorsen, indien zij van oordeel is dat de overtreding van weinig belang is in verhouding tot het aantal en de omvang van de douanegerelateerde activiteiten van de vergunninghouder en geen twijfel heeft doen ontstaan aan diens goede trouw. Alvorens een besluit te nemen, deelt de vergunningverlenende douaneautoriteit haar bevindingen aan de vergunninghouder mee. De vergunninghouder is gerechtigd binnen 30 kalenderdagen vanaf die mededeling de situatie te corrigeren en/of zijn standpunt kenbaar te maken. 2. Wanneer de vergunninghouder de in lid 1, eerste alinea, onder a), bedoelde situatie niet binnen 30 kalenderdagen regulariseert, deelt de vergunningverlenende douaneautoriteit hem mee, dat de vergunning voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften of de domiciliëringsprocedure voor 30 kalenderdagen dagen is geschorst, zodat de vergunninghouder de nodige maatregelen kan nemen om de situatie te regulariseren. 3. In de in lid 1, eerste alinea, onder b), bedoelde gevallen schorst de vergunningverlenende douaneautoriteit de vergunning tot het einde van de gerechtelijke procedure. Zij deelt dit aan de vergunninghouder mee. 4. Wanneer de vergunninghouder de situatie niet binnen 30 kalenderdagen kan regulariseren, maar kan aantonen dat aan de voorwaarden kan worden voldaan indien de schorsingstermijn wordt verlengd, schorst de vergunningverlenende douaneautoriteit de vergunning voor het gebruik van de vereenvoudigde aangifte of de domiciliëringsprocedure voor nogmaals 30 kalenderdagen. 5. De schorsing van een vergunning is niet van invloed op douaneregelingen die reeds waren begonnen toen de schorsing inging en die nog niet zijn beëindigd. Artikel 253 sexies 1. Wanneer de vergunninghouder, ten genoegen van de vergunningverlenende douaneautoriteit, de nodige maatregelen heeft genomen om te voldoen aan de voorwaarden en criteria om in aanmerking te komen voor de vergunning voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften of de domiciliëringsprocedure, trekt de vergunningverlenende douaneautoriteit de schorsing in en deelt zij dit mee aan de vergunninghouder. De schorsing kan worden ingetrokken, voordat de in artikel 253 quinquies, lid 2 of lid 4, bepaalde termijn verstrijkt. 2. Indien de vergunninghouder nalaat de nodige maatregelen te nemen binnen de bij artikel 253 quinquies, lid 2 of lid 4, bepaalde schorsingstermijn, is artikel 253 octies van toepassing. Artikel 253 septies 1. Wanneer een vergunninghouder tijdelijk niet kan voldoen aan een van de voorwaarden of criteria die gelden voor de vergunning voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften of de domiciliëringsprocedure, kan hij verzoeken dat de vergunning wordt geschorst. In dat geval deelt de vergunninghouder dit mee aan de vergunningverlenende douaneautoriteit, onder vermelding van de datum waarop hij opnieuw aan de voorwaarden en criteria kan voldoen. Hij stelt de vergunningverlenende douaneautoriteit ook in kennis van voorgenomen maatregelen en wanneer deze zullen worden uitgevoerd. 2. Indien de vergunninghouder nalaat de situatie binnen de door hem meegedeelde termijn te regulariseren, kan de vergunningverlenende douaneautoriteit een redelijke verlenging toestaan, mits de vergunninghouder te goeder trouw is. Artikel 253 octies Onverminderd artikel 9 van het Wetboek en artikel 4 van deze verordening, wordt de vergunning voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften of de domiciliëringsprocedure door de vergunningverlenende douaneautoriteit in de volgende gevallen ingetrokken:
In het in de eerste alinea, onder b), bedoelde geval kan de vergunningverlenende douaneautoriteit echter besluiten de vergunning voor gebruik van vereenvoudigde aangiften of van de domiciliëringsprocedure niet in te trekken, indien zij van oordeel is dat de overtredingen van weinig belang zijn in verhouding tot het aantal en de omvang van de douanegerelateerde activiteiten van de vergunninghouder en geen twijfel hebben doen ontstaan aan diens goede trouw.”. |
17) |
In deel I, titel IX, wordt het volgende hoofdstuk 1 bis ingevoegd: „HOOFDSTUK 1 bis Grensoverschrijdende vergunning voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften of de domiciliëringsprocedure
Artikel 253 nonies 1. De aanvraag voor een grensoverschrijdende vergunning voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften of de domiciliëringsprocedure wordt bij een van de in artikel 14 quinquies, leden 1 en 2, bedoelde douaneautoriteiten ingediend. Wanneer echter de vergunning voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften of de domiciliëringsprocedure wordt aangevraagd in het kader van of volgende op een aanvraag voor een grensoverschrijdende vergunning voor een bijzondere bestemming of een economische douaneregeling, zijn artikel 292, leden 5 en 6, of de artikelen 500 en 501 van toepassing. 2. Wanneer een deel van de betrokken administratie en documentatie in een andere lidstaat wordt bijgehouden dan de lidstaat waar de aanvraag wordt ingediend, vult de aanvrager de vakken 5a, 5b en 7 in van het aanvraagformulier waarvan het model in bijlage 67 is opgenomen. 3. De aanvrager zorgt voor een gemakkelijk toegankelijk centraal punt of een contactpersoon binnen zijn administratie in de lidstaat waar de aanvraag is ingediend, zodat de douane de informatie kan verkrijgen waaruit blijkt dat aan de eisen voor de afgifte van de grensoverschrijdende vergunning is voldaan. 4. De aanvragers doen de nodige gegevens zoveel mogelijk elektronisch aan de douane toekomen. 5. Tot de invoering van het voor de betrokken douaneregeling vereiste systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens tussen de betrokken lidstaten, kunnen de vergunningverlenende douaneautoriteiten aanvragen afwijzen die overeenkomstig lid 1 zijn ingediend, indien de grensoverschrijdende vergunning onevenredige administratieve lasten zou meebrengen. Artikel 253 decies 1. De lidstaten doen de Commissie een lijst van de in artikel 253 nonies, lid 1, bedoelde douaneautoriteiten toekomen waarbij de aanvragen moeten worden ingediend alsmede eventuele wijzigingen in die lijst. De Commissie maakt deze informatie bekend op het internet. Deze autoriteiten treden op als de vergunningverlenende douaneautoriteiten van grensoverschrijdende vergunningen voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften en de domiciliëringsprocedure. 2. De lidstaten wijzen een centraal kantoor aan dat verantwoordelijk is voor de gegevensuitwisseling tussen de lidstaten en tussen de lidstaten en de Commissie en stellen de Commissie hiervan in kennis.
Artikel 253 undecies 1. Wanneer een aanvraag voor een grensoverschrijdende vergunning voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften of de domiciliëringsprocedure is ingediend, stelt de vergunningverlenende douaneautoriteit de andere douaneautoriteiten in kennis van:
Deze gegevens worden meegedeeld met behulp van het in artikel 253 quaterdecies bedoelde communicatiesysteem, zodra dit beschikbaar is. 2. De in lid 1, onder a), b) en c) bedoelde informatie wordt binnen de volgende termijnen door de vergunningverlenende douaneautoriteit verstrekt:
Wanneer de vergunningverlenende douaneautoriteit deze termijnen niet kan nakomen, kan zij deze met 30 kalenderdagen verlengen. In dat geval deelt de vergunningverlenende douaneautoriteit de aanvrager, voordat de termijnen zijn verstreken, de reden van de verlenging mee. De termijn gaat in op de dag waarop de vergunningverlenende douaneautoriteit alle in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde nodige informatie heeft ontvangen. De vergunningverlenende douaneautoriteit deelt de aanvrager mee dat de aanvraag is aanvaard alsmede de datum waarop de termijn ingaat. 3. Tot en met 31 december 2009 wordt de in lid 2, eerste alinea, bedoelde maximumtermijn van 30 of 90 kalenderdagen vervangen door respectievelijk 90 en 210 kalenderdagen. Artikel 253 duodecies 1. De vergunningverlenende douaneautoriteit van de lidstaat waar de aanvraag is ingediend en de douaneautoriteiten van de andere lidstaten die bij de aangevraagde grensoverschrijdende vergunning zijn betrokken werken samen bij het opstellen van de operationele eisen en rapporteringseisen, waaronder een controleprogramma voor toezicht op het gebruik van de douaneregeling waarop de grensoverschrijdende vergunning betrekking heeft. Voor de douaneregeling of douaneregelingen worden echter niet meer gegevens tussen de betrokken douaneautoriteiten uitgewisseld dan die welke zijn vermeld in bijlage 30 bis. 2. De douaneautoriteiten van de andere lidstaten die bij de aangevraagde grensoverschrijdende vergunning zijn betrokken, delen de vergunningverlenende douaneautoriteit binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van de ontwerpvergunning hun eventuele bezwaren mee. Wanneer voor deze mededeling meer tijd nodig is, wordt dit zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen deze termijn, meegedeeld aan de vergunningverlenende douaneautoriteit. Deze aanvullende termijn mag met niet meer dan 30 kalenderdagen worden verlengd. In geval van verlenging stelt de vergunningverlenende douaneautoriteit de aanvrager van de verlenging van de termijn in kennis. Wanneer na de mededeling van bezwaren binnen die termijn geen overeenstemming tussen de douaneautoriteiten wordt bereikt, wordt de aanvraag afgewezen, voor zover tegen de aanvaarding bezwaar is gemaakt. Wanneer de geraadpleegde douaneautoriteit niet binnen de in de eerste alinea vastgestelde termijn of termijnen antwoordt, kan de vergunningverlenende douaneautoriteit, op verantwoordelijkheid van de geraadpleegde douaneautoriteit, aannemen dat er geen bezwaar tegen de afgifte van de vergunning bestaat. 3. Alvorens de aanvraag geheel of gedeeltelijk af te wijzen, deelt de vergunningverlenende douaneautoriteit de aanvrager de redenen van haar besluit mee, waarna de aanvrager zijn standpunt binnen 30 kalenderdagen nadat de mededeling is gedaan, kenbaar kan maken. Artikel 253 terdecies 1. Wanneer de houder van een AEO-certificaat als bedoeld in artikel 14 bis, lid 1, onder a) of c), een aanvraag indient voor een grensoverschrijdende vergunning, wordt deze vergunning verleend wanneer de nodige gegevens zijn uitgewisseld tussen:
Wanneer de aanvrager geen houder is van een AEO-certificaat als bedoeld in artikel 14 bis, lid 1, onder a) of c), wordt de vergunning verleend wanneer de vergunningverlenende douaneautoriteit ervan overtuigd is dat de aanvrager kan voldoen aan de voorwaarden en criteria voor de vergunning die zijn vastgesteld bij of bedoeld in de artikelen 253, 253 bis en 253 quater en wanneer de nodige uitwisseling van gegevens als bedoeld in de eerste alinea van dit lid is geregeld. 2. Nadat de vergunningverlenende douaneautoriteit toestemming heeft gekregen of geen met redenen omklede bezwaren heeft ontvangen van de andere betrokken douaneautoriteiten, geeft zij binnen 30 kalenderdagen na het verstrijken van de in artikel 253 undecies, lid 2 of lid 3, bedoelde termijnen de vergunning af overeenkomstig het vergunningformulier waarvan het model is opgenomen in bijlage 67. De vergunningverlenende douaneautoriteit doet de vergunning toekomen aan de douaneautoriteiten in de deelnemende lidstaten met behulp van het in artikel 253 quaterdecies bedoelde informatie- en communicatiesysteem zodra dit beschikbaar is. 3. De grensoverschrijdende vergunningen voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften en de domiciliëringsprocedure worden in alle lidstaten erkend die zijn vermeld in vak 10 en/of vak 11 van de vergunning.
