EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008D0589

2008/589/EG: Beschikking van de Commissie van 12 juni 2008 tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma in verband met het herstel van de kabeljauwbestanden in de Oostzee (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 2558)

PB L 190 van 18.7.2008, p. 11–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 10/08/2012

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2008/589/oj

18.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/11


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 12 juni 2008

tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma in verband met het herstel van de kabeljauwbestanden in de Oostzee

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 2558)

(2008/589/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 34 quater, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, zijn de voorwaarden voor de duurzame exploitatie van kabeljauw in de Oostzee en de regels inzake het toezicht, de controle en de bewaking van dergelijke activiteiten vastgesteld.

(2)

Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (2) voorziet in controleactiviteiten door de Commissie en in samenwerking tussen de lidstaten om de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid te garanderen.

(3)

Om ervoor te zorgen dat het meerjarenplan voor kabeljauwbestanden in de Oostzee en voor de visserijtakken die die bestanden exploiteren een succes wordt, moet een specifiek controle- en inspectieprogramma worden vastgesteld.

(4)

Het specifieke controle- en inspectieprogramma moet voor een periode van drie jaar worden vastgesteld. De resultaten die door de toepassing van het specifieke controle- en inspectieprogramma zijn verkregen, moeten periodiek door de betrokken lidstaten in samenwerking met het bij Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad (3) opgerichte Communautair Bureau voor visserijcontrole (CBVC) worden geëvalueerd.

(5)

De samenwerking tussen de betrokken lidstaten moet worden aangemoedigd om de uniformiteit van de inspectie- en bewakingsactiviteiten te bevorderen en om bij te dragen aan de coördinatie van de controleactiviteiten tussen de bevoegde autoriteiten van die lidstaten.

(6)

De gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten dienen te worden verricht overeenkomstig de door het CBVC opgestelde gezamenlijke inzetplannen.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overleg met de betrokken lidstaten vastgesteld.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserij en aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze beschikking wordt een specifiek controle- en inspectieprogramma vastgesteld om ervoor te zorgen dat het bij Verordening (EG) nr. 1098/2007 vastgestelde meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, geharmoniseerd ten uitvoer wordt gelegd.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Het specifieke controle- en inspectieprogramma heeft betrekking op de controle en inspectie van:

a)

visserijactiviteiten door vaartuigen als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1098/2007;

b)

alle verwante activiteiten, met inbegrip van het aanvoeren, wegen, verkopen, vervoeren en opslaan van visserijproducten, alsmede het registreren van de aanvoer en verkoop.

2.   Het specifieke controle- en inspectieprogramma is gedurende drie jaar van toepassing.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze beschikking gelden de definities van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1098/2007.

Artikel 4

Inspecties door de Commissie

Wanneer de Commissie op eigen initiatief en zonder ondersteuning door inspecteurs van de betrokken lidstaat een inspectie uitvoert overeenkomstig artikel 27, lid 1, tweede alinea, tweede zin, van Verordening (EG) nr. 2371/2002, informeren de betrokken inspecteurs van de Commissie de lidstaat zo mogelijk over hun bevindingen.

Artikel 5

Inspecties door de lidstaten

1.   Een lidstaat die van plan is in het kader van een overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (4) opgesteld gezamenlijk inzetplan bewakingsactiviteiten uit te voeren en vissersvaartuigen te inspecteren in de wateren die onder de jurisdictie van een andere lidstaat vallen, deelt zijn voornemens aan het overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1042/2006 van de Commissie (5) aangewezen contactpunt van de betrokken kustlidstaat en aan het Communautair Bureau voor visserijcontrole (CBVC) mee. De melding bevat de volgende gegevens:

a)

type, naam en radio-oproepsignaal van de inspectievaartuigen en het inspectievliegtuig op basis van de overeenkomstig artikel 28, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 opgestelde lijst;

b)

het gebied als bedoeld in artikel 3, onder e), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 waar de bewaking en de inspectie plaatsvinden;

c)

de duur van de bewakings- en inspectieactiviteiten.