Artikel 253 quaterdecies 1. Een elektronisch informatie- en communicatiesysteem dat in overleg tussen de Commissie en de douaneautoriteiten wordt vastgesteld, wordt, zodra het beschikbaar is, gebruikt voor informatie en communicatie tussen de douaneautoriteiten en ter informatie van de Commissie en de marktdeelnemers. Aan de marktdeelnemers worden slechts de niet-vertrouwelijke gegevens meegedeeld als omschreven in titel II, punt 16, van de toelichting bij het aanvraagformulier voor het gebruik van vereenvoudigde procedures waarvan het model in bijlage 67 is opgenomen. 2. Met behulp van het in lid 1 bedoelde systeem worden de volgende gegevens uitgewisseld, opgeslagen en toegankelijk gemaakt voor de Commissie en de douaneautoriteiten:
3. De Commissie en de lidstaten mogen de lijst van de grensoverschrijdende vergunningen en de niet-vertrouwelijke gegevens als bedoeld in titel II, punt 16, van de toelichting bij het aanvraagformulier voor het gebruik van vereenvoudigde procedures waarvan het model in bijlage 67 is opgenomen, met toestemming van de vergunninghouder aan het publiek op het internet bekendmaken. De lijst wordt bijgewerkt.”. |
18) |
In artikel 260, lid 1, wordt „de aangever” vervangen door „een aanvrager”. |
19) |
Artikel 261 komt als volgt te luiden: „Artikel 261 1. Vergunning voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften wordt verleend aan de aanvrager indien voldaan is aan de voorwaarden en criteria van de artikelen 253, 253 bis en 253 quater. 2. Wanneer de aanvrager houder is van een AEO-certificaat als bedoeld in artikel 14 bis, lid 1, onder a) of c), verleent de vergunningverlenende douaneautoriteit de vergunning na uitwisseling van de nodige gegevens tussen de aanvrager en vergunningverlenende autoriteit. Aan alle andere in lid 1 vermelde criteria wordt dan geacht te zijn voldaan.”. |
20) |
Artikel 264 komt als volgt te luiden: „Artikel 264 1. Een vergunning voor het gebruik van de domiciliëringsprocedure wordt verleend aan de aanvrager indien voldaan is aan de voorwaarden en criteria van de artikelen 253, 253 bis en 253 quater. 2. Wanneer de aanvrager houder is van een AEO-certificaat als bedoeld in artikel 14 bis, lid 1, onder a) of c), verleent de vergunningverlenende douaneautoriteit de vergunning na uitwisseling van de nodige gegevens tussen de aanvrager en de vergunningverlenende autoriteit. Aan alle andere in lid 1 van dit artikel bedoelde criteria wordt dan geacht te zijn voldaan.”. |
21) |
Artikel 265 wordt geschrapt. |
22) |
In artikel 269 komt lid 1 als volgt te luiden: „1. Een vergunning voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften wordt verleend aan de aanvrager overeenkomstig de voorwaarden en criteria van de artikelen 253, 253 bis, 253 quater en 270 en op de daarin bepaalde wijze.”. |
23) |
Artikel 270 wordt als volgt gewijzigd:
|
24) |
In artikel 282 komt lid 1 als volgt te luiden: „1. Een vergunning voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften wordt verleend aan de aanvrager indien voldaan is aan de voorwaarden en criteria bedoeld in de overeenkomstig toegepaste artikelen 261 en 262.”. |
25) |
Artikel 288 wordt geschrapt. |
26) |
In artikel 291, lid 2, wordt punt a) geschrapt. |
27) |
In artikel 340 ter worden de volgende punten toegevoegd: „6. „Begeleidingsdocument voor douanevervoer”: het document ter begeleiding van de goederen, dat wordt afgedrukt door het computersysteem en is gebaseerd op de gegevens van de aangifte voor douanevervoer. 7. „Noodprocedure”: de procedure die berust op het gebruik van op papier opgestelde documenten met het oog op de indiening van de aangifte voor douanevervoer, de controle van die aangifte en de afwikkeling van het vervoer wanneer de standaardprocedure, die langs elektronische weg verloopt, niet kan worden gevolgd.”. |
28) |
In artikel 340 quater komt lid 1 als volgt te luiden: „1. De regeling intern communautair douanevervoer geldt voor communautaire goederen die worden vervoerd:
|
29) |
In artikel 342 wordt het volgende lid 4 toegevoegd: „4. Wanneer de zekerheid door een borg wordt gesteld bij een kantoor van zekerheidstelling:
|
30) |
Artikel 343 komt als volgt te luiden: „Artikel 343 Elke lidstaat voert in het computersysteem in welke kantoren voor communautair douanevervoer bevoegd zijn, onder opgave van het kantoornummer, de bevoegdheden en de openingstijden van deze kantoren. Wijzigingen worden eveneens in het computersysteem ingevoerd. De Commissie stelt de overige lidstaten hiervan in kennis door middel van het computersysteem.”. |
31) |
Het volgende artikel 343 bis wordt ingevoegd: „Artikel 343 bis Elke lidstaat stelt de Commissie in kennis van de oprichting van centrale kantoren en van de aan deze kantoren verleende bevoegdheden inzake beheer en afwikkeling van de regeling communautair douanevervoer en de verzending en ontvangst van documenten, met opgave van het soort documenten. De Commissie stelt de overige lidstaten hiervan in kennis.”. |
32) |
In deel II, titel II, hoofdstuk 4, afdeling 1, wordt het volgende artikel 344 bis ingevoegd: „Artikel 344 bis 1. De formaliteiten in het kader van de regeling communautair douanevervoer worden vervuld met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken. 2. De tussen de overheidsinstanties uit te wisselen berichten in het kader van het communautair douanevervoer zijn in overeenstemming met de structuur en de kenmerken die door de douaneautoriteiten in onderling overleg zijn vastgesteld.”. |
33) |
In artikel 345 wordt het volgende lid 4 toegevoegd: „4. Wanneer de zekerheidstelling per aangifte door borgstelling geschiedt, kan de aangever de toegangscode die betrekking heeft op het „zekerheidsreferentienummer” niet wijzigen, behalve wanneer bijlage 47 bis, punt 3, van toepassing is.”. |
34) |
In artikel 346 komt lid 1 als volgt te luiden: „1. De zekerheidstelling per aangifte door borgstelling geschiedt door middel van een akte van borgtocht waarvan het model in bijlage 49 is opgenomen. De akte van borgtocht wordt bewaard door het kantoor van zekerheidstelling.”. |
35) |
Artikel 347 komt als volgt te luiden: „Artikel 347 1. In het in artikel 345, lid 3, bedoelde geval geschiedt de zekerheidstelling per aangifte door middel van een akte van borgtocht waarvan het model in bijlage 50 is opgenomen. Artikel 346, lid 2, is van overeenkomstige toepassing. 2. De borg verstrekt het kantoor van zekerheidstelling op de door de douaneautoriteiten vastgestelde wijze alle vereiste gegevens met betrekking tot de door hem afgegeven bewijzen van zekerheidstelling per aangifte. De uiterste datum waarop deze bewijzen kunnen worden gebruikt, mag niet later zijn dan één jaar na afgifte. 3. De borg deelt de aangever voor elk aan hem afgegeven bewijs van zekerheidstelling per aangifte een „zekerheidsreferentienummer” mee, waarvan de bijbehorende toegangscode niet door de aangever kan worden gewijzigd. 4. Voor de toepassing van artikel 353, lid 2, onder b), verstrekt de borg de aangever bewijzen van zekerheidstelling per aangifte op papier overeenkomstig het model in bijlage 54. Het identificatienummer wordt op het bewijs vermeld. 5. De borg kan bewijzen van zekerheidstelling per aangifte afgeven die niet geldig zijn voor communautair douanevervoer van de in bijlage 44 quater vermelde goederen. In dat geval brengt de borg op elk door hem afgegeven bewijs van zekerheidstelling per aangifte op papier diagonaal de volgende vermelding aan:
6. De aangever geeft bij het kantoor van vertrek het aantal bewijzen van zekerheidstelling per aangifte af, dat overeenstemt met het veelvoud van 7 000 EUR dat vereist is om het gehele in artikel 345, lid 1, bedoelde bedrag te dekken. Voor de toepassing van artikel 353, lid 2, onder b), worden de papieren bewijzen afgegeven en bewaard door het kantoor van vertrek, dat het identificatienummer van elk bewijs aan het op het bewijs vermelde kantoor van zekerheidstelling meedeelt.”. |
36) |
In artikel 348 komt lid 3 als volgt te luiden: „3. De gegevens met betrekking tot de intrekking of de opzegging en de datum waarop deze ingaat, worden door de douaneautoriteiten van de lidstaat waaronder het kantoor van zekerheidstelling ressorteert, onverwijld in het computersysteem ingebracht.”. |
37) |
Artikel 350 wordt geschrapt. |
38) |
Artikel 351 komt als volgt te luiden: „Artikel 351 Voor zendingen die zowel goederen omvatten die onder de regeling extern communautair douanevervoer als goederen die onder de regeling intern communautair douanevervoer moeten worden geplaatst, wordt de aangifte voor douanevervoer die van de vermelding T is voorzien, op artikelniveau aangevuld met het kenmerk „T1”, „T2” of „T2F”.”. |
39) |
Artikel 352 wordt geschrapt. |
40) |
Artikel 353 komt als volgt te luiden: „Artikel 353 1. De aangiften voor douanevervoer moeten voldoen aan de in bijlage 37 bis bepaalde structuur en kenmerken. 2. In de volgende gevallen aanvaarden de douaneautoriteiten een schriftelijke aangifte voor douanevervoer op een formulier dat overeenkomt met het model in bijlage 31, overeenkomstig de procedure die in onderling overleg tussen de douaneautoriteiten is vastgesteld:
3. Het in lid 2, onder b), genoemde gebruik van een schriftelijke aangifte voor douanevervoer is afhankelijk van de goedkeuring van de bevoegde autoriteiten wanneer het computersysteem van de aangever en/of het netwerk niet beschikbaar is of zijn. 4. De schriftelijke aangifte voor douanevervoer kan worden aangevuld met één of meer aanvullende formulieren die overeenstemmen met het model in bijlage 33. Deze formulieren maken deel uit van de aangifte. 5. De ladingslijsten die overeenkomstig bijlage 44 bis zijn opgesteld volgens het model in bijlage 45, kunnen in plaats van aanvullende formulieren worden gebruikt als beschrijvend gedeelte van de schriftelijke aangifte voor douanevervoer waarvan zij dan deel uitmaken.”. |
41) |
In deel II, titel II, hoofdstuk 4, afdeling 2, onderafdeling 2, wordt het volgende artikel 353 bis ingevoegd: „Artikel 353 bis 1. Voor de toepassing van artikel 353, lid 2, onder a), stelt de reiziger de aangifte voor douanevervoer op overeenkomstig artikel 208 en bijlage 37. 2. De douaneautoriteiten dragen er zorg voor dat de gegevens over het douanevervoer met behulp van informatietechnologie en computernetwerken tussen de bevoegde autoriteiten worden uitgewisseld.”. |
42) |
In artikel 356 wordt lid 3 geschrapt. |
43) |
Artikel 357 wordt als volgt gewijzigd:
|
44) |
De artikelen 358 en 359 komen als volgt te luiden: „Artikel 358 1. Bij de vrijgave van de goederen zendt het kantoor van vertrek de gegevens over het communautaire douanevervoer aan het opgegeven kantoor van bestemming met behulp van „het voorafgaande bericht van aankomst” en aan de opgegeven kantoren van doorgang met behulp van „de voorafgaande kennisgeving van doorgang”. Deze berichten worden gebaseerd op gegevens die zijn ontleend aan de, eventueel gewijzigde, aangifte voor douanevervoer. 2. Na de vrijgave van de goederen blijft het begeleidingsdocument voor douanevervoer bij de onder de regeling communautair douanevervoer geplaatste goederen. Het model van en nadere gegevens over dit document zijn opgenomen in bijlage 45 bis. Dit document wordt de marktdeelnemers op een van de volgende wijzen ter beschikking gesteld:
3. Het begeleidingsdocument voor douanevervoer wordt eventueel aangevuld met een lijst van artikelen waarvan het model en de nadere bijzonderheden in bijlage 45 ter zijn opgenomen. Deze lijst maakt deel uit van het begeleidingsdocument voor douanevervoer. Artikel 359 1. De zending en het begeleidingsdocument voor douanevervoer worden bij elk kantoor van doorgang aangeboden. 2. Het kantoor van doorgang registreert de doorgang in vergelijking met de „voorafgaande kennisgeving van doorgang” die van het kantoor van vertrek is ontvangen. De doorgang wordt met behulp van een „kennisgeving van grensoverschrijding” aan het kantoor van vertrek gemeld. 3. De kantoren van doorgang controleren de goederen indien zij dit noodzakelijk achten. De geschiedt met name aan de hand van de „voorafgaande kennisgeving van doorgang”. 4. Wanneer de goederen via een ander dan het op het begeleidingsdocument voor douanevervoer vermelde kantoor van doorgang worden vervoerd, verzoekt het feitelijke kantoor van doorgang het kantoor van vertrek om toezending van de „voorafgaande kennisgeving van doorgang” en stelt het het kantoor van vertrek in kennis van de doorgang door middel van een „kennisgeving van grensoverschrijding”.”. |
45) |
Artikel 360 wordt als volgt gewijzigd:
|
46) |
De artikelen 361, 362 en 363 komen als volgt te luiden: „Artikel 361 1. De goederen en de vereiste documenten worden tijdens de openingstijden bij het kantoor van bestemming aangebracht. Dit kantoor kan evenwel, op verzoek en op kosten van de belanghebbende, toestaan dat het aanbrengen op een ander tijdstip plaatsvindt. Dit kantoor kan, op verzoek en op kosten van de belanghebbende, eveneens toestaan dat de goederen en de vereiste documenten op een andere plaats worden aangebracht. 2. Wanneer de goederen na het verstrijken van de door het kantoor van vertrek voorgeschreven termijn bij het kantoor van bestemming worden aangebracht en de niet-nakoming van deze termijn is te wijten aan niet aan de vervoerder of de aangever toe te rekenen omstandigheden die ten genoegen van het kantoor van bestemming worden aangetoond, wordt de aangever geacht de voorgeschreven termijn in acht te hebben genomen. 3. Het kantoor van bestemming bewaart het begeleidingsdocument voor douanevervoer en de controle van de goederen geschiedt met name aan de hand van het „voorafgaande bericht van aankomst” dat het kantoor van vertrek heeft toegezonden. 4. Op verzoek van de aangever viseert het kantoor van bestemming, ten bewijze van het feit dat de regeling overeenkomstig artikel 366, lid 1, is beëindigd, de kopie van het begeleidingsdocument voor douanevervoer dat van de volgende vermelding is voorzien:
5. Het douanevervoer kan bij een ander dan het in de aangifte voor douanevervoer genoemde kantoor worden beëindigd. Dit kantoor wordt dan het kantoor van bestemming. Wanneer het nieuwe kantoor van bestemming onder een andere lidstaat ressorteert dan het oorspronkelijk voorziene kantoor, verzoekt het nieuwe kantoor van bestemming het kantoor van vertrek om toezending van het „voorafgaand bericht van aankomst”. Artikel 362 1. Het kantoor van bestemming viseert een ontvangstbewijs op verzoek van de persoon die de goederen en de vereiste documenten aanbrengt. 2. Het ontvangstbewijs stemt overeen met het model in bijlage 47. 3. Het ontvangstbewijs moet vooraf door de belanghebbende worden ingevuld. Het mag andere gegevens betreffende de zending bevatten, buiten het voor het kantoor van bestemming vermelde vak. Het ontvangstbewijs kan niet als bewijs worden gebruikt dat de regeling in de zin van artikel 366, lid 1, is beëindigd. Artikel 363 1. Het kantoor van bestemming stelt het kantoor van vertrek, op de dag van de aanbrenging van de goederen bij het kantoor van bestemming, door middel van een „bericht van aankomst” in kennis van de aankomst van de goederen. 2. Wanneer het douanevervoer wordt beëindigd in een ander dan het in de aangifte voor douanevervoer vermelde kantoor, stelt het nieuwe kantoor van bestemming het kantoor van vertrek door middel van een „bericht van aankomst” in kennis van de aankomst van de goederen. Het kantoor van vertrek stelt het oorspronkelijk voorziene kantoor van bestemming door middel van een „bericht van aankomst ter kennisgeving” in kennis van de aankomst van de goederen. 3. Het in de leden 1 en 2 bedoelde „bericht van aankomst” kan niet dienen als bewijs dat de regeling in de zin van artikel 366, lid 1, is beëindigd. 4. Het kantoor van bestemming zendt het bericht „controleresultaten” uiterlijk op de derde dag volgende op de dag van aanbrenging van de goederen bij het kantoor van bestemming aan het kantoor van vertrek, tenzij er goede redenen zijn dit niet te doen. Bij toepassing evenwel van artikel 408 zendt het kantoor van bestemming het bericht „controleresultaten” binnen zes dagen na de aanbrenging van de goederen bij het kantoor van vertrek.”. |
47) |
Artikel 364 wordt geschrapt. |
48) |
In deel II, titel II, hoofdstuk 4, afdeling 2, komt de titel van onderafdeling 6 als volgt te luiden: „ ”. |
49) |
Artikel 365 komt als volgt te luiden: „Artikel 365 1. Wanneer de douaneautoriteiten van de lidstaat van vertrek geen „bericht van aankomst” hebben ontvangen binnen de voorgeschreven termijn voor de aanbrenging van de goederen bij het kantoor van bestemming of wanneer zij geen bericht „controleresultaten” hebben ontvangen binnen zes dagen na ontvangst van het „bericht van aankomst”, overwegen zij de inleiding van de nasporingsprocedure teneinde alle gegevens te verzamelen die voor de zuivering van de regeling noodzakelijk zijn of, indien dit niet mogelijk is, om vast te stellen
2. De nasporingsprocedure wordt ingeleid binnen zeven dagen na het verstrijken van een van de in lid 1 bedoelde termijnen behalve in uitzonderlijke gevallen, die in onderling overleg door de lidstaten worden vastgesteld. Deze procedure wordt terstond ingeleid wanneer de douaneautoriteiten in een vroeg stadium vernemen dat de regeling niet is beëindigd of wanneer zij dit vermoeden. 3. Indien de douaneautoriteiten van de lidstaat van vertrek uitsluitend het „bericht van aankomst” hebben ontvangen, leiden zij de nasporingsprocedure in door het kantoor van bestemming dat het „bericht van aankomst” heeft verzonden om toezending van het bericht „controleresultaten” te verzoeken. 4. Indien de douaneautoriteiten van de lidstaat van vertrek geen „bericht van aankomst” hebben ontvangen, leiden zij de nasporingsprocedure in door hetzij de aangever om alle voor de zuivering van de regeling vereiste gegevens te verzoeken, hetzij het kantoor van bestemming wanneer voldoende gegevens voor het onderzoek op de plaats van bestemming beschikbaar zijn. De aangever wordt uiterlijk 28 dagen na de inleiding van de nasporingsprocedure bij het kantoor van bestemming verzocht de gegevens te verstrekken die voor de zuivering van de regeling nodig zijn. 5. Het kantoor van bestemming en de aangever moeten binnen 28 dagen op het in lid 4 bedoelde verzoek antwoorden. Indien de aangever binnen die termijn voldoende gegevens verstrekt, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaat van vertrek rekening houden met deze gegevens of de regeling zuiveren indien dat op basis van de verstrekte gegevens mogelijk is. 6. Indien het op basis van de door de aangever verstrekte gegevens niet mogelijk is de regeling te zuiveren, maar deze gegevens door de douaneautoriteiten van de lidstaat van vertrek wel toereikend worden geacht om de nasporingsprocedure voort te zetten, moet terstond een verzoek worden ingediend bij het betrokken douanekantoor. 7. Wanneer tijdens de nasporing blijkt dat de regeling naar behoren is beëindigd, zuiveren de douaneautoriteiten van de lidstaat van vertrek de regeling en delen zij dit onmiddellijk mee aan de aangever en, in voorkomend geval, aan de douaneautoriteiten die overeenkomstig artikel 217 tot en met 232 van het Wetboek met de invordering zijn begonnen.”. |
50) |
Het volgende artikel 365 bis wordt ingevoegd: „Artikel 365 bis 1. Wanneer tijdens de nasporing en vóór het verstrijken van de in artikel 450 bis, eerste streepje, genoemde termijn de douaneautoriteiten van de lidstaat van vertrek, hierna de „verzoekende autoriteiten” genoemd, door ongeacht welk middel het bewijs verkrijgen op welke plaats de feiten zich hebben voorgedaan die tot het ontstaan van de schuld hebben geleid, en deze plaats zich in een andere lidstaat bevindt, zenden zij onverwijld alle beschikbare gegevens toe aan de autoriteiten die voor die plaats bevoegd zijn, hierna de „aangezochte autoriteiten” genoemd. 2. De aangezochte autoriteiten zenden een ontvangstbevestiging waarin zij verklaren of zij voor de invordering bevoegd zijn. Wanneer binnen 28 dagen geen antwoord wordt ontvangen, zetten de verzoekende autoriteiten de nasporingsprocedure onmiddellijk voort.”. |
51) |
De artikelen 366 en 367 komen als volgt te luiden: „Artikel 366 1. Het bewijs dat de regeling binnen de in de aangifte gestelde termijn is beëindigd, kan door de aangever ten genoegen van de douaneautoriteiten worden geleverd door de overlegging van een door de douane van de lidstaat van bestemming gewaarmerkt document waaruit blijkt dat de betrokken goederen bij het kantoor van bestemming of, bij toepassing van artikel 406, bij de toegelaten geadresseerde zijn aangebracht. 2. De regeling communautair douanevervoer wordt eveneens als beëindigd beschouwd wanneer de aangever ten genoegen van de douaneautoriteiten een van de volgende documenten ter identificatie van de goederen overlegt:
3. De in lid 2 genoemde documenten kunnen worden vervangen door kopieën of fotokopieën die voor conform zijn gewaarmerkt door de instantie die de originele documenten heeft geviseerd, door de autoriteiten van de betrokken derde landen of de autoriteiten van een van de lidstaten. Artikel 367 De bepalingen betreffende het op informatietechnologie en computernetwerken gebaseerde berichtenverkeer tussen de douaneautoriteiten zijn niet van toepassing op de vereenvoudigde procedures die voor bepaalde wijzen van vervoer gelden, noch op de andere vereenvoudigde procedures op grond van artikel 97, lid 2, van het Wetboek, als bedoeld in artikel 372, lid 1, onder f) en g).”. |
52) |
De artikelen 368 bis, 369, 369 bis, 370 en 371 worden geschrapt. |
53) |
Artikel 372 komt als volgt te luiden: „Artikel 372 1. Op verzoek van de aangever of van de geadresseerde kunnen de douaneautoriteiten de volgende vereenvoudigingen toestaan:
2. Tenzij in deze afdeling of in de vergunning anders is bepaald, zijn de in lid 1, onder a) en f), vermelde vereenvoudigingen, wanneer zij worden toegestaan, in alle lidstaten van toepassing. Wanneer de in lid 1, onder b), c) en d), vermelde vereenvoudigingen worden toegestaan, zijn zij uitsluitend van toepassing op communautair douanevervoer dat aanvangt in de lidstaat waar zij werden toegestaan. Wanneer de in lid 1, onder e), vermelde vereenvoudiging wordt toegestaan, is zij uitsluitend van toepassing in de lidstaat waar zij werd toegestaan.”. |
54) |
In artikel 373, lid 1, komt punt b) als volgt te luiden:
|
55) |
In artikel 374 komt lid 1 als volgt te luiden: „1. De aanvraag om een vergunning voor het gebruik van vereenvoudigingen, hierna „de aanvraag” genoemd, wordt gedateerd en ondertekend. De aanvraag wordt schriftelijk of met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken ingediend op de door de douaneautoriteiten vastgestelde voorwaarden en op de door hen bepaalde wijze.”. |
56) |
In artikel 376 komt lid 3 als volgt te luiden: „3. In geval van de in artikel 372, lid 1, onder b), c), en f), bedoelde vereenvoudigingen wordt de vergunning op elk verzoek van het kantoor van vertrek overgelegd.”. |
57) |
Artikel 379 komt als volgt te luiden: „Artikel 379 1. De aangever maakt gebruik van de doorlopende zekerheid of van de ontheffing van zekerheidstelling binnen de grenzen van een referentiebedrag. 2. Het referentiebedrag stemt overeen met het bedrag van de douaneschuld die kan ontstaan ten aanzien van door de aangever in een periode van ten minste een week onder de regeling communautair douanevervoer geplaatste goederen. Het kantoor van zekerheidstelling stelt het referentiebedrag vast in samenwerking met de betrokkene op grond van het volgende:
Voor elk douanevervoer wordt een berekening gemaakt van het bedrag van de douaneschuld die kan ontstaan. Wanneer de nodige gegevens niet beschikbaar zijn, wordt het bedrag geacht 7 000 EUR te zijn, tenzij de douaneautoriteiten op grond van andere gegevens een ander bedrag vaststellen. 3. Het kantoor van zekerheidstelling onderzoekt regelmatig of het referentiebedrag passend is, met name op verzoek van de aangever, en past dit bedrag zo nodig aan. 4. De aangever ziet erop toe dat de eventueel opeisbare bedragen, rekening houdend met het vervoer waarvoor de regeling nog niet is beëindigd, het referentiebedrag niet overschrijden. De computersystemen van de douaneautoriteiten verwerken het gebruik van de referentiebedragen voor elk douanevervoer en kunnen dit opvolgen.”. |
58) |
Het volgende artikel 380 bis wordt ingevoegd: „Artikel 380 bis Voor het gebruik van iedere doorlopende zekerheid en/of voor iedere ontheffing van zekerheidstelling wordt:
De aangever kan aan de zekerheid één of meer toegangscodes toekennen voor zichzelf of zijn vertegenwoordigers.”. |
59) |
Artikel 382 komt als volgt te luiden: „Artikel 382 1. De doorlopende zekerheid wordt door een borg gesteld. 2. De akte van borgtocht moet overeenstemmen met het model in bijlage 48. De akte van borgtocht wordt bewaard door het kantoor van zekerheidstelling. 3. Artikel 346, lid 2, is van overeenkomstige toepassing.”. |
60) |
Artikel 383 wordt als volgt gewijzigd:
|
61) |
Artikel 384 wordt als volgt gewijzigd:
|
62) |
Artikel 385 wordt geschrapt. |
63) |
In artikel 386 komt lid 2 als volgt te luiden: „2. De aangever vermeldt het aantal, het soort en het identificatiemerk van de gebruikte verzegelingen in de aangifte voor douanevervoer. Hij brengt de verzegelingen uiterlijk bij de vrijgave van de goederen aan.”. |
64) |
In artikel 387 wordt lid 2 geschrapt. |
65) |
In artikel 398 komt de eerste alinea als volgt te luiden: „De status van toegelaten afzender kan worden toegekend aan personen die communautair douanevervoer willen verrichten zonder de in de aangifte voor douanevervoer vermelde goederen bij het kantoor van vertrek of op een andere erkende plaats aan te bieden.”. |
66) |
In artikel 399 komt punt b) als volgt te luiden:
|
67) |
Artikel 400 komt als volgt te luiden: „Artikel 400 De toegelaten afzender dient bij het kantoor van vertrek een aangifte voor douanevervoer in. De goederen kunnen niet worden vrijgegeven vóór het verstrijken van de in artikel 399, onder b), genoemde termijn.”. |
68) |
Artikel 401 wordt geschrapt. |
69) |
Artikel 402 komt als volgt te luiden: „Artikel 402 De toegelaten afzender voert in voorkomend geval de overeenkomstig artikel 355, lid 2, voorgeschreven route en de overeenkomstig artikel 356 vastgestelde termijn waarbinnen de goederen bij het kantoor van bestemming moeten worden aangebracht, evenals het aantal, het soort en het merk van de verzegelingen, in het computersysteem in.”. |
70) |
De artikelen 403 en 404 worden geschrapt. |
71) |
Artikel 406 komt als volgt te luiden: „Artikel 406 1. Aan personen die in hun bedrijfsruimte of op andere aangewezen plaatsen onder de regeling communautair douanevervoer geplaatste goederen in ontvangst wensen te nemen zonder dat de goederen of het begeleidingsdocument voor douanevervoer aan het kantoor van bestemming worden aangebracht, kan de status van „toegelaten geadresseerde” worden toegekend. 2. De aangever heeft aan de ingevolge artikel 96, lid 1, onder a), van het Wetboek op hem rustende verplichtingen voldaan en de regeling communautair douanevervoer is beëindigd zodra het bij de zending gevoegde begeleidingsdocument voor douanevervoer en de goederen in ongeschonden staat, binnen de gestelde termijn en met inachtneming van de voorgeschreven identificatiemaatregelen aan de toegelaten geadresseerde in diens bedrijfsruimte of op de in de vergunning aangewezen plaats zijn afgeleverd. 3. De toegelaten geadresseerde geeft voor elke zending die in de in lid 2 bedoelde omstandigheden bij hem is afgeleverd op verzoek van de vervoerder het in artikel 362 bedoelde ontvangstbewijs af dat van overeenkomstige toepassing is.”. |
72) |
In artikel 407 komt lid 1 als volgt te luiden: „1. In de vergunning wordt met name vermeld:
|
73) |
Artikel 408 komt als volgt te luiden: „Artikel 408 1. Wanneer goederen in zijn bedrijfsruimte of op de in de vergunning aangewezen plaats aankomen, moet de toegelaten geadresseerde:
2. Het kantoor van bestemming voert de gegevens van het bericht „controleresultaten” in het computersysteem in.”. |
74) |
Artikel 408 bis wordt geschrapt. |
75) |
In artikel 441, lid 1, komt de eerste alinea als volgt te luiden: „1. Artikel 353, lid 5, en bijlage 37 quinquies, punt 23, zijn van toepassing op de ladingslijsten die eventueel bij de vrachtbrief CIM of het overdrachtsformulier TR zijn gevoegd.”. |
76) |
In artikel 442 komt lid 1 als volgt te luiden: „1. Wanneer de regeling communautair douanevervoer van toepassing is, vormen de artikelen 412 tot en met 441 geen beletsel voor de toepassing van de in de artikelen 344 tot en met 362, artikel 367 en bijlage 37 quinquies, punt 22, omschreven procedures, met dien verstande dat de artikelen 415 en 417 of 429 en 432 niettemin van toepassing zijn.”. |
77) |
Artikel 450 bis komt als volgt te luiden: „Artikel 450 bis De in artikel 215, lid 1, derde streepje, van het Wetboek bedoelde termijn bedraagt:
|
78) |
In artikel 450 quater komt lid 1 als volgt te luiden: „1. Wanneer de regeling niet is gezuiverd, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaat van vertrek de borg binnen negen maanden na de datum waarop de goederen bij het kantoor van bestemming hadden moeten worden aangebracht, in kennis stellen van de niet-zuivering van de regeling.”. |
79) |
In artikel 450 quinquies komt de tweede alinea als volgt te luiden: „Deze autoriteiten stellen het kantoor van vertrek en het kantoor van zekerheidstelling in kennis van alle gevallen waarin een schuld is ontstaan in verband met door het kantoor van vertrek aanvaarde aangiften voor douanevervoer en van alle maatregelen die worden genomen om de verschuldigde bedragen bij de schuldenaar in te vorderen. Voorts stellen zij het kantoor van vertrek in kennis van de inning van de rechten en andere heffingen, teneinde dit kantoor in staat te stellen het douanevervoer te zuiveren.”. |
80) |
In artikel 453, lid 2, wordt „artikel 314 ter” vervangen door „artikel 314”. |
81) |
Artikel 454 komt als volgt te luiden: „Artikel 454 1. Deze afdeling is van toepassing op het vervoer van goederen onder geleide van een carnet TIR binnen het douanegebied van de Gemeenschap. 2. De structuur en de kenmerken van de in deze afdeling bedoelde berichten worden in onderling overleg tussen de douaneautoriteiten vastgesteld. 3. De houder van het carnet TIR moet de gegevens van het carnet TIR met behulp van een gegevensverwerkingstechniek op de in de bijlagen 37 bis en 37 quater aangegeven wijze verstrekken aan het douanekantoor van vertrek of binnenkomst. 4. Bij de vrijgave van de goederen voor de TIR-operatie maakt het douanekantoor van vertrek of van binnenkomst een begeleidingsdocument voor douanevervoer aan, dat wordt gehecht aan strook 2 van het carnet TIR en geeft het de elektronische gegevens door aan het aangegeven douanekantoor van bestemming of van uitgang met behulp van het „voorafgaande bericht van aankomst”. 5. De gegevens van het papieren carnet TIR worden gebruikt om de rechtsgevolgen te bepalen indien er een verschil is tussen de elektronische gegevens van het carnet TIR en de gegevens op papier van het carnet TIR. 6. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan ontheffing worden verleend van de verplichting de gegevens van het carnet TIR met behulp van een gegevensverwerkingstechniek te verstrekken, namelijk wanneer
7. Een ontheffing op grond van lid 6, onder b) of c), kan slechts met toestemming van de douane worden verleend.”. |
82) |
In artikel 454 bis, lid 2, wordt het volgende punt d) ingevoegd:
|
83) |
Artikel 454 ter komt als volgt te luiden: „Artikel 454 ter 1. De toegelaten geadresseerde vervult de volgende verplichtingen in verband met goederen die in zijn bedrijfsruimten aankomen of op de plaats die is vermeld in de in artikel 454 bis bedoelde vergunning overeenkomstig de bij de vergunning vastgestelde procedure:
2. De toegelaten geadresseerde zorgt ervoor dat het carnet TIR en het begeleidingsdocument douanevervoer onverwijld bij het kantoor van bestemming worden aangeboden. Dit kantoor vult stok 2 van het carnet TIR in en geeft het carnet TIR terug aan de houder van het carnet TIR of de persoon die namens hem optreedt. Het douanekantoor van bestemming of uitgang behoudt strook 2. 3. De TIR-operatie wordt als beëindigd beschouwd op de dag dat zij wordt ingeschreven in de in lid 1, onder c), bedoelde administratie. Wanneer zich echter tijdens het vervoer een onregelmatigheid of incident heeft voorgedaan, wordt de TIR-operatie als beëindigd beschouwd op de dag van verzending van het in artikel 455, lid 4, bedoelde bericht „controleresultaten”. 4. Op verzoek van de houder van het carnet TIR geeft de toegelaten geadresseerde een bewijs af dat de goederen in zijn bedrijfsruimten zijn aangekomen waarin hij naar het begeleidingsdocument douanevervoer en het carnet TIR verwijst. Dit bewijs kan niet worden gebruikt als bewijs van de beëindiging van de TIR-operatie in de zin van artikel 1, onder d), van de TIR-overeenkomst of van artikel 455 ter. 5. Het kantoor van bestemming voert de gegevens van het bericht „controleresultaten” in het computersysteem in. De douane zendt ook de gegevens als bedoeld in bijlage 10 bij de TIR-overeenkomst. 6. Wanneer de gegevensverwerkingsapplicatie van de toegelaten geadresseerde niet werkt, kunnen de bevoegde autoriteiten toestaan dat andere middelen worden gebruikt om met het douanekantoor van bestemming te communiceren.”. |
84) |
In artikel 454 quater komt lid 2 als volgt te luiden: „2. De TIR-operatie is beëindigd in de zin van artikel 1, onder d), van de TIR-overeenkomst wanneer aan de eisen van artikel 454 ter, lid 1 en lid 2, eerste zin, is voldaan.”. |
85) |
Artikel 455 komt als volgt te luiden: „Artikel 455 1. Het douanekantoor van bestemming of van uitgang vult stok 2 in, behoudt strook 2 en het begeleidingsdocument voor douanevervoer, en verzendt het „bericht van aankomst” om het kantoor van vertrek of binnenkomst de aankomst van de goederen te melden op de dag waarop deze worden aangebracht bij het douanekantoor van bestemming of uitgang. 2. Wanneer de TIR-operatie bij een ander kantoor wordt beëindigd dan het kantoor dat oorspronkelijk in de aangifte voor douanevervoer is vermeld, meldt het nieuwe kantoor van bestemming of uitgang de aankomst van de goederen aan het kantoor van vertrek of binnenkomst door middel van het „bericht van aankomst”. Het douanekantoor van vertrek of binnenkomst deelt de aankomst ook mee aan het oorspronkelijk vermelde kantoor van bestemming of uitgang door middel van een „bericht van aankomst ter kennisgeving”. 3. Het in de leden 1 en 2 vermelde „bericht van aankomst” kan niet worden gebruikt als bewijs dat de regeling is beëindigd in de zin van artikel 455 ter. 4. Tenzij er goede redenen zijn om hiervan af te wijken, zendt het kantoor van bestemming of uitgang het bericht „controleresultaten” binnen drie dagen na de aanbrenging van de goederen bij het kantoor van bestemming of uitgang naar het kantoor van binnenkomst of vertrek. Wanneer echter artikel 454 ter van toepassing is, zendt het kantoor van bestemming het bericht „controleresultaten” binnen zes dagen na de aankomst van de goederen in de bedrijfsruimte van de toegelaten geadresseerde naar het kantoor van vertrek of binnenkomst. De douane zendt ook de gegevens als bedoeld in bijlage 10 van de TIR-overeenkomst. 5. Wanneer artikel 454, lid 6, van toepassing is, zenden de douaneautoriteiten van de lidstaat van bestemming of uitgang het desbetreffende deel van strook 2 van het carnet TIR onverwijld terug aan de douaneautoriteiten van de lidstaat van binnenkomst of vertrek en uiterlijk acht dagen na de beëindiging van de TIR-operatie.”. |
86) |
Artikel 455 bis komt als volgt te luiden: „Artikel 455 bis 1. Wanneer de douaneautoriteiten van de lidstaat van vertrek of binnenkomst het bericht van aankomst niet hebben ontvangen binnen de termijn waarin de goederen bij het douanekantoor van bestemming of uitgang moesten worden aangebracht, of het bericht „controleresultaten” niet hebben ontvangen binnen zes dagen na ontvangst van het „bericht van aankomst”, overwegen zij de inleiding van de nasporingsprocedure om de gegevens te verkrijgen die nodig zijn voor het zuiveren van de TIR-operatie of, indien dit niet mogelijk is, om vast te stellen:
2. De nasporingsprocedure wordt binnen zeven dagen na het verstrijken van een in lid 1 bedoelde termijn ingeleid, behalve in uitzonderlijke gevallen die de lidstaten in onderling overleg vaststellen. Deze procedure wordt terstond ingeleid wanneer de douaneautoriteiten in een vroeg stadium vernemen of vermoeden dat de TIR-operatie niet is beëindigd. 3. Indien de douane van de lidstaat van vertrek of binnenkomst slechts het „bericht van aankomst” heeft ontvangen, leidt zij de nasporingsprocedure in door het douanekantoor van bestemming of uitgang dat dit bericht heeft verzonden, om de „controleresultaten” te verzoeken. 4. Indien het douanekantoor van vertrek of binnenkomst het „bericht van aankomst” niet heeft ontvangen, leidt het de nasporingsprocedure in door de informatie die nodig is voor de zuivering van de TIR-operatie op te vragen bij het douanekantoor van bestemming of uitgang. Dit kantoor antwoordt binnen 28 dagen op dit verzoek. 5. De houder van het carnet TIR wordt uiterlijk 28 dagen na de inleiding van de nasporingsprocedure verzocht de informatie die nodig is om de regeling te zuiveren te verstrekken aan het douanekantoor van bestemming of uitgang wanneer de TIR-operatie niet kan worden gezuiverd. De houder van het carnet TIR antwoordt binnen 28 dagen op dit verzoek. Op verzoek van de houder van het carnet TIR kan deze termijn met nog eens 28 dagen worden verlengd. De douaneautoriteiten van de lidstaat van vertrek of binnenkomst delen dit ook mee aan de betrokken aansprakelijke organisatie, onverminderd de kennisgeving die op grond van artikel 11, lid 1, van de TIR-overeenkomst moet worden gedaan, met het verzoek het bewijs te leveren dat de TIR-operatie is beëindigd. 6. Wanneer artikel 454, lid 6, van toepassing is, leiden de douaneautoriteiten van de lidstaat van vertrek of binnenkomst de in lid 1 bedoelde nasporingsprocedure in wanneer zij twee maanden na de aanvaarding van het carnet TIR niet het bewijs hebben ontvangen dat de TIR-operatie is beëindigd. Te dien einde zenden de douaneautoriteiten van de lidstaat van vertrek of binnenkomst de douaneautoriteiten van de lidstaat van bestemming of uitgang een verzoek dat alle nodige informatie bevat. Indien de douaneautoriteiten eerder informatie ontvangen waaruit blijkt dat de TIR-operatie niet is beëindigd of indien zij vermoedt dat dit het geval is, leiden zij onverwijld de nasporingsprocedure in. De nasporingsprocedure wordt eveneens ingeleid wanneer achteraf blijkt dat het bewijs van beëindiging van de TIR-operatie vals is en de nasporingsprocedure nodig is om het in lid 1 beoogde doel te bereiken. De in lid 5 vastgestelde procedure is van overeenkomstige toepassing. De douaneautoriteiten van de lidstaat van bestemming of uitgang antwoorden binnen 28 dagen. 7. Wanneer bij de nasporingsprocedure blijkt dat de TIR-operatie naar behoren is beëindigd, zuiveren de douaneautoriteiten van de lidstaat van vertrek of binnenkomst de regeling en delen zij dit onverwijld mee aan de aansprakelijke organisatie en de houder van het carnet TIR en, in voorkomend geval, aan de douaneautoriteiten die overeenkomstig de artikelen 217 tot en met 232 van het Wetboek met de invordering zijn begonnen.”. |
87) |
Het volgende artikel 455 ter wordt ingevoegd: „Artikel 455 ter 1. Het bewijs dat de TIR-operatie binnen de in het carnet TIR gestelde termijn is beëindigd, kan ten genoegen van de douaneautoriteiten worden geleverd door de overlegging van een door de douaneautoriteiten van de lidstaat van bestemming of uitgang gewaarmerkt document waarin de betrokken goederen zijn omschreven en waaruit blijkt dat deze bij het douanekantoor van bestemming of uitgang of, bij toepassing van artikel 454 bis, bij de toegelaten geadresseerde zijn aangebracht. 2. De TIR-operatie wordt ook als beëindigd beschouwd wanneer de houder van het carnet TIR of de aansprakelijke organisatie, ten genoegen van de douane, een van de volgende documenten ter identificatie van de goederen overlegt:
3. De in lid 2, onder a) en b), bedoelde documenten kunnen worden vervangen door kopieën of fotokopieën die voor eensluidend zijn gewaarmerkt door de instantie die de originele documenten heeft geviseerd, door een officiële instantie van het betrokken derde land of door een officiële instantie van een van de lidstaten.”. |
88) |
Artikel 456 wordt als volgt gewijzigd:
|
89) |
Artikel 457 ter komt als volgt te luiden: „Artikel 457 ter 1. Wanneer een TIR-operatie betrekking heeft op de in artikel 340 bis bedoelde goederen of wanneer de douane dit nodig oordeelt, kan het douanekantoor van vertrek of binnenkomst voorschrijven dat de zending een bepaalde route volgt. 2. De douane van de lidstaat waar de zending zich bevindt, vermeldt de relevante gegevens op het begeleidingsdocument douanevervoer en stok 1 van het carnet TIR wanneer:
Het douanekantoor van bestemming of uitgang voert de relevante gegevens in het computersysteem in. 3. In het in lid 2, onder b), bedoelde geval wordt de zending, met het begeleidingsdocument douanevervoer en het carnet TIR, onverwijld aangeboden bij de dichtstbij zijnde douaneautoriteiten.”. |
90) |
In artikel 458, lid 1, tweede alinea, komt de laatste zin als volgt te luiden: „De Commissie deelt deze gegevens aan de andere lidstaten mee door middel van de officiële website van de Europese Unie op het internet.”. |
91) |
In artikel 496 wordt punt c) geschrapt. |
92) |
In artikel 843 wordt lid 2 geschrapt. |
93) |
In bijlage 30 bis, punt 1, Toelichting bij de tabellen, Aantekening 5: Vereenvoudigde procedures, punt 5.1, wordt „288” geschrapt. |
94) |
In bijlage 37, titel I, punt A, onder c), komt de eerste zin als volgt te luiden:
|
95) |
In bijlage 37 bis, titel II, wordt punt B „Gegevens EDI-aangifte douanevervoer” als volgt gewijzigd:
|
96) |
In bijlage 37 quater worden de volgende punten 9 en 10 toegevoegd:
|
97) |
Bijlage 37 quinquies in bijlage I bij deze verordening, wordt ingevoegd. |
98) |
Bijlage 38 wordt gewijzigd, zoals uiteengezet in bijlage II bij deze verordening. |
99) |
In bijlage 44 bis, titel I, komt punt 1 als volgt te luiden:
|
100) |
Bijlage 44 ter wordt als volgt gewijzigd:
|
101) |
Bijlage 44 quater wordt vervangen door de tekst in bijlage III bij deze verordening. |
102) |
Bijlage 45 bis wordt als volgt gewijzigd:
|
103) |
Bijlage 45 ter wordt gewijzigd, zoals uiteengezet in bijlage V bij deze verordening. |
104) |
Bijlage 46 ter wordt als volgt gewijzigd:
|
105) |
Bijlage 47 bis wordt als volgt gewijzigd:
|
106) |
In bijlage 51 ter komt punt 1.2.1 als volgt te luiden:
|
107) |
Bijlage 67 — FORMULIEREN VOOR DE AANVRAAG EN DE VERGUNNING — wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Uiterlijk op 1 januari 2012 voeren de douaneautoriteiten een herbeoordeling uit overeenkomstig artikel 253, lid 8, van Verordening (EEG) nr. 2454/93, zoals gewijzigd bij de onderhavige verordening, van de vergunningen voor het gebruik van vereenvoudigde aangiften of de domiciliëringsprocedure die voor de in artikel 3, lid 3, genoemde datum zijn verleend, en geven zij nieuwe vergunningen af op grond van Verordening (EEG) nr. 2454/93, zoals gewijzigd bij de onderhavige verordening.