2.   De bewaking en de inspecties worden overeenkomstig bijlage I uitgevoerd.

Artikel 6

Gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten

De lidstaten ondernemen gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten overeenkomstig het door het CBVC opgestelde gezamenlijke inzetplan.

Artikel 7

Gegevensverstrekking

Uiterlijk op 31 januari van elk jaar stellen de lidstaten de volgende informatie betreffende het vorige kalenderjaar ter beschikking van de Commissie:

a)

de in bijlage I bedoelde inspectie- en bewakingsactiviteiten;

b)

alle inbreuken zoals bedoeld in bijlage II die in de periode van twaalf maanden zijn geconstateerd, met voor iedere inbreuk de vlag van het vaartuig, de datum, en de plaats van de inspectie en de aard van de inbreuk; de lidstaten vermelden de aard van de inbreuk door te verwijzen naar de betrokken letter uit de lijst in bijlage II;

c)

de stand van zaken met betrekking tot de follow-up van de in bijlage II vastgestelde lijst van inbreuken, die in het voorgaande kalenderjaar of eerder zijn geconstateerd;

d)

alle relevante coördinatie- en samenwerkingsacties tussen de lidstaten.

Artikel 8

Evaluatie

1.   Uiterlijk op 31 januari van elk jaar stelt elke lidstaat een evaluatieverslag op over de in het voorgaande kalenderjaar uitgevoerde controle- en inspectieactiviteiten op grond van het bij deze beschikking vastgestelde specifieke controle- en inspectieprogramma en het in artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1098/2007 bedoelde nationale actieprogramma op controlegebied, en stuurt dat aan de Commissie en het CBVC toe.

2.   De lidstaten mogen het CBVC verzoeken te helpen bij de opstelling van dat verslag.

3.   Het CBVC houdt rekening met de in lid 1 bedoelde evaluatieverslagen bij de jaarlijkse beoordeling van de doeltreffendheid van een gezamenlijk inzetplan overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 768/2005.

4.   De Commissie belegt in samenwerking met het CBVC een vergadering als bedoeld in artikel 24, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1098/2007. Die vergadering heeft onder meer betrekking op de evaluatie van de in lid 1 bedoelde activiteiten.

Artikel 9

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 12 juni 2008.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1098/2007 (PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1).

(2)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).

(3)  PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1.

(4)  PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1.

(5)  PB L 187 van 8.7.2006, blz. 14.


BIJLAGE I

Inspectie- en bewakingstaken

1.   Algemene inspectietaken

1.1.

Voor iedere inspectie moet een inspectieverslag worden opgesteld. Inspecteurs moeten in elk geval het volgende controleren en in hun inspectieverslag vermelden:

a)

gegevens betreffende de identiteit van de bevoegde personen en betreffende het vaartuig of de voertuigen die betrokken waren bij de geïnspecteerde activiteiten;

b)

de machtiging: visvergunning, speciaal visdocument en recht op visserijinspanning;

c)

de betrokken vaartuigdocumentatie zoals logboeken, registratiecertificeringen, bevrachtingsplannen, kennisgevingsverslagen en, indien van toepassing, verslagen van handmatige VMS-verslaglegging;

d)

alle andere relevante bevindingen van de inspecties op zee, in de haven of in een van de stadia van de afzet.

1.2.

De in punt 1.1 bedoelde bevindingen worden vergeleken met de informatie die door andere bevoegde autoriteiten aan de inspecteurs ter beschikking wordt gesteld, waaronder VMS-informatie, kennisgevingen vooraf en lijsten van vaartuigen met een speciaal visdocument voor het vissen op kabeljauw in de Oostzee.

2.   Inspectietaken op zee

De inspecteurs controleren:

a)

de hoeveelheden vis aan boord in vergelijking met de hoeveelheden die in het logboek staan vermeld en de naleving van de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1098/2007 bedoelde tolerantiemarges;

b)

of het gebruikte vistuig aan de betrokken vereisten, en met name de éénnetregel, voldoet, en of aan de bepalingen inzake twijndikte, minimummaaswijdtes, minimummaten van de vis, voorzieningen aan de netten en het markeren en identificeren van passief vistuig is voldaan;

c)

het juist functioneren van VMS-apparatuur;

d)

de naleving van de in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1098/2007 vastgestelde eis dat maar in één gebied mag worden gevist.