Artikel 3
1. Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2. Artikel 1, punten 2, 3, 5 tot 12, 27 tot 48, 51 tot 76, 92, 94, 95, onder a), b) en c), 97 tot 100, en 102 tot 106, is van toepassing vanaf 1 juli 2008.
3. Artikel 1, punten 1, 4, 13, 14, 16 tot 24, 26, 80 tot 85, 87, 89, 90, 91, 95, onder d), 96, 101, en 107, is van toepassing vanaf 1 januari 2009.
4. Artikel 1, punten 49, 50, 77, 78, 79, 86 en 88, is van toepassing vanaf 1 juli 2009.
5. Artikel 1, punten 15, 25 en 93, is van toepassing vanaf 1 januari 2011.
6. Artikel 1, punt 2, is van toepassing tot en met 30 juni 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 november 2008.
Voor de Commissie
László KOVÁCS
Lid van de Commissie
(1) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
(2) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.
(3) PB L 360 van 19.12.2006, blz. 64.
(4) PB L 139 van 2.6.2005, blz. 1.
(5) PB L 226 van 13.8.1987, blz. 2.
BIJLAGE I
„BIJLAGE 37 QUINQUIES
(bedoeld in artikel 353, lid 2, onder a))
DEEL I
NOODPROCEDURE
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
1. |
Deze bijlage legt de bijzondere bepalingen vast voor het gebruik van de noodprocedure overeenkomstig artikel 353, lid 2, in de volgende gevallen:
|
2. |
Deel I, titels VII, VIII en deel II, titel II, hoofdstuk 4, afdelingen 1, 2 en 3, onderafdelingen 1 tot 7 zijn van toepassing op de noodprocedure, tenzij in de punten 3 tot 31 van deze bijlage anders is bepaald. |
3. |
Aangiften voor douanevervoer |
3.1. |
De bij de noodprocedure gebruikte aangifte voor douanevervoer moet als zodanig herkenbaar zijn voor alle partijen die bij het douanevervoer betrokken zijn, om moeilijkheden te voorkomen bij het kantoor of de kantoren van doorgang en het kantoor van bestemming. Daarom mogen slechts de volgende documenten worden gebruikt:
|
3.2. |
Voor de toepassing van punt 3.1, derde streepje, wordt het TAD opgesteld overeenkomstig de bijlagen 37 en 45 bis. |
3.3. |
Wanneer in deze bijlage wordt verwezen naar exemplaren van de aangifte voor douanevervoer die de goederen vergezellen, zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op het TAD. |
HOOFDSTUK II
Uitvoeringsbepalingen
4. |
Onbeschikbaarheid van het computersysteem van de douane. |
4.1. |
De regels worden als volgt toegepast, ongeacht het gebruikte document:
|
4.2. |
Wanneer tot de noodprocedure is besloten, moet iedere aangifte die in het computersysteem is ingevoerd, maar door het falen van het systeem nog niet is verwerkt, worden geannuleerd. De onderneming moet de douane steeds laten weten wanneer een aangifte in het systeem wordt ingevoerd, maar vervolgens in de noodprocedure terechtkomt. |
4.3. |
De douaneautoriteiten zien toe op het gebruik van de noodprocedure om misbruik te voorkomen. |
5. |
Onbeschikbaarheid van het computersysteem van de aangever en/of het netwerk.
|
6. |
Onbeschikbaarheid van het computersysteem van de toegelaten afzender en/of van het netwerk. Wanneer het computersysteem van de toegelaten afzender en/of het netwerk onbeschikbaar is, geldt de volgende procedure:
|
7. |
Invoering van de gegevens door de nationale douanediensten. In de in de punten 5 en 6 bedoelde gevallen kunnen de nationale douaneautoriteiten de onderenmingen toestaan de aangifte voor douanevervoer in één exemplaar bij het kantoor van vertrek in te dienen (met behulp van het ED of, wanneer dat passend is, het model van het TAD), zodat deze door het computersysteem van de douane kan worden verwerkt. |
HOOFDSTUK III
Werking van de procedure
8. |
Onder de regeling communautair douanevervoer geplaatste goederen worden vervoerd onder geleide van de exemplaren 4 en 5 van het ED of onder geleide van het TAD, die door het kantoor van vertrek aan de aangever ter beschikking worden gesteld. |
9. |
Zekerheidstelling per aangifte door middel van borgstelling. Wanneer het kantoor van vertrek niet hetzelfde kantoor is als het kantoor van zekerheidstelling, behoudt dit laatste kantoor een kopie van de akte waarbij het de verbintenis van de borg heeft aanvaard. Het origineel wordt door de aangever aangeboden bij het kantoor van vertrek waar het wordt bewaard. Indien nodig kan dit kantoor om de vertaling verzoeken in de officiële taal of een van de officiële talen van het betrokken land. |
10. |
Gemengde zendingen. Voor zendingen die zowel goederen omvatten die onder de T1-regeling als goederen die onder de T2-regeling moeten worden vervoerd, kan de aangifte voor douanevervoer die van het teken T is voorzien, worden aangevuld:
|
11. |
Gebruik van de T1-regeling als standaardregeling. Wanneer het teken T1, T2 of T2F in het rechterdeelvak van vak 1 van de aangifte voor douanevervoer ontbreekt of wanneer, in geval van zendingen die zowel onder de T1-regeling als onder de T2-regeling geplaatste goederen omvatten, niet is voldaan aan punt 10, wordt ervan uitgegaan dat de goederen onder de T1-regeling zijn geplaatst. |
12. |
Ondertekening van de aangifte voor douanevervoer en verbintenis van de aangever. Met de ondertekening van de aangifte voor douanevervoer verbindt de aangever zich ertoe artikel 199, lid 1, in acht te nemen. |
13. |
Identificatiemaatregelen. Bij toepassing van artikel 357, lid 4, brengt het kantoor van vertrek in vak „D. Controle door het kantoor van vertrek” van de aangifte voor douanevervoer naast de rubriek „Aangebrachte verzegeling” de volgende vermelding aan:
|
14. |
Aantekeningen op de aangifte voor douanevervoer en vrijgave van de goederen.
|
15. |
Kantoor van doorgang. |
15.1. |
De vervoerder geeft bij elk kantoor van doorgang een kennisgeving van doorgang af die op een formulier is gesteld dat met het model in bijlage 46 overeenstemt. Het kantoor van doorgang bewaart deze kennisgeving. |
15.2. |
Wanneer het vervoer geschiedt via een ander dan het op de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer vermelde kantoor van doorgang, dient het feitelijke kantoor van doorgang:
|
16. |
Aanbrenging bij het kantoor van bestemming. |
16.1. |
Het kantoor van bestemming registreert de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer en vermeldt daarop de datum van aankomst en de controleresultaten. |
16.2. |
Het douanevervoer kan bij een ander dan het in de aangifte voor douanevervoer genoemde kantoor worden beëindigd. Dit kantoor wordt dan het kantoor van bestemming. Wanneer het nieuwe kantoor van bestemming onder een andere lidstaat ressorteert dan het oorspronkelijk voorziene kantoor, brengt het nieuwe kantoor van bestemming in het vak „I. Controle door het kantoor van bestemming” van exemplaar 5 van de aangifte voor douanevervoer, naast de gebruikelijke vermeldingen, de volgende vermelding aan:
|
16.3. |
Indien punt 16.2, tweede alinea, van toepassing is en de aangifte voor douanevervoer van de hiernavolgende vermelding is voorzien, houdt het nieuwe kantoor van bestemming de goederen onder toezicht en staat het niet toe dat deze een andere bestemming krijgen dan de lidstaat waaronder het kantoor van vertrek ressorteert zonder de uitdrukkelijke toestemming van dit kantoor:
|
17. |
Ontvangstbewijs. Het ontvangstbewijs kan worden gesteld op het model op de achterzijde van exemplaar 5 van de ED-aangifte voor douanevervoer. |
18. |
Terugzending van exemplaar 5. De douaneautoriteiten van de lidstaat van bestemming zenden exemplaar 5 van de aangifte voor douanevervoer terstond en in ieder geval binnen acht dagen na de beëindiging van de regeling terug aan de douaneautoriteiten van de lidstaat van vertrek. Bij gebruik van het TAD wordt een kopie van het overgelegde TAD op dezelfde voorwaarden teruggezonden als exemplaar 5. |
19. |
Kennisgeving aan de aangever en alternatieve bewijzen van de beëindiging van de regeling. Indien exemplaar 5 van de aangifte voor douanevervoer niet binnen een maand na het verstrijken van de termijn voor het aanbrengen van de goederen bij het kantoor van bestemming is teruggekeerd bij de douaneautoriteiten van de lidstaat van vertrek, delen deze autoriteiten dit mee aan de aangever met het verzoek het bewijs te leveren dat de regeling werd beëindigd. |
20. |
Nasporingsprocedure. |
20.1. |
Wanneer de douaneautoriteiten van de lidstaat van vertrek twee maanden na het verstrijken van de termijn voor het aanbrengen van de goederen bij het kantoor van bestemming niet over het bewijs beschikken dat de regeling is beëindigd, leiden zij terstond een nasporingsprocedure in om alle gegevens te verzamelen die voor de zuivering van de regeling noodzakelijk zijn of, indien dit niet mogelijk is stellen zij vast:
|
20.2. |
De nasporingsprocedure wordt terstond ingeleid wanneer de douaneautoriteiten in een vroeg stadium vernemen dat de regeling niet werd beëindigd of indien zij dit vermoeden. |
20.3. |
De nasporingsprocedure wordt eveneens ingeleid wanneer achteraf blijkt dat het bewijs van de beëindiging van de regeling is vervalst en dat de procedure nodig is om de in punt 20.1 beoogde doelstellingen te bereiken. |
21. |
Zekerheid — Referentiebedrag. |
21.1. |
Voor de toepassing van artikel 379, lid 1, berekent de aangever voor ieder douanevervoer het bedrag van de schuld die kan ontstaan en ziet hij erop toe dat de eventueel opeisbare bedragen, rekening houdend met vervoer waarvoor de regeling niet is beëindigd, het referentiebedrag niet overschrijden. |
21.2. |
Wanneer het referentiebedrag onvoldoende is om het vervoer onder de regeling communautair douanevervoer te dekken, moet de aangever dit aan het kantoor van zekerheidstelling melden. |
22. |
Certificaten van doorlopende zekerheidstelling of van ontheffing van zekerheidstelling. Op grond van de vergunning krachtens artikel 372, lid 1, onder a), wordt het door de douane afgegeven certificaat van doorlopende zekerheidstelling of van ontheffing van zekerheidstelling bij het kantoor van vertrek aangeboden. Op de aangifte voor douanevervoer wordt naar het certificaat verwezen. |
23. |
Bijzondere ladingslijsten. |
23.1. |
De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat aangevers die aan de algemene voorwaarden van artikel 373 voldoen, lijsten die niet aan alle voorwaarden van de bijlagen 44 bis, 44 ter en 45 voldoen, als ladingslijst gebruiken. Het gebruik van deze lijsten kan slechts worden toegestaan indien:
|
23.2. |
Er kan eveneens worden toegestaan dat ten behoeve van de verzendings-/uitvoerformaliteiten opgestelde lijsten waarin de goederen zijn omschreven, worden gebruikt als de in punt 23.1 bedoelde ladingslijsten, ook indien deze lijsten zijn opgesteld door ondernemingen waarvan de administratie niet op een geïntegreerd systeem voor elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking berust. |
23.3. |
Aan ondernemingen waarvan de administratie op een geïntegreerd systeem voor elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking berust en waaraan op grond van de punten 23.1 en 23.2 reeds is toegestaan lijsten van een bijzonder model te gebruiken, mag eveneens worden toegestaan deze lijsten te gebruiken voor communautair douanevervoer dat slechts op een enkel soort goederen betrekking heeft, voor zover deze faciliteit in verband met de door de betrokken ondernemingen gebruikte computerprogramma’s noodzakelijk is. |
24. |
Gebruik van verzegelingen van een bijzonder model. De aangever vermeldt in vak „D. Controle door het kantoor van vertrek” van de aangifte voor douanevervoer naast de rubriek „Aangebrachte verzegeling” de aard, het aantal en de merken van de gebruikte verzegelingen. |
25. |
Vrijstelling van verplichte route. De houder van deze vrijstelling brengt in vak 44 van de aangifte voor douanevervoer de volgende vermelding aan:
|
26. |
Toegelaten afzender — Voorafgaande waarmerking en formaliteiten bij vertrek. |
26.1. |
Voor de toepassing van de punten 4 en 6, is in de vergunning bepaald dat vak „C. Kantoor van vertrek” van de aangifte voor douanevervoer:
De toegelaten afzender vermeldt in het vak de datum van verzending van de goederen en geeft de aangifte voor douanevervoer een nummer volgens de aanwijzingen in de vergunning. |
26.2. |
De douaneautoriteiten kunnen het gebruik voorschrijven van formulieren die van een speciaal onderscheidingsteken zijn voorzien. |
27. |
Toegelaten afzender — Bewaring van de stempel. |
27.1. |
De toegelaten afzender moet alle maatregelen treffen om de speciale stempel of de formulieren die van het stempel van het kantoor van vertrek of van het speciale stempel zijn voorzien, veilig te bewaren. Hij stelt de douane in kennis van de veiligheidsmaatregelen die hij op grond van de voorgaande alinea heeft genomen. |
27.2. |
Bij misbruik van formulieren die vooraf van het stempel van het kantoor van vertrek zijn voorzien of waarop het speciale stempel is aangebracht, is de toegelaten afzender, onverminderd eventuele strafrechtelijke vervolging, aansprakelijk voor de betaling van de rechten en andere heffingen die in een bepaald land verschuldigd zijn uit hoofde van de goederen die onder geleide van die formulieren zijn vervoerd, tenzij hij ten genoegen van de douaneautoriteiten die hem de vergunning hebben verleend, aantoont dat hij de in punt 27.1 bedoelde maatregelen heeft genomen. |
28. |
Toegelaten afzender — Verplichte vermeldingen. |
28.1. |
Uiterlijk bij de verzending van de goederen vult de toegelaten afzender de aangifte voor douanevervoer in, in voorkomend geval door in vak 44 de overeenkomstig artikel 355, lid 2, voorgeschreven route en in vak „D. Controle door het kantoor van vertrek”, de overeenkomstig artikel 356 vastgestelde termijn waarbinnen de goederen bij het kantoor van bestemming moeten worden aangebracht en de toegepaste identificatiemaatregelen te vermelden en in dit vak de volgende vermelding aan te brengen:
|
28.2. |
Wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vertrek bij vertrek een zending controleren, viseren zij het vak „D. Controle door het kantoor van vertrek” van de aangifte. |
28.3. |
Na de verzending van de goederen wordt exemplaar 1 van de aangifte voor douanevervoer onmiddellijk naar het kantoor van vertrek gezonden. De douaneautoriteiten kunnen in de vergunning voorschrijven dat exemplaar 1 naar de douaneautoriteiten van de lidstaat van vertrek wordt gezonden zodra de aangifte voor douanevervoer is opgemaakt. De andere exemplaren begeleiden de goederen op de in punt 8 van deze bijlage vastgestelde voorwaarden. |
29. |
Toegelaten afzender — Vrijstelling van ondertekening. |
29.1. |
De toegelaten afzender kan worden vrijgesteld van de verplichting de aangiften voor douanevervoer te ondertekenen die van het in bijlage 62 omschreven speciale stempel zijn voorzien en die met behulp van een geïntegreerd systeem voor elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking zijn opgemaakt. Deze vrijstelling kan pas worden verleend nadat de toegelaten afzender de douane een schriftelijke verklaring heeft doen toekomen dat hij als aangever optreedt voor alle communautair douanevervoer onder geleide van aangiften voor douanevervoer die van dit speciale stempel zijn voorzien. |
29.2. |
Op de overeenkomstig punt 29.1 opgemaakte aangiften voor douanevervoer wordt in het voor de handtekening van de aangever bestemde vak de volgende vermelding aangebracht:
|
30. |
Toegelaten geadresseerde — Verplichtingen. |
30.1. |
Wanneer goederen in zijn bedrijfsruimte of op de in de vergunning aangewezen plaats aankomen, moet de toegelaten geadresseerde het kantoor van bestemming onverwijld het TAD of de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer die deze goederen begeleiden toezenden, onder opgave van de datum van aankomst, de staat van de eventueel aangebrachte verzegelingen en eventuele onregelmatigheden. |
30.2. |
Het kantoor van bestemming brengt op de genoemde exemplaren van de aangifte voor douanevervoer de in punt 16 van deze bijlage voorgeschreven vermeldingen aan. |
31. |
Tijdelijk verbod op het gebruik van de doorlopende zekerheid of van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag. De in bijlage 47 bis opgenomen regels voor de toepassing van artikel 381, lid 4, worden met de volgende bepalingen aangevuld: |
31.1. |
De volgende maatregelen zijn van toepassing op het douanevervoer van goederen waarop een verbod tot gebruikmaking van de doorlopende zekerheid van toepassing is:
|
31.2. |
Maatregelen ter verlichting van de financiële gevolgen van het verbod op het gebruik van de doorlopende zekerheid. De houders van een vergunning voor gebruik van een doorlopende zekerheid kunnen, wanneer het gebruik van die vergunning tijdelijk is verboden voor goederen die zijn vermeld op de lijst in bijlage 44 quater, op verzoek toestemming verkrijgen om gebruik te maken van een zekerheid per aangifte. Het volgende is evenwel van toepassing:
|
DEEL II
MODEL VAN HET STEMPEL VOOR DE NOODPROCEDURE
NOODPROCEDURE NCTS GEEN GEGEVENS BESCHIKBAAR IN HET SYSTEEM BEGONNEN OP ____________________ (Datum/uur)
(afmetingen) (26 × 59 mm, rode inkt)”
BIJLAGE II
In bijlage 38 bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 wordt de volgende titel III toegevoegd:
„TITEL III
VERWIJZINGEN IN DE VERSCHILLENDE TALEN MET BIJBEHORENDE CODE
Vermeldingen in de verschillende taalversies |
Code |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Beperkte geldigheid — 99200 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Vrijstelling — 99201 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Alternatief bewijs — 99202 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Verschillen: kantoor waar de goederen zijn aangebracht …… (naam en land) — 99203 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Bij uitgang uit de ……………… zijn de beperkingen of heffingen van Verordening/Richtlijn/Besluit nr. … van toepassing — 99204 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Geen verplichte route — 99205 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Toegelaten afzender — 99206 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Van ondertekening vrijgesteld — 99207 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
DOORLOPENDE ZEKERHEID VERBODEN — 99208 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
GEBRUIK ONBEPERKT — 99209 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Diverse — 99211 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Los gestort — 99212 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Afzender — 99213 |
BIJLAGE III
„BIJLAGE 44 QUATER
GOEDEREN MET VERHOOGD FRAUDERISICO
(bedoeld in artikel 340 bis)
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
GS-code |
Omschrijving |
Hoeveelheid |
Code gevoelige goederen (1) |
Minimumbedrag van zekerheidstelling per aangifte |
0207 12 |
Vlees en eetbare slachtafvallen, van pluimvee van post 0105, van gevogelte van de soort Gallus domesticus, bevroren |
3 000 kg |
|
— |
0207 14 |
|
|
|
|
1701 11 |
Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere sacharose, in vaste vorm |
7 000 kg |
|
— |
1701 12 |
|
|
|
— |
1701 91 |
|
|
|
— |
1701 99 |
|
|
|
— |
2208 20 |
Gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten |
5 hl |
|
2 500 EUR/hl zuivere alcohol |
2208 30 |
|
|
|
|
2208 40 |
|
|
|
|
2208 50 |
|
|
|
|
2208 60 |
|
|
|
|
2208 70 |
|
|
|
|
ex ex 2208 90 |
|
|
1 |
|
2402 20 |
Sigaretten, tabak bevattend |
35 000 stuks |
|
120 EUR/1 000 stuks |
2403 10 |
Rooktabak, ook indien tabakssurrogaten bevattend, ongeacht in welke verhouding |
35 kg |
|
— |
(1) Wanneer de douanevervoergegevens met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden uitgewisseld en de GS-code niet voldoende is om de in kolom 2 genoemde goederen met zekerheid te identificeren, moet zowel de in kolom 4 aangegeven code voor gevoelige goederen als de in kolom 1 vermelde GS-code worden gebruikt.”
BIJLAGE IV
„HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens voor het begeleidingsdocument douanevervoer (TAD)
Het voor het begeleidingsdocument voor douanevervoer te gebruiken formulier mag groen van kleur zijn.