3.   Inspectietaken bij aanvoer

De inspecteurs moeten het volgende controleren:

a)

de voorafgaande kennisgeving van de aanvoer en wijziging van specifieke gebieden, met inbegrip van de gegevens over de aan boord gehouden vangsten;

b)

de ingevulde gegevens in het logboek en in de aanvoeraangifte, met inbegrip van de geregistreerde visserijinspanning;

c)

de feitelijke hoeveelheden vis aan boord, het gewicht van de kabeljauw en de andere aangevoerde soorten, en de naleving van de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1098/2007 bedoelde tolerantiemarges;

d)

het vistuig aan boord en de naleving van de bepalingen inzake twijndikte, minimummaaswijdtes, minimummaten van de vis, voorzieningen aan de netten en het markeren en identificeren van passief vistuig;

e)

indien van toepassing, de naleving van de uitschakelprocedures voor VMS-apparatuur.

4.   Inspectietaken bij vervoer en verkoop

De inspecteurs controleren:

a)

de relevante vervoersdocumenten en vergelijken de daarin vermelde gegevens met de fysiek vervoerde hoeveelheden;

b)

de naleving van de eisen op het gebied van sortering en etikettering en die op het gebied van de minimummaat van de vis;

c)

de documentatie (logboek, aanvoeraangifte en verkoopdocumenten), het sorteren en het wegen van de vis voor de controle van de handelsbepalingen.

5.   Specifieke taken voor bewaking vanuit de lucht

Het bewakingspersoneel moet:

a)

waarnemingen vergelijken met de gegevens betreffende de toegewezen visserijinspanning;

b)

kruiscontroles verrichten inzake de gebieden waar beperkingen voor de visserij gelden;

c)

verslag uitbrengen over de bewakingsactiviteiten ten behoeve van kruiscontroles.


BIJLAGE II

Lijst van inbreuken zoals bedoeld in artikel 7

A.

Niet-naleving door de kapitein van een vissersvaartuig van de in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1098/2007 vastgestelde beperkingen van de visserijinspanning of van de in artikel 9 van die verordening vastgestelde gebieden waar beperkingen voor de visserij gelden;

B.

Niet-naleving door de kapitein van een communautair vissersvaartuig met een lengte over alles groter dan of gelijk aan acht meter dat in de Oostzee vistuig voor de kabeljauwvisserij gebruikt of aan boord heeft, of door diens gemachtigde vertegenwoordiger, van de verplichting een kopie van het speciale visdocument voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee aan boord te bewaren, zoals bepaald in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1098/2007;

C.

Knoeien met het satellietvolgsysteem in de zin van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) (1);

D.

Het vervalsen of niet registreren van bepaalde gegevens in de logboeken, met inbegrip van inspanningsgegevens, aanvoeraangiften, verkoopdocumenten, gegevens betreffende overladingen en vervoerdocumenten, of het niet bewaren of niet indienen van de betrokken documenten overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 2847/93 en de artikelen 11, 13, 15, 19 en 22 van Verordening (EG) nr. 1098/2007;

E.

Niet-naleving van de in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1098/2007 vastgestelde voorwaarden voor het binnenvaren of verlaten van specifieke gebieden door de kapitein van een vissersvaartuig met een speciaal visdocument voor de kabeljauwvisserij;

F.

Niet-naleving door de kapitein van een communautair vissersvaartuig met meer dan 300 kg kabeljauw aan boord, of diens vertegenwoordiger, van de in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1098/2007 vastgestelde regels inzake voorafgaande kennisgeving;

G.

Aanvoer van meer dan 750 kg kabeljauw door vaartuigen buiten de aangewezen havens;

H.

Het niet wegen, door de kapitein van een vissersvaartuig, van kabeljauw bij de eerste aanlanding ervan overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1098/2007;

I.

Niet-naleving van de beperkingen op doorvoer en het verbod op overlading als vastgesteld bij artikel 21 van Verordening (EG) nr. 1098/2007.


(1)  PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17.


Top