De afgedrukte versie van het begeleidingsdocument voor douanevervoer wordt gebaseerd op de gegevens die zijn vermeld op de aangifte voor douanevervoer, eventueel gewijzigd door de aangever en/of geverifieerd door het douanekantoor van vertrek, en aangevuld met:
1. |
Identificatienummer voor verzending (movement reference number of MRN). Dit gegeven is een alfanumerieke code van 18 tekens volgens het volgende voorbeeld:
Veld 1 en 2: zie uitleg hierboven. Veld 3: code voor de douanevervoerbeweging. De wijze waarop het veld wordt gebruikt, valt onder de verantwoordelijkheid van de nationale douaneautoriteiten, maar elke verzending die gedurende één jaar in het betreffende land is afgehandeld, dient een uniek nummer te krijgen. Nationale douaneautoriteiten die het identificatienummer van het douanekantoor in het MRN willen opnemen, kunnen de eerste zes tekens gebruiken om het nationale nummer van het douanekantoor in te voegen. Veld 4: in dit veld moet een waarde worden ingevuld die een controlecijfer voor het gehele MRN is. Aan de hand van dit veld kunnen fouten bij het registreren van het gehele MRN worden opgespoord. Het „MRN” wordt ook in de vorm van een streepjescode gedrukt, waarbij de standaard „code 128”, tekenset „B” wordt gebruikt. |
2. |
Vak 3:
|
3. |
In de ruimte rechts van vak 8: Naam en adres van het douanekantoor waarnaar het terugzendingsexemplaar van het begeleidingsdocument voor douanevervoer moet worden teruggestuurd. |
4. |
Vak C:
|
5. |
Vak D:
Het begeleidingsdocument voor douanevervoer mag niet worden gewijzigd en aanvullingen of weglatingen mogen niet worden aangebracht tenzij deze verordening anders bepaalt. |
6. |
Formaliteiten tijdens het vervoer Het is mogelijk dat tussen het tijdstip waarop de goederen het kantoor van vertrek verlaten en het tijdstip waarop zij bij het kantoor van bestemming aankomen, bepaalde vermeldingen dienen te worden aangebracht op het begeleidingsdocument voor douanevervoer dat de goederen vergezelt. Deze gegevens hebben betrekking op het vervoer en dienen naarmate het vervoer wordt afgewikkeld, door de vervoerder die verantwoordelijk is voor het vervoermiddel waarop of waarin de goederen zijn geladen, op die exemplaren te worden vermeld. Deze gegevens mogen, mits op duidelijk leesbare wijze, met de hand worden aangebracht, met inkt en in blokletters. De vervoerder kan de goederen pas overladen nadat hij hiervoor toestemming heeft verkregen van de douaneautoriteiten van het land waar de overlading plaatsvindt. Indien de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat het communautair douanevervoer, eventueel na het nemen van de nodige maatregelen, op normale wijze kan worden voortgezet, viseren zij het begeleidingsdocument voor douanevervoer. De douaneautoriteiten van het kantoor van doorgang of van het kantoor van bestemming, naargelang van het geval, dienen de gegevens die op het begeleidingsdocument voor douanevervoer zijn vermeld in het systeem in te voeren. Deze gegevens kunnen ook door de toegelaten geadresseerde worden ingevoerd. De volgende gevallen kunnen zich voordoen:
Vak 55: Overladingen De eerste drie regels van dit vak dienen door de vervoerder te worden ingevuld wanneer de goederen tijdens het vervoer op of in een ander vervoermiddel of container worden overgeladen. Wanneer de goederen worden vervoerd in containers die bestemd zijn om op wegvoertuigen te worden geladen, mogen de lidstaten echter toestaan dat de aangever vak 18 niet invult indien het om logistieke redenen niet mogelijk is op de plaats van vertrek de identiteit en nationaliteit van het vervoermiddel op de aangifte voor douanevervoer te vermelden, mits de lidstaten ervoor zorgen dat de juiste gegevens betreffende het vervoermiddel achteraf in vak 55 worden ingevuld.
Vak 56: Andere incidenten tijdens het vervoer Vak in te vullen overeenkomstig de voorschriften inzake douanevervoer. Wanneer de goederen in of op een oplegger of aanhangwagen zijn geladen en het trekkende voertuig wordt tijdens het vervoer gewijzigd (zonder dat de goederen worden geladen, gelost of overgeladen), dienen in dit vak tevens het registratienummer en de nationaliteit van het nieuwe trekkende voertuig te worden vermeld. In dergelijke gevallen is visering door de bevoegde autoriteiten niet vereist.” |
BIJLAGE V
In bijlage 45 ter bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 komt hoofdstuk II als volgt te luiden:
„HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens betreffende de lijst van artikelen
Wanneer een verzending uit meer dan één artikel bestaat, moet blad A van de lijst van artikelen altijd door het computersysteem worden afgedrukt en aan het begeleidingsdocument voor douanevervoer worden gehecht.
De hoogte van de vakken van de lijst van artikelen kan worden aangepast.
De gegevens dienen als volgt te worden afgedrukt:
1. |
In het identificatievak (linkerbovenhoek):
|
2. |
KvV — naam van het kantoor van vertrek |
3. |
Datum van aanvaarding van de aangifte voor douanevervoer |
4. |
MRN — identificatienummer voor verzending („movement reference number”) als omschreven in bijlage 45 bis |
5. |
De gegevens in de verschillende vakken op artikelniveau moeten als volgt worden afgedrukt:
|
BIJLAGE VI
„TOELICHTING BIJ DE AANVRAAGFORMULIEREN VOOR DE VEREENVOUDIGDE PROCEDURES
TITEL 1
Toelichting bij de formulieren
Algemene opmerking:
Zo nodig kunnen de gevraagde gegevens op een apart blad bij het aanvraagformulier worden verstrekt, onder opgave van het nummer van het betrokken vak.
De lidstaten kunnen om aanvullende gegevens verzoeken.
1. |
Naam en adres van de aanvrager. De aanvrager is degene aan wie de vergunning zal worden afgegeven. |
1.a |
Identificatienummer van de onderneming. |
1.b |
Eventueel intern nummer om in de vergunning naar deze aanvraag te verwijzen. |
1.c |
Contactpersoon, contactadres, telefoon en fax, e-mailadres. |
1.d |
Aankruisen wat van toepassing is. |
2. |
Aankruisen welke soort vereenvoudigde procedure wordt aangevraagd (domiciliëringsprocedure en/of vereenvoudigde aangifte) en voor welke douaneregeling (invoer en/of uitvoer). |
2.a en b |
Voor de regeling passieve veredeling: code 1 voor het schorsingssysteem en code 2 voor het terugbetalingssysteem. Voor wederuitvoer: vereenvoudigde procedures zullen worden aangevraagd wanneer een douaneaangifte nodig is. |
3. |
Code invullen:
|
4.a |
Aangeven of de aanvrager houder is van een AEO-certificaat en zo ja, vermeld het nummer van het certificaat. |
4.b |
Vermeld de soort, het nummer en — indien van toepassing — het einde van de geldigheidsduur van de vergunning(en) waarvoor de aangevraagde vereenvoudigde procedure(s) zullen worden gebruikt; wanneer de vergunning(en) zojuist is/zijn aangevraagd, vermeld de soort vergunning en de datum van de aanvraag. Voor het soort vergunning, vermeld een van de volgende codes:
|
5. |
Informatie over de hoofdboekhouding.
|
5.a |
Adres van de plaats waar de hoofdboekhouding wordt bijgehouden. |
5.b |
Soort boekhouding (elektronisch of op papier, soort systeem en gebruikte software). |
6. |
Aantal vervolgformulieren dat bij deze aanvraag is gevoegd. |
TITEL II
Toelichting bij de vervolgformulieren
Invoer en uitvoer
7. |
Informatie over de administratie (in verband met de douanegerelateerde activiteiten). |
7.a |
Adres van de plaats waar de administratie wordt bijgehouden. |
7.b |
Soort administratie (elektronisch of op papier, soort systeem en gebruikte software). |
7.c |
Eventuele andere informatie over de administratie. |
8. |
Informatie over de soort goederen en transacties. |
8.a |
Vermeld, indien van toepassing, de GN-code; vermeld anders ten minste het hoofdstuk van de GN en geef een omschrijving van de goederen. |
8.b-e |
Verstrek de gevraagde informatie op maandbasis. |
8.f |
Bij invoer kan de aanvrager aangeven dat hij de wisselkoers wenst te gebruiken die geldt op de eerste dag van de aangifteperiode, overeenkomstig artikel 172. Aankruisen wat van toepassing is. |
9. |
Gebruik de in bijlage 38 vermelde codes voor de douaneregelingen (bv. code 40 voor de aangifte voor het vrije verkeer en ten verbruike). |
10. |
Informatie over locaties van goederen waarvoor vergunning is verleend en het verantwoordelijke douanekantoor. |
10.a |
de landencode (tweeletterige ISO-code) van de deelnemende lidstaat waar de in vak 10.b vermelde locatie van de goederen zich bevindt. |
10.b |
Voor de domiciliëringsprocedure: het adres van de locatie van de goederen. |
10.c |
Naam, adres en contactinformatie van het plaatselijke douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de in vak 10.b vermelde locatie van de goederen. |
11. |
Naam, adres en contactinformatie van de douanekantoren waar de vereenvoudigde aangifte moet worden ingediend. |
12. |
Indien van toepassing: informatie over de bedrijven waarop de grensoverschrijdende vergunning betrekking heeft en die namens de houder van die vergunning handelen. |
12.a |
De landencode (tweeletterige ISO-code) van de deelnemende lidstaat. |
12.b |
Naam en adres van het bedrijf dat namens de houder van de grensoverschrijdende vergunning optreedt in de in vak 12.a vermelde lidstaat. |
13. |
Indien van toepassing: naam, adres en contactinformatie van het toezichthoudende kantoor. |
14. |
Aankruisen wat van toepassing is; bij gebruik van handels- of andere administratieve documenten, moet het soort document worden vermeld. |
15. |
Indien van toepassing: nadere informatie of voorwaarden die relevant kunnen zijn voor de betrokken vereenvoudigde procedure, zoals de procedure volgens welke en de termijn waarbinnen de aanvullende aangifte moet worden ingediend. |
16. |
Bij het indienen van de aanvraag voor de grensoverschrijdende vergunning geeft de aanvrager toestemming voor de uitwisseling van informatie met de douane van andere lidstaten en de Commissie; kan de aanvrager toestemming geven voor de bekendmaking van niet-vertrouwelijke gegevens op het internet door het desbetreffende vak aan te kruisen. |
Niet-vertrouwelijke gegevens die toegankelijk zijn voor het publiek in het algemeen
Het algemene publiek kan toegang verkrijgen tot de volgende gegevens (zie de vakken van het aanvraagformulier):
— |
Naam en adres van de houder van de grensoverschrijdende vergunning voor vereenvoudigde procedures (vak 1); |
— |
Nummer van de vergunning (wordt door de douane toegekend); |
— |
De code van de regeling(en) in overeenstemming met bijlage 38 (vak 9); |
— |
Of vergunning is verleend voor de vereenvoudigde procedure bij invoer of bij uitvoer (vak 2.a of 2.b); |
— |
De tweeletterige ISO-code van de betrokken lidstaten als aangegeven in bijlage 38 (vak 10.a); |
— |
Naam en adres van de ondernemingen waarop de grensoverschrijdende vergunning betrekking heeft en die namens de houder van die vergunning optreden (vak 12.b).” |